De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] VII De najaarslate zon, een bleek gestraalt schiet flauwe weldaad schuin door 't roestig hout op weg en wand'laars, en het kleur-ontvouwd herfstland, tot waar een dunne wasem dwaalt. Blijer gaat en staat al wat ademhaalt om dien blij-dag in 't jaar, November-oud; dat hemellicht, zwak-lachend blauw-en-goud; die lucht, die zijig zacht langs leden sjaalt. Behaaglijk poozen vrouwe' in buurtgepraat, droog-op en helder klinkt de bijl in 't bosch; 't vee graast van 't laatst versch maal de weide ledig. Zacht laat de zomer alle dingen los; door dorre lane' als door een open straat blinkt het verschiet weer, uitgestreken vredig. Vorige Volgende