De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] IX Mij voerde een weg langs wanden waar de grond zich even hief tot een flauw stel van bogen; 't leek waar de lijnen zwollen en bewogen of de aarde dichter tot den hemel stond. De jonge morgen lag kalm en gezond gelijk een vrolijk kind het licht te zoogen: het lijnen-rytme was een rust voor de oogen, zij zagen rein, zonder begeerten, rond. De schoonheid streek over 't hart als een balsem tot het gedacht dat wat zoo werd genoten in oude half-verlaten sferen lag; en die gedachte-dronk, bitter als alsem hield alle tweedracht alle strijd besloten; en het geluk liet af met zijnen lach. Vorige Volgende