De nieuwe geboort
(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 193]
| |
Gebroken kleuren
| |
[pagina 194]
| |
Het jukbeen springend vooruit
in het wit breedkakig gezicht
elk moeizaam woord als gestuit
maar de tongval licht
en lieflijk van klinkers: een loot
van vredig naturen-tijd,
vreemd aandoend nu deze lang dood
in de woorden van strijd.
Maar om breede lippen zweeft
schaduw van lachen zacht:
ergens een ander leeft
die net zoo lacht
dien lach van bedwongen pijn
van een wonde held -
daar tusschen het zwijgzaam zijn
van wie zich niet telt.
Voor mij is de avond te gast
en om mij stroomt het volk in de zaal;
ik grijp ze en houd ze vast
met de macht der taal.
| |
[pagina 195]
| |
Dan ruischt de dank: in de voor
viel het zaad en zonk...
wij treden saam uit de sfeer
waar vrijheid vonk.
Een zwijgende stap aan mijn zij
in mijn hand bescheiden zijn hand:
dan treedt hij terug in de rij
en breekt het band.
Ons 't zoete ook in bittere kelk,
't vooraan en de vurende kreet;
maar achtloos voorbij gaat elk
langs wat zulk een deed.
Maar wat gaf hij dan voor licht,
en hoe won hij den lach van pijn?
Hij zag honger in 't aangezicht
voor uw werk en 't mijn.
Ja recht in het aangezicht
- vrouw en kind hingen hem zwaar -
maar hij bleef staan opgericht
met dat oud gebaar
| |
[pagina 196]
| |
van wie lange bekommernis
welwetend aanvaardt
willig te lijde' om wat is
alle lijden waard.
Ik weet niet wat hij droeg die daar gaat,
maar ik weet hoe hij won, maar ik zag
sporen in 't welk gelaat
meest in den lach...
Waarom zinkt mijn hart zoo neer?
Ik meende geen treurige wijs:
't offer is niet klaaglijk meer
voor wie kent de prijs.
Maar te staan zoo laag en zoo ver;
laag, en ver van het doel;
het te zien als door misten een ster
met donker gevoel;
maar te lijden in 't ondere perk,
alleenig, om kleinst gewin...
ik denk aan groot-heerlijker werk
half beschaamd van zin.
|
|