De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] X Mijn arme kameraden, menigmaal drukte die ellende ook op ons kwijnen; in uw oogen, flauw opziend tot de mijnen lag haar vloek en over de doodsche zaal en deed het grootsche trachten arm en schraal en dor onze bloeiende hoop verschijnen; ik worstelde om trots haar de zeekre lijnen van vreugd vast te zetten maar vond geen taal. Want uit uw hart moet slaan de vonk van 't vuur als een verwachting, een begin van leven die inslaat en bij ons verwekt een vlam. Maar dan scheen 't sintels, waar geen gloed uit kwam; het was of grijze nevels rond ons dreven; zoo sleepten wij ons voort door 't avond-uur. Vorige Volgende