Opwaartsche wegen(1907)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] De ruiter. Een donkre ruiter rijdt uit over de wereld met norschen blik; de zoom van zijn kleed zwartrood geruit prijkt in bloedig tafreelengestik. Begeerte te kwetsen flitst wild door zijn somber oog: nu zit hij recht, nu grijpt, nu tilt, nu spant hij den boog; nu heeft de punt van zijn peil aangeraakt een menschehart en doet pijn: zie, hoe de beet het bitter maakt van 't oud fel venijn. Een wolk glijdt over de zomerzon, beschaûwd wordt alle aardsch geblink waar hij kwam en een hart tot zijn eigen won; 't gras dort bij zijn hoefgeklink. O grimmige held die in 't rijden op 't wezenloos hart zwijgend mikt: raak ons, gij welkome: wij beidden zoolang door roerlooze tijden [pagina 109] [p. 109] den zoom van uw kleed rooddoorstikt. Held vol vaste beradenheid als uw pijlengif ons hart wringt, maakt de wond het gezond en tot daad bereid gelijk achter uw oog opblinkt. O raak onze harten nog eenmaal aan met de punt van uw speer; wuif nog eenmaal uw bloeddonkere vaan voor ons wit gelaat heen en weer. Donkre, sterke, ontembare ridder raak de harten nog eenmaal aan; dat Leven nog eenmaal sidder onder den gloed van uw vaan, uw ravenzwart-bloedroode vaan. Stuw de wil die kookt in uw grimmig gelaat nog eenmaal in ons op, als in een stier, die met zijn staart slaat wild, en snuift met zijn kop. Grijp in den greep van uw dreigend gezang [pagina 110] [p. 110] alle wankele harten vast, dat moed als een gloed uit hun binnenst wast en doorgloeie 't ivoor van hun bleeke wang als een vlam een vaas van albast. O uit het ondergrondsche stijg nog eens in hellen dag op, zwarte ruiter met bleeke lippen, aan uw kleed bloedroode slippen, rebellenvaan in top. Broeders: opent uw harten wijd; laat den ruiter in: weersta niet zijn felle bewogenheid en zijn barschen zin. Laat hem in, broeders, onbevreesd: mild is ons zijn streng gelaat; hij is 't, die de pijn van twijfel geneest en hij heelt der slaafschheid oud kwaad. O harten te lang en zwaar gedrukt, waar een veer niet meer in opspringt; komt: omstaat hem allen en voelt verrukt [pagina 111] [p. 111] hoe zijn gif u zoet doordringt. Maakt tot uw eigen het machtig geweld van zijn wapenkreet; draagt als ge op den vijand insnelt voor het laatst zijn kleed. Voelt nog eenmaal zijn maatgang jagen door den drom uwer wilde gedachten, wordt nog eenmaal getild en weggedragen op zijn sterke bloedige schachten. O zoolang de vijanden tronen een trotsch overmachtig gebroed rijs, haat, als op kop'ren tonen op de golven van ons bloed. O zoolang de vijanden rijzen, muur die goudene verten afsluit, rij, geweld, zingend wilde wijzen een strijdbaar held voor ons uit. [pagina 112] [p. 112] Donkere ruiter die u spoedt door morgenklaarte gij rijdt uw dood te gemoet op de moedige vaarte. Laatste telg van het oud geslacht dat lang heeft over menschheid geheerscht: en hun heeft het donkere leed gebracht waar hun oog van is omfloersd, o lang, lang hebt ge den staf gezwaaid van bloedige heerschappij; met bloeddruppels alle voren bezaaid blonde en donkre hoofden hebt ge gemaaid in menigt, maar uw uur gaat voorbij. O reeds bleek en vaal in het morgenrood van broederschap staat ge vervaard, achter u de schepsels van smart en dood die de eeuwen u hebben gebaard: nijd en tweedracht en heel het gebroed van nacht. Haast maakt krijgsmansdood u blij: stoot nog eenmaal toe met volle manskracht, [pagina 113] [p. 113] en ge zijt voorbij. Als een schepsel van schaduw in morgenrood schreeuwt, dan verdwijnt voor 't licht, stoot toe, donkre ridder, één opperste stoot, en uw barsch oog valt dicht. Vorige Volgende