De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] X Weer komt de wintergrimme wind gevare' over metalen zeeën, het dorre blad snerpt over 't grind, 't gele raakt los en warrelt naar beneeën. De warme tinten waaien dood, 't goudvleuglig volkje vlucht in korven, nog weinig dagen, buiten avondrood en stalen waatre' is alle kleur gestorven en winter slaat zijn klauw in 't lijf van d' arme, koude en honger 't scheuren; d' elbogen slap, de hersens stijf wachten de werkers bij gesloten deuren. Zij oefenen geduld, geleund aan ijz'ren hekke', op kade en pleinen en door de doffe hoofden deunt hunner kleumende kindren hong'rig dreinen Vorige Volgende