De revolutionaire massa-aktie
(1918)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 371]
| |
Zevende hoofdstuk
| |
[pagina 372]
| |
sterkt wordt, ondergaan daarentegen de zuiver verstandelijke vermogens van kritiek en redeneering in haar een verzwakking. Een massa waarin deze vermogens al hun kracht behielden, zou verlamd worden door twijfel. Het revolutionaire élan kan de individuen pas geheel meesleepen wanneer de logische beoordeeling van de mogelijke gevolgen hunner daden voor hen zelven naar den achtergrond van hun bewustzijn wijkt. Nimmer kan de massa langs den weg der zuiver-verstandelijke redeneering tot heroïsche daden bezield worden. Want hiertoe moeten voorzichtigheid, eigenbelang en menschenvrees in haar tot zwijgen gebracht, diep ingeprente neigingen van gehoorzaamheid en slaafschheid overwonnen worden. De oeroude suggestie van de goddelijke onaantastbaarheid der machthebbers, die de massa's betoovert gelijk de slang het den vogel doet, moet, al is het slechts tijdelijk, door een andere suggestie worden verbroken. De bliksemflits der historische intuïtie moet voor de massa's het feit verlichten, dat onder de wereld der maatschappelijke konventies en suggesties, waarop de macht der heerschende klasse berust, een andere, potentieele wereld begraven ligt, die zij zelven plotseling in het licht der werkelijkheid kunnen optillen. Hun optreden moet de sociale suggesties vaneenrijten, waardoor heerschende klassen hun gezag handhaven, ook nog nadat de ekonomisch-sociale pijlers daarvan zijn verteerd. Pas de daad van kollektief verzet geeft, na een langen tijd van voorbereiding in gedachten en zeden, na vele voorpostengevechten, veel ‘ontijdig verzet’, den laatsten stoot tot de omverwerping van vermolmde instellingen, dat is tot socialen en politieken vooruitgang. Daarom is de revolutionaire massa-aktie een geïnspireerde daad, een daad van ‘souvereine en spontane schepping’ (B. Kritschewsky in de Mouvement Socialiste van 1905). Niet enkel een werking van elementaire menschelijke hartstochten en aandriften is zij, gelijk de burgerlijke sociaalpsychologen dat plegen voor te stellen, maar ook een uiting van waarachtige psychische aktiviteit der, uit hun verstijving ontwakende, het gewone sleurhandelen van zich afwerpende, massa's. Het geloof aan de vruchtbare kracht van de revolutionaire massa-aktie moest wel verschrompelen in een tijdperk, dat de mechanisch-methodische gedragslijn verheerlijkte als de eenige die de arbeidersklasse tot haar doel kon voeren, zelfbeheersching aanprees als de grootste kollektieve deugd en alle spontane handelingen der massa's, onder den invloed van hartstochtelijke gemoedsbewegingen volvoerd, verwierp. Zoolang niet de geestelijke eenheid, maar de uiterlijke band, de politieke en ekonomische organisatie der arbeidende klasse als het hoogste gold, moest de massa-aktie op de tweede plaats blijven. Want in haar overwegend spontaan karakter ligt noodzakelijk een zekere tegenstelling tot de methoden der organisatie. De revolutionaire massa-aktie voert de spontane menschelijke aktiviteit die | |
[pagina 373]
| |
haar eerste voorwaarde is, hoog boven haar normale peil uit en brengt de scheppende kracht tot een spanning, in ‘normale’ tijden onbereikbaar. Een verwante exaltatie der aktiviteit is het, die bij individueel of kollektief lijfsgevaar menschen in staat stelt tot lichamelijk-geestelijke prestaties, welke hun in rustiger omstandigheden zelven een raadsel schijnen. Zij begeleidt zoowel de ontwakende liefde als de dweepende vriendschap der jeugd; haar kracht maakt den schuchtere stoutmoedig, den zwijgzame welsprekend, den apathische vurig. Zij giet over het alledaagsche gebeuren een toovergloed en geeft aan de gewone omgeving verrukkelijke bekoring. De dichter en de kunstenaar die haar ontberen, bezitten enkel verstandelijk kombinatie-vermogen en ziellooze kunstvaardigheid: hun werk wordt maakwerk, zoo zij uitsluitend daarop moeten steunen. De uitvinder, de staatsman en de veldheer behoeven haar in de groote momenten hunner werkzaamheid. Zij kan zich ontladen op vele wijzen, in schoonheid en abstraktie, in gedachte en in daad. Maar zonder haar sleepen alle hoogere levensmanifestaties, individueele zoowel als kollektieve, zich voort in een eentonigen sleurgang. Waar zij niet aanwezig is bij godsdienstige of politieke bijeenkomsten. worden deze vormelijk-dof en zielloos-onbeduidend, maar zoodra manifesteert zij zich niet, of de geesten schieten vleugels aan en wieken omhoog tot de sferen waar moed en daadkracht, liefde en bezieling ontluiken. Pas wanneer de spontane aktiviteit der massa's een zekere exaltatie bereikt, kan zij in groote, gezamenlijke akties tot de hoogtepunten der klasseworstelingen stijgen. Deze exaltatie stelt de massa in staat, om zonder dwang van buiten, honger, dorst, koude, brandende hitte te verdragen, lichamelijke zwakheid en pijn te overwinnen en alle gevaren te trotseeren. Wat uiterlijke krachten: africhting, dwang en vrees voor straf in een militaire organisatie teweegbrengen, bereikt de geëxalteerde massa door innerlijke, als de spanning van haar wil, de vlucht van haar verbeelding en den sterken golfslag van haar medegevoel. De exaltatie der psychische krachten geeft haar een voordeel op haar tegenstander, dat zelfs aanmerkelijke militaire overmacht aan zijn kant niet vermag op te heffen. ‘Het ziet er slecht uit voor het fransche volk,’ schreef Heine in 1840 over de vooruitzichten der revolutie, ‘zoo de meerderheid der bajonetten beslist. Maar niet het ijzer, de hand is het die doodt, en deze gehoorzaamt aan de ziel, het komt er op aan hoeveel ziel iedere weegschaal zal dragen.’ De massa zegeviert wanneer zij over de grootste hoeveelheid geëxalteerde zielskracht beschikt. Het oogenblik waarop zij dit zal doen valt nimmer vooruit te bepalen, evenmin als de feiten die er toe zullen leiden. De verhoogde spanning der psychische krachten kan niet willekeurig worden veroorzaakt, wat in de praktijk beteekent, dat revolutionaire akties niet vooruit kunnen worden | |
[pagina 374]
| |
vastgesteld. Massale betoogingen kan men, zoo de oefening en discipline der massa's een hoogen graad hebben bereikt, organiseeren wanneer men wil. Maar de psychische gesteldheid die de massa's onversaagd op het vuur en het staal der heerschenden doet instormen, komt in de diepten van het kollektieve onderbewustzijn tot stand. Somtijds, zagen wij, weigert de massa aanvankelijk in beweging te komen; langzaam dringt de stem van haar dieper bewustzijn tot haar door, de stem die tot haar zegt: ‘verhef u, sta op’. Somtijds vliegt zij plotseling overeind: het onweer barst los, waarvan de ‘leiders’ de nadering niet eens bespeurden, zooals b.v. het geval was te Parijs in Februari 1848. Het is opmerkelijk dat zelfs de leiders van revolutionaire groepen, die der massa het naaste staan, het oogenblik van de uitbarsting vaak niet voorzien. Aan den vooravond van de grootste politieke gebeurtenissen waren de leiders in den regel overtuigd ‘dat er niets zou gebeuren’. Andere malen trachtten zij de massa tevergeefs in beweging te brengen: ofschoon volgens hen alle voorwaarden voor een uitbarsting aanwezig waren, bleef deze uit. Het feit, dat het oogenblik waarop de psychische krachten der massa omhoog zullen borrelen en in gezamenlijke revolutionaire daden uitstroomen, niet vooruit te bepalen valt, maakt dat men in alle berekeningen over de ontwikkeling van den proletarischen klassenstrijd moet rekenen met een groote onbekende. De spontane aktiviteit der massa gaat verre uit boven de bewuste methodische aktiviteit der organisatie; in sommige gevallen gaat zij zelfs recht tegen deze laatste in. De massa, eenmaal in beweging geraakt, luistert vaak niet naar de aanmaningen der officieele leiders, als deze haar van aktie zoeken te weerhouden. De latere ontwikkelingsfazen der fransche revolutie bieden hiervan verscheiden voorbeelden. En de roemlooze ineenstorting van het Chartisme is niet in de laatste plaats een gevolg van het feit, dat toen de leiders in April 1848 elk verzet tegen de regeering ontrieden, in de massa's de exaltatie ontbrak die hen tegen dit advies in de verboden betooging had doen doorzetten. Dat bij de massa-aktie vaak konflikten tusschen leiders en massa, zoowel als tusschen organisatie en massa voorkomen, is zeer natuurlijk, want wanneer men de kansen van revolutionaire bewegingen koel verstandelijk weegt en daarbij het element der geëxalteerde psychische kracht buiten spel laat - immers juist het element dat den doorslag geeft - dan moeten die kansen vaak zoo ongunstig schijnen, dat de leiders niet anders kunnen en mogen doen dan trachten de massa's terug te houden. Het overwicht aan organisatorische en machinale geweldmiddelen is altijd aan de zijde der heerschers en het schijnt niet mogelijk dit overwicht te breken, zoolang niet de massa door haar optreden dezen schijn vernietigt. Pas haar daad bewijst hoe voos de machtsmiddelen der heerschers inderdaad waren, pas de toetsing der menschelijke werktuigen, dat is der soldaten op wie die macht berust, maakt dat deze in plotselinge bezinning hun kluisters verbreken en de zijde der hunnen kiezen. | |
[pagina 375]
| |
Het menschelijke vermogen van vrije spontane aktiviteit en haar exaltatie hoog boven het normale peil zijn dus de subjektieve, psychische voorwaarden van iedere revolutionaire massa-aktie. Maar de manifestaties van deze vermogens in kollektieve revolutionaire daden zijn, zooals elke maatschappelijke werkzaamheid, aan bepaalde sociale en sociaal-psychologische voorwaarden gebonden. Enkel een klasse die het uur van haar sociale bevrijding voelt aanbreken, kan de maatschappelijke stormen eener revolutionaire beweging ontketenen. Daartoe moeten de klassetegenstellingen zeer fel en den onderdrukten scherp en pijnlijk bewust zijn geworden. Deze bewustwording wordt in hooge mate bevorderd door den sprongsgewijzen vooruitgang der produktieve krachten maar niet minder door de ontbinding der gevestigde orde. Niet zoozeer van den absoluten graad der ellende en der onderdrukking hangt het uitbreken van revolutionaire massa-akties af, als wel van de scherpte waarmee het kontrast tusschen hun eigen lot en dat hunner meesters zich aan de massa's opdringt en van de verontwaardiging die dit kontrast in hen wekt. Weelde en overdaad bij de bezitters plegen in hooge mate deze verontwaardiging te voorschijn te roepen, vooral wanneer daar tegenover buitengewone ontberingen van de onderdrukte klassen staan. De woekerwinsten, die de groote kapitaal-bezitters geregeld maken in tijden van politieke spanning, oorlog of krisis, het tergende kontrast hunner verspilling en praalzucht met den honger en de ellende der onderdrukten, zijn de voor de hand liggende sociale oorzaken der kollektieve uitspattingen wanneer de woedende massa den breidel der slaafschheid heeft stukgescheurd. Burgerlijke sociaalpsychologen als Sighele en Le Bon zien echter in deze uitspattingen enkel bewijzen van hun stelling, dat de massa altijd tot boosaardigheid en wreedheid neigt. Het moreele verval van heerschende klassen, die hun maatschappelijke funktie door de ontwikkeling der produktieve krachten hebben verloren en tot parasieten geworden zijn, wekt naast de verontwaardiging ook de verachting der massa op. Deze verachting doet den laatsten glans verbleeken van den nimbus dien de heerschers ter bestendiging hunner heerschappij behoeven. Naarmate deze stralenkrans verdwijnt, verheft de revolutionaire massa-energie zich te stouter. Daarom zijn alle feiten, die het moreele bederf eener heerschende klasse in een scherp licht stellen: schandaal-processen, finantieele en zedelijke schandalen, grove bewijzen van onbekwaamheid en landsverraad, evenzoovele krachten die deze energie opwekken. Ook militaire nederlagen hebben reeds meermalen tot het uitbreken van revolutionaire bewegingen geleid. En zelfs zoo het den ouden machthebbers gelukt om de teugels weer in handen te krijgen, het uitgeleefde stelsel herstelt zich niet meer van den schok, het heeft zijn prestige verloren en ondergronds werken de krachten voort, die te avond of te morgen in een nieuwe revolutie zullen uitbarsten. | |
[pagina 376]
| |
Maar noch de verscherping der klasse-tegenstellingen en het sterkere besef daarvan, noch verontwaardiging over de zelfzucht der heerschende klasse en verachting voor haar onzedelijkheid, doen de revolutionaire massa-energie hoog genoeg opvlammen, zoo niet nog een laatste sociaal-psychologische voorwaarde is vervuld: een nieuw levensideaal moet de massa aanvuren. In groote trekken moet zij een nieuwe levensorde zien dagen, die zij strijdend verwezenlijken wil en overtuigd is te kunnen verwezenlijken. Het vooruitzicht op vernieuwing des levens is de groote bezielende kracht die de massa's in beweging brengt; het sociale d.w.z. het algemeen-menschelijke ideaal, voorgesteld in theologische, in juridische of in ekonomische vormen, als koninkrijk Gods, als burgerlijk rijk van vrijheid en gelijkheid, als socialistische gemeenschap, het is de sterkste prikkel die de massa haar traagheid, haar sleur, haar wankelmoedigheid, haar vrees en aangeboren konservatisme doet overwinnen en vooruit drijft langs de steenige, van afgronden-omdreigde paden der revolutionaire aktie. De burgerlijke onderzoekers der massa-psychologie plegen den nadruk te leggen op het feit dat menigten altijd handelen gedreven door elementaire gevoelens. Bewijsvoering en redeneering hebben geen vat op de massa, een idee moet, om haar in beweging te brengen, tot het uiterste vereenvoudigd, tot een scherp, klaar beeld in den geest geworden zijn. Heeft echter een denkbeeld de massa eenmaal aangegrepen, dan wordt het een sterk gespannen drijfveer in haar, het krijgt de kracht eener religieuze overtuiging. In hoogere mate nog dan voor den enkeling geldt voor de massa dat enkel ideeën, die gemoed en verbeelding treffen, tot handelen vermogen te bewegen. Zuiver-verstandelijke begrippen dringen niet door tot de sfeer van het onderbewuste, de sfeer waarin massa-bewegingen ademen en leven. Groote, klare, tot beeld geworden sociale ideeën en idealen, opkomend natuurlijk in samenhang met de ekonomisch-sociale ontwikkeling en met den klassenstrijd, zijn de alvermogende krachten geweest, die alle groote revolutionaire akties bezielden. Honger, woede en wraakzucht kunnen kortstondige uitbarstingen veroorzaken, oproeren en plunderingen, maar werkelijk-revolutionaire bewegingen, krachtig en volhardend genoeg om oude levensvormen te verbrijzelen en nieuwe te scheppen, zijn slechts mogelijk omhooggestuwd door den vloed van een onweerstaanbaar sociaal idealisme. Massa's in aktie zijn niet vatbaar voor rede en redeneering, hartstochtelijke gevoelens drijven hen tot de daad. Maar dit beteekent niet, dat deze gevoelens geen redelijke grondslagen hebben. Een nieuw sociaal ideaal, een nieuwe levenskonceptie wordt pas door een lang proces van bewuste en beredeneerde mededeeling, diskussie en assimilatie tot een motorische kracht in het onderbewuste. De nieuwe waarheden van de helden van het intellekt, de vonden der wetenschappelijke genieën moeten langs ontelbare kanalen geleid worden | |
[pagina 377]
| |
naar de velden van het verstand en daar diep in de voren doorsijpelen, eer zij hun leven-hernieuwende kracht kunnen openbaren. Van de scharen die in 1789 de Bastille en in 1793 de Tuilerieën bestormden had waarschijnlijk slechts een zeer klein deel Montesquieu en Rousseau, Voltaire en de Encyclopedisten gelezen, en toch zaten alle revolutionaire akties van 1789-1793 onafscheidelijk vast aan den gedachten-arbeid van de groote geestelijke brekers en bouwers der 18de eeuw. Ditzelfde geldt voor den gedachten-inhoud van het marxisme, dat de doeleinden van de russische revolutie bepaalt en haar strijders bezielt. Wanneer de opvoeding, naar de definitie die een fransch sociaal-psycholoog van haar geeft, de kunst is om ‘het bewuste in het onderbewuste te doen overgaan,’ dan is een politiek opvoedingsproces de oorzaak van elke revolutionaire massa-aktie, een langdurig proces, waarbij nieuwe maatschappelijke aspiraties en koncepties van het bewuste in het onderbewuste denken zijn overgegaan en de gevoelens en begeerten beïnvloed hebben. Maar het gevolg wordt op zijn beurt weer oorzaak, de revolutionaire massa-aktie zelve weer een stuk klasse-opvoeding waardoor de massa's zich zelven opvoeden tot grootere politieke rijpheid. De moderne paedagogie beschouwt niet langer passief opnemen van kennis en volmaakt leeren herhalen of nabootsen als toereikende middelen tot opvoeding van verstand en wil. Steeds meer wint het inzicht veld, dat het van buiten leeren van een nog zoo groot aantal feiten en regels nog geenszins leidt tot geestelijke verruiming en bevordering van zelfstandig denken. Hoofdzaak wordt het opwekken en leiden der eigene spontane aktiviteit van het kind, en met dit als het doel der opvoeding te proklameeren, volgt de paedagogie slechts de richting der geheele moderne psychologie, die het menschelijke bewustzijn in steeds hoogere mate begrijpt niet als een passief aanschouwen, maar als een in zijn diepste wezen met het willen en begeeren samenhangend vermogen. Nu is het voor de overgroote meerderheid der arbeiders in niet-revolutionaire tijden onmogelijk om zich zelven door praktische deelneming aan het maatschappelijke leven alzijdig op te voeden. Hun aktiviteit is tot hun vak beperkt en hoe verder de arbeidsverdeeling in de machinaal-bedreven industrieën wordt doorgetrokken, hoe nauwer de grenzen hunner ervaring worden, hoe kleiner het terrein wordt waarop zij tot eenig initiatief en zelfstandig oordeelen in staat zijn. De uitspraak van den franschen psycholoog Le Bon, dat ‘de massa der arbeiders geen enkele heldere en juiste gedachte bezit, behalve over de dingen die hun vak raken’ moge overdreven zijn, ieder die in de arbeidersbeweging b.v. als leider van kursussen heeft ervaren op welke uiterst gebrekkige manier verreweg de meeste arbeiders den inhoud van een rede weergeven, zoodra deze ook maar eenigszins van algemeenen of abstrakten aard is, zal moeten erkennen dat zij eenige waarheid bevat. | |
[pagina 378]
| |
De organisatorische arbeid, het grootste gewrocht der arbeidersklasse in de laatste halve eeuw, heeft ongetwijfeld een deel van haar uit die beperktheid opgeheven, haar ervaring verrijkt en haar geest van initiatief bevorderd. Door hun werkzaamheid in de beweging kregen de voormannen ook heldere en juiste gedachten over tal van met de organisatie samenhangende dingen en niet over hun vak rakende alleen. Maar voor het grootste deel der arbeiders bleef de oude toestand bestendigd. Immers het was juist een kenmerk van de aktiviteit der sociaaldemokratie en der vakorganisatie in het vorige tijdperk, dat de massa van haar leden uit passieve aanhangers: lezers, kontributie-betalers en roode kiezers, bestond. Slechts zelden traden de massa's zelven handelend op. Hierin ligt een oorzaak van het feit dat ondanks de geweldige socialistische propaganda in woord en geschrift, tientallen jaren lang onder millioenen arbeiders gevoerd, de psyche van het proletariaat nog zoo sterk onder den invloed van burgerlijke denkvormen bleef als de wereldoorlog uitwees. Al deze millioenen namen de ideeën van den klassenstrijd en van de proletarische solidariteit wel is waar op, maar daarom voerden zij den strijd voor het socialisme nog niet noch pasten zij de internationale solidariteit toe. Pas de periode der revolutionaire massa-aktie zal hierin verandering brengen. Pas wanneer de geheele massa aktief optreedt tegen het kapitalistische stelsel en door dien strijd tot internationale eenheid wordt samengesmeed, zullen in haar de ideeën van het revolutionaire marxisme tot haar eigen vleesch en bloed worden. De veel grootere vruchtbaarheid van daadwerkelijke toepassing, vergeleken met passieve aanschouwing, uitsluitend verstandelijk begrijpen, verklaart het snellere rijpen van het politieke bewustzijn van opkomende klassen in revolutionaire tijdperken, gelijk wij dit in ons historisch overzicht herhaaldelijk hebben gekonstateerd. Dit verschil verklaart ook het achterblijven der werkelijke bij de schijnbare politieke rijpheid van het proletariaat, een feit, in Augustus 1914 op zoo ontstellende wijze gebleken. Zoomin als een kind de krachten der natuur zelfstandig kan toepassen omdat het eenig onderricht in de natuurwetenschap heeft ontvangen, zoomin kan de arbeidersklasse reeds werkelijk internationalistische daden verrichten, alleen omdat haar de redenen zijn uiteengezet, waarom zij internationalistisch behoort te wezen. Waarlijk internationaal kan zij slechts worden door internationaal tegen het kapitaal te strijden. Daarbij komt dat de propaganda in de aera der wettelijkheid vaak alles heeft verzuimd wat het socialisme tot een motorische kracht in het onderbewuste kon maken. De verwaarloozing van de groote koncepties, van het sociaal-idealistische element in het socialisme, de overschatting van kleine hervormingen, van praktische, tastbare, stoffelijke resultaten, dit alles was oorzaak dat de bewegende kracht van het socialisme oneindig geringer bleef dan vriend en vijand geloofden. Echter wij herhalen: niet in de eerste plaats het gesproken en geschreven woord, maar de voortdurende oefening, de telkens | |
[pagina 379]
| |
herhaalde daad is de beslissende faktor. Daarom is de eenige waarborg voor het triomfantelijk uitbreken der algemeene klasse-solidariteit in een historische krisis, haar veelvuldige toepassing ook daarvóór. | |
2. Methoden der massa-aktie.A. Massa-aktie en organisatie.Alle nationale en internationale sociaaldemokratische kongressen waarop de massale staking een punt van bespreking uitmaakte, hebben een nauw verband gelegd tusschen organisatie en massa-aktie. Maar dit geschiedde op eenzijdige wijze, doordat de sociaaldemokratie de organisatie, d.w.z. de in zichtbare vormen gebrachte eenheid van het proletariaat enkel beschouwde als de meest onmisbare voorwaarde tot doeltreffende massale aktie en niet tevens erkende, welk een groote organisatorische kracht de revolutionaire volksbeweging zelve is. In haar overschatting der mechanische uitwendige gebondenheid verwaarloosde de sociaaldemokratie de innerlijke gesteldheid, zij zag voorbij, hoe de bezieling, de spanning en exaltatie der kollektieve psychische krachten de hoofdfaktoren van alle revolutionaire massa-bewegingen zijn. Door haar opvatting deed zij de historische werkelijkheid geweld aan, de geschiedenis immers kent wel vele voorbeelden van akties van ongeorganiseerde massa's, maar nog nimmer is het aan een partij gelukt om door middel van een organisatorisch besluit, dat is door bewusten wil alléén, een revolutionaire aktie te ontketenen. De anarchisten en syndikalisten daarentegen stonden op het standpunt, dat organisatie voor massale akties niet noodig was. Ja, in zeker opzicht beschouwden zij regelmatig funktioneerende organisaties zelfs als een belemmering van revolutionaire bewegingen. Door middel van de organisatie, aldus b.v. Lagardelle, een der meest intelligente en theoretisch-geschoolde syndikalisten, legt de ‘vormlooze massa der achterlijken’ haar wil op aan de ‘organische kern’, den gloeienden haard waar de vlam uit opslaat; de meerderheid belemmert de minderheid in haar bewegingen, houdt haar terug, wanneer zij voorwaarts wil stormen en werkt zoo als een rem der historische ontwikkeling. Zoowel de sociaaldemokratische als de anarcho-syndikalistische opvattingen bevatten een beperkte gedeeltelijke waarheid, maar de fout van hun aanhangers was dat zij deze beide beperkte waarheden niet dialektisch verbonden. De geschiedenis leert ons dat de massa niet wacht met in aktie te komen tot zij een uiterlijken band geslagen heeft om hare gemeenschappelijke begeerten en aspiraties. Integendeel: alle revolutionaire tijdperken worden ingeleid door bewegingen van ongeorganiseerde massa's. In zulke tijdperken schept de kollektieve daad den organisatorischen vorm, zooals zij ook de behoefte schept aan de kennis die, volgens dezelfde eenzijdige opvatting, eveneens aan de aktie vooraf moet gaan. | |
[pagina 380]
| |
In revolutionaire tijden vallen de massa's zelven onophoudelijk de machtposities der heerschende klasse aan. Aanvankelijk dragen deze aanvallen het karakter van spontane uitbarstingen, die door verrassing hun doel bereiken. Naarmate echter de reaktie haar krachten meer organiseert, worden de aanvallers gedrongen ook hun akties zorgvuldiger voor te bereiden. Blijven zij hierin bij de kontra-revolutionaire machten ten achter, dan verliest de revolutionaire beweging allengs het terrein, door haar eerste spontane aanvallen veroverd. Snelle vooruitgang in organisatorische kracht is dus voor de revolutionaire massa een levenskwestie. In de beide vroeg-burgerlijke revoluties, de noord-nederlandsche van 1568 en de engelsche van 1643, voltrekt het proces der organisatie van de revolutionaire massa's zich ten deele in kerkelijke, ten deele in militaire vormen. De geuzen-benden en in onvergelijkelijk veel hoogere mate de demokratische legers van Cromwell zijn organisatorische scheppingen der revolutionaire massale akties van hun tijd, zoowel als organen van verdere georganiseerde massa-aktie tegen het absolutisme. Steunpunten der revolutionaire akties dier dagen zijn eveneens de kerkgenootschappen der Hervormden in Vlaanderen en der Independenten in Engeland. Eerst de groote fransche omwenteling heeft de mogelijkheid tot revolutionaire organisatie der massa buiten de kerk en buiten het leger geschapen. Immers zonder de ‘burgerlijke vrijheden’ die zij veroverde moet iedere organisatie een konspiratief, geheim karakter dragen en kan daarom slechts een miniem onderdeel der massa's omvatten. In de burgerlijke omwenteling spelen twee vormen van organisatie een hoofdrol, waarvan de eene, de barrikade, absoluut-spontaan en voorbijgaand, de tweede, de politieke club meer blijvend is. De eerste dient den strijd zelf in zijn felste momenten; de tweede dient vooral de geestelijke voorbereiding tot nieuwen strijd. Noch de politieke club, noch de barrikade zijn organisaties op klasse-grondslag. Integendeel verbonden zij de verschillende klassen, die te samen het revolutionaire volk vormden. Op de hoogtepunten der burgerlijke revolutie was de politieke club de plaats, waar het gedachte- en gevoelsleven der aktieve voorhoede zich koncentreerde, gelijk het leven van-de-daad zich koncentreerde op de barrikade. In de broeikas-atmosfeer der clubs rijpten de politieke ideeën, eischen en aspiraties uiterst snel, de politieke hartstochten ontgloeiden. Onder de mokerslagen van een niets ontziende kritiek stortten de oude afgoden neer, en koortsige handen rukten de sluiers af der meest geheiligde instellingen. In de clubs toetsten de leden der verschillende demokratische klassen: kleinburgers, intellektueelen, handwerkers, arbeiders, elkanders denkbeelden, opvattingen en aspiraties; door onophoudelijke diskussie en wederzijdsche doordringing vormde | |
[pagina 381]
| |
zich onder de meest vooruitstrevende groepen een kollektieve meening omtrent de feiten van den dag en de daardoor noodig geworden revolutionaire daden. De clubs waren van zeer groot belang voor de politieke opvoeding der aktieve voorhoede van de revolutionaire klassen en wanneer de verscherping der tegenstelling drong tot nieuwe, beslissende worstelingen, werden zij tot de haarden in wier gloeihitte nieuwe revolutionaire massa-akties werden gesmeed. Wat de organisatorische rol der barrikade aangaat, zoo meenen wij hier wederom niet beter te kunnen doen, dan, gelijk wij reeds in ons geschrift over Algemeene Werkstaking en Sociaaldemokratie deden, een deel der schitterende passage over te nemen, waarin Parvus, toen nog revolutionair marxist, in zijn artikel over ‘Staatsgreep en Politieke Massa-staking’ (verschenen in de ‘Neue Zeit’ Jg. XIX, deel II) de rol der barrikade als volgt omschreef: ‘De taak, die aan het leger toeviel, was, het volk uit de straten te verjagen, het uiteen te drijven, teneinde daardoor de toovermacht der samenscholingen te vernietigen, in de verwachting dat de uiteengestoven menigte, zonder onderlingen samenhang, ontmoedigd zou worden en haar ontbonden deelen aan zich zelven overgelaten, zouden zwichten en weer onder het juk bukken om in het oude spoor verder te draven. Daartegen verzette zich het volk. Zoo ontstonden de barrikaden. De beteekenis der barrikade is in twee richtingen te zoeken. Vooreerst was zij een verzamelpunt en organisatie-middel. Juist waar het een ongeorganiseerde massa betrof, zooals dat bij de historisch bekende gewelddadige revoluties steeds het geval was, is dat een zeer belangrijk punt. De samenscholingen kregen daardoor een doel en een band. Een bijzonder goede uitwerking bleek dat te hebben bij de door hun beroepsbezigheid van elkaar gescheiden, maar toch in het enge bestek der straat, der stadswijk, in zeer aanzienlijk aantal voorhanden kleine kooplieden, ambachtslieden, huisindustrieelen enz. Door den barrikadenbouw werden deze lieden uit hun winkels, werkplaatsen en achterhuizen gelokt en vereenigd. Voor allen was de barrikade de proklamatie, de openlijke afkondiging der omwenteling, de geheschen banier, om de revolutionaire krachten te verzamelen. Men bedenke, hoe talrijk nog in 1848 de kleinburgerlijke ambachtsstand was, hoe ongeorganiseerd de arbeidersklasse zelve was, en men zal de belangrijkheid van dit punt begrijpen.’ Evenals de massa-akties van revolutionair-burgerlijke tijdperken, beschikken die van het revolutionair-proletarische tijdperk, waartoe het imperialisme reeds sedert het begin der nieuwe eeuw, maar vooral sedert den wereldoorlog drijft, over twee groote organisatie-middelen of verzamelpunten. Het eene is de ekonomische en politieke arbeidersvereeniging, het andere de staking. De arbeiders-organisaties zijn voor de periode der proletarische revolutie, wat de clubs voor die der burgerlijke revolutie waren, terwijl de massale, revolutionair- | |
[pagina 382]
| |
politieke stakingsbeweging de funktie vervult die in de burgerlijk-revolutionaire periode aan het barrikadegevecht toeviel. Zooals men ziet onderscheiden de organisatie-middelen (die tevens strijdmiddelen zijn) der proletarisch-revolutionaire periode zich in menig opzicht van die der burgerlijke. De politieke club is nimmer een organisatie der massa geweest, maar enkel die eener aktieve voorhoede van verschillende klassedeelen. De sociaaldemokratische partijen en vooral de vakbonden zijn daarentegen organisaties op klasse-grondslag, die niet slechts de aktieve voorhoede maar de breede lagen van het proletariaat omvatten. In zijn massa-organisaties heeft dit geweldige technische hulpmiddelen geschapen tot uitvoering zijner massale akties, hulpmiddelen, die aan den revolutionairen ‘derden stand’ van 1789 en van 1848 zoo goed als geheel ontbraken. Het schrijdt tot deze akties, gewapend met een organisatorische kracht en ervaring als geen vroegere revolutionaire klasse ooit bezat. Ook die groote deelen van het proletariaat, welke nog buiten het organisatorische verband staan, zijn geen woeste, tuchtelooze horden meer. Door het produktie-proces in samenwerking en discipline geoefend, door de socialistische en de organisatorische idee aangegrepen, overtreffen zij de georganiseerde arbeiders vaak in spontaniteit, strijdlustigheid en onstuimigheid, terwijl zij in sommige gevallen hebben bewezen hun gelijken te zijn in taaiheid, uithoudingsvermogen en volharding. Zeldzamer is het, dat zij dit ook in zelfbeheersching zijn. Bewegingen van volkomen ongeorganiseerde massa's - dat wil zeggen van massa's, nog in geen enkel opzicht door organisatorische begrippen beïnvloed en elken uiterlijken samenhang ontberend - zullen in het proletarisch-revolutionaire tijdperk weinig of niet voorkomen. De opvoeding der massa's tot stelselmatige samenwerking in het produktieproces, hun potentieele, innerlijke eenheid door de algemeene verbreiding der socialistische idee, de kracht waarmee het socialisme zich in de periode na den wereldoorlog zal opdringen als de eenige oplossing der ontzettende maatschappelijke krisis, dit alles zal de organisatie der breede massa's in hooge mate vergemakkelijken en bespoedigen. Bij een vergelijking van den barrikadenstrijd met de revolutionair-politieke staking treft ons als een fundamenteel onderscheid tusschen beide, hoe de eerste de leden van verschillende klassen, de tweede daarentegen enkel die eener bepaalde klasse verbindt. Evenals de barrikade-strijd beteekent de massale revolutionaire staking de plotselinge losscheuring der duizenden draden, wier regelmatig verloop de webbe van het alledaagsche sleurleven vormt, zij beteekent dat de massa alle windsels van kleinzielige vrees, laksheid en weifelmoed afwerpt. Zij schept een revolutionaire situatie, en zoo zij algemeen wordt, zijn haar gevolgen de ontwrichting van het maatschappelijke leven en de desorganisatie van den staat. Door middel van de revolutionaire staking volbrengt de eene | |
[pagina 383]
| |
klasse, wier specifiek strijdmiddel zij is, dit alles. En in de enkele gevallen waarin, zooals in de russische Oktoberdagen van 1905 ook de z.gn. vrije beroepen aan de staking deelnamen, bleek hieruit hoe de arbeidersklasse als de eenige revolutionaire macht van onzen tijd allen vooruitstrevenden elementen in een maatschappelijke krisis haar taktiek oplegt. Nog in andere gewichtige opzichten onderscheiden zich barrikade en staking. De eerste trok, ook in oogenblikken van diep-politieke beroering en hooge spanning, slechts een kleine aktieve minderheid der opstandigen in den strijd, de tweede omvat in zulke oogenblikken als revolutionaire massa-staking de overgroote meerderheid, somtijds in letterlijken zin de algemeenheid van het proletariaat. De barrikade vereenigde de strijders gedurende enkele uren, ten hoogste enkele dagen, daarna vielen de verbonden elementen weer in atomen uit elkaar. De politieke staking daarentegen strekt zich als revolutionaire stakings-beweging vaak uit over vele weken en zelfs maanden. Juist ook door haar duur onderscheidt zij zich van alle vroegere revolutionaire massa-bewegingen: van den optocht, de gewapende betooging, het straatgevecht. Alle waren kortstondig; werd de overwinning niet spoedig behaald, dan moest de aktie worden afgebroken, om wanneer de omstandigheden gunstiger werden, te worden hervat. Eenige dagen of weken van toenemende opwinding en gisting, soms ook van voorbereiding aan beide zijden, dan de vaak onbeteekenende en toevallige omstandigheid die tot de botsing dreef, de uitbreiding en ontplooiing der revolutionaire krachten: twee, drie dagen, op zijn allermeest een week, van straat- en barrikade-gevechten - dan was de strijd, vaak voor jaren en tientallen jaren beslist, de rust keerde weer. De revolutionaire massa-akties van het proletariaat dragen een geheel ander karakter. Natuurlijk kan een absoluut algemeene staking geen weken of maanden achtereen worden voortgezet, maar zij vormt zelve in den regel pas de klimax, het hoogtepunt eener revolutionaire, ekonomische en politieke stakingsbeweging, die reeds langen tijd in een groot aantal bedrijven op en neder heeft gevloed. In andere gevallen kan de strijd van een enkele arbeiders-kategorie, die door haar ingrijpende werkingen op het maatschappelijke leven en haar massale uitbreiding een revolutionair karakter draagt, maanden achtereen onafgebroken worden volgehouden. Allerlei variaties zijn mogelijk, maar bijna altijd zal de revolutionaire proletarische massa-aktie een langdurig-voortgezette worsteling zijn, waarbij van de taaiheid, de volharding en het psychische uithoudingsvermogen der strijders onvergelijkelijk meer gevergd wordt, dan het geval was in den opwindenden barrikadestrijd met zijn roes van kruitdamp en kogels, met zijn wild heroïsme en snel verloop.
Door aan te toonen, hoe de massa-aktie zoowel tot organisatie leidt als dat zij zelve, vooral in de latere fazen van een revolutionair tijdperk, organisa- | |
[pagina 384]
| |
tarische steunpunten behoeft om krachtig en doeltreffend te zijn, stelt men nog slechts ééne zijde der dialektische wisselwerking tusschen massa-aktie en organisatie in het licht. Thans willen wij ook de andere zijde, dat is het onvermijdelijk tusschen organisatie en massa-aktie heerschende antagonisme, ontleden. Dit antagonisme, - op het oogenblik treedt het in de arbeidersbeweging bijzonder sterk naar voren, - is geen uitsluitend kenmerk van de revolutionair-proletarische periode, maar integendeel een algemeen verschijnsel. Het wortelt in de psychische oppositie tusschen elementairen hartstocht en aangekweekte zelfbeheersching, tusschen overgave aan de impulsies van het onderbewuste en betooming dezer impulsies door den bewusten wil, tusschen spontane, geïnspireerde en scheppende aktiviteit en handelen als resultaat van verstandelijk overleg. In de organisatie, hetzij zij geheim genootschap, politieke club, partij op klasse-grondslag of vakvereeniging is, heeft het bewuste, redeneerende verstand in den regel de leiding. Het wil zich opdringen aan de massa, om, uitgaande van bepaalde dogma's, steunend op vaste regels en met een vastgesteld plan voor oogen, haar aktie naar zijn behoeften en doeleinden te regelen. Maar daardoor komt het onvermijdelijk, fataal, in konflikt met den elementairen drang die de massa's voortdrijft en vaak drijft tot daden, welke aan het redeneerende verstand onbegrijpelijk, gevaarlijk, roekeloos, schadelijk en onzinnig toeschijnen. Soms vindt het omgekeerde plaats: dan tracht de bewuste wil, in de organisatie belichaamd, tevergeefs de massa over te halen tot daden waarvoor hij den tijd gekomen acht, maar die haar intuïtie afwijst: de mislukte opstanden der Blanquisten tusschen 1831-1848 zijn hiervan tragische voorbeelden. Het is een der groote verdiensten van Marx, de algemeene politieke opvoeding en aktie der arbeidersmassa's als den eenigen weg ter onverwerping van het kapitalisme te hebben gepropageerd, in tegenstelling tot de samenzweerders-taktiek der groote en kleine revolutionaire leiders van zijn tijd die de omwenteling wilden teweegbrengen naar een vooruit vastgesteld plan en op een vooruit bepaalden datum. ‘Tegenover de beredeneerde, rationeele konspiratie stelde Marx de intuïtieve historische inspiratie.’ (Kritschewsky). In de overgangsperiode tusschen 1900 en het begin van den wereldoorlog zien wij het redeneerende verstand en den bewusten wil in de politieke- en vakorganisatie van het proletariaat in den regel werkzaam in een richting tegengesteld aan die der konspiratieve periode. Zooals de leiders der geheime genootschappen in de jaren dertig en veertig de massa's trachtten te drijven tot akties waarvoor de maatschappelijke voorwaarden ontbraken, zoo verzetten de leiders zich in onze eigen dagen tegen akties, waarvoor de sociale voorwaarden wel aanwezig zijn en die een voorhoede intuïtief reeds als den eenigen weg tot bestrijding, ondermijning en eindelijke omverwerping van het gekoncentreerde kapitaal beseft. Het bekrompen verstand verwerpt deze akties als | |
[pagina 385]
| |
ondoeltreffend, hoont ze als anarchistisch, houdt ze tegen als gevaarlijk voor het proletariaat. Reeds vóór den wereldoorlog kwam het voor, dat vertegenwoordigers der officieele sociaaldemokratie en der moderne vakbeweging de heerschende klassen behulpzaam waren bij het onderdrukken van spontane massa-bewegingen. Gedurende den oorlog is dit in bijna alle landen regel geworden; het antagonisme tusschen de klein-verstandelijke gezichtspunten der verouderde organisatie en den intuïtieven drang die in de massa's opkomt, heeft daarmee een uitersten graad van scherpte bereikt. Maar terwijl vroeger de tegenstelling tusschen de versteende ervaring, het tot regels, stellingen en dogma's gestolde rationeele inzicht en de uit het onderbewuste opborrelende, door historische gebeurtenissen, behoeften en nooden gewekte intuïtieve drang der massa's doorgaans den vorm aannam van een tegenstelling tusschen het georganiseerde en het ongeorganiseerde proletariaat, vertoont zij zich in onzen tijd steeds meer als een tegenstelling tusschen twee tegen elkaar botsende vormen van organisatie. Het kapitalistische produktieproces wekt in zoo hooge mate bij het proletariaat den drang naar organisatie, dat strijdende massa's, door een gelijksoortig wilsrytme bewogen, zich onmiddellijk in den een of anderen vorm aaneensluiten. De ‘Arbeidersraden’ in Rusland zijn voorbeelden van een dergelijken spontanen organisatievorm; door hen rangschikte een proletariaat, dat door uiterlijke omstandigheden, te weten de macht van het politieke absolutisme, verhinderd werd de kunstige falanx der vak- en der politieke organisatie te vormen, zijn onsamenhangende massa's met één slag in een elementair strijdverband. De enorme massa's arbeiders wien in west- en centraal-Europa, en niet minder in de Vereenigde Staten, tot nu toe elke organisatie onmogelijk werd gemaakt, de honderdduizenden arbeidsslaven van de reuzenbedrijven der zware industrie, het spoorwegpersoneel, de mijnwerkers, de landarbeiders, de havenwerkers, de millioenen vrouwen, zij allen zullen in het nieuwe revolutionaire tijdperk door de algemeene maatschappelijke beroering tot den strijd worden gebracht en zich in den strijd, voor de behoeften van den strijd organiseeren. Zullen zij het voorbeeld volgen van de geschoolde vakarbeiders der middenbedrijven, die in de jaren van betrekkelijke politieke windstilte welke achter ons liggen, hun hecht-gefundeerde vakbonden man voor man zorgvuldig hebben opgebouwd? Wij achten het waarschijnlijker dat zij zich zullen aaneensluiten, naar het voorbeeld der russische arbeidersraden, in massale verbanden op grondslag van het produktie-proces, en dat in deze raden ook de bestaande politieke en ekonomische organisaties van het proletariaat zullen worden opgenomen. Maar ook zoo hiermede de nieuwe massa's, die de komende jaren tot beweging zullen wekken, den organisatievorm zouden scheppen, behoorend bij het nieuwe stadium van den proletarischen klassenstrijd, - ook dan zouden de moeilijkste organisatorische problemen nog niet opgelost zijn waarvoor het | |
[pagina 386]
| |
proletariaat in het revolutionaire tijdperk zal komen te staan. Die problemen omvatten ook de tegenstelling tusschen de rechten der meerderheid en die van het individu, tusschen organisatorische discipline en individueele zelfstandigheid. Reeds in de jaren vóór den wereldoorlog drong de tegenstrijdigheid tusschen de ten top gevoerde centralisatie en het recht der persoonlijkheid zich op. In een tijdperk waarin de leiders vervreemd waren van de massa's en zich tot een kaste met eigen opvattingen en aspiraties hadden verzelfstandigd, moest deze tegenstrijdigheid in hoofdzaak den vorm aannemen van een tegenstelling tusschen massa's en leiders. In het nieuwe tijdperk zullen de leiders niet meer hun wil kunnen opdringen aan de massa, deze zal weer aan zich zelve worden teruggegeven, zij zal de vrije beschikking heroveren over zich zelve, die de eerste voorwaarde tot spontane, in souvereine vrijheid geïmproviseerde aktiviteit is. Hoe meer echter, - wat van een zoodanige aktiviteit onafscheidelijk is - de geest van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid over de enkelingen vaardig wordt, des te zekerder zijn konflikten tusschen meerderheid en minderheid te verwachten. En waar die geest zich doorzet, zullen dergelijke konflikten niet eenvoudig in dier voege opgelost kunnen worden dat de minderheid gedwongen wordt zich te onderwerpen, gelijk dit het geval was in het vorige tijdperk, toen de arbeidersbeweging haar heil zag in een straffe, onverbiddelijke discipline. Evenwel vervalle men niet in het andere uiterste en bedenke dat in elke strijdende groep de rechten van persoonlijkheid en minderheid noodzakelijk hun grenzen moeten vinden in de eischen van den strijd. Dat b.v. een minderheid het recht zou verkrijgen zich te onttrekken aan de uitvoering van organisatorisch tot stand gekomen besluiten, zoodra tegen deze van haar kant bezwaren bestaan, komt ons uiterst onwaarschijnlijk voor. De strijdbaarheid der organisatie zou onder een dergelijk individualisme te zeer lijden. Eerder denken wij ons de oplossing althans in de naaste toekomst zoo, dat in de plaats der groote gecentraliseerde lichamen van het vorige tijdperk, kleinere groepen van gelijkgezinden zullen treden, die voor bepaalde doeleinden zoowel onderling als met de algemeene, op den grondslag der produktie tot stand gekomen arbeidersraden samen zullen werken. In deze richting schijnt de huidige ontwikkeling te gaan. Dat, ten slotte, in de komende worstelingen ook de scheidingslijn tusschen politieke- en vakorganisatie zal verdwijnen, lijkt ons de noodzakelijke konsekwentie zoowel van den strijd zelf als van den aard der machten, waartegen hij zich zal moeten richten. De zorgvuldige afbakening der vakorganisatie van de politieke van het proletariaat, was een resultaat van tijdelijke omstandigheden. Zoodra iedere ekonomische beweging de kiemen in zich draagt van algemeenen, dat is van politieken strijd, en zoodra iedere politieke strijd voornamelijk door het wapen der massale staking, dat is der ekonomische kracht, wordt uitgevochten, verliest deze onderscheiding haar reden van bestaan. Reeds | |
[pagina 387]
| |
heden vereenigen de kleine groepen van bewust-revolutionaire arbeiders, die zich te Bremen, Hamburg, Hannover enz., gevormd hebben, de funkties van partij- en van vakorganisatie. Zij verwerpen principieel iedere organisatorische splitsing, omdat deze in den arbeider de dwaling voedt, als zou hij in de vakorganisatie voor zijn onmiddellijke groepsbelangen, in de partij daarentegen voor zijn verder liggende algemeene klassebelangen moeten strijden. De revolutionaire toekomst der organisatie ligt in de organen die, in welken vorm ook, dit denkbeeld belichamen, die met de verouderde splitsing der ekonomische en politieke funkties van de arbeidersklasse hebben afgedaan.
Sedert het begin der revolutionaire periode voltrekt een groote verandering zich in de verhouding tusschen georganiseerden en ongeorganiseerden. De ongeorganiseerde massa's. waaruit in vroeger jaren doorgaans de onderkruipers werden gerekruteerd die bij stakingen de georganiseerden in den rug aanvielen, komen thans vaak het eerst in beweging en worden op hun beurt door verraad van de georganiseerden aan de ondernemers en den staat overgeleverd. Hoe grooter het verschil in levensstandaard tusschen de georganiseerde, geschoolde, en de ongeorganiseerde, ongeschoolde arbeiders, is, hoe erger de vakbonden der eersten verburgerlijkt zijn, hun leden tot zelfgenoegzame kleinburgers verworden, hoe meer het optreden der ‘aristokratie van den arbeid’ als een hulptroep van het kapitaal regel wordt. Het klassieke voorbeeld hiervan is Noord-Amerika. Maar ook daar waar de kloof minder diep is, waren het reeds in de jaren vóór den wereldoorlog vaak de ongeorganiseerde massa's, die door hun onstuimigen aandrang de georganiseerden in beweging brachten. De massale stakingen van het engelsche transportproletariaat hebben hiervan verscheidene voorbeelden geleverd. De voorspelling van Rosa Luxemburg in 1906, dat de verwaarloosde, door niets aan de burgerlijke maatschappij gebondene massa's van het ongeorganiseerde proletariaat de voornaamste stormtroepen der revolutie zouden vormen, wordt heden reeds vervuld en zal in de komende jaren steeds meer vervuld worden. Niet alsof wij meenen dat de georganiseerde en geschoolde arbeiders in aller eeuwigheid zullen blijven vasthouden aan de methode van vergelijk en verdrag, aan arbitrage en scheidsgerecht, aan kollektieve kontrakten op langen termijn, kortom aan de gansche taktiek der vorige periode. De door den oorlog geweldig toegenomen kracht van het kapitaal, zijn wil de verhoogde uitbuiting te bestendigen zullen hen noodzaken op nieuwe wijze te strijden. Maar slechts moeizaam en aarzelend zullen zij zich losmaken van verouderde opvattingen, de fanatieke tegenwerking der door hen ‘onmisbaar’ geachte leiders zal hun aktieve aanpassing aan de nieuwe omstandigheden langen tijd belemmeren. Deze zullen trachten elke beweging die zij niet kunnen tegenhouden, te doen verloopen in het doode spoor der ‘onderhandelingen’ tusschen arbeiders en | |
[pagina 388]
| |
ondernemers van afzonderlijke industrieën, inplaats van haar te leiden op de wijde banen van den klassenstrijd tegen het imperialisme. Het verloop der April-staking (1917) in de Berlijnsche munitie-fabrieken bewijst hoe gemakkelijk een dergelijke toeleg nog gelukt. Slechts waar de georganiseerden de noodige revolutionaire energie bezitten om tegen de vakvereenigings-bureaukratie den strijd voort te zetten, waar zij uit hun eigen midden nieuwe leiders voortbrengen, gelijk b.v. de munitiewerkers aan de Clyde dit deden, slechts daar zal hun eerste élan sterk genoeg zijn om niet telkens weer gebroken te worden door het optreden der burgerlijk-nationalistisch gezinde vakvereenigings-bureaukratie. Zoo zullen de, hetzij ongeorganiseerde hetzij revolutionair-georganiseerde arbeiders de weifeling der modern-georganiseerde telkens door hun voorbeeld moeten overwinnen. Zij alleen kunnen, in vulkanische uitbarstingen, de nieuwe strijdvormen doorzetten die het imperialisme noodig maakt. Inplaats van het droombeeld eener staking, vastgesteld in onderling overleg tusschen de leidende bureaukraten van partij en vakbeweging, eener staking waarvoor deze enkel de ‘verantwoordelijkheid’ op zich durven nemen zoo haar succes zeker is, stellen de massa's de spontane daad van duizenden, uit elementairen drang geboren en op eigen verantwoordelijkheid aanvaard. Hun daad zal bij tallooze geschoolde, georganiseerde arbeiders, wier levensstandaard en ideologie zich slechts weinig van die der ongeorganiseerde massa onderscheidt, een onbedwingbare neiging tot navolging, een zegevierende gemoedsbeweging van daadwerkelijke solidariteit opwekken. Zij zullen tegen de smeekbeden, vermaningen en bedreigingen hunner leiders in, zich met hun strijdende makkers vereenigen. Zoo ging het, zij het op kleine schaal, in de Amsterdamsche Juli-staking (1917), zoo zal het telkens gaan in de massa-bewegingen der eerstvolgende jaren. Deze zullen tot stand komen ondanks de tegenwerking der reformistisch-nationalistische arbeiderspartijen en vakbonden, d.w.z. hunner leidende organen, onder aanmoediging en met den steun der internationalistisch-revolutionaire organisaties, maar door het initiatief der massa's zelven. | |
B. De rol van leiding en persoonlijkheid in de massa-aktie.Volgens de burgerlijke sociaal-psychologen overwegen in de menigte altijd wreede en misdadige neigingen. Zoowel de zedelijke krachten als de verstan delijke vermogens verzwakken in den mensch, zoodra hij zich met anderen verbindt tot eene kollektieve eenheid; de onstuimige gemoedsbeweging die hem in gemeenschap aangrijpt, overstemt geweten en rede en doet hem daden begaan, waarvan hij tot bezinning gekomen, gruwt. In den regel spelen boosdoeners en misdadigers bij volksbewegingen, onlusten en oproeren de hoofdrol, zij nemen de leiding en sleepen ook de ‘goeden’, dat zijn volgens den | |
[pagina 389]
| |
italiaanschen sociaal-psycholoog Sighele ‘zij, die tot kalmte aansporen’ mede. Deze laatsten zijn altijd in de minderheid en hebben bovendien de omstandigheid tegen, dat ‘goedheid een meer passieve eigenschap dan boosheid’ is; zij staken al spoedig hun machtelooze pogingen en laten aan de woestheid, de plunderzucht en moordlust der menigte den vrijen loop. Deze typisch-kleinburgerlijke opvatting, die op zoo naïeve wijze rust als de eerste burgerplicht verheerlijkt, stelt het voor als zouden in de menigte onherroepelijk anti-sociale aandriften zegevieren. De historische ervaring leert echter iets anders, zij leert dat menigten vaak hebben uitgeblonken door heerlijke offervaardigheid, onzelfzuchtige geestdrift voor algemeene doeleinden en idealen, heldhaftigen moed. Dat de opstandige menigte vaak bewijzen geeft van opmerkelijke eerlijkheid, zijn alle schrijvers over massa-psychologie genoodzaakt te erkennen. ‘De ergste schurken’, aldus b.v. Le Bon, ‘verwerven door het bloote feit van zich tot een menigte te vereenigen, somtijds beginselen van uiterst strenge zedelijkheid.’ De burgerlijke sociaal-psychologie, die niet kan loochenen, hoe menigten zich in menig opzicht hoog boven het zedelijke peil der enkelingen waaruit zij bestaan verheffen, en die niet wil of kan inzien, dat het de revolutionaire gezindheid is, welke dit wonder in hen volbrengt door den stremmenden invloed op te heffen van klein-persoonlijke gevoelens, van zorg voor het eigen individu, is genoodzaakt de exaltatie der sociale aandriften in de menigte door een andere faktor te verklaren. Als zulk een faktor beschouwt zij den suggestieven invloed der leiders. Voor haar is de massa niets dan een klomp weeke klei, waarin de wil der leiders bepaalde stemmingen en impulsies opwekt. Al naar den aard der op hen uitgeoefende suggestie zullen menigten overgaan tot daden van beestachtige wreedheid of van bewonderenswaardig, ofschoon slechts halfbewust heroïsme. Op den leider, op de richting van zijn wil komt dus alles aan. Deze ‘verklaring’, die in haar dwaze eenzijdigheid elken bepalenden invloed der historische en sociale omstandigheden op het handelen van de massa buiten spel laat en in haar slechts een willooze kudde ziet, door vreemde machten her- en derwaarts gedreven, verlaagt de groote massa-akties, die de dramatische hoogtepunten der historische ontwikkeling vormen, tot toevallige gevolgen van het optreden van bepaalde enkelingen; zij loochent hun inwendige noodzakelijkheid. Wij ontkennen geenszins dat de menschen zooals zij van nature ongelijk zijn in verstandelijke en zedelijke vermogens, dit ook zijn in wilskrachtigen aanleg. De buitengewone hoogtegraad van energie, waarop sommige naturen gespannen zijn - en niet minder de bijzondere aard van deze energie, - is wel niet de eenige, maar toch de voornaamste eigenschap die hen voorbeschikt om als leiders der massa op te treden. Om hun wil heen kristaliseeren zich haar opvattingen, stemmingen en begeerten; de onwrikbaarheid hunner over- | |
[pagina 390]
| |
tuiging, waarvoor zij bereid zijn alles te offeren, geeft aan hun woorden en aan heel hun optreden suggestieve kracht. De massa had altijd leiders en zal ze altijd hebben, want elke groep menschen, groot of klein, stelt zich instinktief onder het gezag van een harer leden, zij rangschikt zich om een middenpunt. Maar de burgerlijke sociaal-psychologen hebben de verhouding tusschen massa en leider hoogst oppervlakkig en eenzijdig opgevat. In werkelijkheid berust de invloed, de suggestieve kracht der leiders, op de overeenstemming van hun eigen wil en aspiraties met die der massa: zij dringen aan deze geen vreemde doeleinden op, maar doen haar hare eigen doeleinden beseffen. Het is een axioma der psychiatrie, dat geen enkele suggestieve macht onbegrensd is, maar integendeel elke beperkt wordt door de organische gesteldheid van het subjekt, dat haar ondergaat. Zoo ook vindt de invloed der leiders zijn grenzen in de organische gesteldheid der massa, in haar bewuste en onderbewuste gedachten en gevoelens, in haar gewoonten en de richting van haar wil. Voorwaarde voor het leiderschap is overeenstemming van des leiders wil met de geestelijk-zedelijke oriëntatie der massa. Zooals de kracht van zijn woord en van zijn voorbeeld het begeeren der massa intenser maakt, haar willen voedt en tot daden aandrijft, zoo werkt de psyche der massa op haar beurt weer in op hem. De verhouding tusschen leider en massa is er niet eene van eenzijdige, maar van wederzijdsche afhankelijkheid en voortdurende wisselwerking. Een leider kan, steunend op het prestige zijner persoonlijkheid, op het vertrouwen en de liefde waarmee de massa tot hem opziet, d.w.z. op het feit dat hij vele malen voordien haar aspiraties belichaamd en uitgedrukt heeft, tot op zekere hoogte haar geestelijke oriëntatie beïnvloeden. Maar hij kan dit slechts tot op zekere hoogte, geholpen door de omstandigheden en nimmer onbeperkt. De geschiedenis, ook die der arbeidersbeweging, is vol voorbeelden van leiders die hun macht verloren, omdat in het verloop der ontwikkeling de aspiraties der massa's veranderden en zij niet plastisch genoeg meer waren om die verandering mee te maken. Het prestige en de macht van de groote leiders der massa berusten doorgaans op hun intuïtief besef van de stemmingen, de gezindheid en de wilsrichting der breede middenpartij in de beweging, en op hun vermogen daaraan uiting te geven. Daarom keeren zij zich altijd tegen de uiterste elementen van hun groep, hetzij kerkgenootschap, partij of sekte, ter rechter als ter linker zijde. Leiders van massa's zijn in den regel slechts zij, die de algemeene aspiraties, de aspiraties der groote meerderheid hunner ‘volgelingen’ belichamen. Echter, er bestaat nog een ander leiderschap, meer van de toekomst dan van het heden, meer berustend op gelijkheid van 's leiders wil en gezindheid met de beginnende en potentieele, dan met de vol-uitgegroeide en aktueele wil en gezindheid der massa's. Leiders van deze soort dragen de toekomst in | |
[pagina 391]
| |
zich. Aanvankelijk staat hun woord en daad in scherpe oppositie tot wat de massa begeert en bewondert; slechts een uitgelezen voorhoede van vrije, koene geesten en dappere, wilskrachtige karakters volgt onmiddellijk hun spoor. Een leider van het eerste type was Bebel, een van het tweede is Karl Liebknecht. Natuurlijk is het evenwicht tusschen massa en leider nooit absoluut: leiders blijven altijd òf min of meer ten achter bij de aspiraties en opvattingen van een bepaalde groep, òf wel zij verheffen zich, in politiek inzicht en in politieke moraliteit, boven de door een dergelijke groep bereikte doorsnee. Blijven zij achter, dan trekken zij de massa in den regel mee omlaag, gelijk b.v. vele politieke en ekonomische leiders der tweede Internationale dit gedaan hebben. Zelven zonder klaar begrip van de imperialistische ontwikkeling en van de nieuwe doeleinden die de beweging zich moest stellen, verstrikt in de overschatting van het parlementarisme, die bij hen den vorm aannam van overschatting hunner eigen parlementaire werkzaamheid, door haar aan hun eigene bourgeoisie met duizend banden verbonden, opgevoed in verachting voor ieder massaal verzet, in tegenzin tot iedere ongereglementeerde volksbeweging, waren zij niet in staat om in de groote krisis van Juli-Augustus 1914 de socialistische voorhoede der arbeidersklasse door woord en voorbeeld van onzekerheid en twijfel te verlossen en haar met een ruk te oriënteeren naar massaal protest en massaal verzet. En de massa's zelven, tengevolge der bijzondere omstandigheden waaronder de strijd in het tijdperk der wettelijkheid had plaats gevonden, veel meer dan in zelfstandig handelen in passief afwachten opgevoed, bezaten de kracht niet en konden die niet bezitten, om zonder hun leiders of tegen hun leiders in, tot verzet over te gaan. Zij voelden zich door het wachtwoord hunner leiders ontheven van de, waarlijk heroïschen moed eischende taak, om tegen den stroom van het nationalisme op te roeien. En ook waar zij niet in de algemeene roes werden meegesleept, berustten zij soms morrend, soms verbijsterd in het sluiten van den godsvrede met de bourgeoisie, in de opheffing der internationale solidariteit, in een algemeen optreden van partijen vakorganisatie, dat de beste tradities, doelstellingen en idealen van het strijdende socialisme in het gezicht sloeg.Ga naar voetnoot1) Zoo heeft ook de opvoeding der massa's tot het afwerpen der verantwoordelijkheid op de leiders, die de vervalperiode van het tijdperk der wettelijkheid kenmerkte, aanmerkelijk tot de ineenstorting der Internationale bijgedragen. | |
[pagina 392]
| |
Bij de verhouding van voortdurende wisselwerking en van wederzijdsche beïnvloeding die tusschen leiders en massa bestaat, kan het initiatief tot een nieuwe marschroute zeer goed van deze laatste uitgaan. Historische intuïtie, sociale aandriften en ideale aspiraties kunnen de massa in staat stellen om, de suggestieve werkingen van woord en voorbeeld der leiders weerstaande, uit zich zelve nieuwe banen te betreden en de leiders te dwingen hetzij haar hierop te volgen hetzij van hun leiderschap afstand te doen. Bij de behandeling der engelsche massa-stakingen in het tijdvak vóór den wereldoorlog hebben wij gezien dat zelfs politiek en sociaal nog weinig rijpe arbeidersmassa's hiertoe in staat zijn wanneer de omstandigheden meehelpen, dat wil zeggen wanneer het verderfelijke van de taktiek die de leiders willen bestendigen, zich onweerstaanbaar opdringt. Ook hier is de nood de groote leermeesteresse. Hierop niet het minst berust de verwachting der revolutionairen, dat de gevolgen van den wereldoorlog zullen leiden tot een snellen en beslisten omkeer der taktiek. Vaak is het in de arbeidersbeweging voorgekomen, dat massa's een strijd volhielden schijnbaar zonder leiders, wanneer de machtsorganen der heerschende klasse deze gevangen namen of deporteerden. Echter, slechts in schijn streed de massa in dergelijke gevallen zonder leiders verder; in werkelijkheid stond de zaak zoo, dat uit haar midden onmiddellijk nieuwe persoonlijkheden opkwamen, waarom heen haar aspiraties zich kristaliseerden. Juist in dit vermogen, het vermogen plotseling nieuwe leiders uit haar schoot omhoog te tillen, openbaart zich de revolutionaire en moreele energie der massa, de kracht van haar eigen psychische werkzaamheid, de graad van haar zelfvertrouwen en initiatief. Ook in de massa der toekomst zullen deze eigenschappen zich niet hierin openbaren, dat zij strijdt zonder leiders, - een leiderlooze massa is een vormelooze massa - maar zij zullen bewerken, dat uit haar schoot voortdurend wilskrachtige, energieke, klaarziende, geestdriftig overtuigde persoonlijkheden oprijzen, nameloozen en onbekenden, waarin haar beste, diepste en meest intuïtieve ik zich belichaamt. Groote revolutionaire volksbewegingen hebben altijd zulke persoonlijkheden voortgebracht. En hoe hooger het algemeene intellektueele en moreele peil van de massa stijgt, des te hooger zullen ook de figuren staan, die haar wezen inkarneeren en des te meer dergelijke figuren zal zij voortbrengen. Het ideaal is een massa die aldoor meer leiders voortbrengt waarin haar hoogste willen zich in den hoogsten graad openbaart. Niet altijd hielden strijdende massa's in onze eigen dagen vol, wanneer het geweld van de heerschende klassen hun de leiders ontnam, in wie hun strijd-ideaal zich belichaamde. Vaak raakten zij in verwarring, gaven den moed op, verloren den samenhang, kortom zij werden gedesorganiseerd. Dit kon geschieden, doordat het vermogen om onmiddellijk nieuwe leiders voort te brengen bij de massa ontbrak. Desorganisatie veroorzaken in de rijen der strijdende arbeiders is altijd het hoofddoel, dat de heerschende klasse door middel van | |
[pagina 393]
| |
haar georganiseerd geweld nastreeft. Maar of zij het bereikt hangt in hooge mate van de gesteldheid der massa af. Hoe rijker deze is aan persoonlijkheden, geschikt om de geestelijke funkties van het leiderschap te vervullen, hoe meer zij in haar geheel, man voor man en vrouw voor vrouw, tot de persoonlijkheden die als 't ware haar geestelijke toppen zijn nadert, hoe geringer de kans wordt voor de heerschers om, door deze van haar leiders te berooven, de akties der massa te ontwrichten. Pas wanneer de massa het ideaal nabij komt, dat al haar leden latent het leiderschap in zich zelven dragen, is elke dusdanige poging veroordeeld te falen. Gemeenschappelijke zelfopvoeding van alle deelen der massa, van alle enkelingen dus, tot zelfstandig oordeelen, zelfstandig willen, handelen op eigen verantwoordelijkheid, is een noodzakelijke voorwaarde tot de zegepraal der revolutionair-socialistische beweging. In dezen zin behoort het fiere antwoord der I.W.W.-mannen van Seattle bij hun aankomst te EverettGa naar voetnoot1), op de vraag van het hoofd der politiemacht ‘wie zijn uw leiders?’, ‘wij zijn allen leiders’, door elk revolutionair socialist in zijn diepe beteekenis te worden doordacht en begrepen. De massa die zich ‘kudde’ voelt, de onzelfstandige massa, ziet hunkerend uit naar het ‘wachtwoord’ der leiders en volgt dit, ook zoo het in strijd is met haar eigen min of meer bewuste en krachtige willingen en intuïties. De massa die het latente leiderschap in zich draagt, de zelfstandige massa, is stuk voor stuk bereid zelve een wachtwoord uit te geven en een initiatief te nemen, zoo haar leiders haar mochten oproepen, anders te handelen dan zij voor goed houdt of haar in het geheel niet tot handelen oproepen. Zij kiest uit haar eigen midden nieuwe leiders, die haar voorgaan op de banen waartoe eigen wil, eigen inzicht haar roepen. In dezen zin heeft een massa altijd de leiders die zij verdient. De groote sociaal-psychologische taak van het revolutionaire socialisme bestaat in het opvoeden der gansche massa tot bewust-denkende en willende, op eigen verantwoordelijkheid handelende persoonlijkheden. De vraag of het revolutionaire socialisme deze taak zal kunnen vervullen vloeit ineen met de vraag of de arbeidersklasse, gesteund door bepaalde ekonomisch-sociale faktoren, zich zelve zal kunnen opvoeden tot al hooger geestelijken, zedelijken en politieken staat. Is dit onmogelijk, dan is de zegepraal van het socialisme eveneens onmogelijk. Immers een onzelfstandige menigte, enkel in beweging gebracht door elementaire hartstochten en impulsies, gedreven door ongebreidelde begeerlijkheid alleen, zal wel uit ellende tot massaal verzet komen, maar zij zal den georganiseerden weerstand van het kapitaal niet kunnen breken, nog minder zal zij uit kracht van een eigen hooger levensbeginsel: liefde voor alle ontrechten en voor de geheele menschheid, de socialistische maatschappij-orde kunnen grondvesten. | |
[pagina 394]
| |
Het revolutionaire marxisme vertrouwt, dat de arbeidende massa's zich zelven al strijdend zullen opvoeden tot de zelfstandigheid van denken, de ruimte van doorzicht, de grootheid van medegevoel, de offervaardigheid en standvastigheid die even onmisbaar zijn voor de vestiging der socialistische gemeenschap als verregaande koncentratie der bedrijven en een hooge trap der techniek. Het vertrouwt hierop omdat het gelooft in de opvoedende werkingen van de proletarische revolutie, het tijdperk, waarin de eindstrijd tusschen de imperialistische klasse en de arbeidende massa's volstreden wordt. De methoden, die de massa in dezen eindstrijd zal moeten gebruiken, zijn zooals wij zagen zoozeer verschillend van die der burgelijke omwenteling, dat geen vergelijking der ‘menigte’ in deze laatste met de strijdende proletarische massa mogelijk is. Haast alle sociaal-demokratische schrijvers van het tijdperk dat achter ons ligt zijn, wat hun oordeel over wezen en optreden der massa's in de proletarische revolutie aangaat, nog sterk beïnvloed door het beeld der menigte in de burgerlijke. Haast alle verbinden aan de konceptie van massale akties de voorstelling van opgewonden, doldriftige scharen, opgezweept door hartstochtelijke volksmenners, van rumoerige straat-onlusten, physieke botsingen met de verdedigers der oude orde en stroomen vergoten bloed. ‘Het is bijna belachelijk,’ schrijft de amerikaansche revolutionaire socialist Austin Lewis in de ‘Internationalist’, van 7 April 1917, ‘hoe weinig Kautsky zich massa-akties in kan denken, zonder zich de menigte voor te stellen. In zijn studie over de “Nieuwe Taktiek” spreekt hij verachtelijk over massa's, samenstroomend tot ongeorganiseerde, spontane straatdemonstraties. Hij gruwt van alles wat hem herinnert aan die rumoerige scharen, bakkeleiend met de politie, aan hun uitingen van voorbarige en ondoeltreffende revolutionaire gezindheid. Hij kan niet verder zien dan zijn eigen ervaring, in zijn jeugd immers demonstreerden kleine burgerij en lompenproletariaat gewoonlijk op deze manier.’ ‘Georganiseerde massa-aktie’ merkt dezelfde schrijver iets verder in hetzelfde artikel op, ‘heeft niet tot doel onlusten of straatbetoogingen. Zij heeft niets te maken met geweld en alle argumenten, die om deze reden tegen haar gericht werden, zijn nul en van geener waarde. Massale stakings-aktie is het eenige middel, waardoor de groote massa der ongeschoolden en ongeorganiseerden aan de beweging deelnemen kan.’ Zooals men, denkend aan de massa-aktie der toekomst, de voorstelling moet loslaten van lichamelijk-samenhangende, in wilde gemoedsbeweging verkeerende menigten, zoo moet men, denkend aan de leiding, ook de voorstelling overboord gooien van den vroegeren volksmenner, die, aan het hoofd van opgewonden scharen door zijn woord en voorbeeld aangevuurd, optrekt naar een vesting, een paleis of een gevangenis, om de oude machthebbers met geweld te verjagen en hun slachtoffers te bevrijden. De massa-akties der toekomst zullen zich in de eerste plaats richten niet | |
[pagina 395]
| |
tegen de vorsten en zelfs niet tegen de regeeringen, maar tegen de onpersoonlijke, alom tegenwoordige macht van het georganiseerde grootkapitaal, dat vorsten en regeeringen beheerscht. Zij zullen in hoofdzaak den vorm aannemen van geweldige massale stakingen, ver over de grenzen der enkele staten heen. Straatbetoogingen van lichamelijk-samenhangende menigten zullen slechts een bijkomstige faktor vormen - hoe belangrijk voor het overige ook - der massa-akties van het revolutionair-proletarische tijdperk. Het eigenlijke, het diepste wezen dier akties zal de arbeidsweigering zijn. En hieruit volgt het groote verschil tusschen hen en alle vroegere akties der ‘menigte’. Deze waren ten einde, zoodra zij uit elkander ging. De akties van de bewuste arbeidersmassa's in den strijd tegen het imperialisme daarentegen duren voort, ook wanneer de enkelingen die deze massa's vormen lichamelijk van elkaar zijn gescheiden. Ja, deze akties kunnen worden volbracht door massa's, die slechts nu en dan of bijna in het geheel niet lichamelijk bijeen zijn. Natuurlijk eischt dit een zeer hoogen graad van geestelijke eenheid. Ieder lichamelijk samenzijn ontberen kan geen enkele strijdende gemeenschap. Dit samenzijn is voor haar leden het bad van geestdrift, dat hun geloofskracht vernieuwt, hun energie versterkt, hen in staat stelt, ondanks vervolgingen, lijden en smarten te volharden. Maar hoe dieper de persoonlijke overtuiging van iederen enkeling geworteld is, hoe grooter zijn geestelijk-zedelijke zelfstandigheid, des te minder zal hij verzwakken in de uren en dagen, liggend tusschen de heerlijke bemoediging van elk samenzijn, des te meer zal hij kracht tot volhouden mede uit eigen gemoed putten. En deze kracht zal voor elken strijder in de zware, langdurige worstelingen der toekomst noodzakelijk zijn. Uit dit alles volgt dat ook de funkties der leiding in de proletarische revolutie een groote verandering zullen ondergaan. Evenmin als in den huidigen oorlog de bevelhebbers langer in direkt lichamelijk kontakt met hun troepen staan en hen door persoonlijke suggestie kunnen meesleepen, zooals de groote veldheeren van vroeger tijdperken deden, evenmin zullen in de proletarische revolutie de leiders door lichamelijke suggestie geregeld op de massa's kunnen inwerken. Zoowel de vormen als de afmetingen van den strijd maken dit onmogelijk. In dien zin zal de persoonlijke invloed der leiders zeker geringer worden vergeleken bij dien in vroegere revolutionaire tijdperken, de enkelingen die de massa vormen zullen bewuster en zelfstandiger handelen. Dit beteekent echter niet, dat de groote aanvurende en opvoedende kracht van vereering en vertrouwende liefde voor de leiders verloren zal gaan. Integendeel: meer dan ooit zal de massa beseffen, dat haar groote voorgangers haar diepste aspiraties belichamen, vuriger dan ooit zal zij in deze de sym- | |
[pagina 396]
| |
bolen vereeren van haar hoogsten wil. En wel hierom, omdat in het thans begonnen tijdperk het lot der voorgangers in den regel zal zijn de opoffering hunner persoonlijkheid, het martelaarschap in dienst der revolutionaire internationalistische idee. Reeds heden zijn de namen van Liebknecht en Adler, van Trotzky en Rakofsky, van Höglund en Maclean, van Rosa Luxemburg en Clara Zetkin en van zoovele anderen, tot symbolen van standvastigen moed, van onbuigzame overtuigingskracht, van heroïsche aktiviteit in den strijd voor het kommunisme geworden. Hun voorbeeld, hun daden en hun martelaarschap doen in de massa het religieuze geloof in zichzelve herleven, het geloof in haar vermogen de broederlijke samenleving te grondvesten en aan haar plicht, deze taak met opoffering van alles te vervullen. In het vervaltijdperk voor den wereldoorlog verzwakte dit geloof; na de ineenstorting der Internationale in Augustus 1914 scheen het in de massa's ten onder gegaan. Vandaar hun verdooving, hun apathie. Thans wordt het teruggewonnen door de offerdaden van alle enkelingen en groepen, die als vaandeldragers der nieuwe revolutionair-socialistische beweging optreden. | |
C. Massa-aktie en daadwerkelijk geweld.Elke revolutionaire massa-aktie bedient zich in momenten van beslissende worsteling tegen de heerschende machten van rechtstreeksch, daadwerkelijk geweld. Nog nimmer werd een groote botsing tusschen strijdende klassen beslist door enkel moreele middelen, al berustte de overwinning in laatste instantie altijd op faktoren van moreelen aard. Geen heerschende klasse deed ooit afstand van de politieke en de ekonomische macht, anders dan gedwongen; nimmer zakte zij van zelf in elkander; nimmer ook ging zij voor de organisatorische, geestelijke en zedelijke meerderwaardigheid van de opkomende klassen uit den weg, eer tegen deze haar kracht in een laatste proef te hebben gemeten. Een dergelijke krachtproef impliceert onvermijdelijk geweld. De zucht tot zelfbehoud, - dat is tot het behoud der ekonomische en politieke macht, die voor een ondergaande klasse alle heerlijkheid des levens uitmaakt, - leeft in haar bij alle verval even goed voort als de levenswil in een ziek en versleten organisme, en de opkomende klasse moge het historische en moreele recht nog zoo volkomen aan haar zijde hebben, zij kan dat recht slechts realiseeren door de geweldmiddelen, waarover haar tegenstander nog beschikt, te vernietigen of ze aan zijn handen te ontwringen. Het geweld der oude heerschers richt een laatste muur vóór de nieuwe maatschappij-orde op, die de nieuwe klasse wil verwezenlijken. Zij kan die muur niet wegruimen zonder zelve geweld, in welken vorm dan ook, te gebruiken. Zoolang de maatschappelijke ontwikkeling plaats vindt als ontwikkeling van klasse-tegenstellingen, is en blijft het geweld de kracht, waardoor de nieuwe | |
[pagina 397]
| |
vormen van samenleving de harde schaal van het versteende verleden stuk stooten. Daardoor pas worden zij van ideaal, hoop en verwachting tot werkelijkheid, ook al gaat bij deze gedaantewisseling iets te loor van den hemelschen glans, die ze in de idee omstraalde. Het geweld als faktor van maatschappelijke ontwikkeling zal waarschijnlijk kunnen verdwijnen, wanneer de klassetegenstellingen niet langer het maatschappelijke geschieden zullen beheerschen, maar zeker niet daarvóór. In alle vroegere revolutionaire massa-akties nam, zooals wij zagen, het geweld den vorm aan van wapengeweld. Maar ook zagen wij dat nimmer de overmacht der wapenen op zich zelf een beslissende faktor was; integendeel besliste altijd het totaal der organisatorische en geestelijke machtsmiddelen, waarover de strijdende klassen beschikten. De opstanden der demokratische klassen in Duitschland b.v. in het eerste tijdvak der Hervorming mislukten niet zoozeer door overmachtige bewapening der ridders en vorsten, dan wel door hun veel hechteren samenhang en het doelmatiger gebruik, dat zij van hun machtsmiddelen maakten. In de vroeg-burgerlijke revoluties: de stedelijke bewegingen in Vlaanderen, den opstand der noordelijke Nederlanden tegen Spanje, en de engelsche omwenteling van 1643, nam het gewapende konflikt tusschen absolutistische en burgerlijke klassen doorgaans den vorm aan van een strijd tusschen twee geregelde militaire machten: leger streed tegen leger, vloot tegen vloot. Het wapengeweld besliste, maar niet het wapengeweld alléén. De geestelijk-moreele faktoren, die in alle klasse-worstelingen de strijders bezielen, namen nieuwe vormen aan en bedreigden den vijand meer en meer uit eigen kracht. De rol van het ‘moreele geweld’ als revolutionair element nam steeds toe. Ten deele was hiervan oorzaak de vermenigvuldiging en de snelle verbreiding van nieuwe politieke en religieuze ideeën door de drukpers, ten deele de toenemende dichtheid en koncentratie der bevolking, en haar hiermee samenhangende groeiende deelneming aan het politieke leven. De ‘moreele geweldmiddelen’: pers, vergaderingen, petitie, vreedzame betooging, spelen in het geheele tijdvak der burgerlijke revolutie een gewichtige rol. In de groote fransche omwenteling kulmineerden al deze middelen in den strijd niet van twee tegengestelde legermachten, maar in dien van volk tegen beroepsleger: het geweld nam in hoofdzaak den vorm aan van den gewapenden opstand. Nog minder dan in den burgeroorlog der engelsche revolutie, was de overwinning der opstandelingen op de geregelde legers een overwinning van meerwaardig op minderwaardig wapengeweld. In handen van het volk werden de wapenen vooral tot een middel om de gezindheid der soldaten te beproeven en aan hun revolutionaire stemming gelegenheid te geven, zich in daden te uiten. Zijn gewelddadig optreden droeg in hoofdzaak een agitatorisch karakter. De heldendood der jongelingen en mannen op de barrikade wordt tot de lichtende daad, | |
[pagina 398]
| |
die méér dan wat anders ook, méér dan smeekbeden, aanmaningen en kreten, de soldaten in 't hart grijpt, ze vervult met walging over het beulswerk dat zij verrichten, kortom die den psychischen schok teweegbrengt, noodig om het netwerk der discipline te verscheuren. Faalt de gewapende opstand hierin, dan is hij verloren: de soldaten worden door het verweer der opstandelingen en door de verliezen die zij lijden, tot het uiterste geprikkeld, de strijd wordt fel en bloedig en de revolutionairen delven geregeld het onderspit: geen psychische kracht, geen moed, geestdrift en zelfopoffering kan hun minderheid in bewapening, ammunitie, geschut en organisatie goed maken. Des te minder kan dit, doordat altijd slechts een betrekkelijk klein deel der arbeidersklasse aktief aan den gewapenden opstand deelneemt. Ook het aantal werkt, blijft het leger intakt, daarom op den duur in het voordeel der machthebbers: terwijl de krachten der revolutie onophoudelijk slinken, kunnen zij voortdurend nieuwe troepen aanvoeren. In tegenstelling tot de revolutionaire massale staking, die zich vaak over het geheele land uitstrekt, is het barrikade- en straatgevecht doorgaans lokaal. Zijn eigenlijk terrein is de hoofdstad, het centrum der regeerings-machinerie. De zegepraal van den opstand in de hoofdstad is vaak voldoende om, gelijk de gebeurtenissen van 1848 te Parijs, Berlijn en Weenen en niet minder die van Maart 1917 te Petrograd bewijzen, het oude stelsel ten val te brengen. De kans dat het niet weder opstaat is natuurlijk te grooter, naarmate het land zich minder bepaalt tot passief afwachten, meer aktief deelneemt aan de worstelingen, die feitelijk door den val der centrale regeering pas worden ingeluid.
In de laat-burgerlijke revolutie van '48 speelt het proletariaat als klasse nog geen zelfstandige rol. De industrieele ontwikkeling is nog niet ver genoeg gevorderd, de kapitaal-koncentratie nog te gering, om de massa's den overgang der produktiemiddelen in gemeenschappelijk bezit als eenigen uitweg uit de kapitalistische hel te doen beseffen. Eveneens belet de onrijpe graad der technische en sociale ontwikkeling nog aan het proletariaat het gebruik van zijn specifiek klassestrijdmiddel, de massale staking. Te zamen met de andere demokratische stedelijke klassen neemt het deel aan den gewapenden opstand, het oude ‘neutrale’ of kleinburgerlijke geweldmiddel, sedert de dagen der groote fransche omwenteling met den stralenkrans van revolutionaire heerlijkheid omgeven. Alleen in Engeland, het pioniersland der moderne industrieele kapitalistische ontwikkeling, het eerste land waarin een massaal proletariaat ontstaat en zich verzelfstandigt, wordt reeds vóór het midden der 19de eeuw de zuiver-proletarische vorm van het klassegeweld theoretisch doordacht en althans éénmaal in praktijk gebracht. De massa-staking in 1842 is een voorbode van latere | |
[pagina 399]
| |
worstelingen, van strijdvormen die op oneindig grootere schaal toegepast zullen worden, wanneer het proletariaat zich als klasse konstitueert en tot besef van de kracht ontwaakt, waarmee zijn rol in het produktieproces hem begaaft. Maar het denkbeeld van de verovering der politieke macht door het stembiljet doorkruist weldra dit ontwakende besef; in de plaats van het geloof aan de vernietigende en tevens scheppende kracht der massale staking komt het vertrouwen in de onweerstaanbaarheid der indirekte en parlementaire aktie. Een korten tijd vergeet het proletariaat de lessen der historie, de onvermijdelijkheid van daadwerkelijk geweld als toetsings- en beslissingsmiddel, zijn leiders wiegen het in den droom eener vreedzame herschepping van de kapitalistische maatschappij in de socialistische. De apotheose der wettelijkheid, de kultus der organisatie om haar zelfs wil komen op. Maar de schelle flitsen der imperialistische werkelijkheid schieten telkens door den wazigen droom eener vreedzame evolutie heen, de feiten dwingen het proletariaat om zich op zijn uiterste middelen van verweer en aanval te bezinnen. De idee der massale revolutionaire staking breekt zich in velerlei vormen baan en haar tastende praktijk experimenteert in België, in Frankrijk, in Italië, in Nederland. Dan openbaart plotseling de russische revolutie van 1905 de alzijdige kracht der massale staking, haar dwingende revolutionaire kracht en tevens haar rustigen, majestueuzen luister. Van Januari tot Oktober groeit de stakingsbeweging, zij neemt telkens wisselende vormen aan, om in de Oktober-dagen haar uiterste mogelijkheden te ontplooien. Zij verzwakt haar tegenstander, verschrikt hem, dringt hem achteruit, maar werpt hem nog niet ter aarde. Daarna vermindert haar kracht, zij tracht zich te verbinden met den gewapenden opstand, dezen als een wig te drijven in de reten en scheuren, welke haar dreunende slagen in de muren der absolutistische dwangburcht sloegen. Allengs treedt zij op den achtergrond, om aan den opstand het veld over te laten, het schijnt als is deze toch weer het laatste, beslissende middel. Wanneer hij faalt, is ook de rol der staking ten einde. In de russische revolutie neemt de massale staking als geweldmiddel van het proletariaat in driedubbel opzicht de funkties over, die in de burgerlijke omwentelingen toevielen aan den gewapenden opstand. Zij brengt de verbinding tot stand tusschen de verschillende groepen der arbeidersklasse, evenals tusschen de verschillende nationale proletariaten in het tzarenrijk. Zij slaat een band tusschen de arbeidersklasse en de intellektueelen, welke onder den aandrang der proletarische massa-beweging aan den aktieven strijd voor de omverwerping van het absolutisme willen deelnemen. Zij ontwricht het maatschappelijke leven en desorganiseert op haar hoogtepunt de staatsmachine even grondig, als een straatrevolutie dit ooit vermocht. Zij schokt de hechtheid van het leger, ondermijnt de tucht, roept in het verstompte soldaten-gemoed menschelijk gevoel en politiek bewustzijn wakker. Bijna een vol jaar, | |
[pagina 400]
| |
van den bloedigen Zondag in Januari af tot aan den December-opstand, staat aan de revolutionaire stakingsbeweging ter beschikking om het werk te volbrengen, dat de gewapende opstand in enkele dagen verrichten moest. De russische revolutie van 1905 leverde het bewijs dat de massale stakingsbeweging, wanneer zij zich voluit ontplooit, haast alle funkties kan overnemen die vroeger aan den barrikaden-strijd toevielen. Maar ééne vraag liet zij onbeantwoord, de vraag of zij even goed als het straatgevecht in het leger den moreelen schok kan teweegbrengen, die, zich voortplantend door zijn rijen, aan een zinkend regiem zijn laatste steunselen ontneemt. De massale revolutionaire stakingsbeweging is het groote geweld- of dwangmiddel der proletarische klasse tegen den staat, zooals de zuiver-ekonomische staking het geweld- of dwangmiddel van bepaalde proletarische groepen tegen den enkelen ondernemer of de ondernemersgroep is. Maar terwijl de druk der ekonomische vakstaking zich aanvankelijk beperkt tot de sfeer van het partikuliere leven en pas door de ontwikkeling van het kapitalisme een algemeen politiek karakter verkrijgt, richt de revolutionair-politieke massastaking haar angel onmiddellijk bewust tegen de gansche kapitalistische klasse en dier orgaan den staat. Door haar uitbreiding, door het stopzetten van verkeer en vervoer, van post en telegraaf, van mijnen en fabrieken, van licht- en watervoorziening, kortom van alle bedrijven, voor het maatschappelijke en staatkundige leven van vitale beteekenis, door haar vastberaden overschrijden van de grenzen der wettelijkheid zoodra deze in konflikt komen met haar doeleinden, krijgt zij ongetwijfeld het karakter van daadwerkelijk geweld, dat het wapengeweld van vroegere revolutionaire tijdperken vervangt. Het is dus niet de vraag, of het proletariaat zonder geweld kan overwinnen, want de staking is een middel tot geweld, maar of het daarnaast nog andere middelen, in casu het gewapende geweld noodig heeft. Door de revolutionaire stakingsbeweging zal het proletariaat pogen de ekonomische en de politieke macht der kapitalistische klasse te breken, de bank en de regeering ten val te brengen, om dan door middel van zijn eigen organen produktie, verkeer en administratie te reorganiseeren in het belang der algemeenheid. De heerschende klasse van haar kant, zal trachten dit streven met geweld te beletten zooals zij ook thans de voortzetting en uitbreiding van alle min of meer revolutionaire stakingen beletten wil. Door militair vertoon, door bezetting van spoorwegstations, bruggen, dokken, fabrieken, elektrische centralen, enz. poogt zij de stakers te terroriseeren en eventueele onderkruipers te beschermen. Onder schijn van de ‘vrijheid van arbeid’ te handhaven, is haar doel het neerslaan der staking door de terreur. Tevens tracht zij deze te desorganiseeren door de arbeiders te berooven van hun plaatselijke en algemeene leiders; huiszoekingen, arrestaties en vervolgingen zijn hiertoe het middel. Zij beveelt de overheid den soldaten (vaak speciaal | |
[pagina 401]
| |
hiervoor gedrilde troepen, als b.v. spoorweg-brigades) om de plaatsen der stakers in te nemen in die bedrijven, wier stilstand het maatschappelijke leven het ergste ontwricht. In dezelfde richting werkt de mobilisatie der stakers, een gevaarlijke stap voor een regeering, ingeval onder de massa's reeds een oproerige stemming aan 't opkomen is. De regeering gebruikt dus de militaire macht als een werktuig tot het breken van de kracht der staking, een daad die even onvermijdelijk tot konflikten tusschen leger en arbeidersmassa's voert, als eertijds de ontplooiing van den opstand dat deed tusschen leger en volk. Zooals in de burgerlijke omwenteling het revolutionaire volk poogde de discipline in het leger te ondermijnen, de soldaten murw te maken, weerzin in hen tegen wat hun bevolen werd de overhand te doen krijgen op vrees en ingeprente gehoorzaamheid, zoo, juist op dezelfde manier, willen de stakende arbeidersmassa's de soldatenmassa's aan hun zijde brengen. Slagen zij hierin dan is de strijd gewonnen. Zoodra de soldaten in massa weigeren stakers te terroriseeren, te arresteeren en neer te schieten, of de plaatsen der stakende arbeiders in te nemen, verliest een kapitalistische regeering haar laatste steunpunt en zakt zij ineen. Maar zal een stakingsbeweging op zich zelf ooit de toetssteen kunnen zijn, waaraan de soldaten hun eigen revolutionairen wil ontdekken? Of zullen hiertoe de arbeiders in alle geval tegenover het wapengeweld van den staat ook van hun kant wapengeweld moeten stellen? Zal de gewapende opstand der massa's, de burgeroorlog, een noodzakelijke faze in de proletarische revolutie zijn, een faze waartoe de revolutionaire stakingsbeweging onvermijdelijk leidt? Van de beantwoording dezer vragen hangt meer af dan men oppervlakkig zou meenen: van haar toch hangt niet slechts de houding der revolutionair-socialistische partijen en groepen tegenover den eisch van volksbewapening af, maar ook in hooge mate de taktische, geestelijke en zedelijke orienteering van het revolutionaire socialisme. Deze orienteering zal anders zijn, naarmate met het bloedige geweld als met een faktor van min of van meer beslissend belang in den strijd der arbeidende massa's voor het socialisme rekening wordt gehouden. Want wie overtuigd is dat de proletarische zaak ten slotte enkel door bloedig geweld zal kunnen triomfeeren, is natuurlijk verplicht om alles te doen, wat dezen triomf voorbereiden en bespoedigen kan. Revolutionaire partijen en groepen, die deze overtuiging voeden, zijn daarom verplicht met al hun kracht te werken aan de wapening en oefening van het proletariaat en dit in zijn geheel te organiseeren tot een reusachtige ‘roode garde’. Zoo de gewapende strijd van het proletariaat in de komende worstelingen om de macht van wezenlijker belang zal zijn dan zijn ekonomische strijd, dan gaat ook de beteekenis van zijn militaire organisatie die van zijn industrieele te boven. En dit heeft zeer bepaalde en zeer vèrstrekkende konsekwenties. Wij hebben de staking het geweldmiddel van het proletariaat genoemd. | |
[pagina 402]
| |
Maar deze omschrijving moet ons niet blind maken voor het feit, hoezeer dit geweldmiddel in fundamenteele opzichten zich onderscheidt van wapengeweld, het beslissende middel in alle vroegere revolutionaire worstelingen. Het opstandige volk trad dan zelf op als geweldenaar: zijn eerste opstandsdaad was zich wapens te verschaffen. Zoodra het in beweging kwam, zag het zich gedwongen tot bloedvergieten, het deed een beroep op de bloedige zoowel als op de sociale instinkten, op woede en moordlust zoowel als op offervaardigheid en enthousiasme. Door zijn vrijheidsleuzen heen klonken onheilspellende kreten van wilden haat jegens koningen en rijkaards, kreten van wraak en vergelding. Hoe anders treedt het proletariaat op met zijn geweldmiddel: de massale revolutionaire staking. Het begint niet met zich te wapenen, met zich voor te bereiden tot daden van geweld tegen personen, tot bloedvergieten en wraak. Hoe algemeener de staking is, des te rustiger en vreedzamer kan zij zich ontplooien, in haar stroomt de massale kracht van het proletariaat als een breede, klare stroom uit tot zijn doel. Door de massale staking wil de arbeidersklasse den kapitalistischen staat verlammen en ontwrichten, niet de kapitalisten als personen treffen, kwellen of dooden. Zij wil de heerschappij der bevoorrechten breken, haar vervangen door de organisatie der produktie ten bate van allen, niet door nieuwe heerschappij eener minderheid. De zegevierende volksopstand van weleer werkte, evenals de revolutionaire regeering die hij in het leven riep, met terroristische middelen: de bloedige hoofden van de vijanden des volks werden op pieken door de straten gedragen, de gevangenissen raakten vol. Vrees voor hun leven deed de harten der machtigen en grooten sidderen. De revolutionaire staking werkt niet met deze terroristische middelen, omdat zij ze niet behoeft, zij ontketent in de massa niet de hartstochten, tot bloedige uitspattingen voerend. De arbeiders-klasse heeft in haar groote worstelingen en in de momenten van haar kortstondige zegepraal doorgaans menschelijk en edelmoedig gehandeld tegen haar vijanden; in vergelijking tot vroegere revolutionaire klassen heeft zij een bewonderenswaardige zelfbeheersching en humaniteit getoond. Zoowel de groote idee van het socialisme, dat in elk menschelijk wezen een wezensgelijke erkent en eerbiedigt, als de leer van het ekonomische determinisme, dat de persoonlijke verantwoordelijkheid der bezitters en heerschers binnen bepaalde grenzen beperkt, hebben tot deze opvoeding bijgedragen. In het bijzonder heeft de arbeidersklasse in een aantal massale stakingen der laatste jaren vele bewijzen van menschelijkheid en van zelfbeheersching gegeven. De leiders der stakers hebben vaak geweigerd, om door ijzeren konsekwentie vrouwen en kinderen, zieken en zwakken te doen lijden, al scheen het oppervlakkig of juist ijzeren konsekwentie noodig was tot het bereiken van het doel. Zij spaarden zooveel mogelijk de niet-strijders, zij stonden vervoer toe van melk voor de kinderen, van ijs voor de ziekenhuizen, somtijds | |
[pagina 403]
| |
zelfs van onmisbare levensmiddelen voor alle inwoners eener stad. Ons zijn geen gevallen bekend waarin revolutionaire groepen zich tegen zulk een betoon van menschelijkheid verzetten, een betoon dat in werkelijkheid ook geenszins aan de revolutionaire vastberadenheid waarmee de strijd gevoerd wordt afbreuk behoeft te doen. Integendeel openbaart zich daarin de intuïtie, dat het proletariaat voor het heil van allen strijdt, en uit grond van zijn socialistisch beginsel van wreedheid, dat is van het toebrengen van onnoodig leed, gruwt. Juist in de toepassing van zijn scherpste klasse-wapen, de staking, openbaart zich het duidelijkst zijn zedelijke meerderheid boven de strijdmethoden van vroegere revolutionaire klassen en niet minder boven die der heerschende klassen in het imperialisme, methoden die niet in het minst rekening houden met vrouwen, kinderen en niet-kombattanten, die uiterste barbaarschheid vereenigen met uiterste verfijning. Met de revolutionaire staking beoogt het proletariaat niet de leden der kapitalistische klasse individueel uit te hongeren, - en naarmate het meer waarachtig socialistisch gezind is, zal het dit minder beoogen -, maar ze sociaal, als klasse te treffen door hun instellingen omver te werpen. In de Bank en de Beurs moet de bourgeoisie getroffen worden, niet in de lichamen van vrouwen en kinderen. Hoe sterker de staking staat, met andere woorden, hoe grooter de geestelijke eenheid en de sociale kracht van het proletariaat is, - hoe minder wreedheid en uiterlijk geweld zij noodig heeft, hoe minder persoonlijk leed zij behoeft te veroorzaken. En hoe minder wreedheid zij gebruikt, hoe sneller zij de aarzeling der middenklassen en der achterlijke deelen van het proletariaat overwint om zich bij de strijdende massa's aan te sluiten. Deze nemen een voor een de funkties over, die aan de krachtelooze hand der vroegere machthebbers ontzinken, zij regelt de produktie der onontbeerlijke levensmiddelen, zij hernieuwt het wezen der pers, zij brengt het verkeer weer in gang en onbevlekt staat zij in haar zuiver-witte kleed van majestueuze kalmte, een klare glimlachende gestalte, die geen afschrik inboezemt en sidderende vrees, maar liefde en vertrouwen. En met magnetische kracht trekt zij alle weifelenden, alle wankelmoedigen tot zich. De absoluut vreedzame, dat is geheel zonder bloedig geweld verloopende revolutionaire massa-staking of liever stakingsbeweging, is natuurlijk een ideaal. Maar hoe meer de werkelijkheid dit ideaal nadert, des te onweerstaanbaarder zal de staking inwerken op het leger en op de middenklassen, des te eer komt de keer, die het grootkapitaal met zijn aanhang alleen laat staan, des te nader is het proletariaat tot de overwinning. Een arbeidersklasse, die zich van bloedig geweld bedient, werkt daarmee zelve in zekeren zin de voorwaarden tot haar zegepraal tegen. Die voorwaarden zijn: dat allen die geen belang hebben bij den voortduur van het kapitalistische stelsel, te weten de arbeidende massa's in hun geheel, het leger, de | |
[pagina 404]
| |
kleine burgers en kleine boeren, de proletarische intellektueelen, de lagere beambten, dat zij allen haar zijde kiezen tegen het grootkapitaal en zijn aanhangers. De moreele werking van het wapengeweld der arbeiders op de soldaten is altijd zeer onzeker. Het kan de proefsteen zijn, waaraan hun revolutionaire gezindheid zich openbaart, het kan echter even goed wrevel en toorn in hen opwekken tegen de revolutionairen en hen dwingen ter wille van eigen lijfsbehoud de bevelen van hun superieuren te gehoorzamen. Wat de midden-klassen aangaat, bloedig geweld drijft hen bijna onfeilbaar in de armen der reaktie. Waarom tracht het sterkste en meest gewetenlooze kapitaal ter wereld, dat der Vereenigde Staten, bij elken massalen strijd de arbeiders te prikkelen tot daden van bloedig geweld? Niet enkel om een voorwendsel te scheppen tot het oproepen der militie, maar ook om de midden-klassen, de doodsvijanden vaak der trusts, tegen het proletariaat in het harnas te jagen en bij hen de meening te vestigen, als zouden de arbeiders een troep ruwe, gewetenlooze klanten zijn. Hoe beter de revolutionaire arbeidersbeweging zich vrij houden kan zooals van alle wreedheid en excessen, zoo ook van bloedig geweld, hoe sterker de opinie der middenklassen zich tegen het grootkapitaal en zijn trawanten zal keeren en hoe sneller de sociale gevoelens en het klassebewustzijn der soldaten zich verzetten zullen tegen het moordenaarswerk, waartoe men hen prest. De sterkste wapenen der proletarische massa zijn haar geestelijke samenhang, haar vaste wil te overwinnen, haar grenzelooze offervaardigheid, haar vrijheids-extase, haar klare bereidwilligheid tot den offerdood, en haar helder inzicht in de eischen van het nieuwe leven. Dit alles is geen tolstoiaansche fantasie maar historische ervaring. Vele malen reeds hebben in den proletarischen klassenstrijd van onze eigen dagen, in Rusland, in Amerika, in Engeland, de ‘naakte borst en het ongepantserde hart’ der massa's het brute geweld der machthebbers in bedwang gehouden. Deze zijn voor niets zoo bevreesd als voor den ontembaren moed en de sublieme geestkracht, waarmee een ongewapend volk op de hoogtepunten van zijn strijdbaar enthousiasme, de bajonetten, de geweren en pantser-auto's trotseert, waarachter het verschrikte gezag wegschuilt. Zeker kan het ongewapende verzet vreeselijke offers kosten, men denke aan den 22sten Januari 1905 in Petersburg - even vreeselijke als het gewapende verzet - maar deze offers zijn oneindig vruchtbaar. Waar in het leger de voorwaarden rijpen voor massale dienstweigering en voor overgang tot de zijde der revolutie, is er niets wat dit proces zoozeer verhaast als het voorbeeld van heerlijke standvastigheid en doodsverachting, door ongewapende mannen, vrouwen en kinderen gegeven. Hun bloed is de milde regen, die het door de propaganda gestrooide zaad snel doet ontkiemen. En toch voert juist het edele moreele geweld van stakende massa's met | |
[pagina 405]
| |
onverbiddelijke noodzakelijkheid weer tot een nieuwe faze der revolutionaire beweging, waarin de kracht der wapenen zich wederom doet gelden. Zoo nauw zijn fyziek en moreel geweld verstrengeld, zoo onvermijdelijk slaat de eene vorm van geweld in den anderen om. De werking der revolutionaire stakingsbeweging op de soldaten voert niet enkel tot massale dienstweigering, tot massaal overloopen naar het volk: het doet ook den strijd ontbranden tusschen de revolutionaire elementen in het leger zelf tegen de elementen die uit domheid of klassenbelang zich nog om de oude heerschers scharen. De burgeroorlog, aanvankelijk een strijd tusschen arbeiders en troepen, tusschen ongewapenden en gewapenden, plant zich als een botsing tusschen twee groepen gewapenden in het leger voort. Dit valt uiteen in een revolutionair en een kontra-revolutionair deel. Opnieuw moet het wapengeweld uitwijzen aan welke zijde de overmacht is: dit is onvermijdelijk, zoolang kontra-revolutionaire legermassa's zich keeren tegen de dragers van den historischen vooruitgang. Het is de schuld van de heerschende klassen dat de arbeidende massa's hun doel niet zonder bloedig geweld, noch zonder de daarvan onafscheidelijke wreedheden en excessen kunnen bereiken, dat de strijd met de wapenen ook in de revolutionaire bewegingen van het proletariaat aanvankelijk nog noodig zal zijn. Als deel der legerorganisatie waartoe zij noodgedrongen behoort, wordt de arbeidersklasse nog gedwongen te strijden met middelen die haar als barbaarsch en onder-menschelijk tegen de borst stuiten en die zij in het burgerlijke leven verwerpt. Hoe sterker echter de revolutionaire gezindheid verspreid is, ook in het leger, hoe grooter het aantal soldaten is, dat gewonnen werd door de socialistische propaganda, hoe dieper hun overtuiging is gegrondvest, des te zwakker en te meer geïsoleerd zullen de gewapende helpers en beschermers der kontra-revolutie zich voelen, des te sneller zal het hopelooze van verdere worsteling hun bewust worden, des te minder bloedig zal de strijd zijn, des te spoediger beslist. Zoo was in de russische Maart-revolutie van 1917 het wapengeweld slechts een korte episode, een proefneming waaruit de vereenzaming en machteloosheid der autokratie tegenover alle moderne klassen onmiddellijk bleek. Helder komt hier de rol van het wapengeweld als een laatste toetsingsmiddel van de krachtsverhoudingen der strijdende klassen uit, vooral wanneer men zich de onophoudelijke, telkens onderdrukte, telkens weer opkomende revolutionaire stakingsbeweging voor den geest roept van de jaren vóór den oorlog en gedurende den oorlog en haar werkingen op het leger. De bezittende klasse op zichzelve is evenmin bij machte om door wapengeweld haar heerschappij te handhaven, als om een meerderheid te behouden in het parlement. In het eene als in het andere geval steunt zij op de middenklassen (kleine burgerij, boeren, intellektueelen) en op die deelen der arbeiders- | |
[pagina 406]
| |
klasse, welke zij nog in geestelijke afhankelijkheid aan zich bindt. Zijn deze elementen, is althans hun grootste deel voor het socialisme gewonnen, dan wordt de bourgeoisie ook in het leger machteloos geïsoleerd. Dan kan ook de laatste krachtmeting der revolutionaire en der kontra-revolutionaire legerdeelen snel en met een minimum van bloedvergieten verloopen. Maar de enorme geestelijk-zedelijke eenheid der arbeidende massa, die de voorwaarde hiertoe is, kan slechts verworven worden in den revolutionairen strijd zelf. Enkel een lange reeks van worstelingen, waarin ook het bloedige geweld nog mede heeft gestreden, bevecht voor het onbloedige geweld de uiteindelijke zegepraal. Niet minder noodzakelijk voor die zegepraal dan de toeneming van haar macht, haar ekonomische en geestelijke eenheid, is voor de arbeidersklasse het stijgen tot eene gezindheid, die alle wreedheid, alle terrorisme, alle onderdrukking en kwelling van anderen verafschuwt. De arbeidersklasse moet doordrongen worden van het besef dat de socialistische maatschappij-orde pas tot stand kan komen, wanneer de overgroote meerderheid van de bevolking voor het socialisme gewonnen is. De burgerlijke omwentelingen werden volstreden door een minderheid ten bate eener minderheid, zij dienden de invoering eener nieuwe maatschappelijke orde die, al waren haar vormen anders, niet minder dan de oude berustte op afhankelijkheid en dwang. Daarom steunden die omwentelingen altijd op de terreur, op schrik en wreedheid. De socialistische revolutie, die de vernieuwing der maatschappelijke instellingen ten bate van de algemeenheid beoogt en de georganiseerde vrijheid is, kan zich niet bedienen van terroristische middelen zonder in konflikt te komen met haar eigen beginselen. Met slaven door vrees en geweld in bedwang gehouden kan men de socialistische samenleving niet opbouwen, hiertoe is noodig geestdriftige instemming van de overgroote meerderheid van het volk met de nieuwe orde. Terroristische middelen zullen des te minder noodig zijn in hoe hooger mate de groote massa's der bevolking in het socialisme de eenige uitkomst zien uit de tyrannie van het imperialisme; dit echter hangt samen zoowel met den graad der ekonomische ontwikkeling als met de geestelijke en zedelijke rijpheid der arbeidende massa's. De heerschappij der bezittende klassen berust op de onzelfstandigheid, de geestelijke blindheid, de lafheid, de stompzinnigheid der volksmassa's, en daarop alleen. Zij valt uit elkaar zoodra deze massa's bewust en heroïsch aktief worden, dat is, zoodra zij metterdaad de gehoorzaamheid opzeggen aan hun meesters. De opvoeding tot geestelijke zelfstandigheid en zedelijk heroïsme, tot dadige liefde voor de menschheid is naast de bevordering der uiterlijke eenheid, dat is der organisatie, de eenige werkelijke ‘voorbereiding’ tot revolutionairen strijd. De telkens en telkens op grootere schaal herhaalde arbeids- en dienstweigering der massa's aan het imperialisme zal de macht daarvan | |
[pagina 407]
| |
eerst ondermijnen en verzwakken, ten slotte breken en omverwerpen, en die macht vervangen door het socialisme. Hoe meer zij stijgt in inzicht en besef, hoe beter de arbeidersklasse begrijpen zal dat zij in alles wat het militaire geweld aangaat onvermijdelijk de mindere der bourgeoisie is en moet blijven. Want dit geweld, gegrondvest als het is in tyrannie en wreedheid, in verspilling van menschelijke arbeidskracht en van menschenlevens, in absolute verachting voor alle geestelijke en zedelijke waarden, alle schoonheid en zacht geluk, druischt op ondragelijke wijze tegen haar hoogste wezen en haar hoogste toekomst-verlangen in. Zij zal moeten leeren om niet van terrorisme en geweld, maar van haar eigen organisatorische, geestelijke en zedelijke meerderheid de overwinning te verwachten. Wanneer de gewapende strijd meer dan een voorbijgaande episode is, wordt hij onvermijdelijk tot een hinderpaal der demokratisch-socialistische organisatie. Hij voert òf tot het opkomen eener militaire kaste, die den demokratischen geest in het leger onderdrukt en dit opnieuw gebruikt als een werktuig voor eigen doeleinden, - òf hij leidt tot verwildering, tot de ontaarding der militair-revolutionaire organisatie in bandieten-benden. In het eerste geval gaat de vrijheid verloren, in het tweede krijgen de anti-sociale aandriften de bovenhand bij de verwilderde strijders, wier optreden niet langer de hoogste belangen der algemeenheid, maar hun eigen primitieve instinkten dient. Zuiver-demokratische tucht is volkomen vereenigbaar met het wezen van een produktie-organisme, maar met het wezen eener militaire organisatie is zij op den duur niet te vereenigen. Want dat wezen is ter eene zijde dwang, ter andere absolute gehoorzaamheid.
Alle groote volksbewegingen tot op heden riepen twee seriën van menschelijke gevoelens wakker, die zij tevens door de inwerking van het gemeenschappelijke handelen haast oneindig versterkten. Zij wekten uitingen van geestdrift, onbaatzuchtigheid, offervaardigheid en heldenmoed op ook onder individuen, die elk op zich zelf tot deze uitingen nimmer in staat zouden zijn geweest. Met andere woorden: zij leidden tot krachtige manifestaties der sociale aandriften. Zelfs de burgerlijke psychologen moeten dit toegeven, ondanks hun groote bevooroordeeling ten aanzien van de psyche der menigte. ‘De menigte kan wat gevoelens en daaruit voortvloeiende handelingen aangaat, op een hooger peil staan dan het individu’, erkent Le Bon. ‘Men brengt een menigte gemakkelijk in geestdrift voor roem en eer, men brengt haar bijna zonder brood en zonder wapens, als bij de kruistochten, in beweging om den vaderlandschen grond te verdedigen. Uit haar vaak niet geheel bewuste heldhaftigheden, worden de groote daden der historie opgebouwd’. ‘Alleen de gemeenschappen, de massa's zijn tot de groote offervaardigheden in staat.’ - Wij zouden deze aanhalingen met nog vele andere in denzelfden geest kunnen vermeerderen | |
[pagina 408]
| |
Maar ook hebben de spontane akties der massa's tallooze malen de duistere instinkten in den mensch gewekt en gaande gemaakt, die vrees en lijdelijkheid, maar niet minder schaamte en zelf beheersching, in den gewonen gang des levens neer houden. Wanneer de banden van het sleurleven verscheurd werden, dan raakte ook de wreedheid los uit haar hol, de misdadige, dat is de atavistische en anti-sociale aandriften vierden zich bot in bloedige orgiën. Wel is waar belicht de burgerlijke sociaalpsychologie gewoonlijk de ‘namelooze wreedheden’ (Sighele) door volksmenigten bij revolutionaire woelingen begaan, even eenzijdig als zij ze overdreven voorstelt. Bij haar veroordeeling van dergelijke daden pleegt zij op het getuigenis van de ergste vijanden der revolutie, de meest verstokte reaktionairen, af te gaan. Zoo vindt men b.v. in Sighele tal van aanhalingen uit Taine en Maxime du Camp als bewijsstukken voor de onmenschelijkheid en de misdadige neigingen der massa's, die in de groote fransche revolutie en in de Commune optraden. Van kritische schifting van het materiaal, van pogingen om de objektiviteit van zulke getuigenissen te onderzoeken, is bij dergelijke ‘wetenschappelijke onderzoekers’ geen sprake. Evenmin vragen zij zich af welke provokaties de massa's tot daden van weerwraak prikkelden, welke onmenschelijke wreedheden der ‘ordelijke elementen’ aan de losbarstingen van den toorn des volks voorafgingen. Hoe kan men b.v., om ons te bepalen tot de Commune, het doodschieten der gijzelaars rechtvaardig beoordeelen, wanneer men dit als een op zich zelfstaand feit beschouwt, inplaats van als een schakel in de keten der gebeurtenissen, wanneer men het beestachtige optreden der Versaillanen tegen de gevangengenomen Communards in het donker laat, waarop de executie der gijzelaars het antwoord der wanhoop was? Niettemin: hoezeer ook fanatieke klassenhaat het oordeel der burgerlijke historici en psychologen over het optreden van revolutionaire menigten doorgaans vertroebeld moge hebben, hoe vol boosaardige overdrijving en verkrachting der waarheid hunne voorstelling der feiten, toch moet toegegeven worden, dat de groote historische massa-akties op de hoogtepunten der revolutionaire ontwikkeling, naast heerlijke opvlammingen van geestdrift en moed, somtijds daden van wreedheid en vernielzucht hebben veroorzaakt. Vergeleken bij de revolutionaire massa-akties van vroegere klassen zijn die van het proletariaat in hooge mate vrij van wreedheid, plunderzucht en andere uitspattingen, maar wanneer het lompenproletariaat aan de massale akties der arbeiders deelneemt, dan bevlekt het deze vaak door daden van bandeloosheid en moordlust, iets wat zeker ook in de komende worstelingen zal gebeuren. In het algemeen echter zal de arbeidersklasse in die worstelingen minder dan alle vroegere revolutionaire klassen geneigd zijn tot bloedige wreedheid en wraaknemingen op personen, dank zij het gebruik der massale staking als | |
[pagina 409]
| |
dwangmiddel. Wapengeweld, ook door de revolutionairen gebruikt, ontketent onvermijdelijk dierlijke aandriften; bloedvergieten wekt bloeddorst, bloeddorst eenmaal gewekt kent toom noch breidel eer zij verzadigd is. De revolutionaire staking daarentegen veronderstelt slechts weinig bedreiging van lijf en leven van den tegenstander, zij is het meest humane revolutionaire geweldmiddel dat de geschiedenis kent. De gewapende opstand, het barrikade-gevecht, voert de strijdenden evengoed als de oorlog tot razernij, maakt hen blind en doof voor de omstandigheid dat de tegenstander een mensch is evenals zij zelven, verdooft tijdelijk hun menschelijkheid. De revolutionaire staking eischt zelfbeheersching, koelbloedigheid en bezonnenheid, zij wordt beheerscht door de rede en laat ook aan het menschelijke medegevoel zijn rechten.
Twee wortels heeft de wreedheid: vrees, en machtswellust. De slaaf, de knecht, de soldaat in vijandelijk land of in den binnenlandschen oorlog begaan vaak wreedheden uit angst; de tyran, dat is elke persoon en elke groep die anderen in onverantwoordelijke machtsposities beheerschen, begaan ze omdat de mensch in het algemeen het bezit van onverantwoordelijke macht niet verdragen kan. Het plotselinge gevoel van almacht dat eene uit den band van het sleurleven gesprongen menigte overstelpt, is misschien meer nog dan bewuste haat of wraakzucht, de diepste wortel der weerzinwekkende uitspattingen waarin zij vaak vervalt. Immers, deze uitspattingen keeren zich somtijds tegen personen tegen welke de massa haat noch wraakzucht koestert.; men denke b.v. aan de Parijsche September-moorden. Het proletariaat bezit een dubbelen breidel ter betooming van alle wreede lusten, wanneer het tot de macht gestegen zal zijn. De eene is de ideëele breidel der socialistische gezindheid die door het besef van de eenheid der menschheid in hem gekweekt, hem leert alle menschelijk leven heilig te achten. De tweede is de breidel der vrijwillige tucht, der zelfbeheersching en der demokratische verantwoordelijkheid, geoefend in de langdurige school van organisatie en gemeenschappelijk handelenGa naar voetnoot1). De vroegere menigte, saamgedreven door oogenblikkelijke opwinding, door uitbarstingen van elementaire driften, kende volstrekt geen kollektief verantwoordelijkheidsbesef. De proletarische massa, uit bewuste redelijk-willenden samengesteld, zal, zelfs in oogenblikken dat spontane drang en felle hartstocht haar in beweging brengen, de regelende werking van het haar ingeprente kollektieve verantwoordelijkheidsgevoel bespeuren, en er in mindere of meerdere mate door beïnvloed worden. De zegenrijke werking der organisatie, die de groote daad van het vorige, niet- | |
[pagina 410]
| |
revolutionaire tijdperk is geweest, zal zich in het revolutionaire in al haar glans openbaren.
De wereldoorlog bracht een onpeilbare schrikwekkende verwildering over het deel der menschheid dat zich zelve ‘beschaafd’ noemde. De massa's zijn in den oorlog gedreven voor het groote kapitaal: wreedheid en bloedig geweld, vernieling en schennis, schandelijke list en verraderlijke moord werden hun geleerd als hoogste patriottische deugden. Algeheele verachting voor het menschelijke leven en de ziel des menschen werd hun ingestampt. Dat leven en die ziel werden als mest op de velden van het imperialisme geworpen. De brute overmacht van mechanische vernietigings-middelen regeert de wereld. Tegen den vijand is elk middel, elke daad geoorloofd, elke pijniging, elke beestachtigheid. Het volkenrecht wordt een schim door de machthebbers even koud gehoond als de ‘geboden der menschelijkheid’. Onmenschelijk en barbaarsch zijn de middelen waarmee de imperialistische orde wordt opgebouwd. Zoolang deze orde bestaat, zal dàt imperium het machtigst zijn en de wereld regeeren, dat over de grootste hoeveelheid mechanische vernietiginsmiddelen beschikt, over het grootste aantal menschen om ze te vervaardigen en te vernieuwen, over de grootste organisatorische kracht om ze te gebruiken, en dat door geenerlei skrupules in het gebruik ervan wordt belemmerd. Imperialisme en menschelijkheid zijn even onvereenigbaar als imperialisme en demokratie. Kan het socialisme met gelijke middelen worden opgebouwd? Kan de arbeidersklasse zich bedienen van de middelen van het imperialisme? Kan zij de nieuwe, broederlijke wereld verwezenlijken door het imperialisme te overtreffen in zijn eigen geweldmiddelen, zijn eigen vernietigingsmethoden waarnaar onvermijdelijk haar trachten moet uitgaan zoo zij het wapengeweld als voornaamste middel in den proletarischen klassenstrijd aanvaardt? Het komt ons voor dat ieder revolutionaire socialist die zich rekenschap geeft van wat dit zou beteekenen, hierop moet antwoorden: neen, dat kan niet. Maar dan kan het wapengeweld in den strijd der arbeidersklasse ook niet het voornaamste en het beslissende middel, doch slechts een bijkomstig en een toetsingsmiddel zijn. De arbeidersklasse die het wapengeweld in haar strijd zou aanvaarden, niet als een bij- maar als een hoofdmiddel, niet als een beproevings- maar als een beslissend middel, zou zich bereid verklaren al dezelfde lage misdaden te begaan, dezelfde duivelsche wreedheden te plegen, als het imperialisme pleegt in den wereldoorlog. Want wie thans nog meent dat een oorlog - hetzij tegen de reaktionaire machten van het eigen land, hetzij tegen die van andere naties - op ‘humane’ wijze kan worden gevoerd, die is in een waan bevangen, | |
[pagina 411]
| |
even dwaas als de waan der pacifisten, der droomers van een onbloedig, getemd en verzacht imperialisme. Naar onze overtuiging echter kan duivelsche wreedheid het socialisme nimmer brengen. Het is noodig de arbeidersklasse tot dit inzicht op te voeden. De klippen waarop de oude Internationale strandde, waren haar overgroote verwachting van den invloed der objektieve ekonomische ontwikkeling, haar kultus der wettelijkheid, haar schroom voor de revolutionaire daad. Een der klippen, die de nieuwe Internationale bedreigen, is de opvoeding tot den kultus van het bloedige geweld in den revolutionairen strijd, een kultus haar in deze jaren gesuggereerd door haar onverzoenlijke tegenstanders, de imperialistische geweldenaarsGa naar voetnoot1). Deze suggestie moet zij weerstaan. Tegenover het imperalisme, dat alles verwacht van het superieur-georganiseerde, technisch-volmaakte geweld, moet de arbeidersklasse vasthouden aan haar eigen methoden, onafscheidelijk van haar eigen historisch-sociale denkbeelden, haar eigen doeleinden en haar eigen hoogere moraal. Haar inzicht en moraal doet de arbeidersklasse in elken mensch de menschheid beseffen en de ziel eerbiedigen. Boven het ding, boven de waar verheft zij den mensch ten troon, zooals het kapitalisme den mensch bij ding en waar ten achterstelt. Om den mensch wil de socialistische arbeidersklasse het imperialisme omverwerpen, om hem te bevrijden uit verhoudingen die in allen, in de heeren als in de knechten, het hoogste terug dringen, het leven zelf verminken | |
[pagina 412]
| |
en verlagen. Dit einddoel der strijdende arbeidersklasse, haar naar de bevrijding der menschheid uitgaande wil, zij moeten wel de keuze van haar strijdmiddelen beïnvloeden. Het socialistische proletariaat kan geen andere strijdmiddelen willen dan met zijn doel in overeenstemming zijn. En de meest doelmatige middelen zijn die, welke daarmee het meest harmonieeren. Menschelijk handelen is niet in harmonie met het imperialisme, dat heerschappij, dwang en uitbuiting in den allerhoogsten graad en op haast onbegrensde schaal ten doel heeft. Maar menschelijk handelen is volkomen in overeenstemming met het doel van het revolutionaire socialistische proletariaat. Aan de hoogheid van zijn doel moet dit zijn middelen aanpassen. Het proletariaat niet naar bloedig toornig geweld, maar naar geestelijke klaarheid en moreele onverschrokkenheid te orienteeren, dit moet nu de taak zijn der propaganda in de wijdste beteekenis, de taak van de revolutionaire wetenschap, de revolutionaire agitatie en de revolutionaire kunst. Op het geestelijke leiderschap rust in deze tijden een zeer zware verantwoordelijkheid. | |
3. De doeleinden der revolutionaire massa-aktie.Zelfs die burgerlijke psychologen welke het optreden der massa als een faktor in de historische ontwikkeling erkennen, beschouwen haar als een uitsluitend ‘destruktieve’ kracht. ‘De rol der menigte’, zegt Le Bon, ‘bestaat in het vernielen van verouderde beschavingen: op het oogenblik dat de zedelijke krachten, die het geraamte eener maatschappij vormen, hun kracht verloren hebben, wordt de volledige ontbinding tot stand gebracht door die onbewuste en ruwe menigten, welke men terecht barbaren noemt.’ Deze voorstelling is even eenzijdig en onjuist, als het oordeel van burgerlijke zijde over de kollektieve psyche en haar uitingen in het algemeen is. In werkelijkheid vernietigt de revolutionaire massa-aktie niet slechts de vermolmde sociale en politieke instellingen van een uitgeleefd stelsel, maar zij brengt zelve nieuwe sociale instellingen en politieke vormen voort. Haar doeleinden zijn zoowel de vestiging eener nieuwe als de omverwerping der oude maatschappelijke orde. Haar vernietigende en haar opbouwende werkingen zijn tweeërlei funkties van eenzelfde proces. Een belangrijk onderdeel van dit proces - maar op verre na niet zijn geheele inhoud, zooals de sociaaldemokratie in het vorige tijdperk geneigd was aan te nemen - vormt de verovering der politieke macht, dat is de macht die de algemeene aangelegenheden eener kleinere of grootere gemeenschap (stad, stedengroep, staat, verbond van staten) regelt. In hun eerste stadiën waren volksbewegingen er gewoonlijk op gericht, de politieke instellingen der | |
[pagina 413]
| |
heerschers te beïnvloeden, hen tot koncessies te nopen, hun hervormingen af te dwingen. Naarmate de revolutionaire klassen door den strijd sterker worden en de onmogelijkbeid eener grondige hervorming der oude instellingen duidelijker blijkt, richten zij zich meer en meer op de verovering der staatsmacht. Het karakter der staatsmacht hangt af van de hoogtegraad der technische en ekonomische krachten: produktie, handel, verkeersmiddelen, enz. Waar de stad met haar omliggend gebied nog een min of meer zelfstandig produktie-organisme vormt, zooals in de middeneeuwen, kan van nationale politieke centralisatie nog geen sprake zijn. De revolutionaire massa-beweging in de middeneeuwen draagt dientengevolge een sterk lokaal karakter, haar politieke doeleinden zijn de verovering der machtsinstrumenten van de stedelijke aristokratie, van den magistraat en den raad, om deze te gebruiken ten bate der demokratische klassen. Het tijdperk der eigenlijke burgerlijke revolutie begint, wanneer de voorwaarden zich ontwikkeld hebben tot den strijd der burgerlijke klasse voor de verovering der politieke macht op nationale basis. Die macht is gecentraliseerd en georganiseerd in het bureaukratisch-militaire toestel der absolute monarchie, zij wordt gesteund door de over het geheele land vertakte feodale organisatie. Tegenover de politieke instellingen van het absolutisme verheffen zich de embryonaire parlementaire instellingen, door den derden stand allengs veroverd, maar door de monarchie telkens buiten werking gesteld of in hun bevoegdheden beknot. Zoowel in de engelsche als in de groote fransche revolutie ontbranden de eerste massa-akties naar aanleiding van een strijd tusschen koninklijke macht en burgerlijk parlement, - een strijd waarin de massa's, ofschoon van allen invloed op het parlement verstoken, hartstochtelijk daarvoor partij trekken en hun leven in de waagschaal stellen om het parlement tegen koninklijk geweld te beschermen. In de aanvallen op de machtsinstellingen van absolutisme en feodalisme, waartoe de massa's ter verdediging van het parlement overgaan, krijgen deze den eersten knauw en ontstaan de nieuwe strijd- en ook reeds machtsorganen der revolutionaire klassen. Zoo schokte de bestorming der Bastille niet slechts de hechtheid van het beroepsleger en het prestige der monarchie, zij dwong deze niet alleen om haar plan tot ontbinding der Staten-Generaal op te geven, maar zij gaf ook den stoot tot de oprichting der Nationale Garde en tot de organisatie der Parijsche kiesgerechtigheden in de z.gn. sekties. Natuurlijk besefte de revolutionaire massa in Juli en ook in Oktober '89 nog geenszins, dat zij feitelijk niet voor de hervorming maar voor de vernietiging der monarchie streed, zooals het in het algemeen lang duurt, eer een revolutionaire klasse haar politiek doel bewust erkent en stoutweg uitspreekt. Algemeen bekend is b.v., hoe de noord-nederlandsche burgerij, ofschoon reeds in vollen opstand tegen | |
[pagina 414]
| |
Filips II, lang nog verklaarde enkel zijn stadhouders te bevechten maar hem zelven altijd nog in naam als haar wettelijk vorst erkende. Zooals het proletariaat in onze dagen door zijn massale akties zoowel tegen de staatsmacht strijden moet als om de staatsmacht, zoo was dit ook met vroegere revolutionaire klassen het geval. De strijd tegen de staatsmacht nam in de burgerlijke revolutie den vorm aan van strijd tegen de macht der absolute monarchie en die van den grondbezittenden adel. De volksbeweging, die in de engelsche omwenteling van 1643 den koning dwong de hoofdstad te verlaten, bracht de jarenlange worsteling tusschen monarchie en parlement tot een krisis, waarin de militair-georganiseerde demokratie de feodale legerbenden des konings overwon. In de groote fransche omwenteling was het de massa-beweging die den koning en de koningin uit Versailles naar Parijs terughaalde, ze daar feitelijk interneerde en onder bewaking stelde van het revolutionaire volk. Het was de massa-beweging die den koning uit de Tuilerieën verjoeg en zijn troon omver wierp, toen de landsverraderlijke kuiperijen van Lodewijk en Marie Antoinette dreigden de revolutie met hulp van buitenlandsche legers terneer te slaan. De hoofdstad was het middelpunt van den strijd tegen het staatkundige toestel van het absolutisme. Maar niet minder fel werd die strijd in de groote fransche revolutie door het geheele land gevoerd, het absolutistisch-feodale stelsel werd in al zijn vertakkingen aangevallen. De direkte aktie der arbeiders en burgers in de steden, der boeren op het platteland ontwortelde dit stelsel, het maakte dat de heerlijke rechten niet slechts op papier, maar ook in de werkelijkheid worden afgeschaft en schiep zoodoende de nieuwe burgerlijke eigendomsverhoudingen. Terwijl de massa's in de burgerlijke omwenteling door hun slagen de oude staatsinstellingen vernietigden en de oude staatsmachinerie afbraken, nestelde de opkomende burgerlijke klasse zich in den staat en bouwde haar nieuw politiek machtstoestel op. Van alle politieke instellingen van het burgerlijke tijdperk was de volksvertegenwoordiging de voornaamste; alle andere machtsmiddelen, van de pers en de volksvergadering af tot den gewapenden opstand en de terreur toe, dienden hoofdzakelijk om het centrale bolwerk der burgerlijke macht tegen kontra-revolutionaire aanslagen te beschermen. De strijd om de staatsmacht in de burgerlijke revolutie was tevens een strijd om de vernieuwing en vervorming der staatsmacht. De uitspraak van Marx, dat het proletariaat niet eenvoudig het staatkundige toestel van den burgerlijken staat in bezit nemen en voor zijn doeleinden gebruiken kan, maar dit toestel al strijdend naar zijn eigen behoeften moet vervormen, was eveneens van toepassing voor de burgerlijke klasse met betrekking tot de politieke | |
[pagina 415]
| |
machinerie van het absolutisme. De bourgeoisie kon zich voor haar doeleinden evenmin van deze machinerie bedienen, als het proletariaat zich zal kunnen bedienen van de staatkundige instellingen der bourgeoisie. In haar revolutionairen strijd vernietigde de bourgeoisie die instellingen, welke onvereenigbaar bleken met haar eigen maatschappelijke en politieke doeleinden, zooals b.v. het souvereine koningschap, terwijl zij andere bestaande instellingen, in de eerste plaats het parlement, tot uitgangspunten van haar strijd maakte en naar haar eigen behoefte vervormde. In alle burgerlijk-revolutionaire tijdperken hebben de daden van regeering en volksvertegenwoordiging, hun maatregelen in zaken, de levensbelangen der bevolking rakend, hebben verder de gevaren, die de revolutionaire volksvertegenwoordiging en het nieuwe gezag van de zijde der kontra-revolutionairen bedreigden, den stoot gegeven tot het uitbreken van spontane massa-bewegingen. De volksbewegingen hebben zich altijd ontwikkeld in revolutionairen samenhang met politieke gebeurtenissen en zich in den strijd hetzij voor hetzij tegen politieke organen gekoncentreerd. Het inzicht in deze waarheid is een groote geestelijke kracht der moderne sociaal-demokratie geweest in haar strijd tegen het anarchisme. Maar door den eenzijdigen nadruk dien zij in haar verval op de verovering der centrale organen van het staatsgezag ging leggen, door haar voorstelling, als vond elke revolutionaire volksbeweging in deze verovering haar eenig doel, heeft zij die waarheid vervlakt en vervalscht. In werkelijkheid gaan revolutionaire bewegingen altijd ver boven deze doeleinden uit; de vernietiging eener oude en de schepping eener nieuwe maatschappij-orde omvat veel méér, dan enkel de verovering der politieke machtsorganen. De opvatting, als zou de revolutionaire massa-aktie in de burgerlijke revolutie zich feitelijk hebben bepaald tot de vernietiging der oude staatsinstellingen en aan de nieuwe politieke organen den verderen strijd voor de herschepping van de eigendomsvormen, het belastingstelsel enz., hebben overgelaten, is volkomen onjuist. Het kriterium van de kracht en van den diepgang eener revolutionaire beweging is juist de alzijdige, rustelooze werkzaamheid der volksmassa's zelven. Haar kouter ploegt den bodem der maatschappelijke werkelijkheid slechts diep en duurzaam om, wanneer de volksmassa's er zich niet toe bepalen de centrale machtsinstellingen der oude heerschende klasse met een forschen stoot omver te werpen, maar wanneer zij tegen die klasse zelve een onverbiddelijken strijd voeren, over de volle lengte en breedte van het nationale strijdperk haar schuilhoeken en toevluchtsoorden in plaatselijke instellingen, in zeden en gebruiken vernietigen, haar uit alle posities opjagen waarin zij zich nog poogt te verschansen, om die tot steunpunten te maken van haar reorganisatie en herstel. Juist deze alzijdige aktie karakteriseert de groote revolutionaire tijdperken, door deze aktie alléén vermag de revolutionaire massa den boom der oude | |
[pagina 416]
| |
maatschappelijke orde uit te graven, wiens wortels hun vertakkingen hebben geboord door den geheelen kluit van het sociale levenGa naar voetnoot1). De massa-aktie van alle revolutionaire tijdperken toonde zich in haar doeleinden evenmin eenzijdig-dogmatisch als in haar methoden. Zooals zij zonder onderscheid alle strijdmiddelen toepaste, die in haar bereik lagen, zoo hadden haar direkte akties ten doel zoowel de verovering van de centrale organen der staatsmachinerie, als het achteruit dringen en zoo mogelijk het verslaan der geheele vijandelijke klasse. De volksbeweging der groote fransche omwenteling richtte haar slagen achtereenvolgens tegen de politieke organen der absolute monarchie, der getemperde monarchie en der gematigde groote bourgeoisie, maar tegelijkertijd namen de boeren zelven in de grootste helft van het land door direkte aktie de gronden in bezit, die zij van de heeren in pacht hadden, zij verstookten de feodale eigendoms- en rechtsbrieven tot vreugdevuren en maakten de weiden en bosschen hun door den adel, de priesters en de burgerlijke kapitalisten in den loop der tijden ontroofd, opnieuw tot gemeentegronden. Eerst door die aktie kregen de wettelijke hervormingen der volksvertegenwoordiging werkelijken en blijvenden inhoud: de ekonomische revolutie, door de volksmassa's over de volle lengte en breedte van het maatschappelijke leven tot stand gebracht, kon door geen latere politieke reaktie te niet gedaan worden. De russische revolutie van 1905 proklameerde de bijeenroeping der konstitueerende vergadering tot algemeen politiek doeleinde der massa-beweging, maar tevens veroverde de massa, althans in de hoofdstad, door rechtstreeksche aktie de vrije pers, het vrije woord en de verkorting van arbeidsdag. Met één woord: terwijl de massa streed voor de algemeene vernieuwing der staatkundige orde, voor de grondwettelijke waarborgen van uitgebreide politieke rechten, nam zij deze rechten en vrijheden, overal waar het mogelijk was, bij | |
[pagina 417]
| |
stukken en gedeelten reeds in bezit. En tevens zette zij in onvermoeiden rechtstreekschen strijd tegen de kapitalistische klasse de verbetering door van haar sociale omstandigheden. Het eenzijdige en verparlementariseerde socialisme dat de vorige periode beheerschte heeft het tweeslachtige, dialektische karakter van de doeleinden der revolutionaire massa-aktie niet erkend. Het stelde de verovering der politieke macht feitelijk gelijk met de invoering der socialistische maatschappij-orde. Het beschouwde de staatsmachinerie als het werktuig, dat bijna uitsluitend uit eigen kracht de vervorming der kapitalistische maatschappij in de socialistische zou bewerkstelligen. De opvattingen der sociaaldemokratie in dat tijdperk, al te centralistisch en mechanisch gelijk zij waren, maakten haar blind voor de waarheid dat het bezit der politieke machinerie onvoldoende is om diepgaande veranderingen in het maatschappelijke lichaam tot stand te brengen - al is dit bezit een noodzakelijke voorwaarde hiervoor. Want de menschelijke samenleving is een veel te samengesteld, te fijnvertakt en rijkgeleed organisme dan dat zij van één enkel punt uit veranderd kan worden. Het verparlementariseerde, vercentraliseerde en in zekere mate vermechaniseerde socialisme zag het essentieele verschil tusschen mechanisme en organisme voorbij; deze dwaling leidde het tot vele verkeerde waarde-schattingen en konklusies. Het begreep niet langer, dat de greep van het staatkundige mechanisme slechts dan de maatschappij waarachtig kan herscheppen, wanneer hij gesteund wordt door een algemeenen omkeer in de gedachten en gevoelens, in de zeden en gebruiken, de vormen en gewoonten van het dagelijksche leven. En evenmin begreep het, dat een dergelijke omkeer enkel zijn beslag kan krijgen door den strijd tusschen de verwelkte en de ontluikende krachten door het gansche maatschappelijke lichaam heen. De sociaaldemokratische meerderheid besefte de beteekenis niet meer der toch zoo vaak aangehaalde uitspraak van Marx over de noodzakelijke vervorming der politieke machinerie naar de behoeften der proletarische klasse. Zij gaf er zich geen rekenschap van, dat de politieke instellingen van den burgerlijken staat, o.a. de scheiding tusschen wetgevende en uitvoerende macht, en de reusachtige vermeerdering eener van de regeering geheel afhankelijke bureaukratie, wel geschikt waren voor een klasse-maatschappij, gegrondvest in dwang, maar volkomen ongeschikt om als bestuursorganen eener gemeenschap van vrije en gelijke menschen te dienen. En ook sloot zij haar oogen voor de waarheid, dat de imperialistische ontwikkeling de volksvertegenwoordiging steeds meer van haar macht en beteekenis beroofde en het centrale gezag, op zijn beurt geïnspireerd door het onzichtbare maar almachtige trustkapitaal, voortdurend sterker werd. Dit zijn de oorzaken, waardoor in de parlementaire periode de rechtstreeksche massa-aktie niet slechts op den achtergrond kwam, maar daarenboven | |
[pagina 418]
| |
nog haar doeleinden door de sociaaldemokratie veel te dogmatisch afgebakend en te eenzijdig vastgesteld werden. Als tegenstrooming tot haar konceptie kwam de anarchistisch-syndikalistische opvatting op, die met voorbijzien van elke historische ervaring, de proletarische massa-aktie uitsluitend op de vernietiging der burgerlijke staatsmacht, geenszins op haar verovering wilde richten en alle politieke, dat is algemeene organen ter regeling van het maatschappelijke leven, door de vrije samenwerking van vele bijzondere organismen (vakvereenigingen, produktieve koöperaties enz.) wilde vervangen. Wel was deze opvatting in één belangrijk opzicht een korrektief van het parlementaire socialisme: zij verwachtte terecht de vernietiging der oude vormen van uitbuiting en heerschappij niet van het decreet van een of ander gecentraliseerd lichaam, maar van de revolutionaire energie, de vrijheidsbegeerte, de strijdvaardigheid en het klassebewustzijn der proletarische massa's zelven. Maar voor de rest was de denkwijze der anarcho-syndikalisten naïef-ideologisch en nog veel meer onhistorisch dan die der verparlementariseerde sociaal-demokratie. Zij droomden hun utopische droomen van de ‘vernietiging’ der staatsmacht door de massa-aktie, zonder te beseffen dat deze vernietiging, zoo de massa-aktie daar niet de schepping van hoogere vormen van politieke en ekonomische organisatie tegenover stelde, een doelmatige aanwending van de huidige produktie-krachten onmogelijk zou maken en de technisch-ekonomische en sociale ontwikkeling, door het kapitalisme in reusachtige spanning van alle lijfs- en geesteskrachten bereikt, tot achteruitgang veroordeelen zou. Maar juist op dien hoogtegraad der techniek, der bedrijfs-koncentratie, der internationale arbeidsverdeeling berust de mogelijkheid van een socialistische maatschappij, dat is van een samenleving waarin voor allen een minimum van arbeid in dienst der gemeenschap voldoende zal zijn om voor allen overvloed, levenszekerheid, mogelijkheid van onbeperkte ontwikkeling hunner vermogens en onbeperkte deelneming aan de hoogste levenswaarden der menschheid te waarborgen. De anarchist die den staat enkel wil ‘vernietigen’, en niet tevens veroveren om hem te herscheppen in het algemeene orgaan ter regeling van de algemeene aangelegenheden der socialistische wereld-gemeenschap, wil feitelijk, hoewel onbewust, de voorwaarden vernietigen ter verwezenlijking van het socialisme. In werkelijkheid zal de proletarisch-revolutionaire massa-aktie, als elke vroegere, zoowel den staat moeten bestrijden als trachten hem te veroveren. Het besef echter, dat het strijdende proletariaat nieuwe politieke vormen moet scheppen, vormen, niet in het brein van politieke plannenmakers bedacht, maar uit zijn eigen sociale wezen en zijn algemeene behoeften geboren, dit besef zal de oppervlakkige opvatting der verovering van de politieke macht door het stembiljet moeten vervangen. Op dit oogenblik is nog niet te voorzien, hoe het revolutionaire onweer der europeesche en amerikaansche massa's, welks eerste gerommel pas begint, | |
[pagina 419]
| |
op de parlementaire instellingen der bourgeoisie zal inwerken. Zullen deze worden vervormd tot de machtsorganen der nieuw-opkomende klasse, het proletariaat, versterkt door een deel der kleine boeren, der kleine burgers, en der half-proletarische intellektueelen? Het is mogelijk, waarschijnlijker echter komt ons voor dat het burgerlijke parlement welks macht, invloed en prestige door het imperialisme reeds ondermijnd zijn, geen dergelijk ontwikkelingsproces meer zal doormaken en hetzij zal afsterven of tot een vereenigingspunt der kontra-revolutionaire elementen worden gelijk b.v. de russische Doema dit in de maanden na de Maart-revolutie werd. In dit laatste geval zullen de vertegenwoordigende organen, in den revolutionairen strijd spontaan uit het proletariaat en de socialistisch-gezinde deelen der andere demokratische klassen opgekomen, het burgerlijke parlement vervangen. In deze organen zullen, zooals reeds bij de Parijsche Commune het geval was, de beraadslagende en de uitvoerende macht feitelijk ongescheiden zijn, dit zal een hunner kenmerkende trekken wezen. Met de russische raden van arbeiders, soldaten en boeren, wier vorming op de arbeiders in Engeland, Frankrijk en de Vereenigde Staten zoo diepen indruk heeft gemaakt en hen reeds tot navolging wekt, slaat de ontwikkeling deze banen in. Waarschijnlijk zullen zij het prototype worden van de nieuwe politieke organen der revolutionaire massa's in de overgangsperiode, gewoonlijk met den naam ‘diktatuur van het proletariaat’ aangeduid, en hun taak zal het zijn de ontredderde, verarmde en verwilderde maatschappij achtergelaten door het in bloed ondergaande imperialisme te herscheppen in een socialistische gemeenschap. Zoowel de behoeften van den gemeenschappelijken strijd der verschillende proletariaten tegen het imperialisme als de behoefte aan internationale regeling van verkeer en produktie en internationale arbeidsverdeeling, ten einde de produktie-kracht tot haar hoogste intensiteit te kunnen opvoeren, zullen nopen tot internationale federatie van deze nieuwe politieke organen in alle landen, waar de arbeidersklasse haar machtsgolven omhoog stuwt. Uit deze federatie zal het algemeene internationale politieke organisme der arbeidende massa's, zoo men wil: de socialistische Wereld-Statenbond, zich misschien allengs ontwikkelen. Dit en niets anders verstaat het revolutionaire marxisme onder den strijd van het proletariaat voor de staatsmacht. Dit beteekent echter geenszins dat deze strijd zich van nu af aan uitsluitend zou moeten richten tegen de politieke machtsorganen van het imperialisme en dat het tijdperk der worstelingen tegen bepaalde deelen der kapitalistische klasse, bepaalde groepen van kapitalisten afgesloten zou zijn. Onjuist b.v. lijkt ons het volgende oordeel, uitgesproken in het artikel ‘Ueber Parteiprogramme’ in het weekblad der Bremer revolutionairen, de Arbeiterpolitik: ‘op het moderne groote kapitaal zijn geen voordeelen meer te behalen. Hiervoor is noodig de sterkst mogelijke druk op den staat, die slechts uitgeoefend kan worden | |
[pagina 420]
| |
door worstelingen op zeer breeden grondslag.’ Een dergelijke opvatting ziet den onverbrekelijken samenhang voorbij tusschen de politieke en de ekonomische opstandigheid van het proletariaat. Zij die zoo denken zijn nog min of meer bevangen in de gedachtegangen van het vorige tijdperk, dat alles van de verovering der politieke macht verwachtte; de les van alle revolutionaire tijdperken, dat enkel de alzijdige rechtstreeksche aktie der verdrukten de oude instellingen en verhoudingen waarlijk vernietigt, is hun nog niet voldoende in vleesch en bloed overgegaan. Naar onze overtuiging zal om het kapitalistische stelsel met wortel en tak uit te roeien, de innige samenwerking noodig zijn van deze twee: de ekonomische massastaking, gericht tegen nu deze, dan gene trust of ondernemers-vereeniging en door eigen optreden de mate der uitbuiting voortdurend meer beperkend uit eigen kracht, en de massale aktie voor de verovering der staatsmacht. De verhoudingen aan het einde van den wereldoorlog zullen de revolutionaire massa's noodzaken, hun akties zoowel tegen den staat als tegen machtige kapitalistische groepen te richten. Gedurende den oorlog heeft de staatsmacht haar funkties enorm uitgebreid, het staatskapitalisme heeft zich overal tusschen het privaatkapitalisme ingedrongen en dit gedeeltelijk verdrongen, de regeling van produktie en verbruik is onder den druk van den oorlogsnood in hooge mate gecentraliseerd. Het z.g. ‘oorlogs-socialisme’ heeft de afbeuling, de ondervoeding en de rechteloosheid der arbeidersklasse tot zulk een graad opgevoerd, als die klasse voor den oorlog niet zou hebben geloofd te kunnen verdragen. De vrede zal den kapitalistischen staat nog verder in deze richting drijven. Hij zal trachten de produktie zoo hoog mogelijk op te voeren en het verbruik zoo veel mogelijk in te krimpen, ten einde de renten der ontzaggelijke schulden, die hij op zich heeft geladen, althans gedeeltelijk te kunnen betalen en de militaire toerustingen te kunnen voortzetten. De staat zal de groote ondernemer-dwingeland worden die de massa's der bevolking van beide geslachten in arbeidslegers organiseert. Maar deze staat-dwingeland zal tevens alle voorname bronnen van produktie en alle verkeersmiddelen bemachtigd hebben. Hij alleen zal de massa's kunnen helpen in den vreeselijken nood waarmee de maatschappelijke ontreddering hen bedreigt. Zij zullen gedwongen zijn met alle krachten te strijden zoowel tegen den staat, die hen tot slaven maakt, als om den staat, het eenige lichaam, machtig genoeg om een algemeene maatschappelijke reorganisatie tot stand te brengen. Maar tevens zullen de massa's zich met de grootste energie tegen het groote kapitaal moeten wenden. De zware industrieën, aan fabelachtige winsten gewoon geraakt, zullen de verlenging van arbeidsdag, den nachtarbeid, den ongebreidelden vrouwen- en kinderarbeid en al de ‘uitzonderingsbepalingen’ gedurende den oorlog ingevoerd, willen bestendigen. De industrieën die onder den oorlog leden, zullen trachten hun verliezen te verhalen op de | |
[pagina 421]
| |
arbeiders en door doeltreffende uitbuitingsmethoden zoo spoedig mogelijk nieuw kapitaal te akkumuleeren. Zoo zullen ekonomische konflikten in de voornaamste takken van produktie aan de orde van den dag zijn. De strijd der arbeiders tegen de trusts, de syndikaten en de ondernemersvereenigingen zal alom ontbranden, de ekonomische en de politieke strijd zullen zich met elkaar verbinden, in elkaar overgaan en elkaar bevruchten. Te zamen zullen zij het imperialisme ondermijnen en de socialistische maatschappij-orde voorbereiden wier verwezenlijking zoowel ekonomische als politieke overwinningen nader zullen brengen. Hier zal een kapitalistische regeering ten val gebracht of tot groote koncessies genoopt worden, ginds een trust of een gemengd reuzenbedrijf gedwongen tot het invoeren van arbeidsvoorwaarden, die de feitelijke opheffing der uitbuiting beteekenen. De snelle, algemeene ondermijning der winstmakerij door onophoudelijke uitgebreide massale akties, zal tot den toestand leiden, dien de burgerlijke klasse ‘anarchie’ noemt. Maar juist deze ‘anarchie’, die de algemeene opstand der arbeidende massa's tegen ekonomische exploitatie en politieken druk onvermijdelijk begeleidt, zal, in onverbrekelijken samenhang met de groote politieke akties van het proletariaat, het kapitalistisch-imperialistische stelsel ontwortelen. |
|