De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] Fragmenten [pagina 94] [p. 94] I De avond brengt den werker de bevrijding. Hij drijft zijn lichaam door de koele lucht en vindt zichzelven weer, als na een scheiding: gezegend zij des avonds gouden vrucht. Want als hij nederzit, niets wil dan rust klaart een venster der ziel zich voor de bode van god: een vrouw verschijnt hem, wier geboden zijn wegen zullen zijn en al zijn lust. Het is of zij hem wenkt en noodt te stijgen in eene boot die voor hun voeten wacht: haar vaste hand omklemt en steunt zijn eigen, de lijn van 't land verliest zich in den nacht, de riemen scheren 't water als twee vlerken; een groote wind verheft zich uit de zee die brengt de zilte geur der vrijheid meê en in zijn hart begint een drang te werken. [pagina 95] [p. 95] Een voorgevoel van vrijheid grijpt hem aan en door zijn aadren ontwaakt als een morgen de begeerte àl haar wil te verstaan; maar in haar blik blijft hem nog veel verborgen, en nu voelt hij zijn drang te klein en zwak zijn ziel gelijk te maken aan de hare; en nu spreekt zij tot hem met hooge klare woorden, alsof de sterrenhemel sprak: ‘De wereld wentelt als een vreemde bal waarop een wreede wil u wierp te lijden; bergt zij geen kracht, die u verlossen zal? brengt zij geen went'ling die u zal bevrijden? Zij bergt ze wel, maar gij verstaat ze niet; haar licht brandt voor u door een walm verduisterd; buig u over haar als een man die luistert: haar diepte zingt een bemoedigend lied.’ [pagina 96] [p. 96] Het is hem, of een groote vloed komt drenken de kleine beek, de kleine stroom van moed die nooit verzand is achter in zijn denken maar niet aanzwellen kon, door niets gevoed. Door hare woorden ziet hij als door reten wat zoo onzeker heeft gemaakt zijn gang; en nederknielend buigt hij zich voor lang over de diepe waatren van het weten. Zijn moede oogen waken in de nacht, aandachtig buigt het bleeke hoofd bij lampen over de boeken, die veel zwaars bevracht. En in den geest verliezen zich de dampen: zooals een maan, aan wolkenfloerse' ontzweefd stralend klimt aan den winterlijken hemel, zoo rijst in hem, uit nevel en gewemel een klaar beeld der wereld waarin hij leeft. Vorige Volgende