De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] VIII Van zomer-lippen nu glijdt in gelijke schoonheid, een rei van schoonste dage' in 't jaar: zomer verteedert zich van vol en zwaar in hen tot zachtere en gematigd rijke. Hun warmte is weldaad, heel hun hemel klaar, hun vol geblaart staat stil en dicht te prijken als vreesde 't val; hun zuivre geur van eiken loopt door geen scherper geuren nog gevaar. 't Jaar schijnt te wijlen tusschen de getijden van fel geblaker en stormigen keer in schoonheid onuitspreeklijk, zonder wanken. Laat zoo o ziel tusschen bewogen tijden een rust zijn: zet op wat gij won u neer en drijve uw vreugd uit u in zoete klanken. Vorige Volgende