volgens de Schutzbund ontbonden (in 't geheim bestond hij natuurlijk voort), gewichtige maatschappelijke rechten als vrijheid van vereeniging, van vergadering en van drukpers werden beperkt; het roode gemeentebestuur van Weenen werd zoozeer gehandicapt in zijn finantieele hulpbronnen, dat het de mogelijkheid verloor om zijn kultuurarbeid voort te zetten. Tenslotte werd bij verschillende openbare bedrijven de vrije vertegenwoordiging der arbeiders opgeheven; ook het zelfbestuur der sociale verzekering was bedreigd.
Men kan begrijpen, wat onder deze omstandigheden van die korporatieve organisaties terecht gekomen zou zijn, die Dollfuss wilde invoeren. Dwang-organisaties naar italiaansch model zouden ze geweest zijn. Toch probeerde Otto Bauer nog (in de ‘Kampf’ van Januari) een brug te bouwen tusschen dergelijke korporaties, als belangen-vereenigingen van de kleine boeren en kleine burgers, en de onafhankelijke vakbeweging. Men ging in inschikkelijkheid wèl tot het uiterste - te ver waarschijnlijk. De arbeiders werden langzaam murw.
Intusschen was van regeeringswege bekend gemaakt, dat de bestaande grondwet door een ‘overgangswet’ vervangen zou worden, die bijna met een diktatuur gelijk zou staan. De aanstaande ontbinding der vakbonden en hun vervanging door organisaties, die voor de helft ‘staatsbonden’ zouden zijn, werd eveneens in Januari bekend. Tevens liet de regeering huiszoekingen verrichten; oorlogsmateriaal en andere kompromitteerende dingen werden in beslag genomen. In een provoceerend regeerings-communiqué werden die wapens een bewijs genoemd voor het bestaan van ‘een komplot van marxistisch-bolschewistische misdadigers tegen de veiligheid van den staat.’ In Weenen zelf en in de provincie werden sedert de eerste dagen van Februari telkens leiders van de Arbeidersweer (Schutzbund) gevangen genomen. Daarover ontstak een deel der arbeiders in woede. Zij wilden geen dag langer wachten. Te lang, zeiden zij (en terecht waarschijnlijk) hadden de leiders gewacht. Aldoor getalmd, onderhandeld - met welk resultaat?
Te Linz begon het verzet. Daar grepen de arbeiders den 12den Febr. naar aanleiding van de arrestaties van eenige lokale leiders naar de wapenen. Te Floridsdorf in het industrie-gebied van Weenen gingen zij dien zelfden dag tot een protest-staking over. Zoo min deze staking, welker omvang tamelijk beperkt bleef, als de opstand, die onmiddellijk uit haar voortkwam, waren het gevolg van een lastgeving van het partijbestuur. Dit achtte het oogenblik voor massaal verzet nog steeds niet gekomen. Het wilde het resultaat afwachten van de onderhandelingen