De revolutionaire massa-aktie
(1918)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 324]
| |
Zesde hoofdstuk
| |
[pagina 325]
| |
in de leiders en volgzaamheid bewijzen sterker dan revolutionaire intuïtie te zijn. De lange oefening in gehoorzaamheid aan de leiders heeft het initiatief vermoord in enkelingen en groepen: de discipline overwint. De koorts van het nationalisme steekt weldra de neutrale landen aan, het instinkt van kollektief nationaal zelfbehoud overstemt alom het revolutionaire klassebewustzijn: de godsvrede of ‘heilige eenheid’, komt door heel west- en centraal-Europa tot stand, de proletarische klassestrijd wordt alom uitgeschakeld. Ook in de weinige landen, waar de sociaaldemokratie niet wordt meegesleept door den patriottischen zwijmel, doen de algemeene faktoren zich gelden die revolutionaire aktie bij het begin van iederen grooten oorlog tegenhouden. Deze schudt honderdduizenden politiek-onbewuste elementen: lompenproletariërs, arbeiders, kleine burgers, boeren, uit hun onverschilligheid voor het sociale leven en hun doffe berusting wakker: hij vult hun armelijk bestaan met een rijken inhoud, hij boezemt hun een weliswaar vage, maar sterke hoop in op verandering en een beter leven. ‘Zooals bij het begin eener omwenteling breede kringen tot politiek leven ontwaken en zich bij de revolutionaire klasse aansluiten, zooals dan elk onbevredigd verlangen, elke vurige hoop een uitweg vindt in revolutionaire geestdrift, - zoo nemen bij een oorlog diezelfde gevoelens tijdelijk den vorm van patriottische dronkenschap aan.’ (Trotzky). Aanvankelijk wordt door heel Europa de revolutionaire massa-aktie van het proletariaat door kontra-revolutionaire militaire massa-aktie verdrongen. Méér nog dan door de politieke en sociale gevolgen van den oorlog - de geleidelijke opslorping voor militaire doeleinden der mannen tusschen 18 en 43 jaar, de willekeur der censuur, de invoering der militaire diktatuur in de oorlogvoerende staten - wordt de normale herleving der massa-aktie verhinderd door het optreden der officieele sociaaldemokratische partijen. Deze aktie wortelt in het besef der klassetegenstellingen tusschen proletariaat en bourgeoisie: de godsvrede daarentegen, hetzij met of zonder rechtstreeksche deelneming aan de regeering, maakt de voorgewende eenheid der belangen van uitbuitende en uitgebuite klassen in oorlogstijd tot de spil der sociaaldemokratische politiek en slaat het proletariaat in geestelijke kluisters, die alleen de schokkende hamerslagen der pijnlijkste ervaringen kunnen verbreken. De oorlogsellende in haar menigvuldige, afschuwelijke vormen, als armoe, ontbering, verdriet, wanhoop, honger, verzwaarde dienstbaarheid, brutale ontrechting, als smarten en teleurstellingen zonder tal, gepaard met het verbitterende schouwspel van de matelooze verrijking der bourgeoisie in en door den oorlog: zie daar de onuitsprekelijk-harde leerschool die de massa's moeten doorloopen om tot bezinning te komen. De kouter van het lijden die hun gemoed doorploegt maakt dit pas ontvankelijk voor het zaad der nieuwe revolutionaire gedachte. | |
[pagina 326]
| |
Het uiterst moeizame en pijnlijke proces van revolutionaire bewustwording wordt in hooge mate bevorderd door het voorbeeld en de propaganda van de heroïsche enkelingen en groepen, die als voorbereiders der revolutionaire wedergeboorte optreden. De daad van Liebknecht in den Rijksdag op 2 December 1914, zijn koen, onverzettelijk volharden tot aan zijn gevangenneming op 1 Mei 1916, - de verbanning der vijf revolutionaire sociaaldemokratische Doema-leden in Rusland, de beginselvaste houding der meeste sociaaldemokratische leiders in Polen en Letland, - de propaganda van Maclean en andere schotsche revolutionairen voor stakingen in de munitie-fabrieken, - de internationale konferentie der socialistische vrouwen in Bern, de bijeenkomsten van Zimmerwald en Kiental, - de moedige standvastigheid der engelsche dienstweigeraars, - de oproep der zweedsche linksstaande socialisten tot de algemeene werkstaking tegen de oorlogsbedreiging - het beginselvaste optreden der servische, bulgaarsche en roemeensche internationalisten, - de aktie der internationalistisch-gezinde syndikalisten en sociaaldemokraten Merrheim, Monatte, Bourderon, Loriot, Louise Saumouneau en hun geestverwanten in Frankrijk, - het ‘signaalschot’ van Friedrich Adler in Oostenrijk en vele, vele andere daden vormen te samen den hefboom, die de massa's uit den donkeren put van berusting en vertwijfeling omhoog tilt tot de heldere sferen der moedige daad. Gedurende het eerste jaar van den wereldoorlog is in geen enkel europeesch land, met uitzondering van Rusland, van proletarische massa-aktie sprake. Een enorme werkeloosheid overstelpt onmiddellijk na de oorlogsverklaring als een zware golf van ellende de arbeiders der verschillende landen. En als de opzuiging van talrijke werkkrachten door de oorlogsindustrieën die werkeloosheid heeft doen minderen, heeft het militaire gezag overal het burgerlijke vervangen, de burgerlijke rechten en vrijheden zijn geschorst, de enkel-ekonomische staking voor verbetering van arbeidsvoorwaarden schijnt even onmogelijk geworden als de revolutionaire strijd. Maar de wereldoorlog ontketent werkingen, die de massa in beweging moeten brengen en aan die beweging een revolutionair karakter moeten geven. De waan der ‘nationale eenheid boven klassescheidingen’, verbleekt voor de feiten. De klassetegenstellingen dringen zich op. De prijzen stijgen snel, sneller dan de loonen: de groote massa's van het arbeidende volk verarmen. Goedkoope arbeidskrachten, vrouwen en meisjes, door den oorlog beroofd van hun verzorgers, overstroomen de arbeidsmarkt. In steeds hooger mate worden alle hulpbronnen van de oorlogvoerende landen in dienst van den oorlog gesteld, steeds meerdere kategorieën van arbeiders worden van den staat afhankelijk. Het overnemen van de gewichtigste bedrijven door den staat, de militariseering van de arbeiders van het transportbedrijf, mijnen en zware industrieën, de invoering van den burgerlijken dienstplicht: het zijn alle | |
[pagina 327]
| |
slechts verschillende graden en vormen van een ontwikkeling die, doordat zij de geheele volkskracht in dienst van het imperialisme stelt, aan elk verzet tegen de uitbuiting, aan elke ekonomische beweging een revolutionair-politiek, anti-imperialistisch karakter moet geven. De massa-aktie vertoont in de drie eerste jaren van den wereldoorlog geenszins het beeld van een algemeene regelmatige klimax. Wel zijn de uitwerkingen der beweging van het eene land op die in andere landen niet twijfelachtig en vaak duidelijk aan te wijzen, - vooral is dit het geval sedert het uitbreken der russische revolutie - maar dit beteekent nog niet dat de massa-beweging in alle oorlogvoerende landen gelijktijdig inzet en met gelijke kracht groeit. Dit kan reeds hierom niet, omdat het verschil in weerstandsvermogen van het proletariaat in de onderscheiden landen een verschil veroorzaakt in het tijdstip waarop de nationalistische vloed zijn hoogtepunt bereikt. In Engeland, waar de bedreiging van den vijandelijken inval niet als in Duitschland, Oostenrijk en Frankrijk de klassetegenstellingen onmiddellijk na de oorlogsverklaring tijdelijk naar den achtergrond dreef, was de geestelijke weerstand van het proletariaat aanvankelijk grooter dan in de andere west-europeesche landen. De oorlog beteekende voor de engelsche arbeiders het verlies van zeer reëele, in het volksbewustzijn krachtig geankerde vrijheden en rechten. Hij beteekende de invoering van den persoonlijken dienstplicht, door het engelsche volk altijd beschouwd als een onduldbare dwanginstelling, volslagen in strijd met zijn tradities, zijn zeden en zijn staatsinstellingen. In de laatste jaren voor den oorlog had de groote stakingsbeweging een geest van revolutionair verzet in de massa's gewekt, een sterk gevoel der sociale tegenstellingen was geboren, niet het minst onder de schotsche metaalbewerkers en de mijnwerkers van zuid-Wales. Geen wonder dat Schotland en de mijndistrikten van Wales de kern worden der stakingsbeweging die, in den zomer van 1915 opgekomen, tot het voorjaar van '16 blijft aanhouden. Haar sociale ondergrond is ontevredenheid zoowel over de stijging der levensmiddelenprijzen, als over het tijdelijk opheffen der vakvereenigingsbepalingen, die de machine-industrie tot dusver zoo goed als geheel afgesloten hadden voor vrouwen, ongeorganiseerden en ongeschoolde werkkrachten. De invoering eerst van de munitie-wet, die honderdduizenden arbeiders onder militaire tucht stelt, daarna van den dienstplicht, beteekent dat elk verzet de arbeiders in direkt konflikt met de staatsmacht brengt. Op een staking van 200.000 mijnwerkers in Juli 1915 volgen demonstraties van vrouwen te Londen als protest tegen de lage loonen in de oorlogsindustrieën uitbetaald, volgt de gisting onder de munitiewerkers aan de Clyde in den winter van 1915/16, die in Februari kulmineert in een groote stakingsbeweging. Evenals in de mijnen van zuid-Wales verklaart de vakvereenigingsbureaukratie zich tegen de stakers: deze kiezen daarop uit hun midden nieuwe ‘shopstewards’ (vertrouwensmannen), de zgn. ‘kom- | |
[pagina 328]
| |
missie van de Clyde’. Door heel Schotland, in de eerste plaats te Glasgow, waar de revolutionaire marxist Maclean grooten invloed heeft, vindt de beweging warme sympathie. Wanneer de regeering tot gewelddadige onderdrukking overgaat, wanneer zij de vertrouwensmannen der arbeiders in hechtenis doet nemen en deporteeren, de socialistische bladen muilkorft en de revolutionaire leiders veroordeelt tot tuchthuis en gevangenis, neemt de agitatie aanvankelijk nog toe. De invoering van den dienstplicht in het voorjaar van 1915 schijnt haar nog te zullen versterken. Maar het omgekeerde geschiedt; na eenigen tijd bloeden de stakingen dood, de massale agitatie vermindert; bij een geestdriftige voorhoede van pacifisten en revolutionairen komt in haar plaats de daad der persoonlijke dienstweigering. De stakingen aan de Clyde, het heroïsche volhouden, alle mishandelingen en kwellingen ten spijt, van honderden en weldra duizenden dienstweigeraars, de felle agitatie door verschillende groote vakorganisaties, (o.a. den mijnwerkersbond) tegen den dienstplicht gevoerd, de onvermoeide strijd van talrijke arbeiderskategorieën voor loonsverhooging, hun scherpe protesten tegen de deportaties in Schotland, dit alles te zamen vormt een beeld van zóó scherpe oppositie der arbeidersmassa's tegen de regeering, als waarop met uitzondering van Rusland, geen enkel ander oorlogvoerend land zich in het tweede oorlogsjaar kan beroemen. Maar met het einde der schotsche stakingen is het hoogtepunt dezer beweging overschreden; bij gebrek aan politiek doorzicht en waarlijk-revolutionaire gezindheid onder de massa valt het de regeering betrekkelijk gemakkelijk haar te onderdrukken. Slechts een kleine voorhoede wilde werkelijk strijden tegen den oorlog en was bereid, daarvoor offers te brengen. Bij de massa der vakvereenigingsleden ontbrak in 't algemeen nog deze wil, hun strijd richtte zich voornamelijk tegen de gevolgen van den oorlog, tegen de daling van levensstandaard, waarmede hij hen bedreigde. Naarmate deze langer duurde en het duidelijker werd, hoe het voortbestaan van het britsche rijk als wereld-imperium op het spel stond, zijn stijging tot nog grooter macht of zijn verval, slaagden de machthebbers er beter in, om nationalistisch-imperialistische gevoelens in de arbeidersmassa's aan te wakkeren. De bruut-wreede oorlogsmethoden van het duitsche imperialisme, de luchtaanvallen op open steden en de verscherpte duikbootoorlog bewezen hun hierbij onschatbare diensten. Wel blijft de houding der engelsche arbeiders verschillend van die der duitsche, wel laten zij zich niet neerdrukken tot zoo hondsche onderwerping aan hun meesters, gelijk tal van loonbewegingen en stakingen aan de spoorwegen, in de textielindustrie, in de mijnen, in de metaalnijverheid enz. bewijzen, maar al deze stakingen dragen een zuiver-opportunistisch karakter: tot een grooten strijd met min of meer revolutionaire strekkingen, als die aan de Clyde was, komt het tot Augustus 1917 niet meer. | |
[pagina 329]
| |
Geheel op zichzelf onder de massale bewegingen in den wereldoorlog staat de iersche opstand van 25 April-1 Mei 1916. Ofschoon in hooge mate een uitbarsting van nationalen hartstocht, voorbereid en aangevoerd door de uiterst-nationalistische richting der Sinn-Feiners, bevat deze opstand toch vele sterke proletarisch-revolutionaire elementen. Naar het uiterlijk was de iersche opstand een late herleving van de romantische taktiek der periode vóór 1848: met hulp van verschillende half geheime, tamelijk goed uitgeruste en gewapende nationale vrijwilligerkorpsen, gelukte het aan de opstandelingen zich bij verrassing meester te maken van enkele openbare gebouwen in Dublin; zij vestigden hun militair hoofdkwartier in het postkantoor en brachten de voornaamste wijken in het centrum der stad door barrikaden in staat van tegenweer. Een proklamatie der voorloopige regeering verklaart Ierland tot een onafhankelijke republiek, de leiders van den opstand hopen en verwachten dat hij zich snel over het geheele eiland zal uitbreiden. Maar toen die verwachting bedrogen werd - slechts op enkele plaatsen kwam het tot onbeteekenende opstootjes - viel het der engelsche regeering gemakkelijk om door het koncentreeren van een groote troepenmacht te Dublin de rebellie te onderdrukken. Met machinegeweren en ander geschut werd de Sackville-straat, waar de opstandelingen zich sterk verschanst hadden, in puin geschoten: ondanks hun dappere daden en hun doodsverachting waren deze na enkele dagen, toen de hulp van buiten waarop zij gerekend hadden uitbleef, gedwongen te kapituleeren. Ettelijke honderden soldaten en rebellen verloren bij den opstand het leven, zeven van de gevangen genomen leiders werden door den krijgsraad ter dood veroordeeld, verscheiden andere tot langdurige gevangenisstraffen. De exekuties der leiders, het wreede optreden der engelsche troepen ook tegen personen die aan den opstand part noch deel hadden, dreven den ouden haat voor de heerschers bij het geknechte volk nog dieper in, de onverzoenlijke Sinn-Fein richting maakte van nu af aan snelle vorderingen, ook onder deelen der bevolking die tot nu toe niet verder waren gegaan dan den eisch van zelfbestuur. Reeds het feit dat de iersche arbeidersleider James Conolly als militaire bevelhebber der rebellen optrad, bewees op zich zelf in hoe hooge mate de opstand een klassekarakter droeg. Inderdaad liepen in Ierland de lijnen der nationaal-politieke onderdrukking in 't algemeen met die der ekonomische evenwijdig, zooals reeds in de jaren vóór den wereldoorlog de klasseworstelingen in de voornaamste haven- en industriesteden (Cork, Dublin, Belfast), tot de bewapening geleid hadden van een deel der bourgeoisie die den ongestoorden voortgang der produktie met kracht van wapenen wilde verzekeren. Dit voorbeeld volgden, behalve haar burgerlijk-nationalistische tegenstanders, ook de arbeiders in de steden. Het verloop der beweging in Dublin leert opnieuw hoe hopeloos zelfs een goed voorbereide gewapende opstand van het proletariaat is, wanneer het | |
[pagina 330]
| |
geweld daarin méér wil zijn dan een toetssteen om de gezindheid der soldaten te beproeven, in hen de starheid der discipline te breken en hen er toe te brengen de zijde te kiezen van het volk. ‘Men kan de gedachte niet van zich afzetten,’ luidde het oordeel van een amerikaanschen revolutionair over den ierschen opstand, ‘hoeveel meer schrik dan deze opstand indertijd de groote staking te Dublin verwekte bij het engelsche kapitaal. Het neerleggen van den arbeid bleek een machtiger wapen dan het geweer, het vakverbond een doelmatiger werktuig dan het vrijwilligerskorps, en de solidariteit met de engelsche arbeiders een beter verdedigingsmiddel dan de barrikade.’ - Ons lijkt dit oordeel in het algemeen juist. Toch moet erkend worden: de April-opstand had de werking de machthebbers in Engeland tot inzicht te brengen, dat het toekennen van zelfbestuur aan Ierland noodzakelijk was, wilde het imperium niet inwendig verzwakt en verontrust worden door een haard van ontevredenheid, waaruit in de gevaarlijkste momenten altijd onverhoeds vlammen van rebellie omhoog konden slaan. De mislukte opstand had in politiek opzicht soortgelijke gevolgen als vaak een mislukte staking: zij gaf den heerschers een les en maakte hen voorzichtiger.
In Duitschland, waar de politiek van den 4den Augustus het uitgangspunt wordt van een weergaloos-snel politiek en moreel verval der sociaaldemokratie, beginnen tegen het einde van het tweede oorlogsjaar de massa's pas eenigszins uit hun verdooving te ontwaken. Het eerste teeken hiervan is de betooging, op 1 Mei 1916 op den Potsdammerplatz te Berlijn gehouden. Voor het eerst waagt eene nog zeer kleine proletarische voorhoede het, om openlijk met de sociaalpatriottische politiek der officieele leiders te breken en, door het dappere voorbeeld van Karl Liebknecht aangevuurd, in het openbaar tegen oorlog en regeering te demonstreeren. Het proces tegen Liebknecht, zijn veroordeeling in eerste instantie tot twee en een half, in tweede instantie tot vier jaar tuchthuis, brengt eindelijk een talrijker keurbende tot een daad van massaal protest. Te Berlijn protesteeren den 29sten Juni 55.000, te Braunschweig 8000 arbeiders door de eendaagsche staking tegen het schandelijke vonnis. Hun daad verdient als een keerpunt der duitsche arbeidersbeweging te worden herdacht! Voor de eerste maal werpen op dien dag duizenden de kluisters af der traditioneele discipline en zetten den voet op nieuwe banen. De politieke staking, door de vakvereenigingsbureaukratie in Duitschland altijd voor ‘onmogelijk’ verklaard, wordt plotseling, ondanks oorlogstoestand en staat van beleg, en zij het dan nog op kleine schaal, verwerkelijkt. Het axioma van haar ‘onmogelijkheid’ is van dat oogenblik af aan door een feit doorbroken. Een feit dat bewijst hoe, zoo de enkel ekonomische, stipt-wettelijke aktie der duitsche vakbeweging doodliep tegen den oorlog, de oorlog zelf weer krachten opwekt, die zich een weg banen naar de nieuwe strijdwijze der massa-aktie. | |
[pagina 331]
| |
In den voorzomer van ditzelfde jaar worden verder de 1 Mei-demonstraties te Braunschweig en te Hannover tot uitgangspunten van spontane akties der jeugdige arbeiders tegen den spaardwang die de militaire autoriteiten hun willen opleggen. In het algemeen toonen de jonge arbeiders veel meer weerstandsvermogen tegen de nationalistische verdwazing, veel meer liefde voor de socialistische idealen, dan hun oudere klassegenooten. In het voorjaar komt het op vele plaatsen tot hongerbetoogingen, vooral van vrouwen, die een gunstigen bodem voor de agitatie der revolutionaire socialisten vormen. Te Kiel vindt een korte proteststaking aan de werven plaats, te Leipzig en München nemen de hongerbetoogingen een zoo ernstig karakter aan dat troepen gerekwireerd moeten worden om de menigte in bedwang te houden. Te Stuttgart, een der burchten van de radikalen, vinden massa-arrestaties plaats. Straatbetoogingen ter eere van Liebknecht worden o.a. gehouden te Bremen, Essen, München en Frankfort. Echter, tot meer dan een eerste begin van beweging in de massa's kwam het nergens. Daartoe waren de gewoonten van passieve discipline en onderwerping te sterk, de geest van initiatief en de revolutionaire aandrang te zwak in hen. Zelfs de russische revolutie zou hierin aanvankelijk geen verandering brengen.
Andersoortige maar niet kleinere moeilijkheden dan in Duitschland stelden in Frankrijk de omstandigheden aan het ontwaken der massa's uit de nationale eenheidshypnose in den weg. Aanvankelijk werkt alles samen om dit ontwaken tegen te houden: de eensgezindheid waarmee de leiders der verschillende richtingen in de arbeidersbeweging: Guesde, Thomas, Hervé, Jouhaux, zich in dienst stellen van de nationale gedachte, - de demokratische schijn, waarin de imperialistische belangen zich in Frankrijk hullen, - de onweerstaanbare kracht, waarmee het instinkt van zelfbehoud, door den inval der alles-onder-den-voet-loopende duitsche legers gewekt, de verschillende maatschappelijke klassen tot één keten van afsperring samensmeedt, - de schijn ten slotte door dien inval teweeggebracht en door de bezetting van een tiende deel van het grondgebied bestendigd, als zou Frankrijk een ‘zuiveren verdedigingsoorlog’ voeren. Hierbij komt het gemis aan theoretische klaarheid en geschooldheid van het fransche proletariaat en het gebrek aan invloedrijke voorgangers na den tragischen dood van Jaurès, een der weinige waarlijk-superieure leiders der tweede Internationale. Ook het feit dat de prikkel van nood en ellende in Frankrijk in het tweede oorlogsjaar, ondanks werkeloosheid en duurte, zoo scherp nog niet stak - het volk heeft nog overvloed aan goed voedsel, in de eerste plaats aan goed brood - houdt het opkomen eener anti-oorlogsbeweging tegen. In geen ander der groote oorlogvoerende landen eindelijk is het percentage der gemobiliseerden zoo hoog als in Frankrijk, in geen ander | |
[pagina 332]
| |
wordt de arbeidersbeweging door den oorlog zoo zeer ontwricht. Zoo werkt alles samen om den klassenstrijd, die tot aan het uitbreken van den oorlog met zooveel temperament en vaak met zooveel élan gevoerd werd, aanvankelijk geheel te verstikken. Gedurende het geheele eerste oorlogsjaar komen slechts 71 stakingen voor, waarbij nauwelijks 6000 arbeiders betrokken zijn. In het tweede oorlogsjaar stijgt het aantal stakingen tot 214, het aantal stakers tot 20.200. Relatief beteekenen deze cijfers zeker een sterke toeneming, maar absoluut een bewijs van de buitengewone geringheid van omvang der fransche stakingsbeweging in dat jaar, vergeleken met de engelsche en zelfs met de duitsche.Ga naar voetnoot1) Toch begint ook in Frankrijk gedurende het tweede oorlogsjaar de herleving der internationalistisch-socialistische gedachte, die de voorwaarde tot elke bewust-revolutionaire massa-aktie is. Deze herleving begint in den kleinen kring der zich om het tijdschrift ‘La Vie Ouvrière’ scharende syndikalisten, wier doorzicht in de natuur van het fransche imperialisme het anker werd dat hun scheepje beveiligt in den alle andere meesleurenden nationalistischen springvloed. In hun pogingen om de verwoestingen die deze vloed in het fransche proletariaat aanricht te bestrijden, vinden zij den krachtigen steun van de ‘Nasche Slowo’, het russische blad van Trotzky, dat te Parijs een tweede centrum van internationalistische agitatie schept. Een nieuwen flinken stoot krijgt het werken dier kleine groep internationalisten door de konferentie van Zimmerwald, waaraan de sociaaldemokraat Bourderon en de syndikalist Merrheim deelnemen. In den loop van den winter 1915/16 sluiten de voornaamste internationalistische syndikalisten en sociaaldemokraten zich dan aaneen tot een ‘komité voor herstel der internationale betrekkingen’, dat onder de arbeiders door vlugschriften en zoo veel mogelijk ook door de pers ijverig propaganda maakt tegen de oorlogsdoeleinden van het fransche, engelsche en russische imperialisme. Onder den invloed van de herhaalde militaire teleurstellingen en de vreeselijke offers aan bloed, die de oorlog blijft vergen, van de schaamtelooze wijze waarop het groote kapitaal van het voortduren der menschenslachting profiteert, en van de onafgebroken stijging der levensmiddelen-prijzen begint de stemming bij een groot deel van het fransche volk te veranderen. Deze verandering uit zich ook in het opkomen eener stakingsbeweging, vooral onder de vrouwen. In den zomer van 1916 staken o.a. de arbeiders in de kleedingindustrie te Parijs en de textielarbeidsters in het departement Isère, in Oktober komt het tot een staking der beambten aan het Seine-departement, die tot ingrijpen der regeering leidt. Bij al deze en veel andere stakingen is de eisch: loons- | |
[pagina 333]
| |
verhooging. Maar niet alleen onmiddellijke nood dringt tot den strijd. ‘In het hart van het fransche proletariaat’, schrijft omstreeks dien tijd een russische partijgenoot in de ‘Natschalo’, (in de plaats gekomen van de verboden ‘Nasche Slowo’), ‘begint een groote omkeer. Deze omkeer blijkt o.a. uit het feit dat op de fabrieken circuleerende inteekenlijsten ter ondersteuning van stakers, die gedurende het eerste oorlogsjaar vaak aan den direkteur werden overgegeven, thans geregeld door de arbeiders van alle vakken worden volteekend.’ In het begin van 1917 blijkt, dat het proces van omkeer in het fransche proletariaat verdere vorderingen heeft gemaakt. Hiervan getuigt de toenemende klaarheid en beslistheid der geschriften uitgegeven door het ‘Komité tot herstel der internationale betrekkingen’, hiervan ook de weerklank die de anti-oorlogs-redevoeringen van den, in werkelijkheid tamelijk halfslachtigen, ‘Kienthaler’ Brizon in de Kamer onder de arbeiders vinden. Om Brizon, die als gevolg zijner interpellaties voor eenige maanden van de parlementszittingen wordt uitgesloten, het verlies zijner inkomsten te vergoeden, brengen de arbeiders van een Parijsch distrikt spontaan gelden bijeen. Nieuwe stakingen breken uit, ditmaal ook aan verschillende munitie-fabrieken te Parijs en in de provincie, waarbij meer dan 6000 arbeiders en arbeidsters betrokken zijn. Reeds beschouwt de nationalistische pers deze staking als een poging van revolutionaire zijde om door verlamming der oorlogsnijverheid de regeering te dwingen tot vrede. Haar bewering, dat geschriften van deze strekking in de fabrieken worden verspreid, bewijst in alle geval, dat de kapitalistische klasse zeer goed weet, hoe het in werkelijkheid met de ‘heilige eenheid’ gesteld is.
Ook in Rusland was de eerste werking der mobilisatie deze geweest, de revolutionaire stakingsbeweging die het tzarisme in den zomer van 1914 deed wankelen, plotseling tot stilstand te brengen. In alle vakken kwamen duizenden arbeiders zonder werk, de staatsbedrijven werden onder militair toezicht gesteld, de arbeidersbladen verboden en tal van socialisten gearresteerd. De vervolgingen der regeering en de terreur der ondernemers maakten aanvankelijk alle openbare aktie onmogelijk. Maar de groote massa der arbeiders liet zich niet door de oorlogsstemming meesleepen: het revolutionaire vuur brandde in het verborgen voort. Reeds in December 1914 vatte een voorhoede moedig den strijd weer op tegen den zwaren druk van overwerk en duurte. De aktie begon in de munitie-fabrieken te Petrograd, in een fabriek van torpedo's brak een staking uit, honderden arbeiders werden naar het front gedeporteerd. De veroordeeling der vijf revolutionaire Doema-leden wegens hoogverraad wekte nieuwe agitatie, maar de druk was nog te sterk en de geestelijke atmosfeer te mismoedig en onzeker, dan dat van groote aktie sprake kon zijn. Toch kwam het tot een korte proteststaking van 3000 typografen. | |
[pagina 334]
| |
Het tzarisme gebruikte zijn groote militaire successen in Galicië en in de Karpathen om den ‘binnenlandschen vijand’ ter neer te slaan. De gevangenissen waren volgepropt met ‘politieke misdadigers’; arbeiders die zich in de fabrieken aan ‘weerspannigheid’ schuldig maakten, werden onverbiddelijk naar het front gestuurd. Allen druk echter ten spijt, herleefde de beweging. Zoo werden b.v. op den herdenkingsdag der slachting aan de Lena op een aantal plaatsen proteststakingen gehouden. En met 't voorjaar begonnen als vanouds de illegale bijeenkomsten in bosschen en velden. De 1ste Mei werd, zij het dan in beperkten omvang, herdacht, en kort daarop zette een krachtige ekonomische en politieke stakingsaktie in. Op sommige plaatsen voerden deze stakingen tot bloedige botsingen met de ordebewaarders, o.a. richtte de bereden politie te Kostroma aan de Wolga een vreeselijk bloedbad aan. In Juli begon een groote beweging voor loonsverhooging onder het proletariaat der hoofdstad. De staking, die het eerst uitbrak aan de fabrieken van Lessner, verbreidde zich door alle munitie-werkplaatsen tot zij 150.000 man omvatte. Tevergeefs woedde de overheid onder de stakers, tevergeefs bedreigde zij hen met gevangenis en deportatie naar het front, dit alles had slechts ten gevolge dat de staking een politiek karakter kreeg en zich nu ook tegen de militaire terreur richtte. Ook te Iwano-Wosnessensk, het ‘russische Manchester’ brak in den loop van den zomer een massale beweging uit. Aanvankelijk had de oorlog daar het socialisme zeer verzwakt, haast alle volwassen arbeiders waren in het leger, slechts kinderen en vrouwen bleven in de fabrieken achter. Maar agitatoren van buiten namen het werk der revolutionaire bewustmaking weder op: vliegende blaadjes werden bij massa verspreid, talrijke meetings op verborgen plaatsen gehouden. De strijdlust nam toe, de stemming was als in 1905. Algemeen verwachtten de arbeiders de revolutie en bereidden er zich op voor. In Augustus brak de staking uit, door meetings en demonstraties begeleid waaraan tienduizenden deelnamen. Al werden natuurlijk ook looneischen gesteld, zoo was toch verzet tegen den oorlog, strijd voor den vrede de groote gedachte die de beweging bezielde. Toen bij een massabetooging der stakers voor het paleis van den gouverneur de menigte het bevel om uiteen te gaan niet gehoorzaamde werd aan de troepen gelast te vuren. Maar de soldaten weigerden: niet één geweer ging af. Een ander regiment, uit jonge rekruten bestaande, inderhaast uit de kazerne gehaald, toonde minder solidariteit en zedelijken moed: salvo's in de opeengepakte menschenmassa afgegeven, wondden en doodden honderden arbeiders. Door bloedig geweld en massale arrestaties gelukte het om de beweging te onderdrukken. Toen de gebeurtenissen te Iwano-Wosnessensk, waarover aan de bladen | |
[pagina 335]
| |
iets te schrijven belet werd, verscheiden weken later bekend werden, braken o.a. te Petrograd, Moscou, Nisji Nowgorad en Charkow proteststakingen uit. In het najaar leidde het konflikt tusschen het zgn. ‘progressieve’ Doema-blok met de regeering en de daarop volgende verdaging der Doema tot nieuwe politieke stakingen in Petrograd en Moscou, waarbij wederom groote betoogingen tegen den oorlog gehouden werden. Ook daarna bleef het onder de arbeiders der hoofdstad woelig, telkens vonden stakingen voor loonsverhooging en afschaffing van overwerk plaats, die echter slechts in enkele gevallen succes hadden: de gezamenlijke druk van kapitaal en regeering was te sterk. Bijzonder opzien baarde een tramstaking te Moscou, waardoor het geheele verkeer werd stopgezet. Tot ver in het oosten van Rusland, tot in de mijnen van den Oeral toe, waar het kapitaal duizenden goedkoope chineesche arbeidskrachten had ingevoerd, werkte de stakingsbeweging door. Het zegevierende offensief der duitsche legers op het oostelijke front in den zomer van 1915, de bezetting van bijna geheel Polen en Littauen, de tocht van honderdduizenden opgejaagde vluchtelingen uit de bezette gebieden naar centraal-Rusland, de vreeselijke ellende op dien tocht geleden, dit alles leidde tot eenige tijdelijke versterking van den sociaal-patriottischen vleugel der arbeidersbeweging, die tot dusver in Rusland een onbeduidende minderheid was geweest. De sociaalpatriotten agiteerden ijverig voor het zitting nemen van arbeiders in de ‘Komités voor oorlogsindustrieën’, op instigatie van den imperialist Goetschkow in de voornaamste steden opgericht. Zij trachtten de arbeiders te overreden van verdere stakingen af te zien en in plaats daarvan het middel van adres en petitie te bezigen. Eén oogenblik wankelden de massa's in hun trouw, maar de revolutionaire sociaaldemokratie had hun de groote ideeën van onverzoenlijken strijd tegen hun meesters, solidariteit met de arbeiders der andere landen te diep ingeprent, dan dat zij zich niet spoedig hersteld hadden. Toen de sociaalpatriotten poogden, om de gewone jaarlijksche staking op den 22sten Januari te doen mislukken, - een breken met de schoonste, heiligste tradities van het russische proletariaat - keerden de massa's hun den rug toe: 100.000 arbeiders legden dien dag te Petrograd het werk neer. In den loop van den winter 1915/16 beleefde de hoofdstad op haar beurt een algemeene staking aan de tram, die weldra oversloeg naar de Poetilow-fabrieken; de arbeiders van dit ontzaglijke bedrijvenkomplex bewezen opnieuw, de voorhoede te vormen der revolutionaire beweging. Op bevel van den militairen gouverneur werden de fabrieken gesloten en de arbeiders ter beschikking der leger-autoriteiten gesteld. Nogmaals gelukte het den machthebbers om met geweld de uitingen der oproerige gezindheid te onderdrukken. Maar deze, gevoed door het ondragelijke lijden der massa's, verspreidde zich steeds verder en maakte ook snelle vorderingen in het leger, dat in niet minder | |
[pagina 336]
| |
mate dan de arbeiders onder de onbekwaamheid en de ontzettende korruptie van het tzaristische regeeringsstelsel leed. Symptomen dat de steunselen van het tzarisme, de onderworpenheid en de blinde gehoorzaamheid der soldaten, ondermijnd waren, hadden de heerschers kunnen waarschuwen dat het haast uit was met hun spel. Herhaaldelijk kwam het voor dat de troepen weigerden op stakende arbeiders te schieten; zelfs namen zij deze somtijds tegen de politie in bescherming. Op zijn beurt koos het volk vaak partij voor de soldaten, wanneer deze door aristokratische officieren ruw en onbeschoft behandeld werden. Een voorval van dien aard te Moscou gaf aanleiding tot een straatgevecht, waarbij dooden en gewonden vielen. Zoo begonnen gemeenschappelijke druk en gemeenschappelijke nood de massa's der arbeiders en der soldaten steeds dichter tot elkaar te brengen en met eenzelfden revolutionairen geest te vervullen. En daarmede ontzonk zijn laatste fundament aan het tzarisme. Op het einde van 1916 had de autokratie elk steunpunt in de massa's der bevolking verloren; zij moest bij den eersten den besten stoot ineenstorten. Wat den regeeringen van centraal- en west-Europa gelukt was: de organisatie van alle hulpbronnen van land en volk en hun aanwending in den strijd om de wereldmacht, vermocht zij niet tot stand te brengen. Deze haar onmacht aan de eene zijde, aan de andere de sterke revolutionaire gezindheid der volksmassa's waren de gezamenlijke oorzaken van haar val.
Van alle oorlogvoerende landen vormt Oostenrijk-Hongarije, waar gedurende de twee eerste oorlogsjaren ook de kiem van een massa-beweging ontbreekt het grootste kontrast tot Rusland. Zelfs de aanslag van Friedrich Adler op den minister-president graaf Stürgkh, het signaalschot waarmee hij de massa's wilde wekken, brengt oogenschijnlijk niets in beweging, zoomin in den troebelen poel van het oostenrijksche partijleven als onder de breede scharen der arbeiders. In geen enkel ander land van Europa wellicht is de socialistische inzinking zoo ontzettend als in Oostenrijk, het land waar karakterloos opportunisme, vervlakking en verleugening, gemakzucht en sleur de revolutionaire daadkracht der arbeidersklasse ganschelijk hebben verstikt, waar langs jarenlang gevolgde wegen van kompromis, van koncessies aan het nationalisme en van verkrachting der socialistische overtuiging het proletariaat tot de diepste diepte van machteloosheid en lafheid is afgegleden. De ‘onmogelijkheid’ van strijd tegen de vernederende, valschaardige censuur, - tegen de afschuwelijke willekeur op gerechtelijk gebied, veroorzaakt door de schorsing der gewone rechtspraak, - tegen de jarenlange verdaging van den Rijksraad en de uitoefening van het autokratische gezag door onverantwoordelijke ministers, - tegen de bloedige terreur in Boheme, Galicië, Dalmatië en de | |
[pagina 337]
| |
Herzegowina - tegen den levensmiddelenwoeker, het onafscheidelijke begeleidingsverschijnsel van den oorlog en ten slotte tegen den oorlog zelf, - de ‘onmogelijkheid’ van dit alles wordt door de leiders voortdurend als een axioma aan de arbeidersklasse voorgehouden en door haar als zoodanig aanvaard. Enkel het geknetter der fusillades, die de nationalistische en separatistische bewegingen der Tsjechen en Zuid-Slaven bloedig onderdrukken, verstoren in Oostenrijk de doodsche rust. In Hongarije, waar de druk minder zwaar is en de lijdelijkheid der volksmassa's niet zoo volslagen, vinden reeds op 1 Mei 1915 te Boedapest groote betoogingen voor den vrede plaats. De Honved-huzaren worden op de menigte losgelaten en vele betoogers gearresteerd.
Een ander, verheugelijker beeld biedt Italië. Zelfs toen de regeering, teruggedeinsd voor den uiterst impopulairen oorlog aan den kant der Centralen, in Augustus 1915 der heerschende opinie in het gevlei kwam met deelneming aan den oorlog als bondgenoot der Entente, zelfs toen gaf de sociaaldemokratie haar houding van principieel verzet tegen den oorlog niet op. Door betoogingen, o.a. te Milaan, Turijn en Genua, hier en daar ook door de massale staking, bleef het proletariaat onder leiding der partij protesteeren tegen de toebereidselen tot een oorlog dien het te zwak was om tegen te houden, maar waarvoor het elke verantwoordelijkheid afwees. Te Turijn vooral trad de overheid zeer fel op tegen de stakers, vele voormannen werden gearresteerd, troepen bezetten het volkshuis en vierden er hun vernielzucht bot. ‘De gewelddadigheden waaraan de gewapende macht zich schuldig maakte’, schreef Angelika Balabanoff later in ‘demain’, het dappere inter nationalistische orgaan door H. Guilbeaux te Genève uitgegeven, ‘waren geschikt om het volk te doen beseffen wat de inval van een “barbaarschen” vijand beteekent’. Vooraan in den strijd tegen den oorlog stonden met hen die tot den uitersten linkervleugel der partij behoorden, de leden der jeugd-organisatie. Overal waren zij het, die de manifesten van Zimmerwald en Kienthal verspreidden en hoe vele hunner ook voor deze en andere ‘misdaden’ vervolgd en veroordeeld werden, de jeugd-organisaties gaven den strijd niet op en verspreidden de anti-oorlogsagitatie tot in het leger. Voortreffelijk werk deed ook de ‘Avanti’, het centrale orgaan der partij. Ondanks de ontzettende moeilijkheden die het blad van de censuur en van den staat van beleg ondervond, bleef het op scherpe en beginselvaste wijze den strijd tegen de imperialistische klassen voeren. Dat het handelde in overeenstemming met de gevoelens der massa, bewezen de groote geldsommen die de arbeiders, geteisterd als zij werden door werkeloosheid en nood, gedurende den oorlog voor hun blad offerden. | |
[pagina 338]
| |
Krachtiger nog, aktiever dan de italiaansche sociaaldemokratie, verzetten de roemeensche socialisten zich tegen deelneming van hun land aan den oorlog, hetzij aan de zijde der Centrale mogendheden of aan die der Entente. Tevens voerden zij een fellen strijd tegen de afschuwelijke praktijken der eerlooze bende spekulanten en woekeraars, wier onbeteugelde hebzucht de arbeidende klasse van Roemenië, een der rijkste korenlanden van Europa, aan den rand van den hongersnood bracht. Naarmate het gevaar dichter naderde dat Roemenië in den oorlog zou worden meegesleept door de intriges der korrupte avonturiers die land en volk uitzogen, verdubbelden de revolutionairen hun pogingen. Te Boekarest en in andere steden worden in den zomer van 1916 telkens straatbetoogingen tegen oorlogsgevaar en honger gehouden, in de havenstad Galatz vond einde Juni een proteststaking plaats; de militaire macht richtte er een bloedbad aan en nam meer dan honderd arbeiders gevangen. Onmiddellijk protesteerden de arbeiders te Boekarest en te Braila door massa-stakingen en betoogingen tegen het bloedbad van Galatz, natuurlijk droegen deze betoogingen tevens het karakter van strijd tegen den oorlog. Zelfs na de oorlogsverklaring gaven de revolutionaire socialisten hun verzet niet op; in een laatste proklamatie spoorden zij het volk aan, om liever op de barrikaden te sterven voor het socialisme, dan in de loopgraven te krepeeren voor de korrupte, misdadige kliek, die hun land tot den ondergang bracht. Spoedig werden nu Rakofsky en andere der meest invloedrijke socialisten in de gevangenis geworpen. Toen het roemeensche leger steeds verder terug moest trekken, werd de moedige leider der roemeensche sociaaldemokratie van gevangenis tot gevangenis meegesleept, tot hij op 1 Mei 1917 door russische en roemeensche revolutionaire troepen verlost werd. Van de aanvoerders dezer laatsten boetten sommigen hun stoutmoedige daad met den kogel. In België en Servië kon van revolutionaire massa-aktie in den loop van den oorlog geen sprake zijn. Immers zij werden reeds spoedig door den vijand bezet, en van het oogenblik af der bezetting door een vreemde macht neemt iedere aktie der massa's haast onvermijdelijk den vorm aan van nationalistische bewegingen tegen den vreemden overweldiger.Ga naar voetnoot1) Dit is zoowel het geval met de hongerstaking der belgische mijnwerkers in Mei 1916 als met de weigering van groepen belgische arbeiders om voor de duitsche legerautoriteiten te werken. Dergelijk verzet moge vaak getuigen van moed en standvastigheid en aanspraak hebben op onze daadkrachtige sympathie, - voor den revolutionairen strijd van het proletariaat heeft het nauwelijks meer waarde dan zoovele oorlogsdaden, waarin eveneens oneindige standvastigheid en haast bovenmenschelijke moed tot uiting | |
[pagina 339]
| |
komen. Het smeedt bourgeoisie en proletariaat van het overweldigde land slechts vaster aaneen tegen den ‘vijand’ en werkt daardoor in zekeren zin kontra-revolutionair. Ditzelfde geldt natuurlijk voor de nationalistische bewegingen der Polen, Tsjechen enz. gedurende den wereldoorlog.
Ook in de weinige europeesche landen die tot den aanvang van het vierde oorlogsjaar neutraal zijn gebleven, kwamen de massa's in beweging tegen den toenemenden nood door duurte en schaarschte, tegen de versterking van het militarisme, tegen de onderdrukking der oude vrijheden en in sommige gevallen tegen het drijven der oorlogspartijen. In Zweden begint dit verzet in het tweede oorlogsjaar met een krachtige aktie der linksstaande socialisten tegen de zgn. ‘aktivisten’, dat zijn die elementen der bourgeoisie, welke Zweden aan de zijde der centrale mogendheden in den oorlog willen betrekken. Tegen dit drijven roepen de linkervleugel der partij en het jeugdverbond alle arbeiders-organisaties op tot een kongres (Paschen 1916); besloten wordt om met alle middelen, tot de algemeene staking en den opstand toe, eventueele deelneming van Zweden aan den oorlog te verhinderen. Hierop volgt het geruchtmakende proces tegen Höglund, Oeljelund en Heden en hun veroordeeling tot tuchthuisstraffen van één tot drie jaar. Tegen de schandelijke vonnissen, die ook door vele juristen scherp gekritiseerd werden, protesteerde de arbeidersklasse door groote betoogingen; in tweede instantie werden de straffen van Höglund en Oeljelund aanmerkelijk verzacht, terwijl Heden werd vrijgesproken. Het anti-oorlogskongres bevorderde in hooge mate de revolutionaire bewustwording van het zweedsche proletariaat, het gaf den stoot tot de oprichting van een eigen blad der oppositie, leidde weldra tot scheuring in de parlementaire fraktie, tot afscheiding der internationalisten van de arbeiderspartij en tot stichting eener zelfstandige organisatie van links-socialisten (Mei 1917). Ook voor Noorwegen had de oorlog snelle koncentratie van het kapitaal en versterking der ondernemers tot gevolg. Scheepvaart en exporthandel verdienden schatten; de hebzucht van het kapitaal dat heel dien breeden goudstroom naar zich toe wilde halen voerde tot moeilijkheden met de vakorganisaties. Deze namen ten slotte zulk een omvang aan dat een uitsluiting van 77.000 arbeiders, alle werkzaam bij den grooten patroonsbond, voor de deur stond. Toen de arbeiders, ten einde den slag af te wenden, zich op de algemeene staking voorbereidden, diende de regeering plotseling een wetsontwerp ter invoering van verplichte scheidsgerechten in, waarmee zij het proletariaat reeds sedert jaren dreigde. Hierop besloten de arbeidersorganisaties op een inderhaast bijeengeroepen buitengewoon kongres, om deze bedreiging te beantwoorden met de algemeene | |
[pagina 340]
| |
staking, een besluit, waarop de vakbeweging zich reeds geruimen tijd te voren had vastgelegd. Eensgezind en vol geestdrift volgden de massa's het parool. Maar de partij leiding had de staking openlijk als eene van ‘zuiver protest’ aangekondigd. Haar afgevaardigden in het parlement beperkten onmiddellijk de beweging ‘binnen de grenzen der strengste wettelijkheid’. De organisaties der geschoolde arbeiders, waarvan vele gebonden waren door kollektieve kontrakten die het neerleggen van den arbeid eerst na verscheiden weken of zelfs maanden mogelijk maakten, lieten zich door hun leiders overreden, om de verplichtingen jegens de ondernemers aangegaan boven hun klasse-plicht te stellen. Al deze omstandigheden verzwakten het revolutionaire karakter der staking zeer. In dezelfde richting werkte de vrees der vakvereenigingsbestuurders dat de regeering, zoo het tot een waarlijk-revolutionairen strijd kwam, de kassen in beslag zou nemen. Zoo werd dan weldra op een bijeenkomst der besturen van alle organisaties besloten, na de aanneming der nieuwe wet het werk weer op te nemen. Tevergeefs trachtte een revolutionaire minderheid door te zetten, dat de staking althans zou worden volgehouden in die groot-industrieele bedrijven, welke de oorzaken waren van het konflikt, degene tevens, waarop de wet van toepassing was. Ook in Nederland hadden de officieele sociaaldemokratie en de centrale der moderne vakbonden onmiddellijk bij het uitbreken van den oorlog den ‘godsvrede’ met de bezittende klasse gesloten. Maar de loop van zaken had hier geleid, ten eerste tot opkomst van betrekkelijk krachtige, door revolutionair gevoel bezielde syndikalistische vakorganisaties tegenover de moderne, - ten tweede tot de afscheiding reeds in 1909 van een kleine groep revolutionaire marxisten van de officieele sociaaldemokratie en tot hunne konstitueering als zelfstandige partij. Aan beide omstandigheden was het te danken dat de strooming tegen het dienstbaar maken der proletarische organisaties aan de imperialistische belangen - immers dit beteekent feitelijk de ‘godsvrede’ - in Nederland onmiddellijk inzette. Revolutionaire sociaaldemokraten en syndikalisten sloten zich reeds in de eerste oorlogsweken aaneen en stelden een program van eischen op, in de eerste plaats bedoeld om te voorkomen dat de gevolgen van de plotselinge groote werkeloosheid op het proletariaat zouden worden afgewenteld. Voor dit program trachtten zij de massa's in beweging te brengen. Kleine demonstraties van werkeloozen te Amsterdam werden door de politie uiteengejaagd. Naarmate de werkeloosheid verminderde en de enorme uitvoer van levensmiddelen naar Duitschland, die den exporteurs en boeren reusachtige winsten bezorgde, het duidelijk maakte dat de winstzucht der bezittende klassen en de misdadige politiek der regeerders in Nederland den hongersnood onvermijdelijk gingen maken, kwam van de verschillende eischen der revolutionairen het uitvoerverbod van die levensmiddelen, welke | |
[pagina 341]
| |
het volk zelf behoefde, steeds meer op den voorgrond. Daarnaast werd, als duidelijk-sprekend symbool van waarachtig-konsekwente, internationalistische gezindheid, en als eenig middel om Nederland onder alle omstandigheden en ondanks alle verwikkelingen, voor het ontzettende lot van België, Servië en Roemenië te bewaren, de eisch van onmiddellijke demobilisatie gesteld. In het voorjaar van 1915 richtte de agitatie der revolutionairen zich in het bijzonder tegen het opdringende militarisme. Dit opdringen bleek o.a. uit een nieuwe wet op den landstorm, die feitelijk een verdubbeling der leger-reserve beteekende. De ontstemming in arbeiderskringen over het landstorm-ontwerp was groot, maar de halfslachtige houding en de verraderlijke nalatigheid der arbeiderspartij maakten een proteststaking onmogelijk. Echter begon van dit oogenblik af een aktie voor persoonlijke dienstweigering, die een gemengd karakter droeg: half individualistisch-ethisch, half revolutionair-socialistisch. Deze aktie, passend bij het kleinburgerlijke milieu en het sterk-individualistische volkskarakter, werd in de volgende jaren zeer populair. Gedurende den winter van 1915/16 verflauwde de revolutionaire beweging, maar in het voorjaar vlamde zij weer op. Bij de ontevredenheid over de toenemende duurte der levensmiddelen kwam de algemeene opwinding, door de plotselinge intrekking van alle militaire verloven op 31 Maart gewekt. Men meende reeds voor den oorlog te staan. Een demonstratief kongres, 24 April te Amsterdam gehouden, slaagde boven verwachting en werd tot uitgangspunt eener algemeene revolutionaire agitatie door het geheele land. In Juni kwam het wegens het gebrek aan levensmiddelen, vooral aan aardappelen, op vele plaatsen tot spontane straatbetoogingen van vrouwen. Te Amsterdam namen deze betoogingen grooten omvang aan en herhaalden zich gedurende verscheiden dagen, tot zij door het gemeente-bestuur (waarin twee leden der Arbeiderspartij zitting hadden), werden verboden. Toen de aardappelen overvloediger werden nam de hongerbeweging af en met het najaar sliep de revolutionaire agitatie weer in. Van Januari 1917 af echter verergerde de ellende zienderoogen. Bij de werkeloosheid, de duurte en schaarschte van levensmiddelen kwam, midden in den barren winter, nijpend gebrek aan brandstof. In Februari begonnen de straatbetoogingen in haast alle steden opnieuw, tevens nam de stakingsbeweging, vooral in de havensteden waar de nood het ergst was, een scherper karakter aan. Verschillende groepen van arbeiders: zeelieden, schippers, havenarbeiders, enz. legden het werk neer. Maar het verloren gaan eener spontane staking van zeelieden te Rotterdam - een nederlaag waaraan de tegenwerking der moderne zeelieden-organisatie mede schuld had - maakte aan de stakingsbeweging weer tijdelijk een einde. Voor Zwitserland had de oorlog ondanks de demokratische vormen van staatsbestuur en leger gevolgen van juist denzelfden aard als voor niet- | |
[pagina 342]
| |
demokratisch geregeerde landen; reusachtige winstmakerij der bezitters door uitvoer van levensmiddelen en woeker, verarming der arbeidende massa's, versterking van het militarisme en verval der volksvrijheden. Maar de demokratische vormen van het politieke leven aan den eenen kant, aan den anderen de angst, om in den oorlog betrokken te worden, hielden het opkomen van massale betoogingen langen tijd tegen, al was de ontevredenheid groot. Pas in den zomer van 1916 begon deze zich te uiten in protest-betoogingen tegen den woeker, de duurte, de schandelijke vonnissen der militaire justitie en de volledige verpruising van het leger, waarop de generale staf aanstuurde. Toen in Bern en Zurich de protestbeweging groote afmetingen aannam, - in Zurich weerde vooral de jeugdorganisatie zich flink, haar optreden stond geheel in het teeken van de zgn. ‘linkerzijde van Zimmerwald’, - werden alle betoogingen door de autoriteiten verboden. Tegen dit verbod belegde de sociaaldemokratische partij op 3 September door het geheele land protest-vergaderingen. Op verscheiden plaatsen waren de troepen in de kazerne gekonsigneerd en van scherpe patronen voorzien, overal was veel militair vertoon, nergens echter kwam het tot botsingen. Maar al spoedig verflauwde de beweging en de aktie zakte ineen. De halfslachtigheid van Robert Grimm, voorzitter der I.S.C. van Bern en die van andere vooraanstaande radikalen in de partij, hun aarzeling om niet slechts theoretisch maar ook in de praktijk door den eisch van onmiddellijke demobilisatie met de landsverdediging te breken en hun verzuim, de arbeidersklasse aan te sporen tot rechtstreeksch massaal verzet, hielden ongetwijfeld de beweging tegen. In geen ander neutraal land leden de volksmassa's zoo zwaar onder den oorlog als in Spanje. Vreeselijke werkeloosheid noodzaakte duizenden arbeiders te emigreeren naar Frankrijk, waar arbeidskrachten uit alle landen de ontzaggelijke bressen, door den oorlog in de massa der voortbrengers geslagen, moesten aanvullen. De prijzen der levensbehoeften stegen enorm. Geen wonder dat hier, waar geen godsvrede tusschen heerschende klasse en proletariaat de stakingsaktie belemmerde, deze in het tweede en derde oorlogsjaar groote afmetingen aannam. De krachtige repressie-maatregelen der regeering versterkten daarbij haar revolutionair karakter. In Juni 1916 braken in de voornaamste havens stakingen van zeelieden uit, die in Juli door een uitgebreide spoorwegstaking gevolgd werden. De regeering riep 30.000 soldaten op om de lijnen te bewaken en de stakers te vervangen, Madrid werd in staat van beleg verklaard. In het najaar nam de oproerige stemming nog toe. Aan de spoorwegen, in de textielfabrieken van Barcelona, in de mijnen, in de metaalnijverheid, overal werd gestaakt. November en December zagen door het geheele land groote betoogingen tegen de duurte opkomen, de arbeiders eischten van de regeering krachtige maatregelen en toen deze daaraan niet voldeed proklameerden de sociaal- | |
[pagina 343]
| |
demokratische partij en de vakvereenigingen den 18den December een eendaagsche proteststaking. Nu eindelijk werd de uitvoer van een aantal levensmiddelen verboden, voor sommige, o.a. voor granen, een maximum-prijs vastgesteld. Maar aan de ellende kwam daardoor natuurlijk geen einde en de stakingsbeweging duurde voort. Ook in Griekenland, als een speelbal tusschen de twee groepen der oorlogvoerenden heen en weer geworpen, dreef de scherpe nood, die als gewoonlijk van alle klassen het proletariaat het ergst teisterde, dit in den strijd. In twee gevallen staakte een deel van het spoorwegpersoneel, in November 1916 proklameerden alle vakvereenigingen van de havenstad Piraeus een proteststaking van een etmaal tegen de groote scheepvaartmaatschappijen. De staking omvatte 25.000 man; zij bewees, hoe zelfs in de meest ongunstige omstandigheden, te midden der ergste politieke spanning en beroering, de arbeidersklasse door staking vermag te protesteeren tegen het feit, dat de gevolgen eener algemeene politieke krisis haar altijd het zwaarst treffen. Zoo kwam in haast alle landen, oorlogvoerende en neutrale, de massa-aktie in het tweede en derde oorlogsjaar weer op niet alleen, maar zij nam algemeen ook een meer onstuimig en verbitterd karakter aan dan vóór den oorlog. En weldra zou in de russische omwenteling van 1917 een nieuwe geweldige stuwkracht tot internationale revolutioneering opstaan. | |
B. De Russische Maart-revolutie en haar voorloopige uitwerkingen op de massa-bewegingen in Europa. (Maart-Augustus 1917).In den loop van den winter 1916/17 gaf de russische autokratie talrijke teekenen van snel toenemende ontbinding. Zoowel in als buiten de Doema nam de strijd van bourgeoisie en burgerlijk intellekt tegen het zieltogende tzarisme scherper vormen aan: de burgerlijke klassen maakten zich gereed om der vermolmde autokratie den laatsten slag toe te brengen en zelven de macht in handen te nemen. Maar ofschoon zij hun doel niet konden bereiken zonder de hulp der volksmassa's, wier daadwerkelijk optreden alleen het oude regiem ten val vermocht te brengen, vervulden de teekenen van toenemende revolutionaire spanning in deze massa's de meeste burgerlijke leiders met onrust en bezorgdheid. Zij begrepen dat een burgerlijke omwenteling in Rusland onvermijdelijk op den voet gevolgd zou worden door een proletarische. ‘Onze strijdmethoden’ schreef de imperialist Goetschkow in December aan generaal Alexjef, ‘zijn tweesnijdende wapens, en in den staat van overprikkeling waarin zich heden de volksmassa's bevinden, is er gevaar dat zij werken als een vonk, die een brand sticht waarvan niemand de verwoestingen voorzien noch beperken kan’. | |
[pagina 344]
| |
Tegen den winter begint de volksbeweging zich weer te verheffen. In de laatste dagen van December vinden te Moscou ernstige onlusten plaats: de soldaten weigeren om op het volk te schieten en loopen over; enkel met behulp van groote massa's inderhaast van heinde en ver naar de Tzarenstad gerekwireerde politie, gelukt het der regeering om het oproer te bedwingen. In Januari blijft de ekonomische krisis voortwoeden, de prijzen der voornaamste levensmiddelen stijgen voortdurend, vele onmisbare artikelen ontbreken. Een aanzienlijk deel der industrie moet stopgezet worden wegens gebrek aan grondstoffen en steenkool, (in de industrieele distrikten bij Moscou b.v. 70% van de textielfabrikage), voor de bakkerswinkels staan de arbeidersvrouwen urenlang te wachten in de snerpende koude op een weinigje brood. Begin Februari heeft de spanning der geesten een toppunt bereikt: men voelt dat het onweer vlak bij is, men voelt dat iets geweldigs staat te gebeuren. Te Petrograd beginnen in de fabrieken anonieme vliegende blaadjes te circuleeren, die de arbeiders uitnoodigen den 27sten, den dag van de opening der Doema, naar het Taurische paleis te trekken en de instelling van een voorloopige regeering te eischen. Deze agitatie gaat van de sociaalpatriotten uit. Miljoekoff - van wien het woord afkomstig is: ‘liever de nederlaag dan de revolutie!’ - en Rodzianko, de voorzitter der Doema, bezweren tevergeefs de arbeiders om rustig te blijven, niet te spelen in de kaart van den vijand. De agitatie wordt sterker, zij verontrust de regeering zoozeer, dat deze de ‘Arbeidersgroep’ in het komité voor oorlogsindustrieën in hechtenis laat nemen. De algemeene proteststaking waartoe het Centraal-komité der Sociaal Demokratische Arbeiderspartij (Bolschewiki) voor den 23sten Februari opwekt, mislukt door de groote werkeloosheid en het gebrek aan eenheid onder de arbeiders. Maar in enkele groote fabrieken breken ekonomische stakingen uit, er worden vergaderingen gehouden en tegenover de leus der sociaalpatriotten ‘instelling eener voorloopige regeering door de Doema’, stellen de revolutionaire sociaaldemokraten hun eigen leuzen: vrijheid van vereeniging, gelijke rechten voor alle nationaliteiten, volledige politieke amnestie. De stakingen breiden zich uit, het aantal stakers stijgt tot 80.000. Den 1sten Maart doet de regeering enkele fabrieken sluiten en door politie en soldaten omsingelen. Omstreeks dien tijd beginnen ook de studenten in beweging te komen, revolutionaire liederen zingend, betoogen zij op straat. Arrestaties vinden plaats. Een voorhoede wilde de revolutionaire beweging toen reeds doorzetten, maar bij de massa's der bevolking was het sterkste gevoel nog angst voor de komende gebeurtenissen, zij sloot zich zooveel mogelijk op in haar woningen; de straten en winkels waren verlaten, de tramwagens leeg. Kleine troepen arbeiders, die den 29sten Februari de straten, toegang gevend tot het Taurische paleis, wilden binnendringen, werden door de politie uiteen gejaagd. Toen echter kwam de omslag. De menigte groeide aan, werd stoutmoediger, kreten: ‘weg met | |
[pagina 345]
| |
den oorlog’ en revolutionaire liederen weerklonken; de politie slaagde er niet in de straten schoon te vegen, telkens wanneer zij de demonstranten poogde te arresteeren, werden deze door de massa's bevrijd. De stad was vol soldaten, de Newsky-boulevard leek een groot legerkamp. 3 Maart brak een staking uit in een der werkplaatsen van de Poetilow-fabrieken, weldra volgden de andere werkplaatsen: overal werden vergaderingen gehouden en eischen gesteld. De beweging duurde verscheiden dagen; toen de arbeiders den 6den het werk weer wilden opnemen, vonden zij de fabrieken gesloten, ‘voor onbepaalden tijd’. Zoo kwam de 7de Maart, de ‘Internationale Vrouwendag’. Dien dag deed de revolutionaire beweging een grooten stap vooruit. De socialistische vrouwen organiseerden meetings en straatbetoogingen, zij overreedden de arbeiders der fabrieken, waar nog gewerkt werd, om den arbeid neer te leggen. ‘De straat op makkers’, riepen de dappere vrouwen den mannen toe. Dien dag vonden bij de Poetilow-fabrieken de eerste botsingen tusschen arbeiders en politie plaats. Op andere plaatsen zag de politie lijdelijk toe, hoe de menigte bakkerswinkels bestormde. Op enkele punten der stad werd het tramverkeer tot stilstand gebracht. Bereden politie patrouilleerde door de straten, op de Newsky-boulevard waren vele afdeelingen kozakken opgesteld. Tot laat in den avond duurden de betoogingen voort: de massa was in beweging gekomen, de revolutionaire temperatuur steeg snel. Den 8sten en 9den Maart neemt de staking in omvang toe, de typografen en het trampersoneel leggen het werk neer, groote volksmassa's, waaronder vele geschoolde volwassen arbeiders vloeden door de straten, roode vaandels in de handen. Tienduizenden demonstranten luisteren naar de redenaars, die de menigte bij het standbeeld van tzaar Alexander toespreken. Een hunner wordt door de politie gewond, ettelijke offers vallen; daar, plotseling, geven de kozakken een salvo op de politie af, die deze doet uiteenstuiven. Haar bevelvoerder valt dood ter neer, het hoofd wordt hem afgeslagen. Het optreden der kozakken wekt bij de menigte uitbundige geestdrift, zij juicht hen toe, op hun beurt zwaaien de kozakken met hun wapens. En nu groeit de stoutmoedigheid van het volk, onzekerheid en weifeling verdwijnen, een zegevierend vertrouwen stijgt in de harten op, dat de soldaten met het volk gemeene zaak zullen maken. Overal waar het hoornsignaal dat beteekent ‘geeft salvovuur’ weerklinkt, springen dappere enkelingen uit de menigte naar voren en roepen den soldaten toe om niet te schieten. Zoo begint de verbroedering. Dien eigen avond dringen vele arbeiders de zaal binnen, waar de Doema haar zittingen houdt: zij dragen de dooden, in den strijd voor de vrijheid gevallen. Onder den drang der gebeurtenissen besluit de Doema om aan de regeering de volgende eischen te stellen: vrijheid van woord, pers en ver- | |
[pagina 346]
| |
gadering, vrije verkiezingen voor de Konstituante, die het vraagstuk der levensmiddelen-verzorging zal regelen. Zondag 10 Maart zijn de Newsky-boulevard en de breede verkeersader die van de Admiraliteit naar het Nikolai-station loopt, zwart van dichte menschenmassa's. De meeste hunner zijn arbeiders, uit de voorsteden naar het hart der stad gestroomd. Tegen drie uur knallen de eerste salvo's, die ruim honderd slachtoffers maken. Maar het gelukt niet de menigte te verdrijven van den Newsky-boulevard, die toegang geeft tot de belangrijkste openbare gebouwen. Ook in de buurt van de stations wordt hevig gevochten: hier hebben de gendarmen op de daken machine-geweren opgesteld, zij schieten op de menigte en ook op de soldaten. Tegen den avond is het grootste deel der stad nog in de macht der politie, van den toren der Admiraliteit af zijn sterke zoeklichten op den Newsky-boulevard gericht. Maandag 11 Maart werd het besluit tot verdaging der Doema bekend. Op dien dag gingen drie garde-regimenten en een aantal infanterie-regimenten tot het volk over; wat de kozakken aangaat, zij bleven òf neutraal, òf kozen de zijde van het volk. Hier en daar hielpen zij de massa's om de gevangenen te bevrijden, die de politie wilde wegvoeren. Dien dag vermeesterden de opstandelingen het nieuwe arsenaal in de arbeiderswijk Wiborg: onmiddellijk worden sabels, geweren en machinegeweren onder de arbeiders uitgedeeld, de gevechten breiden zich uit over de geheele stad. Het groote gerechtsgebouw op de Litteiny-boulevard wordt door soldaten en arbeiders bestormd, eveneens de Christy-gevangenis, waar de preventief-gevangenen zitten. Zij worden bevrijd, de gebouwen in brand gestoken. Ook het ministerie van Binnenlandsche Zaken en het centraalgebouw der geheime politie vallen het volk in handen: de archieven worden te voorschijn gehaald, hoog opgestapeld en onder algemeene vreugde verbrand. De dag was zonnig en helder, overal op de straten weerklonk het gejuich van het opgetogen volk. Dien dag telegrafeerde Rodzianko aan den tzaar dat slechts de benoeming eener nieuwe regeering de dynastie kon redden. Toen elk antwoord uitbleef besloot de Doema zelve een Voorloopige Regeering in te stellen. Deze beval de inhechtenisneming der vroegere ministers, de meeste echter hunner waren gevlucht. In den loop van dien dag kwamen versche troepen o.a. uit Novgorod en Tzarskoye Tsjelo aan: zij bezetten verscheiden gebouwen, waaronder de Admiraliteit en twee spoorwegstations. De strijd werd hierdoor verlengd, maar nog voor den nacht gingen de beide stations in vlammen op; ook de Peteren Paulsvesting kwam dienzelfden dag in de macht der revolutionairen: haar kanonnen beheerschten de stad. Gedurende den nacht kwamen afgevaardigden van het Prevbrajhenski-regiment, die tot dusver het oude regiem trouw gebleven waren, naar het gebouw der | |
[pagina 347]
| |
Doema en boden der Voorloopige Regeering hun diensten aan: daarmee was de geheele garde naar het volk overgeloopen. De politie, die den 1sten Maart reeds begon zich schuil te houden, was den volgenden dag van de straten verdwenen. Automobielen met soldaten bemand en met roode vlaggen getooid reden door de stad, door het volk begroet met gejuich en hoera-geroep. Nog waren de oude machthebbers in het bezit van een kleine maar belangrijke wijk in het hart der stad, waarin zich de Admiraliteit, het Winterpaleis, het ministerie van Buitenlandsche Zaken, de post-, telegraaf- en telefoon-centrale bevonden. Deze geheele wijk werd door de revolutionairen belegerd, met hun op vrachtauto's opgestelde machine-geweren vielen zij de troepen der kontra-revolutie aan. Om drie uur kapituleerde de Admiraliteit, spoedig daarna vielen ook de andere gebouwen den opstandelingen in handen. Waar nog geschoten werd uit dakkamers, zolders en kerktorens, doorzochten de revolutionaire troepen de woningen, namen de wapens in beslag en arresteerden alle verdachten. Nu werden van alle gebouwen de schilden en emblemen der Romanow's verwijderd, de portretten van den ex-tzaar verbrand. Haast niemand liep op straat - wie wordt hier niet herinnerd aan de eerste ‘wittebroodsdagen’ der Parijsche Februari-revolutie van '48 - zonder een rood lint of een roode kokarde, de geheele stad was met roode vlaggen getooid. Uit de berichten die telegrafisch van heinde en ver Petrograd bereiken, blijkt dat het geheele rijk zich bij de revolutie aansluit. Deze heeft haast zonder bloedvergieten gezegevierd. Het monster ligt dood, dat eeuwenlang de beste levenssappen van het russische volk had opgezogen. Het vermolmde tzarisme met zijn aanhang is door een onweerstaanbaren windstoot omver geworpen; de heerschappij der Romanow's is ten einde. Rusland is vrij. Rusland is vrij: dit althans is het, wat de Voorloopige Regeering die zich in deze dagen uit de voornaamste groepen der Doema-oppositie (kadetten, trudowiki en menschewistische sociaaldemokraten) konstitueert, en wier voornaamste aanvoerders de imperialisten Goetschkow en Miljoekow zijn, den massa's wil diets maken. Gelukt haar dit, dan zullen deze massa's, aan wier onversaagden jarenlangen strijd tegen het tzarisme, aan wier voorbeeldelooze offervaardigheid, volharding en heldenmoed de omverwerping der autokratie te danken is, nu verder gebruikt worden voor de klasse-doeleinden der russische bourgeoisie, zelve een gijzelaar in handen van het fransche, engelsche en amerikaansche bankkapitaal. Maar voor de eerste maal in de moderne geschiedenis vallen de massa's, nadat hun zegevierende revolutionaire aktie een verouderd regiem heeft weggevaagd, niet weder in machtelooze atoompjes uiteen. Nog gedurende de Maartdagen, nog onder het geknetter der machine-geweren is te Petrograd de Arbeiders-gedeputeerdenraad herrezen: de tradities der revolutie van 1905 | |
[pagina 348]
| |
leven onverzwakt in de massa voort. In tal van steden vindt het voorbeeld der hoofdstad onmiddellijk navolging: in de hitte van den strijd nog, als 't ware van den eenen dag op den anderen, schept het russische proletariaat de organisatie, waarin zijn massa's zich aaneenscharen om den strijd voor brood, vrijheid en vrede voort te zetten. Maar het proletariaat vormt in Rusland vergeleken bij de boeren slechts een klein onderdeel der massa's. Deze bezaten voor den oorlog geen anderen samenhang dan den zuiver lokalen der dorpsgemeente, vandaar hun politieke onmacht. De oorlog echter had hierin verandering gebracht: hen aanrakend met zijn machtigen tooverstaf, had hij binnen korten tijd hun verstrooide millioenen tot de millioenenlegers der autokratie herschapen en deze op het tooneel der wereldgeschiedenis geworpen. Nu maken de boerenmassa's, door het tzarisme georganiseerd voor zijn eigen imperialistische doeleinden, te zamen met de arbeiders van Petrograd aan het tzarisme een einde. En nu verbinden arbeiders en boeren zich tot een blijvend verbond, nu stichten zij in den Arbeiders- en Soldaten-gedeputeerdenraad van Petrograd (sowjet) het strijd-orgaan der geheele demokratie. Weldra ontstaan door het heele land op voorbeeld der hoofdstad, dergelijke gedeputeerdenraden van arbeiders, soldaten en boeren. Niet de arbeiders, maar de soldaten hadden de meerderheid in den Petersburgschen Sowjet, en deze meerderheid werd door de wijze van stemmen nog kunstmatig vergroot. Dit beteekende dat niet het proletarische maar het boersche en kleinburgerlijke element er den doorslag gaf. Daarenboven bestond ook het arbeiderselement voor een groot deel uit vrouwen, knapen en plattelands-arbeiders, ongeoefende rekruten in den klassenstrijd, in menigte naar de steden gestroomd of gevoerd om de groote leegten aan te vullen, die de oorlog in de rijen der fabrieksarbeiders geslagen had. Dit alles verklaart de aanvankelijke theoretische en praktische onzekerheid van den Petersburgschen sowjet, zijn onmacht om zich onmiddellijk na de Maart-dagen te verheffen tot een klare en koene proletarische politiek en om de ideeën van klassenstrijd en internationaliteit tot zijn leidstarren te maken. Twee uiteenloopende richtingen strijden om de leiding der in de Sowjets georganiseerde demokratie. De revolutionaire socialistische richting, belichaamd in de Bolschewiki, dringt er van den eersten dag af onophoudelijk op aan dat de arbeiders en soldaten zelven de macht in handen zullen nemen en haar gebruiken tot de volgende doeleinden: in de buitenlandsche politiek aansturen op een spoedig einde van den oorlog door algemeen verzet der volken tegen hun regeeringen; in de binnenlandsche, op radikale agrarische hervorming, kontrole der arbeiders over de produktie en onverwijlde bijeenroeping der konstitueerende vergadering. De kleinburgerlijk-socialistische richting der Menschewiki daarentegen, die | |
[pagina 349]
| |
terugschrikt voor de reusachtige taak om te zonder steun der bourgeoisie orde te brengen in den chaos, door het tzarisme achtergelaten, streeft naar een koalitie-politiek van proletariaat en boeren met de burgerlijke klassen en wil den oorlog ter verdediging der revolutie tegen de veroveringsplannen der centrale mogendheden voortzetten. Tusschen beide groepen in wankelen, gelijk in elke groote historische krisis, de machtelooze gestalten der eeuwig-dralende Hamlets van de revolutie. Reeds spoedig treedt de tegenstelling aan het licht tusschen de groot-burgerlijke kopstukken der Voorloopige Regeering, die nog vasthouden aan imperialistische oorlogsdoeleinden en het volk tot meer energieke oorlogvoering willen aanzetten en dit volk zelf, dat enkel vervuld is van vredesverlangen en begeerte naar sociale rechtvaardigheid. De verbroederings-illusies vervliegen, de Petersburgsche massa's keeren zich tegen het burgerlijke bewind. Onder leiding van den Sowjet vinden den 2den Mei groote gewapende volksbetoogingen plaats; vrees voor een nieuwe omwenteling noopt de bourgeoisie iets toe te geven: haar voornaamste imperialistische leiders Miljoekof en Goetschkow treden uit de regeering, deze wordt gerekonstrueerd als burgerlijk-socialistisch koalitie-ministerie. Van nu af wordt de socialistische vredesformule, ‘een vrede zonder annexaties en oorlogsschattingen’, die der russische regeering. Ook de fransche en engelsche regeeringen nemen deze formule van hun bondgenoot over. Een nieuw spel van schijn en misleiding begint. In het wezen der zaak komt het ‘revolutionaire’ russische bewind steeds meer onder den invloed der fransche en engelsche regeeringen en onder de macht der Vereenigde Staten. Want zoolang de politieke leiders der russische kleinburgerij terugdeinzen voor den revolutionairen weg om uit de nijpende geldverlegenheid te komen waarin Rusland zich bevindt, den weg van naasting der banken en zware belastingen op het kapitaal, zoolang blijven zij in de hoogste mate afhankelijk van de eenige buitenlandsche geldmacht die hen nog voor het staatsbankroet kan bewaren, het amerikaansche trustkapitaal. Ook na haar zoogenaamde rekonstruktie in demokratischen geest maakt de Voorloopige Regeering de geheime verdragen niet openbaar, door het tzarisme afgesloten met het engelsche en het fransche imperialisme. Zij machtigt de boerenkomités niet tot voorloopige konfiskatie van den grondeigendom der jonkers in afwachting van de besluiten der konstitueerende vergadering; noch stelt zij de banken en grootbedrijven onder de kontrole der organen van de demokratie. Zij eischt de winsten der groote oorlogswoekeraars niet op en brengt geen verbetering in de ellende der massa's. Vrees de samenwerking der klassen te zullen verstoren slaat haar binnenlandsche politiek met machteloosheid. Zij doet niets voor den vrede, integendeel dwingt haar leider Kerensky het ontzenuwde, ontwrichte russische leger dat aan alles gebrek lijdt, tot een nieuw offensief. | |
[pagina 350]
| |
Kort na de Maart-revolutie had de Petersburgsche Sowjet zijn trotschen oproep tot het wereldproletariaat gericht waarin het dit uitnoodigde het voorbeeld te volgen van het russische volk, zich niet langer te laten gebruiken als oorlogsinstrument in handen van koningen en kapitalisten en uit eigen kracht een einde te maken aan de vreeselijke, mensch-onteerende slachting. Maar al gaf zonder twijfel de russische revolutie door heel Europa aan de massa-aktie tegen den oorlog en zijn gevolgen een krachtige impulsie, de groote opstandige beweging der arbeidersmassa's van de centrale mogendheden bleef uit, waarop het russische volk had gerekend. Sloeg de russische revolutie-brand niet spoedig op andere europeesche landen over, dan dreigde het gevaar dat hij aan zijn eigen ontoereikendheid zou ondergaan. De lijdelijkheid der duitsch-oostenrijksche arbeidersklasse was niet enkel een groote belemmering voor de veralgemeening der russische tot een europeesche revolutie, zij werd tot de hoofdoorzaak, dat de vlam van den revolutionairen vredeswil in het russische volk een tijd lang teruggedrongen kon worden door een opstekenden tegenwind van patriottisme. Natuurlijk miste ook de klein-burgerlijke Voorloopige Regeering in Rusland de onvoorwaardelijke revolutionaire oprechtheid en koenheid, die den duitschen en oostenrijkschen massa's absoluut vertrouwen in hare bedoelingen kon inboezemen. Een waarachtige, voorbehoudlooze vredes-politiek, kan als overal, zoo ook in Rusland enkel en alleen het revolutionaire volk voeren. De toenemende afhankelijkheid der Voorloopige Regeering van het Entente-kapitaal gevoegd bij haar steeds grootere moeilijkheden in het binnenland, dit alles ontnam haar de kracht om aan den drang der Entente tot hervatting van het offensief weerstand te bieden. Maar ook haar eigen belang bracht deze hervatting mede. Had het russische offensief succes, dan werd haar positie tegenover de oppositie van rechts en links veel sterker. Mislukte het, dan kon het gebruikt worden tegen de Bolschewiki, wier toenemende invloed op de arbeiders en het leger de regeering het ergste deed vreezen. In de hoofdstad gistte het, zoowel onder het fabrieksproletariaat als onder een groot deel van het garnizoen. Teleurstelling en verbittering vervulden de scharen, die in de groote Maartdagen de heerlijkheid van vrede en vrijheid aanstaande hadden gewaand. Hadden zij hun borst blootgegeven aan de bajonetten en kogels der politiebenden van Protopopow, hadden zij gezegepraald en het tzarisme omvergeworpen om uitgebuite en ellendige zwoegers te blijven? Sedert de zegepraal waren vier maanden verloopen, en nog kwelde de duurte, nog brandde de honger, nog verzwolg de bloedige oorlog de kracht van het volk. Het is waar: den 8-urendag hadden de massa's verworven, dat is tijd gewonnen om te leven, te denken, zich te bekommeren om algemeene vraagstukken en groote belangen, maar overal maakten de fabrikanten zich gereed tot een tegenstoot. Liever wilde de industrieele bourgeoisie het ekonomische | |
[pagina 351]
| |
leven door min of meer vermomde uitsluitingen en door sabotage der produktie nog verder ontwrichten, dan langer dulden dat de arbeiders haar de wet stelden in haar eigen huis. Opnieuw drongen de Bolschewiki er bij de massa's op aan, dat de Arbeiders- en Soldatenraden het gezag in handen zouden nemen en zonder weifeling koers zetten naar een revolutionaire politiek: publiceering der geheime verdragen, de grond aan de boeren, kontrole over de produktie door de organen der demokratie. Dààr lag de redding voor de geheime kuiperijen der kontra-revolutie, dààr alléén lag de mogelijkheid, om de beperking der revolutie tot Rusland te verbreken en haar vlammen-teekenen op te roepen door geheel Europa, misschien tot in Amerika toe. Een deel der arbeiders- en soldatenmassa's begon de nieuwe zware taak te begrijpen, hun door de historie opgelegd. Half Juli traden de liberale ministers plotseling uit de regeering, kwansuis omdat zij zich niet wilden neerleggen bij de koncessies, die de meerderheid van het gouvernement in zake de autonomie aan de Oekrainiërs aanbood; in diezelfde dagen brak te Petrograd een muiterij uit onder een der machinegeweer-regimenten: het weigerde naar het front te gaan en verklaarde niet voor het engelsch-fransche imperialisme te willen vechten. Pas wanneer de regeering haar belofte vervuld en de geheime verdragen openbaar gemaakt had, zou het gehoorzamen. Den volgenden dag sloten nog twee regimenten zich bij de muiters aan. De massa kwam in beweging, reusachtige scharen arbeiders en gewapende soldaten stroomden op den avond van den 15den Juli door de stad, hun vaandels en banieren droegen de leuzen: ‘Weg met de kapitalistische ministers, alle macht aan de Sowjets’. De leiders der Bolschewiki deden alles wat in hun vermogen was om te maken dat de demonstratie vreedzaam verliep: het uur voor de krachtproef, gevoelden zij, was nog niet gekomen. Echter, toen het garnizoen van Kronstadt en de Baltische vloot zich solidair verklaarden met de beweging, scheen het een oogenblik of de regeering weggevaagd ging worden. Wat haar redde waren de berichten van de militaire ramp, die in diezelfde dagen het leger trof. Het russische offensief was na een kort aanvankelijk succes niet slechts ineengestort, het had geleid tot een sterken tegenaanval van duitsche zijde, waarbij het russische front in oost-Galicië doorbroken werd. Een deel der soldaten weigerde uit revolutionaire overtuiging zich langer te laten slachten voor de belangen van het anglo-amerikaansche imperialisme, een ander deel sloeg op de vlucht, omdat het, uitgeput en ontzenuwd, van den oorlog gruwde, en enkel naar huis en haard, naar vrouw en kind verlangde. De eerste berichten van de doorbraak kwamen te Petrograd aan, juist in de dagen der gewapende betooging tegen de regeering. Zij veroorzaakten waarschijnlijk een zekere wankeling in de rijen der revolutionaire soldaten; men kan begrijpen dat velen hunner aarzelden om den burgeroorlog te ont- | |
[pagina 352]
| |
ketenen op het oogenblik dat vijandelijke legers in zuid-Rusland oprukten. De militaire katastrofe verschafte aan de regeering de gelegenheid waarnaar zij uitzag tot onderdrukking en vervolging der revolutionaire partij. Wekenlang was de aanval op de Bolschewiki door een stelselmatige laster-kampagne in de pers voorbereid. Hun leiders werden als duitsche agenten gebrandmerkt; de fabel van het ‘bolschewikisch komplot’, van het verraad der Lenins, Trotzky's, Zinowjews en Kamenjews, omgekocht door duitsche millioenen, werd in de verschrikte, opgewonden, her- en derwaarts geslingerde massa's geworpen en deed haar werk. Den 17den gelukte het aan Kerensky om de oproerige beweging der revolutionaire regimenten en der groot-industrieele arbeiders van Petrograd met behulp van sociaalpatriottisch-gezinde troepen en van kozakken, sedert weken in de nabijheid der hoofdstad gereed gehouden, te bedwingen. De landsverraderlijke regeering, gesteund door het uitvoerende komité van den Sowjet, waarin op dat oogenblik een sociaalpatriottische strooming de bovenhand had, richtte tot den admiraal van de Baltische vloot het bevel om oogenblikkelijk een divisie torpedo-booten naar Petrograd te dirigeeren. De angst, dat het revolutionaire Kronstadt en het revolutionaire Petrograd gemeene zaak zouden maken, was onder de machthebbers zóó groot, dat zij, om het uitvaren van oorlogsschepen naar Kronstadt te voorkomen, bevalen, deze liever te torpedeeren dan toe te laten, dat zij naar de vesting opstoomden. De gedelegeerden door de Baltische vloot naar de hoofdstad gezonden, werden gevangen genomen en de uitlevering van haar leiders gelast. De zwarte honderden der ‘revolutionaire’ regeering bestormden en vernielden de bureaux der ‘Prawda’, de organen der Bolschewiki werden verboden en bevelen tot inhechtenisneming hunner voornaamste leiders uitgevaardigd. Aan het front herstelde de opperbevelhebber de discipline door ‘bloed en ijzer’: honderden russische soldaten werden gefusilleerd, omdat zij weigerden hun bloed te vergieten voor de imperialistische oogmerken der Entente; de demokratische instellingen, in de revolutionaire Maart-dagen door het leger verworven, werden opgeheven en door de vroegere harde tucht vervangen. De doodstraf werd opnieuw ingevoerd, de oude werktuigelijke gehoorzaamheid aan de superieuren opnieuw tot leidend beginsel der militaire organisatie geproklameerd. Zoo eindigde het derde oorlogsjaar met een nederlaag der revolutionaire voorhoede van het internationale proletariaat, de russische Bolschewiki, die, zonder den steun van de andere nationale afdeelingen der arbeidersklasse, zich het verst vooruit hadden gewaagd in den revolutionairen strijd tegen het imperialisme. Maar deze nederlaag droeg duidelijk een voorloopig karakter, de kracht der massa's was ongebroken, de faktoren die hun opstandigheid aanwakkerden werkten voort. Toen in het najaar de boeren, het wachten moe, zelven op groote schaal den grond der landheeren in bezit gingen nemen, | |
[pagina 353]
| |
stuurde de geweldenaar Kerensky kozakken op hen af, juist gelijk het tzaristische regiem placht te doen. Aan het eendrachtige en vastberadene optreden der organen van de demokratie gelukte het den kontra-revolutionairen aanslag van Kornilow haast zonder bloedvergieten te keeren, maar de onthullingen die spoedig op dezen mislukten staatsgreep volgden, bewezen hoe ook Kerensky niets dan een handlanger van den generalen staf was, de breuk tusschen hem en Kornilow louter een gevolg van misverstand en naijver. Niemand minder dan de ‘redder der revolutie’ zelf had, te samen met dien staf, de samenzwering tegen het revolutionaire Petrograd en de Arbeiders- en Soldatenraden op touw gezet. Het revolutionaire bewind was op de meest cynische wijze binnen enkele maanden in een bewind der kontra-revolutie omgeslagen. Tevens nam de desorganisatie van produktie en verkeer zienderoogen toe. De Voorloopige Regeering bewees haar volkomen onmacht om de ontbinding te stuiten die snel toenam door het gansche rijk. ‘Een situatie is ontstaan’, schreef het orgaan van den Arbeiders- en Soldatenraad te Helsingfors aan den vooravond der November-revolutie, ‘die slechts tot een van deze twee uitkomsten kan leiden. Of zichzelf tot niets in staat rekenen en wachten op een nieuwen Kornilow die komen zal om met ijzeren vuist de orde te herstellen, of door een heroïsche inspanning het bonapartistische weefsel verscheuren, dat het revolutionaire initiatief der massa's verhindert een verderen stap op den weg van de verdieping en uitbreiding der omwenteling te doen.’ De ontelbare malen gebleken onuitputtelijke revolutionaire energie van het russische proletariaat zou het tot dien verderen stap in staat stellen, het den weg doen kiezen van nieuwe krachtinspanning en nieuwen strijd, oneindig zwaarder dan iedere vroegere. Op de Maart-revolutie volgt de November-omwenteling, op de omverwerping van het tzarisme de opstand der arbeiders- en boerenmassa's niet slechts tegen de russische, maar tegen de gansche internationale bourgeoisie. Opnieuw waagt het russische proletariaat zich alle andere proletariaten ver vooruit, ditmaal werpt het zich in een beweging, die niet anders kan eindigen dan met de wereld-schemering van het kapitalisme, of met zijn verplettering. Van het vaandel dat het opheft, vlamt den arbeiders van alle landen de leuze tegen: ‘ten strijde voor de vernietiging van het kapitalisme, voor de afschaffing der klasse-maatschappij.’
Onder den invloed van de russische revolutie en van den klimmenden nood, breken in April-Augustus 1914 in bijna alle europeesche staten spontane massa-bewegingen uit, die de heerschende klassen ernstig bedreigen. Het eerste land waar het schijnt, als gaat het russische voorbeeld de massa's eindelijk tot navolging wekken, is ditmaal Duitschland. Als protest tegen de ver-Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 354]
| |
mindering van het broodrantsoen leggen half April 250.000 à 300.000 arbeiders in de Berlijnsche munitiefabrieken het werk neer. Ontevredenheid over het voedsel moge de direkte aanleiding tot de staking zijn, haar achtergrond is ongetwijfeld algemeene politieke ontevredenheid en verlangen naar vrede. De autoriteiten grijpen in met demagogische kunstgrepen, bedreigingen en beloften. Alle snaren van het patriottisme worden bespeeld, de stakers die vóór den 21sten den arbeid niet weer opnemen, worden bedreigd met mobilisatie. Tevens wordt eenige verhooging der rantsoenen beloofd. De officieele vakvereenigings-bureaukratie, die de staking niet heeft kunnen beletten, neemt de leiding op zich om de arbeiders te verraden. Haar kopstukken voeren de onderhandelingen met de autoriteiten en vertegenwoordigen de arbeiders in de nieuwe ‘permanente kommissie’ die voortaan het recht zal hebben klachten over de voeding bij de overheid in te dienen. Met deze nietszeggende koncessie laten de arbeiders zich afschepen. Inplaats van de staking vol te houden en zoo de stemming op te wekken, die haar op andere beroepen kan doen overslaan, haar kan doen aanzwellen tot den dreunenden roep om vrede van millioenen kelen, nemen de stakers het werk in de munitiefabrieken weer op, zoodra hun een iets ruimere extra-toelage brood en vleesch beloofd is. Tevergeefs roept het manifest der revolutionairen van de richting-Liebknecht den arbeiders toe dat de massale ellende, de massale dienstbaarheid, de staat van beleg, de hongersnood en de volkerenmoord voortduren, tevergeefs wekken zij de massa's op, den 1sten Mei een nieuwen krachtigen stormloop te beginnen... Alles blijft dien dag rustig in Duitschland: het proletariaat volgt het parool der regeeringssocialisten en der vakvereenigingscentrale, die in het belang van de landsverdediging de staking verbieden. Wel breken in de volgende maanden tal van honger-oproeren uit, wel komt het te Bremen en Hamburg, in Rijnland-Westfalen en in Silezië tot omvangrijke ekonomische stakingen aan munitiefabrieken, werven en mijnen, maar de groote revolutionaire massa-opstand tegen de imperialistische machthebbers blijft nog altijd uit. Te Weenen en door geheel Oostenrijk ziet de 1ste Mei een demonstratieve staking voor den vrede, eenig in de geschiedenis van het proletariaat, immers gehouden onder de hooge sanktie der keizerlijke regeering, die zoo het volk van haar ‘oprechte vredelievende gezindheid’ overtuigen wil. In Hongarije, waar het russische voorbeeld het volk tot werkelijke en krachtige aktie prikkelt, neemt de strijd tegen den oorlog vooral den vorm van herleving der beweging voor algemeen kiesrecht aan. Begin Juni vinden, ondanks het verbod der politie, te Boedapest groote demonstraties plaats, waaraan 50.000 arbeiders deelnemen. Een maand later worden de betoogingen herhaald, ditmaal leiden zij tot ernstige wanordelijkheden. Grooter omvang en gevaarlijker karakter dan in Duitschland en Oostenrijk kreeg in deze maanden de stakingsbeweging in Frankrijk. De omkeer in het | |
[pagina 355]
| |
fransche proletariaat begon voor de heerschende klasse verontrustende afmetingen aan te nemen; ‘de russische revolutie,’ klaagt Hervé, ‘heeft den vredeswil in de massa's meer aangewakkerd, dan drie jaar oorlogsellende.’ De 1 Mei-meeting der Zimmerwalders te Parijs wordt door 10.000 arbeiders en arbeidsters bezocht, de helft hunner vereenigt zich na afloop der vergadering op de Place de la République tot eene betooging. Manifesten worden verspreid, die de arbeiders opwekken om hun internationalen plicht te vervullen. ‘De revolutionaire beweging,’ konstateert het omstreeks half Mei verschenen nummer van ‘demain.’ - ‘maakt groote vorderingen, tengevolge zoowel van het begin van hongersnood, door den duikbooten-oorlog ontstaan, als van de russische revolutie en de mislukking van het jongste offensief. Evenals in Rusland wil het volk brood en vrede.’ Van begin Mei tot einde Juni vindt in Frankrijk een uitgebreide stakingsbeweging van honderdduizenden arbeiders en arbeidsters plaats, die tal van vakken meesleept en zich uitstrekt over een groot deel van het land. Behalve Parijs zijn vooral Lyon, Rouaan, Boulogne en Marseille centra der beweging. Tevens verspreidt de pacifistisch-revolutionaire propaganda zich zoo snel dat de regeering zich gedwongen ziet tot krachtige maatregelen van onderdrukking. Ook in Engeland breken gedurende de voorjaarsmaanden op tal van plaatsen, o.a. te Sheffield, Liverpool, Coventry, Manchester, Barrow en Londen groote stakingen van munitie-arbeiders uit, ongetwijfeld het meest ernstige symptoom van ontevredenheid en gisting sedert de stakingen aan de Clyde in Februari-Maart 1915. De regeering laat de leiders arresteeren, de arbeiders verklaren daarop niet weer aan het werk te zullen gaan eer hun vertrouwensmannen vrijgelaten zijn. Pas wanneer aan dien eisch is voldaan en van regeeringswege een kommissie van onderzoek naar de oorzaken der ontevredenheid is toegezegd, wordt de arbeid hervat. In nog hoogere mate dan bij deze stakingen komen de uitwerkingen der russische revolutie op de voorhoede van het engelsche proletariaat aan het licht op het socialistische kongres, den 3den Juni door de Onafhankelijke Arbeiders Partij en de Britsche Socialistische Partij te Leeds gehouden. De censuur kan niet beletten dat enkele berichten over de geestdriftige stemming en de krachtige strijdlust die dit kongres kenmerken, het vasteland bereikten. Zijn belangrijkste besluit ongetwijfeld was dat tot oprichting van Arbeiders- en Soldatenraden door het geheele land, in navolging van wat in Rusland geschiedde.
Ook in een aantal neutrale staten kwam het in het voorjaar tot massale akties. Het voedselgebrek neep er weinig minder dan in de meeste oorlogvoerende landen en daar de politieke druk niet zoo zwaar, de vrijheid van meeningsuiting aanmerkelijk grooter was, kon de massa gemakkelijker in beweging komen. | |
[pagina 356]
| |
Soms leek het zelfs een oogenblik of de tweede groote stoot na de russische revolutie van een of meer neutrale staten uit zou gaan. Begin April werd de stemming van het zweedsche volk in de voornaamste steden, waar de massa's ontzettend gebrek leden, dreigend. Te Stockholm, Gothenburg en Malmö kwam het herhaaldelijk tot massale demonstraties, stakingen en onlusten, waarbij vele menschen werden gewond. Te Landskrona werd een betooging van 2000 militairen door het volk ondersteund. Ook plunderingen kwamen voor. Groote troepenafdeelingen werden uit de provincie naar Stockholm gezonden, terwijl het Stockholmsche garnizoen onder voorwendsel van velddienstoefeningen uit de stad werd verwijderd. In het algemeen waagde de overheid niet, om de troepen tegen de hongerige massa's te gebruiken. Onder de Stockholmsche bourgeoisie overwoog men de oprichting van een vrijwillige burgerwacht; toen dit plan bekend werd, eischten de revolutionaire socialisten ook wapenen voor de arbeiders. Onversaagd trachtten zij de spontane akties der massa's te verdiepen en te veralgemeenen tot een algemeene werkstaking voor radikale demokratiseering van den staat. ‘Weg met de Eerste Kamer en het koningschap, Zweden een republiek’ was hun leuze. De reformisten onder leiding van Branting poogden daarentegen de opgewonden massa's, die herhaaldelijk voor het parlementsgebouw om brood riepen te sussen. Zij verzwakten de beweging zoowel door de staking te ontraden als door de aktie te willen beperken tot een kampagne voor het algemeene kiesrecht voor de Tweede Kamer, al wisten zij natuurlijk, dat zoolang de macht van koningschap en senaat niet was gebroken, de ‘demokratie’ een leeg woord zou blijven. In Noorwegen was de toestand eveneens gespannen; er dreigde een algemeene staking van het spoorwegpersoneel en de post- en telegraafbeambten. Ook in Nederland herleefde in het voorjaar de beweging weer, door het heele land vonden hongerbetoogingen plaats. Ofschoon de massa aan alles gebrek leed, ging de uitvoer van levensmiddelen onafgebroken zijn gang. Half Juni brak te Rotterdam een spontane staking uit onder de havenarbeiders, die sedert het begin van den oorlog door ontzettende werkeloosheid geteisterd werden en door de burgerlijke liefdadigheid ternauwernood voor den hongerdood bewaard. De aankomst van een engelsch konvooi gaf het sein: terwijl de leiders nog aarzelden zette de massa spontaan door en in vier dagen was de strijd gewonnen. Bijna gelijktijdig met de staking aan de Rotterdamsche haven brak in Limburg een mijnwerkersstaking uit: de eerste in Nederland. De stakers eischten den achturendag en een minimumloon. Ofschoon de omstandigheden door den sterk-verminderden aanvoer van steenkool uit het buitenland buitengewoon gunstig waren en de staking goed inzette, ging de strijd verloren. Voor een deel was de afvalligheid der christelijken, wier leiders hen met klem van nationalistische | |
[pagina 357]
| |
argumenten tot onderkrauipen aanzetten, oorzaak van de nederlaag. Voor een deel droeg de houding der ‘demokratische’ regeering schuld, die zuid-Limburg met marechaussees en troepen overstroomde. De militaire terreur heerschte, het posten werd onmogelijk gemaakt. Maar ook de taktiek der stakingsleiding die den strijd als een zuiveren vakstrijd wilde voeren, inplaats van zijn algemeen sociaal karakter te doen uitkomen, droeg tot de nederlaag bij. Zoo werd b.v. een aanbod der vereeniging van losse rijkswerklieden tot het proklameeren eener sympathie-staking kortweg geweigerd. Ternauwernood waren de Limburgsche mijnslaven, gepaaid met de belofte eener gemengde kommissie van onderzoek, weer in de donkere schacht afgedaald, of het Amsterdamsche proletariaat kwam in beweging. De massa's, tot het uiterste geprikkeld door het gezicht der scheeps- en treinladingen aardappelen die naar Engeland en Duitschland verstuurd werden, terwijl zij zelven aan dit onmisbare volksvoedsel gebrek leden, stroomden de straat op. Ook ditmaal waren het kleine groepen vrouwen die in de laatste dagen van Juni de beweging op gang brachten. Enkele gevallen van plundering en van verzet tegen de politie dienden den autoriteiten tot voorwendsel om in de stad troepen op te hoopen. Zoo werden de ernstige botsingen uitgelokt waardoor in de dagen tusschen 2 en 5 Juli tien personen het leven verloren en meer dan honderd zwaar gewond werden. Hadden niet vele soldaten geweigerd te schieten of in de lucht geschoten, het aantal slachtoffers zou nog veel grooter zijn geweest. Voor de eerste maal in Nederland kwam het in verband met deze beweging tot proteststakingen die een politiek karakter droegen. Het eerst legden de havenarbeiders het werk neer, daarop besloten de revolutionaire organisaties een proteststaking van vierentwintig uur uit te roepen. De staking omvatte 15 à 20.000 man, een hoopvol teeken was dat voornamelijk de arbeiders der groot-industrie het werk neerlegden. Ook een aantal leden der ‘moderne organisaties’ toonden zich solidair, ondanks vermaan en verbod hunner bestuurders. Nog iets vroeger dan Nederland had Zwitserland het eerste oplaaien eener oproerige massa-beweging beleefd. De willekeur en de overmoed der militaire kamarilla die herhaaldelijk de neutraliteit in gevaar brachten, de pruisische geest waarin deze kamarilla het leger wilde hervormen, en de vonnissen geveld tegen hen die dit opzet weerstreefden, dit alles wekte onder de massa's groote verbittering. Te La Chaux de Fonds, waar de anti-militaristische socialist Graber, voor een persdelikt tot hechtenis veroordeeld, zijn straf uitzat, kwam het omstreeks half Mei tot rumoerige betoogingen. Op een avond drongen de betoogers de gevangenis binnen, Graber werd bevrijd en in triomf naar zijn woning teruggebracht. Ook hier wisten de autoriteiten niets beters te doen, dan de stad met troepen te overstroomen en de meeting te verbieden door de sociaaldemokratische partij aangekondigd. Dit verbod leidde tot een hevig | |
[pagina 358]
| |
gevecht tusschen volk en soldaten, verschillende dezer laatsten weigerden den dienst. Talrijke arrestaties en huiszoekingen vonden plaats, de jeugdorganisatie en de linksstaande socialisten drongen aan op een proteststaking tegen het militaire dwangregiem, maar het besluit daartoe werd niet genomen. De rust keerde pas langzamerhand terug. In Spanje brak in Juli een groote opstandige beweging uit, die van Barcelona uitging. Het verzet der arbeidersmassa's tegen den druk van het kapitaal vloeide samen met de pogingen der burgerlijke republikeinen tot omverwerping van het koningschap en met die der separatisten tot afscheiding van Catalonië. Tegenover het proletariaat, het vooruitstrevende intellekt en de burgerlijke radikalen schaarden geestelijkheid en adel, groote bourgeoisie en een deel der kleine burgerij zich om den troon. Zoowel door de algemeene staking als door den gewapenden opstand trachtten de massa's hun doel te bereiken, maar zij faalden door dat het grootste deel der 15.000 militairen, gendarmen, guardio's civiles en politie te paard en te voet die Barcelona in bedwang moesten houden, weigerden de zijde der opstandelingen te kiezen. Mausers, mitrailleurs en kanonnen schoten de barrikaden tot puin, die het volk had opgericht. De revolutionaire leiders vluchtten of werden gevangen genomen. Ook in Portugal, door Engeland tot deelname aan den oorlog gedwongen, vonden in Mei ernstige onlusten plaats. Bij een hongeroproer te Lissabon vielen 25 dooden en 250 gewonden, 300 personen werden gearresteerd. Ook hier was het antwoord van de regeering de uitvaardiging van den staat van beleg. In hoever deze beweging meer was dan een spontane, door den nood veroorzaakte uitbarsting, en bewust ook tegen den oorlog gericht was, valt niet met zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk is dit echter wel.
Zoo zien wij in de laatste maanden van het derde oorlogsjaar de massabeweging door heel Europa oplaaien. Tweeërlei gevoelens voeden het vuur; het eene, materieel-sociaal, de toenemende honger en ellende; het andere, ideëel-sociaal, de geestdrift en hoop, de vrijheidsliefde en solidariteit door de russische revolutie opgewekt. Beide vloeien samen tot den strijd tegen den oorlog en zijn gevolgen. In alle landen doorbreekt die strijd reeds de grenzen der wettelijkheid met onordelijke straatbetoogingen, stakingen, ook in munitie-bedrijven, plundering en oproer, verzet tegen militairen en bevrijding van gevangenen. In de legers worden gevallen van persoonlijke en massale dienstweigering veelvuldiger: bijna nergens is het meer een geheel willoos werktuig in handen der machthebbers. Steeds gevaarlijker wordt het voor de regeeringen om het volk in uniform tegenover het volk in de arbeiderskiel te plaatsen. En toch kunnen zij niet anders: allen schuldig aan den oorlog en zijn gevolgen, zijn zij allen gedwongen om de massa's, die brood, vrede en vrijheid eischen, met geweld in bedwang te houden. | |
[pagina 359]
| |
Nimmer heeft Europa in de ‘periode der wettelijkheid’ iets dergelijks beleefd. Geleid door den sterken arm der noodzakelijkheid, overschrijdt een deel der arbeidersklasse reeds den drempel naar nieuwe vormen van strijd, naar spontane, onstuimige, onophoudelijke massa-aktie. Groote belemmeringen vindt deze voorhoede daarbij op haren weg. De regeeringen, versterkt en verhard door de praktijk van den wereldoorlog, schromen niet om met geweld de opdringende scharen der ellendigen te keeren. Het socialistische verraad der sociaalpatriotten, en niet minder de pacifistische illusies, de halfslachtigheid en het sleurdenken van het marxistische centrum, nog steeds door de vormen en gedachten van het vorige tijdperk beheerscht, houden elk waarlijk revolutionair élan der breede massa's nog tegen. Militaire en burgerlijke dienstplicht hebben sedert drie jaar de wilskracht van millioenen mannen en vrouwen gebroken, hen tot passieve gehoorzaamheid opgevoed. Zoo staat dan een groot deel der arbeidersklasse in de burgerlijke gelederen en strijdt tegen de eigen klassegenooten voor de zaak der bourgeoisie, de zaak van het imperialisme. Een ander deel, ondermijnd door ondervoeding en afbeuling, wanhoopt en berust. Beide omstandigheden verzwakken overal de revolutionairen en doen hun eerste pogingen falen. De eenheid en het zelfbewustzijn ontbreken, die het proletariaat tot een onbedwingbaren stormloop tegen het imperialisme in staat zouden stellen. Zal die eenheid, door den prikkel van den nood, onder de impulsie der proletarische overwinningen in Rusland, nog voor het einde van den oorlog tot stand komen en van de regeeringen den demokratischen vrede afdwingen? Zullen arbeiders en soldaten hun pogingen vereenigen, hun gezamenlijke kracht keeren tegen het kapitaal? Het antwoord der massa's op deze twee vragen zal voor geruimen tijd beslissen over de toekomst der arbeidersbeweging en die van het socialisme. | |
C. Massa-bewegingen in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.Op het oogenblik dat de wereldoorlog uitbrak werden de Vereenigde Staten door een vreeselijke ekonomische krisis bedreigd. Sedert 1913 waren de bestellingen bij de groote ijzer- en staalwerken, - de voornaamste graadmeter, waaraan de algemeene konjunktuur kan worden getoetst, - geregeld afgenomen; nog in de eerste maanden na de oorlogsverklaring bleef de depressie aanhouden: in de industrieele centra en de havensteden was het aantal werkeloozen zeer groot en gedurende den winter van 1914/15 stond de sociale beweging in het teeken van werkeloozen-optochten en demonstraties. In het voorjaar van 1915 herstelde de konjunktuur zich snel; dank zij de enorme | |
[pagina 360]
| |
bestellingen der Entente, vooral van oorlogsmateriaal, begon voor het amerikaansche kapitaal een ongeëvenaarde bloei die bijna twee jaar aanhield. Alle fabrieken die voor export produceerden waren weldra overladen met bestellingen en werkten onder verhoogden druk; van alle industrieën was het echter wel de staak en ijzernijverheid, die het meest profiteerde. Terwijl b.v. de Staaltrust in Juli 1914 voor 403 millioen ton aan bestellingen geboekt had, was dit bedrag in Januari 1916 tot bijna 8 millioen ton gestegen. De inkomsten van de trust stegen tusschen 1914 en 1915 van 5584 tot 7267 millioen dollar. Tal van andere fabrieken maakten winsten naar verhouding niet minder groot. Slechts enkele karige druppels van den overstelpenden goudstroom die, met totale omkeering van den ouden ekonomischen loop van zaken, sedert 1915 gestadig van Europa naar Amerika vloeide, drenkten de droge, dorstige velden van den arbeid. De loonen stegen, maar weldra bleek dat slechts voor enkele bevoorrechte arbeidersgroepen deze stijging niet bij die der prijzen van de voornaamste levensbehoeften achterbleef. Daarenboven werd de arbeidsduur verlengd en het arbeidstempo algemeen tot een maximum van intensiteit omhooggevoerd. Enkel aanhoudende strijd kon de massa's voor het lot bewaren om in een tijd van fabelachtige winsten door het kapitaal tot nog lager levenspeil dan voor den oorlog te worden neergedrukt. En die strijd bood thans beter kansen dan sedert vele jaren. Want het feit, dat de volwassen mannelijke bevolking van haast geheel Europa hetzij in het veld stond, hetzij tot oorlogsarbeid gedwongen werd, had aan zoo goed als elken invoer van werkkrachten uit het oude werelddeel een einde gemaakt. De schitterende konjunktuur had tot gevolg, dat het reserveleger van den arbeid allengs werd opgeslokt en het gevaar van onderkruipers bij stakingen steeds kleiner werd. ‘Staakt,’ riepen de leiders der unionisten de massa's toe. ‘Organiseert u en staakt voor betere arbeidsvoorwaarden. Thans is daarvoor de tijd.’ Gedurende 1915 vallen nog slechts enkele massale worstelingen tusschen kapitaal en arbeid te vermelden, waaronder vooral die van 5000 arbeiders in de petroleum-velden te Bayonne in New-Jersey en die van 20.000 arbeiders in de kleedingindustrie te Chicago van belang zijn; de eerste wegens de overwinning, door deze ongeorganiseerden op den haast almachtigen Standard Oiltrust behaald; de tweede wegens de zelf voor Noord-Amerika ongewone hardheid waarmee de staking onderdrukt werd. Van algemeener beteekenis voor de versterking van het klassebewustzijn dan deze en vele andere stakingen was de gerechtelijke moord op instigatie van het kapitaal door een veile klassejustitie te Salt Lake in Utah begaan. John Hillstrom, bekend onder den naam Joe Hill, een I.W.W.-propagandist en dichter van revolutionaire liederen, werd in den loop van dit jaar wegens moord aangeklaagd, op grond van een zeer tendentieus en zwak getuigenis | |
[pagina 361]
| |
ter dood veroordeeld en den 19den November 1915 terechtgesteld. Het martelaarschap van den beminden propagandist en zanger wekte in het revolutionaire deel der arbeidersklasse groote beroering, zijn uitvaart te Chicago werd tot een indrukwekkende revolutionaire plechtigheid, waaraan afgevaardigden van twaalf verschillende nationaliteiten deelnamen. In 1916 werd de produktie nog hooger opgevoerd, de groote verkeersaderen konden de reusachtige hoeveelheden waren - in de eerste plaats nog steeds oorlogsmateriaal, verder granen, kleeding, schoenen, enz. - die naar de verschillende havens van den Atlantischen Oceaan gedirigeerd werden, ternauwernood verzwelgen. De waarde van den dagelijkschen uitvoer enkel uit de haven van New-York was van 3 millioen dollar vóór den oorlog tot 10½ millioen gestegen. Door heel het reusachtige gebied der Vereenigde Staten kwam de arbeidersklasse in beweging, de klassenstrijd bereikte een maximum van uitbreiding en intensiteit. ‘Overal rondom ons wordt gestaakt’ konstateerde de bekende links-socialistische leider E. Debs in de International Socialist Review van September '16, ‘en in het algemeen staken de arbeiders met meer eensgezindheid en met meer succes dan ooit te voren.’ Dit laatste was zeker volkomen waar voor de georganiseerde en geschoolde arbeiders. Maar voor de ongeschoolden bleef de strijd even zwaar, ondanks de zeldzaam gunstige ekonomische omstandigheden, en ook de prachtigste solidariteit voerde niet altijd tot het doel. Van de tallooze stakingen, die in den loop van 1916 in de Vereenigde Staten uitbraken en het leven, gelijk een burgerlijk blad klaagde, ‘tot een permanente stakingsbedreiging maakten’, zijn voor ons het belangrijkst: ten eerste de stakingen in de staal- en ijzerindustrie in het distrikt Pittsburg, ten tweede die der mijnwerkers in de ijzermijnen te Mesaba in Minnesota, en ten derde de staking bij de ondergrondsche en luchtspoorwegen te New-York en de daarmee samenhangende agitatie voor een algemeene solidariteitsstaking. Ook de beweging van het spoorwegpersoneel, ofschoon de dreigende algemeene staking te elfder ure werd afgewend, moet hier worden herdacht. De worsteling in het fabrieksdistrikt Pittsburg begon den 20sten April; op dien dag legden 9000 arbeiders van de Westing House Co. den arbeid neer. De staking nam zoo snel toe, dat den 27sten reeds 120.000 arbeiders van dertig groote bedrijven bij haar betrokken waren. Geschoolden en ongeschoolden van alle naties stonden schouder aan schouder: de leus van den 8-urigen werkdag - de gezamenlijke eisch van alle kategorieën, - verhoogde de aantrekkingskracht der beweging en gaf haar innerlijken samenhang. 70% van alle arbeiders in dienst van de Staaltrust werkten twaalf uur per etmaal, de woningtoestanden waren vreeselijk, vooral onder de vele vreemde arbeiders die met hun gezinnen leefden in bouwvallige krotten opeengepakt. Ofschoon slechts een zeer klein percentage der stakers georganiseerd was, | |
[pagina 362]
| |
behield de beweging een vreedzaam verloop tot den 2den Mei toe, toen de partikuliere politie van de Staaltrust de vijandelijkheden met een aanval op een rustig demonstreerende menigte, waaronder zich honderden vrouwen en kinderen bevonden, openden. Zes personen verloren het leven, vijftig à zestig, waarvan verscheiden vrouwen, werden gewond. Nu kon de krijgswet geproklameerd worden; een groot aantal arbeiders, onder wie het geheele stakingskomitee, werd in de gevangenis geworpen en maandenlang in arrest gehouden onder beschuldiging van ‘indirekten moord’. Dergelijke bedriegelijke aanklachten, waardoor de leiders eener staking zoodra het tot ongeregeldheden kwam in hechtenis konden worden genomen, werden tot de meer en meer gebruikelijke methode, waardoor de klassejustitie het kapitaal bij het desorganiseeren van stakingen hielp. Als protest tegen de gewelddaad der beroepsbandieten breidde de staking zich nog verder uit, tot zij omstreeks half Mei haar hoogtepunt bereikte. Ofschoon de arbeiders van de grootste ondernemingen er niet in slaagden hun eischen door te zetten, was de staking toch een verblijdende gebeurtenis. Immers, zij was de eerste massale opstand van den arbeid tegen de tyrannie van de Staaltrust, die tienduizenden arbeiders van alle naties jarenlang verdragen hadden, zonder een sprankje strijdlust of hoop. Eveneens tegen de Staaltrust gericht was de staking van 20.000 mijnwerkers in de ijzerwerken van Mesaba, die omstreeks dienzelfden tijd uitbrak. Ook hier had de ijzeren hiel der industrieele autokratie de vakvereenigingen verbrijzeld, de grondwettige rechten buiten werking gesteld en van de organen van het openbare leven zijn handlangers gemaakt. De staking was geheel spontaan uitgebroken, maar op verzoek der stakers kwamen de mannen der I.W.W. hun te hulp. De trust nam dit tot voorwendsel om alle onderhandeling af te wijzen, ofschoon de I.W.W. herhaaldelijk aanbood zich terug te trekken, zoo haar deelneming aan de leiding het struikelblok voor een schikking was. Intusschen paste het kapitaal zijn gewone terrorisatie-middelen toe. Meer dan duizend mannen uit de achterbuurten van Duluth en andere steden in het distrikt werden als gewapende wachters aangesteld, weldra tartte hun ruw optreden de arbeiders tot verweer. De groothandelaars te Duluth weigerden aan de winkeliers alle krediet voor den duur van den strijd, ten einde het hun onmogelijk te maken op hun beurt aan de arbeiders krediet te verleenen. Op bevel van den gouverneur van Minnesota werden drie organisatoren der I.W.W. gevangengenomen onder aanklacht van ‘moord in den eersten graad’. Men beschuldigde hen te samen met nog vijf arbeiders - een vrouw en vier: mannen - de hand te hebben gehad in den dood van een partikulieren politie-agent bij een vechtpartij met een mijnwerker omgekomen. Als gewoonlijk werden weer honderden stakers gearresteerd, het posten werd met geweld verhinderd, het vergadergebouw der finsche socialisten, de eenige ter plaatse die de stakers krachtig | |
[pagina 363]
| |
steunden, gesloten. Onder dergelijke omstandigheden getuigt het van den taaien moed der stakers, dat zij den strijd drie maanden lang vol hielden: toen moesten zij het opgeven. De staking had nog een naspel in het proces van de drie bekende leiders der I.W.W.: Carlo Tresca, J. Smidt en S. Scarlett en de vijf arbeiders, te samen met hen van moord beschuldigd. Weer voerde de I.W.W., gesteund door de links-staande socialisten, door het geheele land een krachtige agitatie tegen deze nieuwe schandelijke poging om door een gerechtelijken moord eenige van de beste mannen der revolutionaire vakbeweging uit den weg te ruimen. Immers geen der drie genoemde leiders bevond zich op den dag van de vechtpartij binnen twaalf mijlen afstand van de plaats, waar de politie-agent gedood werd. In Oktober werden talrijke meetings en protestbetoogingen gehouden. In December volgde de uitspraak: alle beschuldigden werden tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld. De revolutionairen beschouwden dit vonnis als een overwinning der agitatie. Groote beroering wekte in datzelfde jaar de bedreiging met algemeene spoorwegstaking, die gedurende den ganschen zomer als een onweerswolk het ekonomische en sociale leven der Unie verdonkerde. Drie jaar lang hadden de vier sterke organisaties der geschoolde arbeiders in het spoorwegbedrijf, met te samen 400.000 leden, zich op den strijd voorbereid, millioenen dollars hadden zij besteed om de weerstandskassen te vullen: thans, nu vervoer en verkeer een ongekende spanning hadden bereikt, leek het oogenblik gunstig. De spoorwegmannen eischten verkorting van den 10-urigen arbeidsdag tot op acht uur met behoud van loon en uitbetaling van anderhalf maal het loon voor overwerk. Bij referendum hadden zich 94% der uitgebrachte stemmen verklaard vóór het neerleggen van den arbeid, zoo de volle eischen niet werden toegestaan. Maar de leiders talmden en talmden, de zomermaanden gingen met onderhandelen voorbij. ‘De spoorwegmannen moeten niets toegeven,’ schreef Debs in de International Socialist Review van September, ‘zij moeten in geenerlei schikking treden en niets overlaten aan arbitrage. De fatale taktiek der oude vakbewegingen komt in alle voorbereidende fazen van dezen strijd aan het licht. De onderhandelingen en manoeuvres hebben meer dan een jaar geduurd en de vakbonden hebben aan de direktie al dien tijd gegeven om zich voor te bereiden.... Dat de staking kome zoo de spoorwegmaatschappijen niet toegeven! Maar de kans is gering, dat zij niet toegeven; het groote gevaar is een vergelijk.’ Deze woorden van Debs bleken profetisch. Toen het gevaar voor de staking met haar onberekenbare gevolgen, haar stopzetten van verkeer en vervoer in een geheel werelddeel onmiddellijk dreigend werd, het spoorwegkapitaal in blinden hoogmoed elke koncessie bleef weigeren, vond de ‘vredesmaker’ Wilson een uitweg. De vakbonden hadden de stakingsorder reeds verzonden: | |
[pagina 364]
| |
den 4den September zou de strijd een aanvang nemen. Maar nog vóór dien datum hadden de beide Huizen der volksvertegenwoordiging een noodwet aangenomen, waarbij een zoogenaamde 8-urendag werd ingevoerd. In waarheid bepaalde de wet slechts, dat voortaan de 8-urige werkdag tot grondslag genomen zou worden voor de berekening van het loon, zij waarborgde aan het grootste deel van het personeel een loonsverhooging van 25% op een tijdstip, dat volgens officieele cijfers de prijsverhooging reeds 36% bedroeg. Toch vierden niet enkel de gematigde vakvereenigingsorganen, maar ook de socialisten en industrieele unionisten dezen uitslag als een groote overwinning van het personeel. Slechts enkele beoordeelaars, o.a. S.J. Rutgers beschouwden het kompromis met nuchtere oogen en wezen op zijn zwakke en zelfs schandelijke zijden voor de arbeiders. Ten eerste hadden deze toegestemd in een verhooging der tarieven, wat beteekende dat zij er voor te vinden waren geweest, om te samen met de spoorwegmagnaten de kosten voor de verbetering der arbeidersvoorwaarden af te wentelen op de verbruikers. Daarenboven waren nog twee andere wetsontwerpen aangenomen waarvan het eene verplichte arbitrage invoerde - nota bene het beginsel waartegen de geheele strijd gericht heette, - en het andere bepaalde dat bij oorlog of dreigenden oorlog het geheele spoorwegpersoneel onmiddellijk zou worden gemobiliseerd. De vakvereenigingen hadden reeds vroeger verklaard, zulk een mobilisatie uit patriottisme te aanvaarden. Zoo bleek uit het geheele verloop van deze beweging weer de halfslachtigheid van de vakbonden der geschoolde arbeiders en het te kort schieten hunner taktiek-van-vergelijk tegenover het enorm-sterke gekoncentreerde kapitaal. In geen der groote steden van de Unie, zelfs niet in Chicago nam de stakingsbeweging in dat jaar zulke geweldige afmetingen aan als in New-York, waar somwijlen 200.000 en meer arbeiders, tot de meest verschillende vakken behoorend, gelijktijdig in staking waren. Een unikum tusschen dezen stortvloed van stakingen, ook wegens de levendige sympathieën die zij in burgerlijke kringen vond, was die der arbeiders en arbeidsters in het kleedingbedrijf. De openbaarmaking der meer dan schandelijke toestanden (kinder-exploitatie, zweetstelsel enz.) in dat bedrijf had de publieke opinie in beroering gebracht, vele burgerlijke vrouwen boden de stakers moreelen en finantieelen steun. De vooruitzichten der uitgebuite konfektieslaven om een flinke verbetering van arbeidsvoorwaarden te veroveren schenen schitterend. Maar bij kennisneming van het ontwerp van overeenkomst, opgesteld door den socialistischen advokaat Morris Hillquit, bevonden de stakende massa's de koncessies van het kapitaal zoo ver beneden hun eischen en verwachtingen, dat zij het verontwaardigd verwierpen. Opgewonden betoogingen tegen de leiders vonden plaats. Gelijk zoo vaak voordien werd ook in dit geval door het aan den dag komen der oneenigheid tusschen | |
[pagina 365]
| |
leiders en massa de kracht der staking gebroken: al wat aan het einde van drie maanden strijd bereikt werd, was een loonsverhooging van 6%. Nauwelijks was deze strijd ten einde en het gevaar eener algemeene spoorwegstaking bezworen, of aan de ondergrondsche en aan de luchtspoorwegen te New-York brak een strijd uit, die niet slechts het verkeer in de metropolis in hooge mate desorganiseerde, maar ook het schrikbeeld eener algemeene staking voor de vijf millioen inwoners van New-York deed opdoemen. Terwijl kleinburgers en studenten hun diensten als onderkruipers aanboden, besloten de afgevaardigden van den 400.000 leden sterken Bond van vakvereenigingen, het trampersoneel daadwerkelijk te steunen. Een motie werd aangenomen, die de sympathie-staking proklameerde voor de sjouwers, de schuitenvoerders, de stokers, de machinisten op den vasten wal en nog enkele andere kategorieën. Vertegenwoordigers van nog een half millioen arbeiders die de vergadering bijwoonden, beloofden de leden hunner organisaties in zake de sympathiestaking te polsen. Waren de resultaten gunstig, dan zou deze den 27sten September een feit worden. Werkelijk staakten, behalve het trampersoneel, den 1sten Oktober ongeveer 178.000 arbeiders van verschillende beroepen. De algemeene solidariteitsstaking was dus ‘mislukt’. De arbeidersmassa's waren nog niet rijp voor de groote stralende daad van klassesolidariteit, een deel van hen sloeg nog te veel acht op de stemmen der bureaukratische beambten, die hun de kollektieve kontrakten in herinnering riepen, het stukje levenszekerheid daarin neergelegd; een ander deel was te klein van moed, te dof en te onverschillig. De gloed en de koenheid, ‘de ideeën en de visie’ zooals de russische socialist Slobodin het uitdrukte, ontbraken, die de algemeene staking in New-York tot werkelijkheid hadden kunnen maken. Maar reeds het feit dat zij als een mogelijkheid beschouwd was geworden, dat dezelfde bestuurders, die de algemeene staking vroeger zoo vaak als ongerijmd en onuitvoerbaar hadden verworpen, nu ernstig over hare verwezenlijking beraadslaagden, was een bewijs van beginnende groote verandering in het bewustzijn der proletarische massa's. Het was een bewijs, dat de gildegeest en de diplomatische geest gingen wijken voor klassensolidariteit en revolutionairen wil. Waar vroeger beroepskonflikten tusschen de arbeiders en de ondernemers van één bedrijf in den regel werden uitgevochten buiten de algemeenheid om, breidden zij zich nu telkens vanzelf ver over de grenzen van het beroep uit en werden tot vraagstukken die de geheele klasse in beroering brachten. Hoe langzaam de geschoolde arbeiders echter nog waren in het overwinnen hunner kleinburgerlijke tradities en hoe sterk de geest van hoogmoedig beroepspartikularisme nog in hen was, dit bleek opnieuw in het begin van 1917 bij een tweede staking der petroleumslaven te Bayonne. Terwijl de politie het | |
[pagina 366]
| |
gewone schrikbewind uitoefende, ware klopjachten op de stakers hield en alle cafés, waar deze plachten te vergaderen vernielde, weigerde de A.F.L. als vanouds elken steun en zoodra door terrorisme van boven de werkplaatsen weer geopend werden, beval zij den bij haar aangesloten geschoolden arbeiders het werk weer op te nemen. Zoo viel ook bij deze gelegenheid de arbeidersklasse weer in twee deelen uiteen: in een minderheid die zich bleef vastklampen aan de verkregen voorrechten, al werd de beteekenis daarvan steeds geringer en in een ontzettend uitgebuite en verwaarloosde meerderheid, als een bende wilde dieren opgejaagd en neergeschoten, zoodra zij in verzet kwam tegen haar hemeltergend lot. Het schandelijke optreden van de vakcentrale der geschoolde arbeiders te Bayonne was des te meer bedroevend, daar het zoo spoedig volgde op het drama te Everett in den staat Washington, een drama, dat de beestachtige verruwing der heerschende klassen en de volslagen minachting voor de wet waarmede de overheid jegens revolutionaire arbeiders optrad, op ontstellende wijze aan den dag bracht. Bij gelegenheid van een weversstaking was de I.W.W. in het voorjaar ook te Everett haar propaganda begonnen; haar pogingen om de arbeiders in revolutionairen geest te organiseeren, mishaagden bijzonder zoowel aan de autoriteiten als aan de in de ‘Commercial Club’ georganiseerde kapitalisten. Als gewoonlijk werden de leden der I.W.W. gevolgd en gemolesteerd door partikuliere politieagenten, als gewoonlijk werd het wettelijke recht der straatpropaganda hun gewelddadig betwist. Een nieuwe vinnige strijd voor het vrije woord brak aan, nadat op 30 Oktober veertig I.W.W.-mannen door een overmachtige bende gewapende wachters opgelicht, getergd en mishandeld waren. In antwoord op deze misdaad besloot de I.W.W. dat tweeduizend man naar Everett zouden gaan, om door de macht van het aantal het recht van het vrije woord en van de vreedzame straatbetooging te handhaven. Gehoor gevend aan den oproep der organisatie voeren 260 leden der I.W.W. op Zondag 5 November met het stoomschip ‘Verona’ van Seattle naar Everett. Ten hoogste één tiende van hen was met revolvers gewapend, de anderen droegen geen wapens, van welken aard ook. Krachtig weerklonken de strijdliederen toen de boot Everett naderde en de vrijwilligers van den klassenstrijd zich gereed maakten aan wal te gaan. Maar de politie te Seattle had de autoriteiten van Everett gewaarschuwd en of een barbaarsche vijand de stad wilde verwoesten was het gemeentedok, waar de boot placht aan te leggen, verbarrikadeerd. Binnen de versperring had een sterke macht tot de tanden gewapende politie zich opgesteld, tusschen wier chef en de revolutionaire passagiers der ‘Verona’ de volgende korte samenspraak plaats vond, toen het schip aan de kade wilde aanleggen. | |
[pagina 367]
| |
‘Wie zijn uw leiders?’ ‘Wij allen zijn leiders.’ ‘Gij moogt hier niet landen.’ ‘Bij alle duivels, dat zullen wij zien.’ Ter nauwernood hadden de I.W.W. mannen zich klaar gemaakt om deze woorden in de daad om te zetten en aan land te gaan, of een verschrikkelijk vuur werd op hen gericht zoowel van de kade als van een veerboot af, die insgelijks met politie bemand was. Minuten achtereen werd het vuren voortgezet. De weinigen onder de arbeiders die revolvers hadden, beantwoordden het zoolang hun munitie strekte. Zeven arbeiders vielen over boord en verdronken, vijf anderen, tot vijf verschillende nationaliteiten behoorend, werden gedood, een en dertig gewond. De aanvallers verloren twee dooden en negentien gewonden. De machinist der ‘Verona’ voorkwam verder bloedvergieten, door geheel alleen de boot uit het dok te brengen en naar Seattle terug te stoomen. Bij aankomst aldaar werden allen gearresteerd. Het geval met de ‘Verona’ was zulk een opzienbarend voorbeeld van barbaarsche willekeur, dat de publieke opinie algemeen tegen het kapitaal en zijn huurlingen partij koos. Luid vervloekte het volk de wreede autokraatjes der ‘Commercial Club’, van wie het plan tot den aanslag was uitgegaan: het eischte hunne bestraffing. Maar politie-patrouilles doorkruisten de stad en zorgden dat de verontwaardiging zich niet verder kon uiten, de jonge revolutionair Skaroff, die onmiddellijk na de wandaad trachtte op straat een protestvergadering te houden werd in de gevangenis geworpen en gefolterd. Alle vakvereenigingen te Everett schaarden zich van nu af tot den strijd voor het vrije woord aaneen. Den 19den November vond te Seattle een enorme meeting plaats, waar met algemeene stemmen een enquête van wege de Bondsregeering geëischt werd. De begrafenis der slachtoffers werd tot een grootsche manifestatie van onbuigzamen, revolutionairen massa-wil, die door haar plechtig socialistisch-religieus karakter aan Rusland herinnerde. Gedurende den winter van 1916/17 begon ook in de Vereenigde Staten naast de duurte de schaarschte te heerschen als gevolg van den reusachtigen uitvoer van levensmiddelen en van de overmatige eischen, aan de transportmiddelen gesteld. Spontane hongerbetoogingen vooral van vrouwen vonden te New-York en in andere steden plaats. De linksstaande elementen in de socialistische partij drongen aan op meer revolutionaire agitatie en op organisatie van massa-betoogingen tegen den honger en het naderkomende oorlogsgevaar. Maar de partij-bureaukratie, ofschoon in schijn toegevend, werkte inderdaad het betreden van dezen nieuwen weg tegen, en toen de eerste demonstratie door een samenloop van omstandigheden mislukte, gebruikte zij deze mislukking als voorwendsel om niets meer te doen. Toen duidelijk bleek dat ook in Amerika de officieele socialistische partij | |
[pagina 368]
| |
niet in staat was, de massa's voor te gaan in vastberaden aktie tegen imperialisme en oorlog, besloten de in haar verstrooide revolutionaire elementen van alle nationaliteiten eindelijk tot georganiseerd optreden. Op initiatief vooral van een linksstaande groep socialisten te Boston werd nog voor het einde van het jaar een ‘Propaganda-Liga’ in de partij opgericht die weldra een eigen weekblad uitgaf en een eigen program opstelde. In dit program werd de massa-aktie omschreven als ‘de eenige vorm der demokratie die het proletariaat nog overblijft’. Behalve de eigen ervaring, opgedaan in den strijd tegen de machtigste oligarchie der wereld, beïnvloedden ook de algemeene beginselen, opgesteld en toegelicht in de besluiten der zgn. linkerzijde van Zimmerwald, dit optreden der voorhoede van de revolutionaire socialisten in Amerika. Intusschen dreven de Vereenigde Staten tengevolge van de weifelachtige politiek van den ‘pacifist’ Wilson, zelf een speelbal van tegengestelde strekkingen in het amerikaansche imperialisme, steeds nader tot de ontzaggelijke draaikolk van den wereldoorlog. ‘Preparedness’ werd de nieuwe leus, onder den schijn van vredeswil begon men zich tot den oorlog voor te bereiden en met alle middelen dier grove, opwindende reklame, welke het amerikaansche kapitaal zoo meesterlijk weet te hanteeren, werden patriottische hartstochten en militaristische gevoelens opgezweept. Natuurlijk werd deze psychische oorlogsvoorbereiding tevens gebruikt om stemming te maken tegen de revolutionairen en de organisaties te verzwakken waarvan men wist dat zij zich tot het uiterste zouden verzetten tegen deelneming van Amerika aan den rooftocht van het imperialisme. Toen den 22sten Juli bij een ‘preparedness’-optocht te San-Francisco in de dichte menigte een bom ontplofte die aan negen personen het leven kostte, - een dier raadselachtige gebeurlijkheden waarvan men zelden ervaart, welke misdadige of ontzinde hand er voor verantwoordelijk is, - gebruikten de autoriteiten dit voorval als een welkome gelegenheid om hun slag te slaan tegen de ‘anarchisten’ van San-Francisco. De pers en de geestelijkheid wedijverden in aansporingen om de revolutionairen te verdelgen. Een aantal bestuursleden en organisatoren der I.W.W., onder wie Tom Mooney, Billings en Nolan werden gearresteerd en in staat van beschuldiging gesteld. Als eerste werd Billings ter dood veroordeeld, het vonnis werd echter niet voltrokken maar op verzoek der jury veranderd in levenslange gevangenisstraf. Ten gunste van Mooney, insgelijks veroordeeld tot den strop, werd een krachtige agitatie gevoerd, niet slechts in Amerika, maar ook door de revolutionaire arbeiders in Rusland en andere landen. Zijn lot was in Augustus 1917 nog onbeslist. | |
[pagina 369]
| |
Den 6den April verklaarden de Vereenigde Staten Duitschland den oorlog, kort daarop werden de wetten aangenomen, die de Unie, onder hoogen druk, tot een militaire mogendheid van den eersten rang vervormden. De dienstplicht werd ingevoerd, de zee- en vooral de luchtvloot werden in den kortst mogelijken tijd enorm uitgebreid. Een groot aantal militaire scholen werd gesticht tot opleiding van de duizenden officieren, die de menschenmassa's der nieuwe millioenenlegers zouden moeten enkadreeren. Moedig gingen de revolutionaire organen en organisaties tegen den militaristisch-nationalistisch-imperialistischen vloed in, overal stonden zij vooraan in de aktie voor massale dienstweigering, waarmee de arbeiders zich tegen den dreigenden dienstplicht verweerden. Als een der eerste martelaars van den strijd tegen het oorlogsmonster viel het bestuurslid der I.W.W., Little, te Butte in Montana, wegens zijn agitatie voor militaire dienstweigering door gemaskerde huurlingen vermoord. Terwijl zóó de revolutionairen vooraan gingen in den strijd en hun leven gaven voor het socialisme, verried de voorzitter der A.F.L., Gompers, zoo vele malen al een verrader der arbeidersklasse, deze opnieuw door zijn belofte aan het kapitaal, dat zoolang de oorlog duurde onder de bij de A.F.L. aangesloten vereenigingen geen stakingen zouden plaats vinden. Maar al was uiterste tegenstand tegen de militariseering revolutionaire plicht, - zoo schiep deze militariseering der groote republiek niettemin pas de voorwaarden voor de overwinning der volksmassa's op het gekoncentreerde kapitaal en zijn organen, dat is voor de sociale revolutie. Tot dusver was maar al te vaak ook de eensgezind en krachtig doorgezette massastaking in de Vereenigde Staten mislukt, telkens en telkens weer hadden de dichte scharen der industrieele arbeiders zich tegen de macht van het kapitaal te pletter geloopen. Want dit kapitaal was met alle moderne verdelgingsmiddelen toegerust, het beschikte over een leger van beroepsmoordenaars - feitelijk het best te vergelijken met de russische tzarenpolitie - aan niemand verantwoordelijk en die naar welgevallen her- en derwaarts konden worden geschoven, waar de oligarchie hen noodig had. Geweld was steeds meer het laatste woord van het kapitaal geworden en ook waar de arbeiders in bewonderenswaardige, haast bovenmenschelijke zelfbeheersching al zijn uittartingen met rustig, onverzettelijk volhouden beantwoordden, was moord en doodslag, waren massa-arrestaties en drijfjachten, versterkt door het alle recht onderst boven keerend optreden der klasse-justitie, de krachten geweest die haast bij elke gelegenheid de zegepraal van het arbeidsleger den weg hadden versperd. De ruwe ontaarde mannen die tot opdracht hadden de oppermacht der multi-millionairs te verdedigen waren voor propaganda van revolutionaire zijde niet toegankelijk. Het groote kapitaal had de onderste laag van het proletariaat, het lompenproletariaat, versmeed tot een werktuig tegen zijn eigen klassegenooten. Trachtten de arbeiders geweld | |
[pagina 370]
| |
met geweld te keeren, zoo verergerden zij in den regel slechts hun nederlagen en stelden zich bloot aan bloedige, onmenschelijke vervolging door den staat. Met de invoering van den algemeenen dienstplicht schept de heerschende klasse in Amerika, door haar eigen behoeften en belangen gedwongen, het gewapende volk welks massaal optreden eenmaal haar erbarmelijk gehuurd geweld zal wegvagen. De russische revolutie heeft bewezen hoe het politie-geweld, de laatste stut van een uitgeleefd politiek stelsel, als vermolmd hout in stof uiteenvalt zoodra de massa's der arbeiders en soldaten vereenigd optreden. De Vereenigde Staten waren tot 1917 het eenige groot-kapitalistische land, waar de natie nog niet gemilitariseerd was geworden. Thans wordt ook dáár het verzuimde ingehaald in het koortsachtig snelle tempo, dat de sociale en politieke ontwikkeling sedert het begin van den wereldoorlog heeft aangenomen. Daarmee sluit zich de ring, de voorwaarden tot de overwinning der arbeidende massa's in de twee werelddeelen waar het kapitalisme zijn hoogste ontwikkeling heeft bereikt, worden aan elkaar gelijk gemaakt: de strijd der arbeidersmassa's in Europa en in Amerika voor de verovering van de ekonomische, politieke en sociale macht door de staking, kan van nu af in de massa-legers den sterken bondgenoot winnen, onontbeerlijk tot het behalen van de beslissende overwinning. |
|