Opwaartsche wegen(1907)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] De vrijheid nadert. Aan d' ingang van een huis zag ik een man; zijn gezicht was donker, zwart als een wolk zijn oogen hadden een hard-koelen blik, versomberd nu, of hij met zijn gedachten stond voor een duistre kloof. Ik zag hem aan, en snel gelijk een hand den grendel wegschuift van een dichte deur schoof hij een grendel weg van voor zijn hart: 't viel open, en ik las. Niet kende ik hem, hij was niet mijn vriend. Maar zeker zag hij in een flits van licht - geluk dat bij oogenblikke' ons gewordt, in voorgevoel van eenheids nadrend heil - één hoop zich boven onze harten welven één liefde daarin schittren als de zon, en dat bewoog hem. Zijn mond ging open, en hij sprak gedempt. Sprak nauwlijks droef, egaal, gelijk men zeggen zou ‘'t wordt weer een grijze dag’, of ‘ver in Spanje is heel d' oogst mislukt’, ‘ik wanhoop bijna aan d' organisatie’, meer niet. [pagina 25] [p. 25] Ik gaf hem mijne hand, wij gingen zwijgend uiteen. En toen gebeurde 't zoete, daaglijksch wonder: ik zag hem duidlijk gaan, in mijn gedachten lange gang door van het oud heerenhuis nu door arbeiders in bezit genomen zooals zij alles in bezit gaan nemen d' aarde en haar velde' en woude' en groene weiden mijnen en kade' en radre' en ijzren schepen weldra. Tot waar hij kwam aan 't end: daar was een kamer daar ging hij in. Het hemellicht viel van omhoog omlaag als reuzenschoorsteen door, als in een kelder, kil, en door hooge muren onderschept. Toen hij nu in die kamer binnentrad, triest, met haar uitzicht op blinde muren, haar kelderlicht, - en hij die donkre dam voor zijn gedachten - zat hij neer aan een kleine ronde tafel en zonder één weifling, zonder een zucht, als een delver duikt in den schoot der aarde [pagina 26] [p. 26] als een visch neerduikt in het koele water als een vogel in de kringen der lucht, dook hij in het werk der organisatie. Denk ik aan hem, denk ik aan al die andren die daaglijks in vele kille sombre kamers beklommen tusschen hooge blinde muren duikend in het werk der organisatie wanhoop vergeten die hun wrong het hart, dan sta ik spraakloos om 't big daaglijksch wonder, dan weet ik dat de dag der vrijheid nadert, mij wordt zoo licht en warm om 't hart. Vorige Volgende