Sterft, oude vormen en gedachten!
(ca. 1931)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–Een beschouwing over den strijd der oostenrijksche arbeiders
V.Het feit, dat die minderheid op eigen initiatief handelde, beteekent natuurlijk niet dat de vormen van haar handelen niet bepaald werden door de opvattingen, waarin de partij haar leden sedert jaren en jaren had opgevoed. Die opvoeding bewoog zich binnen de grenzen van het marxisme. En het marxisme buiten Rusland is tweeslachtig, ambivalent. Aan den eenen kant berust het op inzicht in de beteekenis der demokratie (in de praktijk steeds meer en tenslotte helaas bijna volslagen met het parlementarisme vereenzelvigd) op geloof in het vermogen, met geestelijke wapenen op den duur elk geweld te zullen overwinnen en op vertrouwen in massale organisaties; aan den anderen kant aanvaardt het ook wapengeweld en diktatuur (dus ook terreur) ter bereiking van de socialistische doeleinden. Deze tweeslachtigheid heeft aanleiding gegeven tot eindelooze diskussies over de taktiek in den strijd voor de verovering der macht; (men kan er een bibliotheek mee vullen), tot voortdurende beschuldigingen en vaak tot | |
[pagina 9]
| |
een zeer onoprechte, op zijn minst weifelachtige politiek. Dit laatste nu kan men aan de oostenrijksche sociaaldemokratie volstrekt niet verwijten: haar leiders zijn er steeds rondweg voor uitgekomen, dat zij in bepaalde omstandigheden gewapend verzet voor recht en plicht hielden (n.l. als laatste middel van verweer, wanneer de grond der demokratie aan de partij ontzonk). Zij hebben hun leden in deze opvattingen opgevoed en zij hebben ook zoo goed mogelijk een eventueelen gewapenden strijd voorbereid door de Arbeidersweer in stand te houden, te oefenen en voor het aanleggen van wapenvoorraden te zorgen. Van hun standpunt zouden zij onvergeeflijk hebben gehandeld met anders te doen. Zoolang de gewapende strijd, hetzij tegen de nazi's of tegen de Heimwehren, zij het enkel als zuivere verdedigingsstrijd, door hen als een eventualiteit onder de oogen werd gezien, waren zij, naar ons dunkt, verplicht, te zorgen, dat hun mannen niet met leege handen tegenover de machinegeweren der regeering en haar helpers kwamen te staan. Een groot onderscheid in bewapening te hunnen nadeele viel, hoe dan ook, niet te verhoeden. Tevens zagen zij ook de algemeene staking als middel van verweer onder de oogen. Maar het is nu eenmaal zoo, dat wanneer men zijn vertrouwen in laatste instantie op den gewapenden opstand stelt, de voorbereiding van den niet-gewelddadigen strijd daaronder zal lijden. Het is niet toevallig, dat de twee grootste politieke stakingen, waarvan de moderne geschiedenis in het westen gewaagt: de russische Oktoberstaking van 1905 en de staking der duitsche arbeiders tegen de Kapp-putsch in 1920, beide vreedzaam zijn geweest. En mede hierdoor hun (beperkte) doeleinden konden bereiken. Op de staking zelve werd alle energie saamgetrokken. Om haar te doen slagen, alle kracht ingezet. Het is ook, meenen wij, geen toeval, dat sedert den wereldoorlog het inzicht in de beteekenis der staking als politiek strijdmiddel is afgenomen. Behalve in Spanje, is het gewichtigst wapen der arbeidersklasse in haar strijd om bevrijding in de laatste jaren verwaarloosd. Voor een deel zal dit wel in verband staan met de wereldkrisis. Maar de hoofdreden ligt m.i. in de hypnose van het wapengeweld, die de oorlog en het karakter der russische revolutie te weeg hebben gebracht. Die hypnose, even gevaarlijk als het ‘parlementaire kretinisme’, is een ontzettende belemmering voor de ontwikkeling der bovengewelddadige strijdwijze en voor de eerste voorwaarde dier ontwikkeling: het inzicht, dat wapengeweld zoomin als parlementarisme en legaliteit de sociale demokratie vermogen te beschermen, het fascisme te overwinnen, de opkomst van het socialisme voor te bereiden. | |
[pagina 10]
| |
De hypnose van het geweld en de hypnose der legaliteit, beide onopgeloste tegenstrijdigheden in het marxisme, beide vormen eener verouderde taktiek. zij hebben te Weenen in de weken en maanden, die achter ons liggen naast elkaar het proletariaat beheerscht. En tezamen hebben zij het proletariaat in den afgrond gevoerd.... Wat er dien Maandag te Weenen achter de schermen is gebeurd, dat is niet zoo gemakkelijk in enkele woorden te omschrijven. Tot het laatste toe, weten we, onderhandelde de leiding. Zij scheen te begrijpen, dat de strijd hopeloos zou zijn. Maar ook te Weenen wilde een minderheid van de arbeiders den strijd: zij dwong de leiding, die te proklameeren, zonder eerst zich weer te bekommeren, of de meerderheid haar zou volgen. Die meerderheid echter volgde haar niet. Wij weten, dat de staking vrijwel mislukte en dat de gewapende opstand beperkt bleef tot de daad van weinige duizenden. De tragedie schijnt zich afgespeeld te hebben temidden van de onbegrijpelijke onverschilligheid der arbeidende massa's. ‘TachtigduizendGa naar voetnoot1) leden van de arbeidersweer en partijfunktionarissen zetten hun leven in en de groote massa der arbeiders ging stompzinnig in de fabrieken. Hun huizen werden vernietigd, hun kameraden en leiders renden met bijna leege vuisten tegen de kanonnen opGa naar voetnoot2), - zij echter bedienden, moede en murw de machines, welker stilstand allen had kunnen redden. Twee maanden daar voren staakten de Weensche kranten-typo's om twee shillingen loon; toen het ging om het verschil tusschen slachting en socialisme, maakten zij - “brave arbeiders” noemde minister Schuschnigg ze in de radio - journalistieke bommen. Zeker kan men dit nog verklaren: jarenlang hebben de oostenrijksche arbeiders te vergeefs op het groote konflikt gewacht; in de hongerjaren verloren zij het vertrouwen in hun vakbonden; zoo vaak was het de partijleiding geen ernst, dat zij haar, toen het dit eindelijk werd, niet ernstig namen. Dit alles is wáár - en het verklaart niets. Het brullen der kanonnen, die een stuk steen geworden toekomst in elkaar schoten, dreunde in alle fabrieken boven het gedreun der machines uit; buiten renden uitgeteerde arbeiderslijven tegen pantserauto's op en daarbinnen werden schoenen genaaid, lokomotieven gestookt, kranten gezet, waterleidingen bediend. Het dwaas-eenvoudige begrippen-paar: “de revolutionaire strijd-bereide arbeidersklasse” en “de verraderlijke, van strijd afhoudende leiding”, - het is sedert 13 Febr. '34 volkomen onverdragelijk geworden. Men zal moeten aanleeren.’Ga naar voetnoot3) Inderdaad, de tragedie te Weenen zal er, hopen wij, velen toe brengen, in te zien hoe noodig het is, dat zij hun voorstelling van den strijd om het socialisme herzien. Wat zich te Weenen afgespeeld heeft, is werkelijk verbijsterend. Altijd was, in de geschiedenis, de gewapende opstand een hoogtepunt van een opstandige beweging, om zoo te zeg- | |
[pagina 11]
| |
gen haar laatste, rijpe vrucht. Altijd werd zij voorafgegaan door een algemeene onrust, een spanning der gemoederen, die zich van zelf in stakingen ontlaadde. Dit was reeds het geval in de burgerlijke revolutie. De werkplaatsen liepen leeg, de barrikaden-bouw kon beginnen. Uit de algemeene opwinding, de het kookpunt toestrevende gisting, werd de barrikadenstrijd geboren. Die strijd werd gedragen door de aktieve sympathie van heel het revolutionaire volksdeel. In Oostenrijk niets van dat alles. Geen levend kontakt tusschen de gewapende strijders en de massa der proletariërs. Geen uitgebreide stakingen tot ondersteuning van den strijd. Geen groote spoorwegstaking; hier en daar slechts de daad van spoorwegarbeiders, enkelen of kleine groepen, die probeerden door staking of sabotage troepenvervoer te beletten. De meeste openbare diensten bleven funktioneeren. Door die bijna (maar toch niet geheel!) onverklaarbare apathie der arbeidende massa's (1.5 millioen s.d. stemmen in Oostenrijk, bij 500.000 à 600.000 leden) was het lot van den opstand van te voren beslist. Het was nòg eens beslist, omdat de wijze, waarop de gevechten plaats vonden, het voeling krijgen van de arbeiders met politie en de soldaten zoo goed als uitsloot. Men kan bij Engels nalezen, hoe de groote kracht van den opstand altijd geestelijk placht te zijn; de strijders op de barrikaden trachtten voeling te krijgen met de soldaten (of de burgerlijke korpsen), ze murw te maken en aan 't wankelen te brengen. Lukte dit, dan zegevierde de opstand. Lukte het niet, dan was de zaak verloren. Maar de moderne wapentechniek sluit deze wijze van strijden, waarbij het zoozeer op den mensch aankomt en het natuurlijke gevoel altijd een paar woorden meespreekt, ten eenenmale uit: zij is onmogelijk geworden. De oostenrijksche arbeiders, die naar de wapenen grepen, bleven slaven van de moderne wapentechniek. Binnen de muren hunner monumentale gebouwen voerden zij een soort stellingoorlog. Zij verdedigden in hoofdzaak een aantal van die gebouwen in de buiten-buurten der stad.Ga naar voetnoot1) De strijd werd van weerskanten gevoerd naar analogie van den ‘werkelijken’ oorlog, als een militaire expeditie. Het kon niet anders. Maar daardoor ontbrak de geheele atmosfeer, die in vroeger tijden aan den bewapenden opstand een romantischen | |
[pagina 12]
| |
gloed van geestdriftige bezieling verleende. De atmosfeer was die van verbeten wanhoop bij de arbeiders, van wilden haat en wraakzucht bij hun tegenstanders. Vooral bij de Heimwehren was dit het geval. Het was een onmenschelijkafgrijselijk gebeuren. De oostenrijksche arbeiders vielen in hun in elkaar geschoten binnenplaatsen, als de soldaten van den wereldoorlog in hun loopgraven.Ga naar voetnoot2) De volksopstand wordt door de moderne wapenen ad absurdum gevoerd - hij wordt zèlf een kopie van het stelsel, dat hij bestrijdt. Reeds het gebruik van de middelen der moderne oorlogvoering gaf aan den Februari-opstand der Weensche arbeiders een tragisch karakter. Dat karakter komt nog sterker uit, wanneer wij ons voorstellen, wat hun doeleinden waren: het terugdringen van het fascisme, het herstel van de demokratie, van vrijheid van vergadering en vereeniging, van meeninigsuiting in de pers, van het zelfbestuur in de vakbeweging, enz. Maar het is duidelijk, dat die doeleinden nooit verwezenlijkt kùnnen worden door wapengeweld. Men kan de demokratie niet beschermen met machinegeweren, noch de maatschappelijke vrijheden en rechten herstellen door middel van handbommen. Stel het haast ondenkbare geval, dat de Weensche arbeiders hadden gezegepraald, dan had voor hen geen andere mogelijkheid bestaan, dan het instellen eener diktatuur. Tegen de onttroonde Dollfuss-regeering, tegen de verslagen Heimwehren, tegen de kuipende nazi's hadden zij hun macht moeten verdedigen. Kanonnen zouden in stelling zijn gebracht op de heuvels buiten Weenen; en op het raadhuis had een ‘buitengewone kommissie’ gezeteld. Het eene zou logisch voortgekomen zijn uit het andere; de strijders voor de demokratie hadden het standrecht moeten invoeren, zooals nu hun tegenstanders deden. Niets hiervan geweten le hebben, niet geweten te hebben, waarheen de weg, dien zij gingen, noodzakelijk heenvoerde - dat is de tragische blindheid der oostenrijksche arbeiders geweest. Daarom moet men zeggen: het is verschrikkelijk, dat zij hebben verloren, maar het zou misschien nog verschrikkelijker zijn gebleken, zoo zij hadden gewonnen. Niet zoozeer dapper strijdende eenlingen en groepen werden in hen verslagen, als wel een geheele traditioneele strijdwijze, inadequaat aan de taak die het socialisme heeft te verrichten. Niet slechts menschelijke individuen bloedden en stierven: óók een konceptie van den strijd voor het socia- | |
[pagina 13]
| |
lisme, die de arbeiders tientallen jaren lang, van overwinning tot overwinning, maar sedert 1914 in West- en Midden-Europa van nederlaag tot nederlaag heeft gevoerd, werd aan flarden geschoten.... Het is niet mogelijk om in het bestek van dit geschriftje na te gaan, hoe en in welken vorm de nieuwe koncepties van den strijd voor het socialisme, (en tevens: de geestelijke en kultureele voorbereiding, zonder welke hij onmogelijk is) zooals deze ook in ‘Bevrijding’ geregeld worden verkondigd, in Oostenrijk reeds doorgedrongen waren. Wèl wil ik er echter op wijzen, dat de ‘Bond van religieuze socialisten’, die zoowel in als buiten de soc. demokratische partij werkten, in zijn orgaan, de ‘Menschheitskämpfer’ (die thans verboden is) aangedrongen heeft op vernieuwing van het socialisme, in geest en leden, van binnen uit, en in ongeveer dezelfde richting, alsook hier te lande door verschillende personen en groepen en in verschillende organen geschiedt. In tal van artikelen heeft ‘onze’ Otto Bauer niet de merkwaardige theoretikus-politikus, die sedert 1918 de voornaamste leider der oostenrijksche soc. demokratie is geweest, maar de niet minder merkwaardige metaalarbeider, journalist en propagandist, wiens loutere, aantrekkelijke, men kan wel zeggen magnetische persoonlijkheid, misschien juist in het nieuwe stadium van den strijd al haar gaven zal ontplooien, - heeft Otto Bauer op die vernieuwing aangedrongen. Als een der eerste voorwaarden daartoe zag hij het opgeven van elke gedachte aan wapengeweld, en daarnaast, de nauwkeurige verkenning van het gebied der onen bovengewelddadige strijdmiddelen, dat wij onder de naam ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ samenvatten ter verdediging der maatschappelijke rechten, die voor de arbeidersklasse onmisbaar zijn. Niet zoozeer naar de verovering der macht wilde hij de proletarische organisatie richten, dan wel op de verovering der geesten van de groote meerderheid der arbeidende bevolking, met inbegrip van boeren en hoofdarbeiders. Dan zou de macht als een vrucht rijpen tot ze geplukt kon worden. Verkondiging van een socialisme, dat niet in de allereerste plaats aan de arbeiders, maar aan alle lijdenden, dervenden, zwoegenden ten goede zou komen, dat door hen allen als verlosser zou worden begroet. Hij zag de verstarring, die ook de oostenrijksche sociaaldemokratie als proletarische klasse-partij bedreigde; hij hoopte dat zij er in zou slagen daaraan te ontkomen, door zich te werpen op de verwezenlijking van het socialisme door de koöperatie in al haar vormen, vooral in den woningbouw en den land- en tuinbouw, zóódat ook de landbevolking voor de socialistische idee gewonnen werd. Het spreekt | |
[pagina 14]
| |
bijna van zelf dat hij aandrong op grooter decentralisatie, meer vrijheid en zelfwerkzaamheid van de groep, meer bevordering van het initiatief van den eenling. Met oneindige offervaardigheid heeft Otto Bauer gewerkt, om zijn denkbeelden ingang te doen vinden. Hij zag de tragische botsing naderen: hij heeft alles beproefd wat een mensch beproeven kan om haar te voorkomen. Het is hem niet gelukt, zoomin als het hem gelukt is, kardinaal Innitzer te overtuigen, dat de kerk door haar partij kiezen voor het bezit, zelf schuld zou worden, zoo niet enkel zij zelve, maar ook Christus, voor de massa's in Oostenrijk een voorwerp werd van spot en hoon.Ga naar voetnoot1) Ook deze Otto Bauer is van meening, dat de andere Otto Bauer veel te lang heeft gewacht met de arbeidersklasse zèlf op het tooneel van den strijd te roepen Trouwens, na al wat sedert half Februari bekend geworden is, kan geen mensch, die zijn zinnen bij elkaar heeft, daaraan meer twijfelen. De leiding zelve heeft door haar eeuwige uitstel-taktiek de strijdvaardigheid en het zelfvertrouwen der arbeidersklasse ondermijnd, die armoede en werkloosheid toch reeds uiterlijk en innerlijk murw maakten. Dat de uitstel-taktiek echter geen gevolg is van persoonlijke eigenschappen van Dr. Bauer, Deutsch en anderen - integendeel zijn zij ongetwijfeld zeer energieke lieden - maar van de geheele politieke en geestelijke oriëntatie der soc. demokratie sedert lange jaren, dat valt, schijnt het, minder gemakkelijk in te zien. Dit is zoo, ten eerste, omdat zeer sterke psychologische weerstanden overwonnen moeten worden bij leiders, die langen tijd in de parlementaire instellingen gewichtige funkties vervulden, en wier halve leven gevuld werd met beraadslagingen om tot een nieuw ‘vergelijk’, een nieuwe ‘schikking’ te komen, eer zij besluiten tot het beroep op de massa's, waardoor allerlei onberekenbare elementen, allerlei imponderabiliën, een rol gaan spelen in den strijd. Het is menschelijk gesproken onmogelijk, dat zij niet tot het uiterste zouden aarzelen. En in de tweede plaats, omdat de gewapende opstand proklameeren beteekent, alles op één kaart te zetten. De leiders weten dat. Mislukt de opstand, wordt de leiding gevangen genomen en de beweging neergeslagen, dan is een ontzaggelijke inzinking niet te voorkomen. Ook dit doet de leiding begrijpelijkerwijs lang, bijna te lang aarzelen. De oostenrijksche arbeidersklasse maakt nu een diepe in- | |
[pagina 15]
| |
zinking door. De moed der gevallen helden wordt alom bewonderd; de heldhaftigheid waarmee kol. Wallisch en andere leiders zich gedroegen, met wat men noemt een ‘smadelijken’ dood voor oogen - in waarheid valt de smaad, van overwonnen tegenstanders, die heldhaftig streden, opgehangen te hebben, terug op Dollfuss en zijn ministers - zal hun gedachtenis lang doen leven onder het proletariaat. De flinksten, de meest onversaagden, zinnen op wraak. ‘Het is niet uit.’ Maar de anderen? ‘Duizenden brengen zich in veiligheid aan het Vaderlandsche Front. Verbitterden loopen naar het nationaal-socialisme over. Voor de kerken vormen zich rijen. Ambtenaren schakelen zich gelijk.’Ga naar voetnoot1) ‘Geen enkel socialistisch blad bestaat meer; de burgerlijke pers liegt als nooit te voren. De verbindingen onder onze menschen zijn vernietigd en moeten eerst weer moeizaam opgebouwd worden. Daarbij komt, dat slechts de zeer standvastigen en overtuigden de idee van het socialisme verder zullen propageeren. Velen hebben zich uit angst en bezorgdheid voor hun brood bij het ‘Vaderlandsche Front’ aangesloten.Ga naar voetnoot2) Men ziet het: de nederlaag van den gewapenden opstand beteekent de algemeene nederlaag der beweging, vooral, wanneer die beweging, dus ook de opstand, gecentraliseerd was. De toepassing echter der werkstaking als ‘voornaamste bewegingsvorm der proletarische revolutie’, zooals Rosa Luxemburg zeide, maakt, dat het tot een dergelijke ineenstorting niet behoeft te komen, ook wanneer de arbeiders den strijd moeten afbreken. Men breekt dien slechts af om hem, zoodra de verhoudingen het even mogelijk maken, weer te hervatten. De arbeidersklasse blijft in beweging, dan de eene, dan de andere groep, neemt aan den strijd deel, dan weer vele groepen te samen. Het zelfvertrouwen blijft ongeschokt, de revolutionaire energie wordt telkens weer aangevuld uit de diepe bronnen van het psychisch leven Men is niet verslagen, omdat men zich niet verslagen voelt. Dit leert ons Spanje. Sedert twee of drie jaar strijdt de arbeidersklasse daar, behaalt overwinningen en lijdt nederlagen, maar zij springt telkens weer overeind en strijdt opnieuw. Haar revolutionaire energie schijnt onuitputtelijk.Ga naar voetnoot3) Telkens valt zij aan. Maar dáár wacht men niet, uit den treure, op het parool | |
[pagina 16]
| |
van een centrale leiding, die geestelijk ingesteld is op parlementairen strijd. Daar handelt de arbeidersklasse autonoom. Daar beslist de vakgroep, de lokale verbinding. Niet enkel door de staking had de oostenrijksche arbeidersklasse zich krachtig kunnen verweren - denk eens, wat stopzetten der openbare diensten voor het stadsgebied van Weenen beteekend kon hebben - maar ook door de middelen der burgerlijke ongehoorzaamheid: de boykott, de weigering van alle samenwerking met de machthebbers, de belastingweigering, de huurstaking. Denk eens, wat deze laatste beteekent zou hebben in een stad, waar tienduizenden gezinnen gemeentewoningen bewoonden. Nu is het de reaktie, die overal de socialisten terugdringt, uit hun woningen zet en uit hun brood stoot. Door de burgerlijke ongehoorzaamheid zou van het socialistisch deel der bevolking het initiatief zijn uitgegaan. Zij zou er naar gestreefd hebben, de lands- en stadsregeering te desorganiseeren, terwijl het nu hare beweging is, die wordt gedesorganiseerd. Het is verschrikkelijk te denken aan die duizenden dappere mannen, gevallen in een strijd die van 't eerste oogenblik af aan hopeloos was. Hopeloos óók, omdat de politie en het leger ‘vertrouwbaar’ waren, en de Heimwehren, - arme drommels, die voor twee Oostenrijksche shillingen daags en de kost vochten,Ga naar voetnoot1) - met haat en verbittering tegen de arbeiders waren vervuld. (Een probleem op zich zelf.) Maar het is even verschrikkelijk, om te denken aan de oneindige revolutionaire energie en het strijdvermogen in dat half millioen arbeiders en arbeidersvrouwen, - die ongebruikt zijn gebleven, uitgeschakeld werden, door het vasthouden aan een verouderde oriëntatie en aan een taktiek, die zich zelf overleefd heeft. Die mannen en vrouwen waren tot grootschen, geweldloozen strijd in staat geweest. Maar natuurlijk: dat had alles voorbereid moeten worden, niet slechts organisatorisch, maar vooral geestelijk. En ook had er voor-oefening, gewoonte-vorming, in die richting moeten zijn. Een nieuwe strijdwijze groeit niet van zelf. Moge de bittere nederlaag in Oostenrijk de oogen van hen, die nog willen en kunnen leeren, openen voor de noodzakelijkheid tot zelfbezinning. En moge het bloed der dappere mannen en vrouwen, uit liefde voor de idee, die de zon van hun leven was, gegeven, spoedig blijken vruchtbaar geweest te zijn, al zal dat gaan langs andere wegen dan die, waaraan zij geloofden. H. ROLAND HOLST |
|