Opwaartsche wegen(1907)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Toen de wonde sloot. Dat ge weer vroolijk wordt, mijn kind, dat gij het teere broed in toekomst brooze schalen als een moeder haar kind, hoort ademhalen hoopvol, meer dan bezorgd nog blij, dat ge niet opschrikt bij geluiden maar rustig met een heldren glimlach staat, vijand en vriend weet nieuwen trek te duiden op uw zachternstig jong gelaat; dat alle dappre willen en gedachten van verre, als wege' op avondzon, op u toeloopen om hun smachten te lesschen aan die klare bron - dat is omdat ge door bewogen tijden den dienst der Vrijheid niet verliet, toen zij u riep en wonk te strijden waar men den glans van haar gelaat niet ziet. Over het bitter slagveld zonder einde gleed haar blik in gedachtevolle rust: zij zag u aan, die voor haar kleinde, zij was zich al uw zwakheid welbewust. [pagina 13] [p. 13] En toch, zij wees. Naar woeste gronden waar 't woelig slagveld war en duister leit, heeft haar wil u, een jong zwak kind, gezonden: zij kiest haar strijders en haar tijd. Ge zijt gegaan. Ik zag uw jong hart beven onder de proef, zoo onverwacht; en toen de pijl van haat u drong in 't leven hoorde ik u kreunen door de nacht. (Was ik niet daar, en hield mijn arm geslagen om uwen hals, troostend, dien ganschen tijd; drupten uw tranen niet gelijk een regen op 't hart, 't wekkend tot later vruchtbaarheid). O bitter, op verloren post, in duister, ver, ver van Vrijheids glanzend oog te staan, wanen, verlaten van haar eeuwgen luister vergeefs onder te gaan..... Niet lachend als een held hebt ge gestreden maar willig toch, met blinde trouw; meer vergt zij niet: zacht zijn haar zeden van onze hooge, zachte Vrouw. [pagina 14] [p. 14] Wie maar volgt waar haar heldre vanen wappren baadt hals en wange' altoos in morgenrood: achterblijvers besluipt de droeve dood maar moedig leven is het loon der dappren. Vorige Volgende