De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] XIII Oude arbeider Bij een teekening Aan de tafel des levens was het dringen zoo ruw, zoo fel, dat men mij buitenstiet; ik riep u, dood, maar gij antwoorddet niet, en ik moest gaan, als zooveel andren gingen u zoeke' en vond u, want wie vindt u niet? maar was 't niet hard dat ik naar u moest dingen terwijl mijn oogen reeds den schaduw vingen en wind mij tegenwoei uit uw gebied? Geleid mij nu, mijn vriend, langs 't donker pad naar dien grot waar ge woont, waar geen ontkomen aan is, geen uitgang voor wie haar betrad. Ga voor mij uit, o dood, tot gindsche boomen bereikt zijn, waar ge, vreemd lachend, met loome vingers mijn ouden dorren hals omvat... Vorige Volgende