De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] VIII Kleine paden sling'ren over de heide en komen aan op de hutten der armen: zij zijn de eenige die zich erbarmen over 't verlatene van wie hier lijden. Op de heide zwerven de maagre schapen zij zoeken blatend naar een nieuwe streek van milder kruid en waterrijke beek; honden en herders zijn vermoeid en slapen. In de hutten zitten de menschen neer als schapen die niet weten waar te weiden; hun gedachten zwerven over de heide maar vinden geen uitweg en keeren weer. De hutten en de paden scheemren heen, na deze komt weer een andere heide, menschen sterven na 't vreugdloos leven-lijden and're aanvaarden 't en alles blijft een. Heide verliest zich in de zee; de zee verliest zich in de lucht; en in de wijde kringen van menschelijke last en lijden de doffe ellend' van deze armzaalge stee. Vorige Volgende