| |
| |
| |
II.
De massale betooging.
De massale betooging heeft tot voorwaarde de opeenhooping van aanzienlijke volksmassaas in de steden, de industriegebieden, de mijndistrikten en havenplaatsen van een land. Hoe grooter die opeenhooping, hoe sterker de druk is, die de volksmassaas door betoogingen op regeering en heerschende klassen kunnen uitoefenen.
Zoo was de massa-betooging reeds een belangrijke faktor in de engelsche revolutie van 1643, ten gevolge van het feit, dat Londen omstreeks dien tijd al een half millioen inwoners telde. Van oneindig grooter gewicht nog werd zij in de fransche omwenteling van 1789-1793. De demonstraties der reusachtige volksmenigten, die in de jaren van de ontplooiing der revolutie, in de oogenblikken, dat politieke spanning en sociale gisting een hoogtepunt bereikten, uit de buitenwijken van Parijs naar de binnenstad stroomden, vormden in den regel de inleiding tot de beslissende botsingen tusschen de revolutionaire massaas en de verdedigers van het oude regiem, botsingen waarbij dit laatste telkens opnieuw achteruit werd gedrongen. Zoowel in de engelsche als in de fransche revolutie was de betoogende massa uit verschillende sociale elementen - kleinburgers, handwerkers, intellektueelen en industrie-proletariërs - samengesteld, wier vereeniging ‘het revolutionaire volk’ vormde.
Een geheel ander, n.l. een scherp klasse-karakter droegen de massa-betoogingen van het chartisme (1835-'43). Zij waren de voornaamste vorm der opstandige beweging van het jonge engelsche fabrieksproletariaat, dat door de technische uitvindingen van het derde kwart der 18e eeuw in het leven geroepen, sinds dien ontzettend snel was aangegroeid.
| |
| |
Toen het tijdperk der oorlogen tegen Napoleon ten einde liep, waren reeds honderdduizenden textielarbeiders in de fabrieksdistrikten opeengehoopt; éénzelfde stroom van voelen en denken droeg door al deze ellendige, rechtelooze en vertrapte menschelijke wezens heen, éénzelfde stuwing van brandenden haat tegen hun uitbuiters en pijnigers, van wilden drang naar verlossing.
Wanneer deze drommen onder schallend strijdgezang of in somber-dreigend zwijgen hun stoeten voortbewogen door de grauwe rookerige straten der fabriekssteden, of wanneer hun groepen als ontelbare stralen van uit een omtrek van vele mijlen naar een of ander centraal punt, een of ander onoverzienbaar meetingterrein konvergeerden, dan besefte de engelsche bourgeoisie dat een nieuwe sociale macht zich vijandig tegenover haar macht verhief en zij sidderde.
Met bewonderenswaardige hardnekkigheid zette het chartisme jaren achtereen die betoogingen voort, waaraan millioenen arbeiders deelnamen en die zijn sterkste strijdmiddel waren. Zij vervulden de burgerlijke klassen met angst, vestigden onophoudelijk de aandacht op het ondragelijke lot der massaas; zij drongen zich op aan het bewustzijn der sociale hervormers en aan de verbeelding der kunstenaars. Maar al waren zij eene der voornaamste onder de krachten die de heerschende klassen gewichtige koncessies - in de eerste plaats de 10-urenwet - afdwongen, hun eigenlijke doel: een verandering der grondwet die der massaas de politieke macht in handen gaf, bereikten zij niet. Daartoe waren nog krachtiger strijdmiddelen noodig geweest dan de demonstratie, maar die krachtiger strijdmiddelen, het engelsche proletariaat bezat ze niet.
Van 1848 af drong de machinale industrie allengs alle Europeesche landen binnen, weldra begon ook haar triomftocht in het onmetelijke gebied der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Overal, hier sneller, ginds langzamer, voltrok zich de industrieele revolutie, overal ontstond de vierde stand, het bezitlooze proletariaat, rechteloos en uitgebuit, de massa wier arbeid de maatschappij in stand hield en verrijkte, maar die zelve eeuwige ellende, eeuwige levens-onzekerheid leed. En waar zij ontwaakte tot verzet, en in toorn en verontwaardiging
| |
| |
opstond tegen haar pijnigers en verdrukkers, daar werd overal de betooging het eerste strijdmiddel der ongeoefende, ongeorganiseerde scharen, zoowel tegen de politieke onderdrukking als tegen de ekonomische uitbuiting. Door middel der betooging voornamelijk streed de voorhoede van het belgische en nederlandsche proletariaat in de jaren '80 en '90 onder leiding der sociaal-demokratie dapper voor het algemeene kiesrecht en door middel der betooging eveneens eischte het fransche en engelsche proletariaat, door werkeloosheid geteisterd, in dit tijdvak van de heerschende klasse werk en brood. In de betooging stroomde de nieuw ontwakende kracht der massaas vrijelijk uit, het besef hunner onverzoenlijke tegenstelling tot de kapitalistische maatschappij, het besef hunner eenheid van wil, belangen en idealen.
Maar nog vóór het einde der eeuw begon het karakter der betoogingen, die door de sociaal-demokratie en de moderne vakbeweging werden geleid, te veranderen. Deze verandering stond in verband met het opkomen eener nieuwe taktiek: de reformistisch-opportunistische, die op haar beurt weer een produkt der maatschappelijke ontwikkeling was. Ongemerkt was sedert het begin der jaren '90 het kapitalisme een nieuwe fase ingetreden, en wel die, wier strekkingen wij gewend zijn in het eene woord imperialisme samen te vatten. De noodlottinge werkingen van het imperialisme voor de arbeidersklasse werden niet alle onmiddellijk openbaar, integendeel scheen het, of, zoo door de veerkracht die het verjongde kapitalisme bleek te bezitten, alle kans op zijn spoedige ineenstorting verdwenen was, dit verjongde kapitalisme ten minste tot iets dragelijker levensomstandigheden voor het proletariaat zou voeren.
Op de vreeselijke werkeloosheid en de algemeene ellende der jaren '70 en '80 was een tijdperk van ekonomischen bloei gevolgd; er was volop werk en de loonen stegen, terwijl de prijzen der voornaamste levensmiddelen op één hoogte bleven of zelfs daalden. De socialistische omwenteling met haar groote hooge doeleinden verwaasde in een ver verschiet, de wil der massa werd gericht op kleine, onmiddellijk te verwezenlijken voordeelen; de leiders stijfden haar in dien wil en joegen haar den kant op van uit- | |
| |
sluitend praktische werkzaamheid, meest op kleine oogmerken gericht. De arbeidersbeweging nam snel in omvang toe, maar haar strijdlust en strijdvaardigheid namen af. De dwaling werd verbreid, dat een bescheiden en ordelijk optreden der massaas, gepaard aan matiging hunner eischen de beste kansen bood voor de verwezenlijking van het socialisme. Immers door zulk een optreden zou de bourgeoisie, over het vreedzame karakter der proletarische beweging gerustgesteld, meewerken aan de totstandkoming van het socialistische minimum-program en ten slotte, door het stembiljet verslagen, afstand doen van de macht in staat en maatschappij.
Zoo werd allengs de klassenstrijd ‘getemperd’ door schikking, vergelijk en verdrag; en bij tijden zelfs door de ‘samenwerking der klassen’ vervangen.
Het kon niet anders, of in zulk een tijdperk moest de ongetemde kracht, waarvan de vroegere spontane massa-betoogingen getuigd hadden, verminderen en verdwijnen. Meer en meer in rustige, vreedzame wettige banen geleid, werden de betoogingen der arbeidersklasse voor algemeen kiesrecht enz. tot schoone schouwspelen, imponeerend door hun omvang en door de verwonderlijke zelftucht der massaas, maar waarin de bourgeoisie niet langer de woeste, ongebreidelde energie voelde trillen, wier eerste manifestaties haar zoozeer hadden verschrikt. En naarmate het bureau-kratische, opportunistische karakter der leiding toenam, ontaardde het karakter der proletarische betoogingen steeds meer tot dat van bloote vertooningen, in de eerste plaats op touw gezet om de massaas zelven te doen gelooven dat zij een strijd voerden, dien de leiders feitelijk niet meer wilden. Rustig in de maat sjokten de arbeiders-vereenigingen op vooruit-vastgestelde dagen en uren, langs een vooruit-vastgestelden weg, met hun insignes en vaandels door de straten der steden; de burgerlijke overheid, tevreden en gerustgesteld, verzette zich niet langer tegen deze ‘betoogingen’, maar stelde hun integendeel goedgunstig haar eigen politiemacht ter beschikking, en de burgerlijke pers stuurde warme loftuitingen over de onberispelijke orde en de schoone discipline der betoogende massaas de wereld in.
| |
| |
Maar niet de geheele proletarische massa volgde blindelings de leiding der moderne arbeidersbeweging, en ook het deel van haar dat dit doorgaans wèl deed, sprong somtijds uit den band. Sommige groepen en lagen van het proletariaat: de syndikalisten, de ongeorganiseerde arbeiders, de massa der vrouwen, werden niet in de reformistische strooming opgenomen; hun werd niet geleerd, om stelselmatig alle spontane uitingen van ongeduld en verontwaardiging, van begeerte en hartstocht te onderdrukken. Ook waren er oogenblikken, dat bepaalde gebeurtenissen, politieke of ekonomische, in de geheele massa, hetzij georganiseerd of ongeorganiseerd, een machtig gevoel van saamhoorigheid opwekten, van hun algemeene tegenstelling tot de heerschende klasse, boven alle geschillen in de eigen gelederen uit. Op zulke oogenblikken kwam het somtijds tot spontane betoogingen, waarin de sterke, onstuimige harteklop van het gansche proletariaat hoorbaar was als eertijds en die al de berekeningen der sluwe politici en der bezadigde vakvereenigingsbeambten omverstootten.
Zoo was, ook in de jaren van socialistisch verval vóór het begin van den wereldoorlog, de gereglementeerde betooging, gehouden onder sanktie der burgerlijke overheid (als type waarvan de Meiviering kan gelden) nimmer de eenige vorm van proletarische demonstratie, evenmin als de partieele, zuiver ekonomische staking ooit de eenige vorm van staking is geweest.
Toen kwam de wereldoorlog: hij wierp met één slag al de verouderde denkbeelden omver van de mogelijkheid eener vreedzame evolutie naar het socialisme - denkbeelden, in de hoofden van verreweg de meeste leiders der tweede Internationale en van vele hunner volgelingen tot dogmaas verstard. En hij drong aan de massaas - als zelfverweer tegen den uitersten nood, in den strijd voor het bare leven - de direkte strijdmethoden weer op die de leiders in hun waanwijsheid voor verouderd hadden verklaard.
Ook thans, aan het einde van het vierde oorlogsjaar, is de gereglementeerde betooging onder sanktie der burgerlijke overheid nog niet verdwenen, maar zij is geworden tot het huichelachtige gebaar waarachter de sociaal-patriotten van
| |
| |
alle landen hun verraad aan de arbeidersklasse en de menschheid trachten te verbergen. Waar thans demonstraties plaats vinden, door de heerschende klasse niet enkel geduld maar zelfs beschermd, daar kan men er zeker van zijn, dat deze demonstraties de belangen van het kapitaal dienen en dat hun verborgen doel is, de massa af te houden van werkelijken strijd. Want waar heden hetzij de massa, hetzij de moedige revolutionaire voorhoede die in de meeste landen door zelfopofferend voorgaan de massa in beweging poogt te brengen, haar afschuw van den oorlog, haar wilden haat tegen de beulen en woekeraars, haar brandende begeerte naar brood, vrijheid en vrede in 't openbaar wil demonstreeren, daar drijft het geweld der heerschers haar onmiddellijk uiteen. De sabel houwt en het geweer schiet, evenals in het halfvergeten begintijdperk der sociaal-demokratische beweging. Immers, de betooging is opnieuw van aard veranderd: zij is opnieuw - en nu in veel hoogere mate dan vroeger - een akuut gevaar geworden voor de bezittende klasse. In haar breekt de psychische massa-kracht zich weer baan, het ééne felle begeeren, de groote wil der massa, de wil die, door den prikkel van namenlooze ellende aangedreven, door verontwaardiging en toorn gevoed, door den hoogen wind van sociaal-idealisme bevleugeld, zich opmaakt tot een strijd op leven en dood tegen het imperialisme. De massale betoogingen, in deze jaren door de revolutionaire voorhoede van alle landen doorgezet, vormen het voorspel van den geweldigen stormloop der onterfde massaas tegen den imperialistischen staat; zij gaan als eerste dreigende rukwinden den socialen orkaan vooraf, die weldra over Europa en Amerika zal losbarsten. De heerschers weten dit: vandaar de onmenschelijke ruwheid en wreedheid, waarmee thans ook schijnbaar zwakke, nietige betoogingen worden onderdrukt. /
De bijzondere beteekenis der betooging als proletarisch strijdmiddel ligt voornamelijk in het feit, dat zij met één slag de in allerlei groepen en afdeelingen gesplitste arbeidersklasse momentaan tot één geheel vereenigt, haar samenhang zichtbaar maakt en daardoor zoowel aan de arbeidersklasse
| |
| |
zelve als aan haar tegenstanders de diepste grondslagen van de macht van het proletariaat: zijn aantal en zijn eenheid, duidelijk voor oogen stelt. Mannen en vrouwen, geschoolden en ongeschoolden, werkenden en werkeloozen, georganiseerden en ongeorganiseerden kunnen aan haar deelnemen, voorbereiding kan zij ontberen; die zich voelden als machtelooze verspreide eenlingen of als op zichzelf staande groepen met bijzondere belangen, voelen zich door haar plotseling opgenomen in den gloeienden smeltkroes van het algemeene klassegevoel en worden daarin saamgesmolten tot een nieuw machtig lichaam, waar nieuwe, bruisende kracht uit stijgt. De betooging herschept de doode wateren der futlooze eenlingen in de klotsende, woelige zee der aktief-opdringende menigte, die verbaasd en verrukt haar eigen peilloos-begeeren, haar peillooze kracht en stoutmoedigheid ervaart. Vandaar het grenzelooze zelfvertrouwen, de uittartende durf, de opgetogen dronkenschap waarmee spontane massale betoogingen hun deelnemers plegen te vervullen. Het schijnt dan den eenling toe, of aller kracht in zijn eigen hoofd en leden gevaren is.
Wèl hebben de heerschers in onze dagen alle reden om de betoogingen der massa te vreezen! Niet de suffe, uitgekookte reklame-optochten, op touw gezet door de regeerings-socialisten, waar hun leiders alle pit en durf, alle spontane verzet en hartstocht uit hebben weggedisciplineerd, maar de betoogingen der ongeschoolde arbeiders, der ‘zwarte massaas’, gelijke ze in Rusland heeten, wier sterke onvervalschte klasse-instinkten thans opgezweept zijn tot bittere exaltatie door nood en druk. De betoogingen der vrouwen, in wie de natuurdrift van moederliefde het thans wint op schuchterheid en blooheid, op haar konservatisme en ingeworteld kleinburgerlijk fatsoen en hen in drommen de straat opdrijft, om brood te eischen voor hun kleinen. De betoogingen der jongelingen en meisjes, in wie de stem en het voorbeeld der helden van het revolutionaire proletariaat in onze dagen den drang hebben gewekt, hun trouw aan de internationale solidariteit daadwerkelijk te bewijzen. Die betoogingen vreezen de heerschende klassen, en zij vreezen ze met reden, want het zijn alles voorteekenen en voorboden van den komenden storm.
| |
| |
En zooals de heerschende klasse reden heeft deze betoogingen te vreezen, zoo hebben de revolutionairen reden, ze te willen doorzetten, haast tot elken prijs. Tot het uiterste moet nu het recht van betooging worden verdedigd! Met dit recht staat of valt de vrijheid van beweging van het proletariaat. Wanneer de massa niet in de oogenblikken dat zij dit als noodzakelijk beseft, haar eenheid zichtbaar kan maken en de kracht daarvan dreigend der bourgeoisie voor oogen stellen, dan ontbreekt haar de vrijheid van beweging, die een onontbeerlijke voorwaarde is tot iedere rechtstreeksche, massale aktie.
En wanneer de massa in zulke oogenblikken voor het demonstratie verbod der landelijke of stedelijke overheid zwicht, wanneer zij zich zonder verderen strijd opnieuw in atomen laat versnipperen en terugdringen in de verborgenheid van haar armzalige woningen, dan bewijst zij hiermee een te-kort aan moed, aan inzicht en aan opofferingsgezindheid, die van de zwakheid der beweging, dat is van haar politieke en zedelijke onrijpheid, getuigen.
Natuurlijk: de betoogingen tegen het verbod der overheid in door te zetten, zal in het huidige stadium der beweging vaak niet mogelijk zijn. Daartoe zijn de geweldmiddelen nog te machtig waarover de heerschende klasse heden beschikt; dat wil zeggen de tucht in het leger is nog te sterk, de soldaten zijn nog te vreesachtig en te onwetend. Zoo echter de arbeiders, uit vrees voor die machtsmiddelen, onmiddellijk toegeven, van verdere betoogingen afzien, dan zijn zij weer een stap achteruitgedrongen en een bepaalde episode in de ontzaggelijke worsteling is in hun nadeel beslist; hun zelfvertrouwen is verminderd, de beweging is in een golfdal geraakt, en het duurt altijd eenigen tijd eer de inzakking wordt overwonnen.
Geven de arbeiders daarentegen niet toe, trachten zij tegen den wil der overheid de manifestaties door te zetten, dan worden deze de inleiding tot verderen strijd in nieuwe, fellere vormen. Inleiding tot nog scherper vormen van strijd te zijn, was in revolutionaire tijdperken feitelijk altijd het wezen der betooging. Zelden slechts, onder bijzonder gunstige omstandigheden, openbaart zich door haar de macht der
| |
| |
massa op zoo krachtige wijze, dat zij de heerschenden tot groote koncessies noopt. Nog zeldzamer vermag zij tot belangrijke verschuivingen in de machtsposities der strijdende klassen te voeren; nooit, of zoo goed als nooit, valt een regiem of een regeering door betoogingen alléén, nooit zijn de beslissende botsingen in den klassenstrijd door betoogingen uitgevochten. Deze versterken den geest van verzet waarvan zij een uiting zijn, vermeerderen de politieke spanning die ze doet opkomen, wekken de tragen, de onverschilligen en achterlijken uit hun dommel, doen hen zich scharen rondom de bezielde, aktieve revolutionaire kern. Door betoogingen verzamelt de gansche proletarische massa ook heden haar krachten en oefent zij zich in hun gebruik.
Wanneer de betoogingen door hun intensiteit en uitbreiding een punt bereiken, waarop zij gevaarlijk worden voor de heerschende klasse, aan volgt hun verbod. En nu gebeurt van twee dingen een: òf de massaas gehoorzamen, de beweging verflauwt en komt tot staan, òf zij zetten door. Besloten zij eertijds dit laatste, dan stond aan de massaas geen andere weg open, dan de geweldmiddelen der heerschende klasse te trotseeren. Dan kwam het tot botsingen met politie en leger: ongewapende of half-gewapende mannen, vrouwen en kinderen (in den regel zulke die met den strijd niets uitstaande hadden) werden gewond of gedood, wat de massa nog meer prikkelde en tot zelfverdediging dreef; de straten werden opgebroken, steenen en al wat men bij de hand had of aan kon sleepen werd gebruikt om borstweringen (barrikaden) te bouwen. Zoo leidden de pogingen, om de demonstraties der menigte verhinderen, in vroegere revolutionaire tijdperken telkens tot straat- en barrikadegevechten, tot den gewapenden opstand. Terwijl het op zijn best haastig en ontoereikend gewapende volk zich zoo goed mogelijk achter zijn geïmproviseerde borstweringen tegen de kogels der soldaten trachtte te beschermen, poogde het hen tevens door kreten, aanmaningen, smeekbeden, bedreigingen, over te halen de zijde van den opstand te kiezen. De uitkomst van deze pogingen besliste over diens verder lot.
Zoo ging het ontelbare malen in de burgerlijke revolutie. In den proletarischen klassenstrijd echter heeft de betooging
| |
| |
reeds vele malen de inleiding gevormd tot een ander strijdmiddel dan het gewapende geweld, nl. tot de politiek-revolutionaire massale staking. Wanneer uit de massa-betooging de massa-staking voortkomt, of wel wanneer het proletariaat een verbod van betooging door de massa-staking beantwoordt, dan beteekent dit, dat een strijdmiddel, dat uit zijn aard kortstondig en van beperkte kracht is, door een ander welks kracht haast oneindig is, welks duur bijna onbegrensd kan zijn, wordt vervangen. Het beteekent dus, evengoed als het uitgroeien der betooging tot den gewapenden opstand, een klimax in den strijd.
Wij willen nu deze beide strijdmiddelen, deze nieuwe strijdfasen, waartoe de betooging kan uitgroeien, nader beschouwen. Wij beginnen met het middel dat in alle vroegere revolutionaire worstelingen een uiterst belangrijke rol heeft vervuld en die rol heden opnieuw vervulde in de russische revolutie: het daadwerkelijke geweld, de gewapende opstand.
|
|