Rosa Luxemburg
(1935)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 288]
| |
BesluitWARE Rosa Luxemburg in India geboren, haar volk zou haar een mahatmaja, een groote ziel, genoemd hebben. In haar treffen grootheid van aanleg, universaliteit van geest en harmonie van gemoed. Een nimmer-rustend verlangen naar kennis en inzicht gaat samen met een voortdurende behoefte aan aktiviteit. De wortels van haar socialisme zijn: universeel medegevoel en hartstochtelijke drang naar gerechtigheid. Zeker: in haar is ook een ader van hyperkritiek en negativisme. Zij kan kwetsen met duidelijk welbehagen in de wonden, die zij slaat. Zij schept er vermaak in, den tegenstander te kleineeren: een gevaarlijke trek. Maar de andere pool van haar wezen is toch sterker, de positieve kracht, die helpen, opwekken, en vorm geven wil. Het duidelijkst komt dit uit in haar paedagogischen arbeid. In haar is de hunkering naar het absolute. Enkel in het absolute vindt haar eeuwige deining rust. Maar als het kind van een tijd, die elk metafysisch absolute voor een overwonnen standpunt houdt, is zij voorbeschikt te vervallen in de verabsoluteering van het, door menschen bedachte en gemaakte, gedeeltelijke en eindige. In haar leeft sterk de behoefte aan vereering en aanbidding. Maar daar zij zich, jong nog, afwendt van elk bewust religieus leven, vervalt zij in de aanbidding van het schepsel, van de door menschen gemaakte konceptie, van het zelfbedachte droombeeld, van de godheid Proletariaat. In het marxisme vindt zij een ontzaglijke geestelijke stimulans. Zijn leer schenkt alle kanten van haar | |
[pagina 289]
| |
wezen voldoening. Het maatschappelijke determinisme, dat zijn grondslag is, geeft een redelijk fundament aan de edele gelatenheid in alle wederwaardigheden des levens, haar van nature eigen. Zijn principieele vijandigheid tegen het kapitalisme biedt aan haar kritisch verstand en aan de aggressieve kanten van haar karakter rijke mogelijkheden tot groei en sublimeering. Zijn verborgen grondslag van fel ethische verontwaardiging over onrecht en onderdrukking, vindt in haar diep sociaal gevoel onmiddellijk weerklank. Zijn heilige overtuiging van de roeping van het proletariaat om, met zichzelf, tevens de menschheid te verlossen, is de edele drank, waaraan haar eigen sociaal optimisme en idealisme zich laaft. Het marxisme leert Rosa Luxemburg den klassenstrijd te stellen als het absolute. Die strijd dekt zich voor haar met de socialistische idee, - zoozeer zelfs, dat zij onder het ‘einddoel’ niet anders kan of wil verstaan dan de eindstrijd om de macht. Wat daarna zou komen, bleef in nevelen verborgen en dat was goed: het leven zelf, zich openbarend in de scheppingskracht van het bevrijde proletariaat, zou in voortdurend geëxperimenteer de nieuwe vormen voortbrengen. Hier bemerkte zij niet, hoe de minachting voor elk element van utopie in het socialisme, door haar als een overwonnen standpunt beschouwd, haar terugvoerde naar een vaag, naturalistisch pseudo-mysticisme. De klassenstrijd werd de voornaamste godheid, waarvoor zij knielde. Aan die godheid offerde zij als leidster der revolutionair socialistische beweging, die zich tegenover het patriottisch reformisme verhief, op het einde van haar leven zoowel haar historisch | |
[pagina 290]
| |
inzicht als haar menschelijk medegevoel. Zij ontnam aan het revolutionaire socialisme elken kans, om tot het geheele duitsche volk te spreken. Zij versterkte bij de boeren, de middenstanders en de intellektueelen de noodlottige dwaling, dat het socialisme enkel de zaak der arbeidersklasse is. De andere godheid, waarvoor haar rationalisme zich boog, was de mythe der revolutionaire massa, in heroïsche zelfvergetelheid zich stortend in den strijd, in onvoorwaardelijke offervaardigheid daarin volhardend, steeds aangevuurd door het ideaal. Naar die massa zag zij, werkend, strijdend en lijdend, voortdurend uit. Inderdaad kent de geschiedenis revolutionaire massa's, die, onder boven-rationeele impulsies handelend, in dat handelen hun menschelijken adel hebben ontplooid. Veelvuldig echter zijn irrationeele en onderrationeele impulsies de sterkste faktoren in de handelingen van massa's, en wil te vernielen treedt daarin vaker aan den dag dan scheppend vermogen. Dit laatste begint in den regel bij het individu, evenals het zedelijk bewustzijn en het zedelijk verantwoordelijkheidsgevoel. Voor Rosa Luxemburg echter bestond het individu in den klassenstrijd tenauwernood: zij zag er langs heen. Evenmin bestonden voor haar de met het individueele bewustzijn samenhangende zedelijke vraagstukken. De bolschewistische revolutie, die zij in de gevangenis beleefde, bracht haar met een schok tot besef, waartoe de verabsoluteering van den klassenstrijd een socialistische beweging kan voeren: tot de systematische onderdrukking der persoonlijke rechten van groote groepen der bevolking, tot massalen moord, en tot een onmenschelijk schrikbewind, alles in naam | |
[pagina 291]
| |
der vrijheid. Haar zedelijk gevoel schrok hiervoor terug: dat bewijst met dien eenen, zoo onvoorwaardelijk klinkenden zin in het Spartakus-program, ook haar uitlating tegen Louise Kautsky. De exekutie van tweehonderd ‘zoenoffers’ te Moskou lag haar als lood op het gemoed. Echter, het klare bewustzijn dat ook in den klassenstrijd, voor het socialisme gevoerd, niet alles geoorloofd is, - dat er middelen zijn, die, in dien strijd gebruikt, niet naar het socialisme toe - maar er van weg voeren, omdat zij te ver afwijken van de sfeer der socialistische idee: dat bewustzijn heeft Rosa Luxemburg nergens uitgesproken. De doorbraak van het besef, dat er grenzen zijn, die noch een mensch, noch een beweging, straffeloos kan overschrijden, is in haar niet geschied. Misschien zou het er tòch nog toe gekomen zijn, zoo zij meer tijd had gehad om zich rekenschap te geven, waarheen de opvatting van de klassenstrijdleer, als een absolute maatstaf, de verheffing van het klassebelang tot de hoogste waarde in een tijdperk van ontwrichting aller traditioneele waarden, in Rusland had gevoerd en in Duitschland dreigde te voeren. Had zij kunnen inzien, welke verruwing en verwildering, welke hondsche minachting voor den mensch hierdoor in de hand werd gewerkt, misschien zou zij het trotsche hoofd nog hebben gebogen. Maar tenauwernood uit de gevangenis bevrijd, lichamelijk zeer verzwakt en psychisch niet onmiddellijk in staat, zich op de volle realiteit in te stellen, werd zij door den maalstroom van het gebeuren meegesleept. Bolschewistische schrijvers beweren, dat zij op haar kritiek der russische revolutie is teruggekomen. | |
[pagina 292]
| |
Laat dit een open vraag blijven: men begrijpt slechts àl te goed, hoe zij de ontzaglijke stuwkracht, die van Rusland uitging, niet heeft kunnen weerstaan. Evenals Liebknecht verviel zij in de fout, uit het verloop der revolutie in Rusland veel te onmiddellijk konklusies te trekken voor Duitschland. Bezeten door de idee, dat de duitsche revolutie zich even snel en onvoorwaardelijk naar links moest ontwikkelen, als de russische dit had gedaan, hield zij het voor haar plicht met al haar energie die revolutionaire ontwikkeling aan te drijven zonder zich voldoende rekenschap te geven van de gevolgen. Een persoonlijke faktor, die in dezelfde richting werkte, was de felle persoonlijke haat, die haar jegens de patriottische reformisten vervulde. Van dien haat getuigen, met enkele artikelen in de Rote Fahne, die van een matelooze heftigheid zijn, ook een passage in haar programrede op het stichtingskongres der kommunistische partij. Dit alles bij elkaar maakte, dat zij de werkelijke verhoudingen niet goed zag. Zij vergat, dat die zoo fel gehate Ebert-Scheidemann-regeering op een groote vergadering van afgevaardigden van den berlijnschen arbeidersen soldatenraad was gekozen. Voor zoover in Duitschland, in November-December 1918, sprake kon zijn van een bewusten massawil, was die regeering, socialistisch in naam, burgerlijk-demokratisch in wezen, uit dien wil voortgekomen. Zij spiegelde de politieke onrijpheid en de psychische vermoeidheid der massa's, evenals hun gebrek aan waarlijk socialistische gezindheid. De poging, waarop de propaganda en aktie van Spartakus fataal gericht werd, om de Ebert-Scheidemann-regeering gewapenderhand te verjagen en door de diktatuur eener minder- | |
[pagina 293]
| |
heid uit de arbeidersklasse te vervangen, moest uitloopen op een débacle. Als politieke leidster in uiterst moeilijke omstandigheden plotseling aan het hoofd geroepen eener ongedisciplineerde, rauwe schare, met naast haar in de leiding de onverschrokken wapenbroeder, wiens inzicht en zelfkennis echter niet evenwaardig waren aan zijn heroïsche toegewijdheidGa naar voetnoot1), bleek het ook haar aan de staatsmansdeugden van beleid en bezonnenheid te ontbreken. Het schip, welks roer haar was toevertrouwd, stuurde zij met veel brio in snelle vaart naar de klippen en riffen, waarop het lek moest stooten. Te laat zag zij het gevaar en trachtte de richting nog te veranderen. Te laat poogde zij los te komen uit een romantisch gekleurd politiek radikalisme, dat zijn inspiratie in de eerste plaats putte uit de vroegmarxistische traditie van het Kommunistisch Manifest. Het typeert Rosa Luxemburg, dat dit grandioze, profetische geschrift, waarmee het moderne wetenschappelijke socialisme inzet, haar politick ‘livre de chevet’ is geweest. Van het romantisch socialistisch radikalisme, dat in tijden van beroering telkens opleeft en dit zal blijven doen, zoolang het kapitalisme bestaat, is Rosa Luxemburg de geniaalste en stoutmoedigste vertegenwoordigster. |
|