De revolutionaire massa-aktie
(1918)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 8]
| |
Eerste hoofdstuk
| |
[pagina 9]
| |
reaktionair is, en dan valt het somtijds zeer moeilijk te beslissen, welke van beide strekkingen de overhand heeft. Dit is b.v. vaak het geval bij nationalistische bewegingen van onderdrukte volken als de Polen, Tsjechen, Ieren, enz., vooral wanneer ook de arbeidersklasse er aan deelneemt en hun inhoud in zekere mate mede bepaalt. In zoover zulk proletarisch-massaal verzet zich richt tegen de heerschende klassen der overheerschende natie bevat het ongetwijfeld revolutionaire faktoren, in zoover het bezield is door een geest van eenheid met de heerschende klassen der eigen natie, is het reaktionair van strekkingGa naar voetnoot1). Ons onderzoek zal zich uitstrekken over de voornaamste revolutionaire volksbewegingen, die sedert den aanvang van den modernen tijd hebben plaats gehad. Wij zullen hun aard, hun doel, hun invloed op de maatschappelijke ontwikkeling pogen te bepalen. Alleen de marxistische methode, dat is de opvatting der geschiedenis als een opeenvolging van klasseworstelingen waaraan veranderingen in het geheel der produktie-verhoudingen ten grondslag liggen, maakt het mogelijk om de verschillende revolutionaire massa-aktie's werkelijk te begrijpen, d.w.z. in hun sociale en sociaal-psychische voorwaarden, hun historische beteekenis en hun onderling verband te doorzien. De burgerlijke psychologen, die de psychologie der massa tot arbeidsveld kozen, hebben het optreden der massa in bepaalde historische situatie's, zooals in de groote fransche omwenteling, willen verklaren uitsluitend door middel van abstrakte menschelijke eigenschappen, en den historischen samenhang, de konkrete omstandigheden. geheel geïgnoreerd, Zij beschouwen dergelijke aktie's eenvoudig als uitingen van elementaire gevoelens, die door ‘suggestie’, ‘besmetting’ of ‘nabootsing’ worden voortgeplant en verspreid. De konkrete historische oorzaken, waardoor op een gegeven moment die eigenschappen zich krachtig openbaren en die verspreiding tot stand komt, worden door dergelijke ideologische verklaarders geen woord waardig gekeurd. Tot welke absurditeiten de methode om historische gebeurtenissen geheel en al onhistorisch te behandelen, leidt, bewijst o.a. het voorbeeld van Le Bon, die in zijn bekend werk over ‘de Psychologie der Menigte’, de internationale uitbreiding der revolutie van 1848 eenvoudig beschouwt als gevolg van suggestie en besmetting op grooten afstand, zonder zelfs te reppen van de algemeene ekonomische sociale en politieke krisis die toen geheel Europa teisterde. De revolutionaire massa-aktie's zijn sociale verschijnselen, die ontstaan wanneer de klasse-tegenstellingen een zekere hoogte hebben bereikt; zij worden door een zeer groot aantal faktoren - technische, ekonomische, politieke, rassen- | |
[pagina 10]
| |
psychologische - ideëel beinvloed, belemmerd of begunstigd. - Zij komen op in revolutioniare situatie's, verscherpen deze hunnerzijds nog meer, verhaasten de ontwikkeling en drijven die naar een punt, waar beslissende botsingen onvermijdelijk worden, hetzij dat de heerschende klasse haar heerschappij herstelt door de opdringende massa's neer te slaan, hetzij dat deze laatste er in slagen de macht der oude heerschers doodelijk te knakken. Neergeslagen te worden was b.v. doorgaans het lot van de massa-aktie's der boeren in de latere midden-eeuwen, terwijl die der stedelijke bevolking, voor zoo ver zij zich in dienst stelden van den klassenstrijd der burgerij tegen de feodale orde en het absolutisme, in den regel zegevierden. Bij de lokaal-gevoerde worstelingen der opkomende burgerij in de latere middeneeuwen, wier doel was een einde te maken aan de beheerschende positie der patriciërs in het stadsbestuur, gaf de aktie der massa's evengoed den doorslag, als zij dit later deed in den nationaal-gevoerden strijd der moderne bourgeoisie om de staatsmacht. Bewegingen van massa's waren het, die in de engelsche burgerlijke omwenteling der 17de eeuw en in de fransche revolutie's der 18de en 19de eeuw de feodaal-absolutistische krachten ter aarde wierpen. En nog eer in die worsteling de bourgeoisie definitief gezegepraald had en de burgerlijke maatschappij zich vrij kon ontplooien, openbaart het kapitalisme reeds zijn voor de massa's onduldbare werkingen en beginnen deze tegen de burgerlijke orde in verzet te komen. Massa-bewegingen ontstaan, vaak vreedzamer van vorm, maar onvergelijkelijk veel geweldiger van omvang en geduchter van draagwijdte dan vroeger eeuwen ze gekend hebben: de betoogingen en stakingen der proletarische massa's. Zoo weeft de massa-aktie haar roode draad door de geheele moderne geschiedenis. Telkens weer blijkt zij het uiterste middel te zijn, waardoor onverzoenlijke tegenstellingen tusschen opkomende en uitgeleefde klassen, tusschen oude en nieuwe vormen van eigendom, voortbrenging, maatschappelijk en geestelijk leven uitgevochten worden. Zij is het door geen ander te vervangen strijdmiddel, uit welks gebruik blijkt, of de revolutionaire klasse sterk genoeg is, d.w.z. of zij voldoende lichamelijke, organisatorische, geestelijke en moreele krachten in zich verzamelde om de oude heerschers te kunnen onttroonen en aan hun maatschappelijk stelsel een einde te maken. Zij is de krachtproef van welker uitslag telkens niet slechts het lot der worstelende klassen op het wereldtooneel afhangt, maar ook de richting der verdere maatschappelijke ontwikkeling. | |
2. De massa-akties der midden-eeuwsche landbevolkingMassa-aktie's kunnen plaats vinden op zeer verschillende trappen van maatschappelijke ontwikkeling, zoodra deze een talrijke onderdrukte en uitgebuite | |
[pagina 11]
| |
klasse in het leven heeft geroepen. Hun intensiteit is afhankelijk van een groot aantal faktoren, waaronder: de grootere of geringere opeenhooping der onderdrukte klasse, de mate van haar gevoel van saamhoorigheid en haar mogelijkheden tot organisatorischen samenhang. Hun vormen wisselen natuurlijk al naar den aard der strijdmiddelen, die aan de onderdrukte klassen ten dienste staan. In het algemeen zijn de hierboven opgesomde, de intensiteit van volksbewegingen bepalende faktoren, in hooger mate voor een stedelijke, dan voor een landelijke bevolking aanwezig. De aktie's der eerste zijn dientengevolge in den regel beter gekoördineerd, langer van adem en intensiever van werkingen dan die der tweede. In de steden koncentreeren zich sedert de midden-eeuwen de geestelijke, technische en ekonomische krachten der europeesche menschheid. Zij vormen de uitgangspunten der sociale en politieke ontwikkeling tot de burgerlijke maatschappij en het moderne kapitalisme. In de steden maken de verschillende klassen en maken hun onderlinge verhoudingen een voortdurend ontwikkelingsproces door, dat gewichtige veranderingen in de methoden en de kracht der massale aktie's van de onderdrukte klasse ten gevolge heeft. Daarentegen blijft de toestand, het levenslot der landelijke bevolking in de voornaamste landen van west- en centraal-Europa, en blijft haar verhouding tot andere klassen eeuwenlang in wezen vrijwel gelijk, sedert dit lot en deze verhouding in den loop der 14de eeuw een stoot krijgen ten kwade. Door heel de 15de eeuw zet die verandering zich voort. De begonnen verdringing der produkten-huishouding door de geldhuishouding, de stijgende sociale behoeften en de toenemende weelde der edelen werken als krachtige zuigpompen, die alle sappen van welstand uit de boerenklasse weghalen, en haar achterlaten, uitgemergeld en arm. De roof, door de heeren stelselmatig begaan aan de oude gemeene landerijen, bosschen en weiden, pauperiseert de landbevolking nog verder. En de toeneming van het centrale gezag der koningen en vorsten maakt de kansen van het verzet al slechter, hoe dichter wij naderen tot den drempel van den modernen tijd. De boerenoorlogen van de 14de eeuw zijn, hetzij - zooals de opstand van 1381 in Engeland onder Wat Tyler en John Ball was - pogingen van een betrekkelijk krachtige en zelfbewuste boerenklasse om de dienstbaarheid af te schudden en de oorspronkelijke vrijheid te heroveren of te handhaven, hetzij - als de groote Jacquerie van 1358 in Frankrijk - uitbarstingen der razende woede van menschelijke wezens, onophoudelijk als wilde dieren opgejaagd door roovende soldaten en ridderbenden, dol gemaakt door duldeloozen honger en ellende boven alle maat. De boerenopstanden van de tweede helft der 15de en de eerste helft der 16de eeuw in de Nederlanden en in het duitsche rijk, kulmineerend in den | |
[pagina 12]
| |
grooten boerenoorlog van 1524, dragen een ander karakter, dan de Jacquerie van 1358 in Frankrijk. De groote duitsche boerenoorlog vormt de laatste geweldige poging van een revolutionaire klasse, om alle andere onderdrukte, plebeïsche elementen der maatschappij mee te sleepen in een grootschen strijd voor verlossing. Bezield door idealen van sociale vrijheid en gelijkheid, in religieuze vormen gehuld, door de taaie volharding van onvermoeide propagandisten georganiseerd in geheime vereenigingen, die hoe vaak ook ontdekt en vervolgd, telkens opnieuw ontstonden en zich uitbreidden, - gloeiend van wraaklust en ziedend van toorn tegen de heeren die hen uitbuitten, hoonden, verachtten, mishandelden en kwelden, scheen het een oogenblik als gingen de boeren, vereenigd met de lagere klassen in de steden, het feodalisme breken, het duitsche rijk vernieuwen op de grondslagen van een landelijk-stedelijke demokratie. Hun talrijke benden, in sommige gevallen van geschut voorzien, vaak door leden van den lageren adel aangevoerd, door burgers en vroegere landsknechten versterkt, overwonnen gemakkelijk de kleine vendels die hun eigen landheeren tegen hen in 't veld voerden, bestormden en verwoesten de kasteelen en kloosters waarheen hun onderdrukkers gevlucht waren. Heel zuid- en midden-Duitschland stond in vlammen; enkele steden, waar de plebeïsche partij sterk was, openden hun poorten voor de opstandelingen en dienden dezen tot centra van organisatie en beraad. Maar de historische omstandigheden, waarvan hun eigen sociaal-psychische gesteldheid er eene was, maakten duurzaam succes voor de boeren onmogelijk. De beweging voor diepgaande politieke en sociale hervorming van het duitsche rijk, waarvan de boeren de krachtigste en meest revolutionaire voorvechters waren, had zich alleen kunnen doorzetten door middel van een verbond van alle oppositioneel-gezinde klassen. Maar een dergelijk verbond was onmogelijk, en even onmogelijk was het dat de boeren, aan zich zelven overgelaten, de macht der groote vorsten konden breken, wier ster aan het politieke uitspansel van het duitsche rijk oprees. Daartoe stonden de boeren in wapening, doorzicht en ekonomischen samenhang al te zeer ten achter bij hunne tegenstanders. Hun scharen, meerendeels slechts met pieken, goedendags en dergelijke primitieve moordwerktuigen bewapend, konden geen stand houden tegen de bereden ridders, die door wapenrusting en schild beschermd, en met lans en zwaard tot den aanval toegerust waren. Hierbij kwam het gemis aan tucht, aan samenhang en leiding. De 30 à 40 duizend boeren die aan den grooten opstand van 1524 deelnamen, waren niet in staat hun aktie naar een vast plan in onderling verband te ontwikkelen. Elk hunner afdeelingen onderhandelde en streed op eigen houtje, zonder in | |
[pagina 13]
| |
te zien dat afzonderlijke wapenstilstanden en verdragen der enkele benden met hun bijzondere tegenstanders evenzoovele daden van verraad aan de gemeene zaak waren. Hun geborneerdheid, hun verregaand partikularisme was den boeren noodlottig. Hierbij kwam de overmoed, die hen den oorlog na de aanvankelijke voordeelen die zij behaald hadden, als een blooten rooftocht beschouwen deed dien zij vrijelijk af en toe konden onderbreken om naar huis te gaan, en kwamen de onbekwaamheid en lichtgeloovigheid van de meeste hunner aanvoerders. Deze begaven zich vaak in onderhandelingen met de edelen en sloten afzonderlijke wapenstilstanden, terwijl alleen algemeen stoutmoedig doorzetten kansen op welslagen had kunnen bieden. Zoo gaven de boeren aan hun meest geduchte tegenstanders, de vorsten, de gelegenheid om een sterke militaire macht tegen hen in het veld te voeren. Verraad, arglistigheid en woordbreuk brachten, naast de militaire meerderheid, aan de vorsten de overwinning. De massale slachtingen, die de ridder-legers onder de vluchtende boerenbenden aanrichtten, de felle wraakzucht waarmee zij de verslagenen vervolgden en de duivelsche martelingen, die zij de leiders aandeden, waren niet meer dan herhalingen op groote schaal van het gewone optreden der heeren na een onderdrukten boerenopstand. Hun wreedheid kende geen meedoogen en geen genade, evenmin trouwens als die der knechten, wanneer deze een oogenblik kans kregen om hun langen dorst naar vergelding te koelen. Van de felheid van hun haat getuigt het woord, door de overlevering aan de bijeenkomst der fransche boeren aan den vooravond van den opstand van 1358 toegeschreven: ‘schande over hem door wien het geschiedt, dat niet alle edelen verdelgd worden,’ getuigen ook de terroristische daden van sommige zegevierende benden in den grooten duitschen boerenkrijg. Onmenschelijk behandeld, namen zij onmenschelijk wraak.
Waar de bewegingen der boeren geïsoleerd blijven, slagen zij er in den regel niet in, om zich uit het feodale verband te bevrijdenGa naar voetnoot1). Ook in latere tijdperken leveren hun bewegingen niet de krachten tot revolutionaire vervorming der maatschappij. Door hun woedende aanvallen, hun vernieling op groote schaal van burchten en kloosters vermogen de boeren der middeneeuwen evenmin het feodalisme | |
[pagina 14]
| |
aan te tasten, als de vernietigingen van fabrieken en machines door de Luddieten in het begin der 19de eeuw in Engeland het kapitalisme noemenswaard verzwakte. De revolutionaire aktie's der onderdrukte landelijke en stedelijke bevolking in den aanvang der Hervorming, die hun hoogtepunt vinden in de boerenopstanden en de bewegingen der Wederdoopers tusschen 1525 en 1535 in Duitschland, vermochten zich nog niet tot een algemeenen stroom van verzet te koördineeren. De een voor, de ander na, werden zij door de heerschende klassen neergeslagen. Pas het absolutisme dat in een eeuwenlange ontwikkeling den nationalen staat formeert, doet de voorwaarden rijpen tot een breede algemeene revolutionaire beweging, waarin de spontane aktie's der boeren de diepe onderstrooming vormen, die dàn het uitbreken van bewegingen der stedelijke volksmassa's stimuleeren, dàn weer op hun beurt door deze laatste krachtig worden bevorderd. De wereld-historische revolutionaire beweging van dezen aard is de groote fransche omwenteling van 1789-1794. | |
3. De massa-akties der midden-eeuwsche stadsbevolking.Met de opkomst van handel en bedrijf in de midden-eeuwsche steden ontstaan nieuwe klassen en nieuwe klasse-tegenstellingen, welke in alle landen van west-, zuid- en midden-Europa bewegingen der rechtelooze, onderdrukte massa's ten gevolge hebben. De klassenstrijd wordt gedurende de midden-eeuwen in hooge mate rechtstreeks en gewapenderhand gestreden. Het gros van de bevolking der steden rekruteert zich aanvankelijk grootendeels uit toestroomende lijfeigenen en hoorigen, die binnen hunne muren de verdrukking en dienstbaarheid van het feodale stelsel ontvluchten. Maar zij verruilen deze slechts voor een andere verdrukking, minder direkt lichamelijk inwerkend, maar vaak niet minder zwaar. Ook in de steden zetelen heeren: de zgn. ‘erfachtige lieden’ en de leden van het machtige handelsgilde. Te zamen vormen zij de patricische geslachten of ‘eerbaarheid’ der stad, die over haar het bewind voeren. Zij houden de handwerklieden, het ‘gemeen’ uit alle ambten gesloten, zij stellen eigenmachtig de loonen vast, bepalen de | |
[pagina 15]
| |
straffen op de ontduiking der stedelijke keuren gesteld en waken over hun uitvoering. Onbeperkt heerscht de eerbaarheid over den minderen man. In het tijdperk van haar verval verbastert zij tot een kleinzielige oligarchie, wier bewind gekenmerkt wordt door harde zelfzucht en bekrompen protektionisme. Tegen de kleine klasse der geprivilegeerden voeren de handwerkslieden der gilden, die de ruggegraat der midden-eeuwsche demokratie vormen, een hardnekkigen strijd. Zijn doel is verwerving van politieke rechten, deelneming aan het stadsbestuur. Veelal behalen zij de overwinning: in een groot aantal steden van Italië, Duitschland, Frankrijk en Vlaanderen, gelukt het in den loop der 14de en 15de eeuw aan de ambachten, om het patricische bewind met geweld omver te werpen en door demokratische instellingen te vervangen. De worsteling der opkomende burgerij wordt door verschillende omstandigheden krachtig bevorderd. Ten eerste door het feit, dat de ambachtslieden georganiseerd zijn in godsdienstige broederschappen of gilden. Deze kweeken in den enkeling een machtig bewustzijn van kameraadschap en eene, weliswaar beperkte, maar sterke solidariteit aan. Het gevoel van niet alleen te staan, de saamhoorigheid, van kind af ingeprent, en de dagelijksche oefening in gemeenschappelijk handelen wekken in den armsten handwerker zelfvertrouwen en krachtsbewustzijn. De tweede voor de ambachtslieden gunstige omstandigheid ligt in het feit, dat zij voor het meerendeel wapenen bezitten en in den wapenhandel geoefend zijn. Het doel van den klassenstrijd der stedelijke massa's in de middeneeuwen is de lokale politieke demokratie, zijn voornaamste strijdmiddel de gewapende opstand. Natuurlijk is een eerste voorwaarde tot alle volksbewegingen in Italië, Duitschland, Vlaanderen enz. het neerleggen van den arbeid, gelijk het dat ook is tot alle bewegingen in later eeuwen. Arbeidende massa's kunnen geen direkten strijd voeren tegen de heerschende klasse door welk middel dan ook: betooging, staking, of gewapenden opstand, zonder allereerst de werkplaatsen te verlaten en in het openbaar hun scharen te vereenigen. Dán en dáár eerst worden zij de massa. Maar in de midden-eeuwsche maatschappij ontbraken alle voorwaarden die de werkstaking op zich zelve in onze dagen maken tot het meest geduchte wapen der arbeiders in den strijd van klasse tegen klasse. De nationale markt bestond niet, veel minder de wereldmarkt. Hoogstens bestond een begin daarvan voor één enkel bedrijf: de lakenfabrikage. Maar hare produkten ware luxe-producten en het stilzetten der weefgetouwen ontwrichtte in het minst niet den | |
[pagina 16]
| |
dagelijkschen handel en wandel der stad. De stakingen der textielarbeiders oefenden geen onmiddellijke politieke en maatschappelijke pressie uit, sterk genoeg om de positie der heerschende klassen ernstig te schokken, en die der andere beroepen deden dat nog veel minder. De midden-eeuwsche maatschappij kende geen massa-verkeer en geen massa-vervoer tusschen de verschillende landen en landstreken, geen gekoncentreerde politieke en sociale machinerie, wier ontwrichting op bepaalde punten automatisch op tal van andere punten stoornissen teweeg brengt. De beslissingen in den klassenstrijd droegen een in hoofdzaak lokaal karakter, al werkten b.v. de overwinningen der demokratie in Vlaanderen ook op de brabantsche steden, ja, zelfs op Frankrijk terug. De werkstaking echter kan haar karakter als algemeen, d.i. politiek dwang- of geweld-middel slechts ontplooien op nationalen en wellicht ten volle slechts op internationalen maatstaf. Van nationalen klassenstrijd was bij de ambachtslieden nog geen sprake. Nergens verwijdde de nauwe aaneensluiting der bedrijfsgenooten in het gilde zich nog tot landelijken samenhang. Hun geestelijke horizon ging zelden uit boven de beperktheid der lokale beroepsorganisatie en het doel van hun volhardend geworstel was in den regel slechts het handhaven van oude of het verwerven van nieuwe beroepsvoorrechten. Hun, naar den vorm vaak fel-gewelddadig optreden, beoogde geenszins het midden-eeuwsch stedelijk verband te vernietigen en door een nieuwe maatschappelijke organisatie te vervangen, maar enkel om opgenomen te worden in het stelsel van bijzondere rechten en voordeelen dat de onderscheiden groepen der bevolking in evenwicht hield. De groote uitzondering op dezen regel vormden de textiel-arbeiders. De betrekkelijk reeds hoog-ontwikkelde techniek en de ver-doorgevoerde splitsing van den arbeid in de laken-fabrikage, maakten de arbeiders in dit bedrijf in velerlei opzichten gelijk aan moderne proletariërs. Die gelijkheid openbaarde zich zoowel in het feit dat zij hun leven lang op loon-arbeid ten bate der groote kooplieden, de eigenlijke kapitalisten van dien tijd, waren aangewezen, als in de vreeselijke levensonzekerheid die hun deel was. De textiel-nijverheid, het eenige midden-eeuwsche bedrijf dat zijn grondstoffen vaak uit den vreemde betrok, en zijn produkten vér over de landsgrenzen uitvoerde, ondervond onmiddellijk den invloed van stoornissen in de buitenlandsche politiek, van oorlog of oorlogsbedreiging. Dan werden de massa's van het textielproletariaat, die vooral in de vlaamsche steden reeds dicht opeengehoopt waren, door werkeloosheid geteisterd. De overeenkomst van levenslot tusschen de midden-eeuwsche wevers, vollers en kaarders met dat van het moderne proletariaat, wekte in de textielslaven dier vroege tijden begeerten, opvattingen en idealen, verwant aan die hunner lijdensgenooten in later dagen. | |
[pagina 17]
| |
Ellendige zwoegers als zij waren, slovend zonder uitzicht om zich door arbeid omhoog te heffen tot een meer verzekerden en onafhankelijken levensstaat, met den nek aangezien door de andere ambachten, die zich verre verheven achtten boven ‘den man met de gele nagelen’, den door allen geringschatten wever, buiten de poorten en de gemoedelijke of trotsche schoonheid der steden uitgebannen in armzalige afzonderlijke wijken, zonder bezit en rechteloos, voelden zij zich de paria's der midden-eeuwsche maatschappij, en gloeiend verlangen naar een nieuwe rechtvaardiger samenleving ontwaakte in hen. Zij die het meest ruwe, verwaarloosde, maar ook het meest woelige en vermetelste deel der stedelijke bevolking vormden, waren tevens de eenigen die zich verhieven boven de beperktheid van blik en de klein-burgerlijke geestesgesteldheid der leden van de overige ambachten, boven het bedrijfspartikularisme en de doeleinden der lokale politiek, die de zielen van al deze brave bakkers en brouwers, slagers en kastenmakers vervulde. Vertrapt in de werkelijkheid, richtten zij zich op in de idee; in hun geest ontbloeiden de schoone, fantastische droomen van het kettersche kommunisme, in hun hart rijpte de vurige begeerte naar sociale omwenteling en de wil tot revolutionairen strijd. Vaak voerden zij te zamen met de andere ambachten de worsteling voor politieke rechten en altijd waren zij het, die daarin vooraan stonden, waren zij het, die aan de politieke bewegingen der arbeidende massa's van hun tijd een algemeenen, socialen inhoud gaven, zij alleen maakten de groote textielsteden tot middenpunten van revolutionair-kettersch gedachteleven, van onophoudelijk verzet tegen de aardsche als de hemelsche orde. Zij ook waren het, die de stoute gedachte van de eenheid aller verdrukten en rechteloozen, zonder onderscheid van volk en taal, verspreidden. Tegenover het internationale machtsinstituut der katholieke kerk stelden zijn hun eigene revolutionaire gemeenschap, zij schiepen en onderhielden geregelde verbindingen met de gelijkgezinden van andere landen, stuurden internationale propagandisten over de landsgrenzen en gaven internationale geschriften uitGa naar voetnoot1). Overal waar de lakennijverheid bestond, vormden de textielarbeiders de hoofdmacht der opstandige massa's, die den strijd voor demokratie aanbonden. En de overwinning der handwerkslieden op de oude geslachten, der kleine op de groote burgerij, de invoering der politieke demokratie, vermocht wel de andere ambachten, maar niet het textiel-proletariaat te bevredigen. De nieuwe instellingen maakten geen eind aan zijn ellende, die diep in de sociale verhoudingen wortelde, evenmin als de invoering van demokratische instellingen in onzen tijd het maatschappelijke vraagstuk vermag op te lossen. Al de bloedige opofferingen der wevers hadden tot niets geleid, hun moeite- | |
[pagina 18]
| |
volle, dappere strijd was vergeefs geweest. Maar zoo hun verwachtingen gefaald hadden, hun geest van verzet bleef ongebroken. ‘Men kan zeggen - aldus een beroemd geschiedschrijver van onzen tijd - dat gedurende de gansche 14de eeuw de wolwevers in een staat van voortdurende ontevredenheid hebben geleefd’. Telkens weer vliegen de wevers te wapen, en lukt het hun de krijgsmacht der heerschende klasse te verslaan, dan verwoesten zij de huizen hunner vijanden, plunderen de kerken, vermoorden de aanzienlijken die hun in handen vallen. Alle politieke gebeurtenissen trachten zij in hun voordeel te gebruiken, herhaaldelijk doen zij pogíngen om zich met de onderdrukte boeren te verbinden. Zoo verheffen zich b.v. de wevers van Brugge in 1326, in verbond met de boeren van de kuststreek tegen hun heeren, zij stellen een revolutionair bewind in, konfiskeeren de goederen der rijken en maken zich meester van den landheer. Tusschen 1346 en 1356, tien jaar lang, weerstaan zij de pogingen van alle ‘partijen der orde’ om hen neer te slaan. Hun voorbeeld verlevendigt den moed van alle bedrukten tot ver over de landsgrenzen, Luik stuurt hun levensmiddelen, in Brabant geven de ambachtslieden gehoor aan hun oproep en verheffen zich insgelijks tegen hun heeren, en de tijding van hun heldhaftig volhouden wekt uitbundige geestdrift onder de burgers van Parijs. ‘Leve Gent’ wordt de gemeenschappelijke strijdkreet van alle opstandigen in de ekonomisch- en politiek vooraanstaande landstreken van west-Europa. Met harde, vaak barbaarsche middelen poogden de heerschende groepen der burgerij telkens weer, om aan het textielproletariaat de grondslagen zijner maatschappelijke kracht: zijn organisatie's en zijn wapenen, te ontnemen. Na iederen mislukten volksopstand verhief zich de reaktie en nam gruwelijk wraak. Honderden werden verbannen uit de stad, honderden terechtgesteld of op wreede wijze, b.v. door het uitsteken der oogen, verminkt. Zoo werden in Ieperen na het oproer van 1380, 700 menschen op de plaats zelf ter dood gebracht, 1400 naar Brugge gevoerd om onthoofd te worden, 400 verbannen. Door ontneming van het recht van vergadering en vereeniging en verbod van het dragen van wapenen trachtten de heerschenden dan het ‘gemeen’ voor goed onder te houden. Echter, duurzame onderdrukking van de organisatie eener arbeiderskategorie was in het midden-eeuwsche stedelijke verband, waaraan het korporatieve beginsel ten grondslag lag, onmogelijk. En evenzeer bleek de algemeene en blijvende ontwapening van het proletariaat onuitvoerbaar. In het algemeen bleef dit in het bezit zijner wapens: een feit, dat een gewichtig onderscheid tusschen zijn sociale positie en die van het moderne proletariaat beteekent. Onuitvoerbaar was de ontwapening, doordat de ambachten de basis vormden der stedelijke militaire organisatie. | |
[pagina 19]
| |
Zij werden geregeld geoefend en dikwijls opgeroepen voor de menigvuldige oorlogen die de steden hetzij tegen elkaar of tegen hun landheer voerden. En naarmate de beweging voor demokratische bestuursinstellingen veld won en de breede lagen der burgerij in het stadsbestuur vertegenwoordigd werden, verdwenen de bepalingen die de burgers tot inlevering der wapens aan de overheid na voleindigd krijgsbedrijf verplichtten. Meer en meer vormden de gilden bijzondere krijgsafdeelingen, die ook in dagen van vrede in het genot hunner wapenen bleven. De lokale demokratie der vrije midden-eeuwsche steden steunde op een gewapend volk, een volksleger, dat met de andere demokratische instellingen dier steden een organisch geheel vormde en een tweeledige funktie vervulde. Ten eerste viel aan dat volksleger de taak toe, om alle pogingen van den landheer of den vorst om de vrijheden der stad te schenden af te weren, ten tweede de handhaving der demokratische rechten van de breede massa tegen de mogelijke aanslagen der oligarchie. Het volksleger der midden-eeuwen was dus een demokratisch machtsmiddel tegen de heerschende klassen, in tegenstelling tot het zgn. ‘volksleger’ van het imperialistische tijdperk, dat niet anders dan een machtsmiddel in handen der heerschende klassen kan zijn. De overwinningen der ambachten bleken niet altijd duurzaam. Vaak wist de stedelijke oligarchie, door zich te verbinden met de nieuwe heerschers, de koningen en groote landheeren (vorsten) die met de ontwikkeling van het feodale stelsel tot vroeg-burgerlijke maatschappij opkwamen, weer meester te worden van de macht. De militaire meerderheid dier vorsten nam toe naar gelang de staande legers waarover zij beschikten van meer beteekenis werden. Maar reeds daarvòòr toonden de demokratische stedelijke weermachten zich in den regel enkel sterk in de verdediging. Het ontbrak hun aan offensieve kracht. Zoo echter de stedelijke demokratie in haar geheel niet altijd vermocht de behaalde voordeelen te handhaven, hoe veel minder kon dan haar meest proletarische deel, de textiel-arbeidersbevolking, verwachten zijn doel te bereiken. Juist de revolutionaire aard van die bevolking isoleerde haar meer en meer van de klein-burgerlijke elementen. De zgn. ‘kleine ambachten’ kozen vaak tegen de wevers partij, de adel vreesde en haatte hen, immers zij poogden den opstandigen geest naar het platteland te dragen en den boer tot rebellie te brengen. Alleen op eigen kracht steunend, moesten zij ten slotte altijd verslagen en onderworpen worden, zij die den socialen heilstaat durfden droomen en het kommunistische toekomstbeeld ontwerpen, vele eeuwen eer zijn maatschappelijke voorwaarden waren gerijpt. In den loop der 14de eeuw verliezen de textielarbeiders de hoop, om den aardschen heilstaat door de wapenen te grondvesten. Zij zoeken troost in den hemelschen heilstaat, de bovenzinnelijke wereld die zich voor den teleur- | |
[pagina 20]
| |
gestelden en overwonnenen ontsluit. De sociale idealen en de verwachting hunner vervulling leven in religieuze vormen voort. De kettersche, mystieke sekten, wier gemeenschappelijke inhoud een religieus-omhuld kommunisme is, nemen toe en verspreiden zich door geheel Europa. ‘Van Spanje tot Boheme, van Calabrië tot de Nederlanden spant zich gedurende de 14de eeuw in velerlei vertakkingen een netwerk van geheime, kleinere of grootere gemeenten, die voornamelijk onder de vrijdenkende, woelige ambachtslieden der steden aanhang vinden.’ Bergarden en Lollarden noemen zij zich, Broeders en Zusters van den vrijen geest, Apostoliekers. Hun kern vormen overal de wevers. Bloedig vervolgd door de kerkelijke en wereldsche overheid, verdwijnen allengs hun uiterlijke manifestaties, maar in het geheim bestaan zij voort. Alleen in Boheme gelukt het aan de kettersche kommunisten om, begunstigd door sterke sociale en nationale tegenstellingen, een demokratischen half-kommunistischen staat te grondvesten op militairen grondslag, die vele jaren lang heldhaftig alle aanvallen der duitsche en oostenrijksche heerschende klassen afweert. Maar in alle landen leven de verwachtingen en idealen van het kettersche kommunisme voort, als een ondergrondsche stroom, die plotseling weer met bruisende kracht aan het daglicht treedt in den aanvang der Hervorming. In die dagen, toen een geweldige, alzijdige beweging - ekonomisch, politiek, geestelijk en sociaal - begon te rumoeren door Europa, - toen alle gevestigde verhoudingen losgewrongen werden en alle latente tegenstellingen scherper, - toen de oude midden-eeuwsche gebondenheid verrafelde voor den stormwind van het moderne leven en de massa's uit eeuwenoude verbanden gestooten, ten prooi vielen aan nieuwe onbegrepen machten, aan nimmer voorheen gekende levensonzekerheid, - toen het proletariaat sprongsgewijze vermeerderde, de ellende toenam, maar ook met de begeerten de middelen tot bevrediging groeiden, en nieuwe uitzichten nieuwe droomen van stout geluk opensprongen, - toen alle steunsels wegvielen en alle verschieten bereikbaar schenen, - toen herleefden de oude droomen en de mystiek-sociale verwachtingen van het kettersche kommunisme dat sedert eeuwen de aspiraties der onderdrukte klassen belichaamd had, en zij vierden hun opstanding in de leeren der Wederdoopers. Hun eenvoudige theologie, die de heerschende orde als een werk des duivels veroordeelde en naar haar vernietiging streefde, en hun apokalyptische mystiek, die droomde van een hemelsch Jeruzalem waar alle ongelijkheden en onrechtvaardigheden uitgewischt, alle rangen door zuivere liefde vereend zouden worden, oefende op de volksziel een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Snel als een vuur verspreidden zich de leeren der Wederdoopers door Duitschland en de Nederlanden onder de boeren en mijnwerkers op het platteland en de arbeiders der steden. Met al zijn krachten streefde de revolutionaire leider Thomas Münzer, de grootste figuur van het kettersche kommunisme er naar, | |
[pagina 21]
| |
om alle strijdvaardige groepen uit de verdrukte en uitgebuite klassen, met de ideologie van dat kommunisme tot bindmiddel, in een algemeenen stormloop tegen adel, vorsten en stedelijke aristokratie te vereenigen. Maar de begrensdheid van wil en blik dezer groepen wortelde te diep in hun sociale omstandigheden, dan dat zij door theoretische propaganda uitgedreven kon worden, hun sterk partikularistische neigingen vermocht geen enkele ideologie te overwinnen. Wel voeren sidderingen van onrust door de rijen der onderdrukten, maar tot een algemeene revolutionaire beweging kwam het niet. De boeren, de zwaarst belasten en ergst geplaagden stonden op. Maar hun opstand werd niet voldoende ondersteund door de andere plebeïsche elementen. De mijnwerkers, een trotsch en woelig volkje, maar in hun woeste eenzame dalen zonder veel verband met de andere deelen der bevolking, lieten zich paaien door toezeggingen: zij bleven rustig. De kleinburgers der vrije Rijkssteden van zuid-Duitschland aarzelden tusschen opstand en onderwerping, zij steunden den grooten strijd der boeren niet of slechts lauw. Bitter wreekte zich hun bekrompenheid aan hen zelven. De slag bij Frankenhausen (Mei 1525) waar de boeren een beslissende nederlaag leden, besliste ook over hun lot. De stedelijke massa's alleen waren te zwak tegen de macht der vorsten, gelijk de boeren alleen te zwak waren geweest. De onderdrukking van den boerenopstand gaf het sein tot bloedige maatregelen tegen alle revolutionaire elementen door heel Duitschland en de Nederlanden. Duizenden Wederdoopers werden zonder vorm van proces op wreede wijze in den dood gejaagd. Roomsche en Luthersche vorsten wedijverden in woedende vervolgingen. Deze algemeene jacht op de Wederdoopers vormde het voorspel tot de bloedige gebeurtenissen van 1534, waarin het revolutionaire stedelijke proletariaat zich op zijn beurt verhief tot een laatste wanhopige krachtsinspanning. Reeds eerder waren de Wederdoopers door lokale opstanden in enkele kleine zuid-duitsche steden aan het bewind gekomen, zonder dat dit gevolgen had gehad voor de algemeene revolutionaire beweging. Anders werd dit toen het hun gelukte om, begunstigd door de onderlinge twisten tusschen de heerschende klassen, en gesteund door de vele uitgeweken geestverwanten uit de Nederlanden en alle streken van Duitschland, de belangrijke stad Münster in handen te krijgen. Voor de eerste maal trad het kettersche kommunisme op als zelfstandige, revolutionaire macht, Münster werd tot het centrum van alle sociaal-revolutionaire aspiraties en verwachtingen in west-Europa, gelijk b.v. Parijs dat gedurende de Commune van '71 is geweest. Maar ook de omstandigheden waaronder de Wederdoopers, de revolutionairen van het tijdperk der Hervorming, in 1535 in Münster de macht veroverden, stemden in vele opzichten maar àl te veel overeen met die, waarin drie en een halve eeuw later te Parijs het klein-burgerlijke socialisme het bewind in handen kreeg. | |
[pagina 22]
| |
De Münstersche Commune van 1535 moest evenals de Parijsche van 1871 van het uur harer geboorte af vechten voor haar leven. De revolutionaire partij had in Münster met de wapenen gezegevierd, zij was bij de daarop volgende verkiezingen op wettige wijze tot overheid verkozen, maar zij had gezegevierd in een belegerde stad, die van alle zijden door de partijen der orde besprongen werd. Van normalen groei en van toepassing harer beginselen, voor zoover de hoogtegraad der ekonomische ontwikkeling die mogelijk maakte, kon natuurlijk geen sprake zijn; van niets anders dan van wanhopig verweer en bloedigen ondergang. Alle pogingen der revolutionairen van west-Duitschland om Münster te ontzetten faalden. Bewegingen der Wederdoopers in de Nederlanden werden gemakkelijk onderdrukt. Over de laatste burcht van het kettersche kommunisme kwam het noodlot: ondanks den moed der vertwijfeling, waarmee de halfverhongerde belegerden vochten, werd de stad door de legers der ordepartijen stormenderhand genomen en na verwoede straatgevechten bezet. Groote, gruwelijke slachtingen volgden, de beestachtig heid waarmee de overwinnaars zichzelf overtroffen in 't bedenken van martelingen voor de revolutionaire leiders die in hun handen vielen, bewees hoeveel angst de heerschenden voor het revolutionaire idealisme, de strijdvaardigheid en de doodsverachting der Wederdoopers hadden gekoesterd. Met den val van Münster verdwijnt het kettersche kommunisme van het wereldtooneel als militante sekte en revolutionaire partij. Oorspronkelijk afkeerig van alle geweld - gelijk van zelf volgt uit zijn beginselen van algemeene menschengelijkheid en menschenliefde - wekten de onophoudelijke, meedoogenlooze vervolgingen waaraan de religieuze kommunisten in alle landen blootstonden, onder vele hunner een sterken geest van verzet en een stemming van bittere strijdvaardigheid. Tegenover de richting die enkel in vreedzame propaganda voor het beginsel heil zag, kwam een andere op die de overwinning verwachtte van wapengeweld. En deze laatste kreeg natuurlijk de overhand in de jaren, dat de Wederdoopers werden meegesleept in de algemeene bloedige klasse-worstelingen van het eerste tijdvak der Hervorming. Na den val van Münster kon het religieuze kommunisme nog slechts voortbestaan als pacifistische propaganda. De kommunistische sekten verdwenen of vervormden zich tot vreedzame genootschappen van rustige burgers. De idee der gewapende massa-aktie als middel tot stichting van den kommunistischen heilstaat, d.w.z. als strijdmiddel in handen der onderdrukte klassen voor hun eigen doeleinden, werd voor lange tijden begraven. Deze aktie werd, in de verdere ontwikkeling der Hervorming, en in de vroeg-burgerlijke revoluties waartoe zij het voorspel vormde, tot een strijdmiddel dat uitsluitend de machtsvermeerdering der burgerlijke klassen diende. Hun behoorde de toekomst, nog eeuwen lang. Eerst de geboorte van het moderne kapitalisme en het moderne proletariaat, de onteigening door de machine van tienduizenden kleine producenten, schiep | |
[pagina 23]
| |
opnieuw de voorwaarden tot zelfstandige bewegingen der onderdrukte massa's en tot de wedergeboorte der kommunistische idealen.
Deze korte beschouwing van de revolutionaire massa-aktie in de midden-eeuwen leerde ons hoe deze zich altijd van wapengeweld bediende, onafhankelijk van de bijzondere ideologie die haar ten grondslag lag, ja vaak tegen deze in. Het meest treft ons dit bij de Wederdoopers, die oorspronkelijk van alle wapengeweld op religieus-moreele gronden even afkeerig waren, als b.v. heden ten dage de aanhangers van Tolstoi dat zijn. De duitsche schrijver von Liliencron, die zich veel met de literatuur der Wederdoopers heeft beziggehouden, zegt van hen: ‘het groote, onuitputtelijke thema hunner liederen is de liefde. Zij is het ware kenteeken der kinderen Gods, zij geldt den broeders als het voornaamste van hun wezen’. Nog kort vóór den Münsterschen opstand verwachtte de vredelievende richting onder de Melchiorieten - gelijk de nederlandsche Wederdoopers naar hun leider Melchior Hoffmann genoemd werden - de komst van het ‘nieuwe Jeruzalem’ van een wonder en bestreed de andersgezinden in hun rijen die verklaarden dat het volk, door geweld onderdrukt, zich ook slechts door geweld zou kunnen bevrijden. Men ziet hieraan dat de twisten over de verkieselijkheid van ‘moreel geweld’ en ‘fysiek geweld’ niet pas met het Chartisme hun intree deden in de arbeidersbeweging. Maar men ziet ook dat abstrakte begrippen, algemeene idealen en beginselen, niet de taktiek van strijdende massa's kunnen bepalen, onafhankelijk van de maatschappelijke verhoudingen. Integendeel: hun strijdwijze moet zich naar die verhoudingen richten en bij de sociale omstandigheden aanpassen. De groote christelijk-revolutionaire leiders dier dagen als Thomas Münzer en Jan van Leyden, die religieuze exaltatie vereenigden met praktisch doorzicht in de werkelijkheid en organisatorisch meesterschap, waren dan ook zonder uitzondering overtuigd van ‘het recht op geweld’. Wilden zij voor de onterfden en verdrukten van hun dagen strijden, dan hadden zij geen keus: zij moesten zich van de wapenen bedienen. Voor de massa-akties in het begin der Hervorming gold, wat wij reeds naar aanleiding der midden-eeuwsche volksbewegingen hebben opgemerkt. Waren de sociale tegenstellingen zeer scherp geworden, had de revolutionaire spanning een maximum van intensiteit bereikt, zoodat het moest komen tot revolutionaire ontladingen, dan konden deze alleen den vorm aannemen van gewapende botsingen. Andere middelen, om belangrijke konflikten tusschen de worstelende klassen uit te vechten, ontbraken. Ook lag het middel van wapengeweld voor de hand, omdat de volksmassa's meerendeels nog wapens bezaten of zich deze gemakkelijk konden verschaffen, wapens die niet al te zeer bij die hunner tegenstanders achterstonden. Zoolang het grootste deel der levensbenoodigdheden niet als waren werd | |
[pagina 24]
| |
geproduceerd, maar in de eigen huishouding voortgebracht, en zoolang in de beperkte sfeer der warenproduktie een nationale en internationale markt slechts bestond voor enkele weelde-artikelen, was elke poging om door het neerleggen van den arbeid sterken en algemeenen druk uit te oefenen, natuurlijk hopeloos. Ontwapend te worden beteekende voor de arbeidersklasse dier dagen vervallen tot politieke machteloosheid. En nimmer dan ook is deze in politiek opzicht machteloozer geweest, dan in de eeuwen liggend tusschen de Hervorming en de industriëele revolutie die tot het moderne kapitalisme voerde, de eeuwen waarin haar ontwapening door het opkomend centrale gezag of het nieuwe stedelijke patriarchaat ten uitvoer werd gebracht. In dagen van revolutionaire gisting restte haar dan slechts één middel: te pogen zich meester te maken van de wapenvoorraden der heerschende klassen. |
|