De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Door der getijden loop II [pagina 77] [p. 77] I Er is een milde koelte in morgenluchten onder de gangen van het dicht geboomt; door speelsche takken waar de wind door stroomt schemert de wei als een veld vol genuchten: de bloesems blinken er, vee graast of droomt: de hof gevuld met zang- en zoemgeruchten opent alle vrede waar wij naar zuchten zoo 't hart maar denke' aan menschen-lot betoomt. Maar dit is nu het diepste en edelst leven niet meer, dit opgaan in het groene veld alsof wij tot het onbewuste hooren; vogelenlied en het geruisch van dreven voldoen geen hart dat luisterde in den horen der menschheid, naar de groote stem die zwelt. Vorige Volgende