De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] In schaduw van den dood [pagina 99] [p. 99] I Naar bloemen bukte ik op bezonden grond toen een schaduw aanvloog, die hem verkilde, zoo diep en doodlijk, dat mijn wezen rilde van een huivring die het nooit ondervond. Ik hief de oogen; waar straks niemand stond stond nu een vrouw: ook om haar lippen trilde de vreemde schaduw, maar haar rustig-milde trekken zeiden dat zij geen angst doorstond. ‘O vrouw, vroeg ik, wat was dat?’ - ‘Schaduwval des doods,’ zei zij; en in de vale stilte kromp mijn hart samen of het werd gesnoerd. ‘Wijs mij een pad dat uit zijn rijk wegvoert, ik kan niet aadmen in die sombere kilte’ - ‘zijn schaduw’, sprak ze, ‘ligt nu overal.’ Vorige Volgende