Opwaartsche wegen(1907)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] In rijpen staat. Wat temperde uw vlam mijn oogen? Ge hunkert niet meer zoo vooruit. Hart waagt ge niet meer den hoogen sprong? en gij stemgeluid gij hebt den klank verloren van zegevierend metaal: gedempter gebiedt uw toorn en de tuin der verlangens wordt schraal. Uit leven heb ik gedronken rijklijk als uit een bron; zooals in bloemen en vonken weerkeert de kracht van de zon, zoo keert in mijn denken en daden de groote Moeder weer en ben ik vol van zaden der Menschheid van weleer. Maar in anderer dade' en gedachten keert ook mijn wezen terug, zingt mee in het koor der geslachten dat den tijd overspant als een brug. D'onstuimige kracht die bruischte door jeugd als morgenwind, ik goot ze in d' open knuisten [pagina 90] [p. 90] van man en vrouw en kind. De bloesem van 't hart is gevallen de zomer van 't hart is ten ende, niet zwermen meer duizendtallen verlangens uit van mijn lenden; niet meer het rekken en hijgen van begeerten die 't hart verscheuren, niet der hoop bovenmatig stijgen en niet bovenmatig treuren. Een enkel verlange' is gebleven, zacht voel ik zijn gloed in mij lekken: o eeuwig voort te leven in Menschheid het groote bekken. Zachte jaren die nu komen, zacht licht van den namiddag wanneer het geblaker en 't loome gestreken zijn van den dag; de schaduw wordt lang, weide' omhuiven wolkstaaplingen hoog en stil, als in dat uur de roep der woudduiven zoo innig en vol klinkt mijn wil. [pagina 91] [p. 91] Zachte heldenstemming, vrij van treuren, omzweef mij uw zilvren wiek nu voortaan bij alle gebeuren als zilvre koraalmuziek. Laat de glans der wangen verwelken als windebloem te middag: dra oopnen de diepe kelken van den avond hun purperen vlag. Nu de stormen van 't ik niet meer razen gaat hij zoo vredig zijn: om zijn schat welft als edle vazen het hart zich stil en rein. Vorige Volgende