De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] XI Zij sprak; ‘open de ingetogen zinnen, laat aandacht scheiden uit uw huis’; winden en tegen-winden stroomden binnen, het werd er vol van hun gedruisch. Als de bij in bloemkelk dacht ik te vinden in 't hart der dingen een stil paradijs om hun zoet te zaamlen en voor beminde menschen te puren tot de zoetste spijs. Maar een hand verschoof de wijzers; een sterke hand wees de ziel naar andere sfeer; die ze dicht vouwen wilde, spant de vlerken; die droomend neerzat, haast zich heen en weer. Zij leerde 't schrijnen van den spijt, de zwaarte van twijfel, 't omzien naar wat zij verliet; maar boven alles uit leidt haar een klaarte: alles dooft uit, maar die glans niet. [pagina 152] [p. 152] In schemer-uur overkomt haar te droomen als van een vreemde van haar eersten staat, zij denkt met liefdevol verteederd schromen aan 't wezen dat niet meer bestaat. Vorige Volgende