De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] III Waar rijpt ons graan?... 'k Weet menig veld gehangen op wolkenhoogte, aan bergen steilster flank, waar hellingen de afgronden vervangen schom'len de aren, dichtgeschaard en rank. De wandelaar die diep in 't dal beschrijdt den weg, beklemd tusschen steenige klippen, merkt niet die hoog en ver lichtende stippen en steunt om d'ondere onvruchtbaarheid. En ziet een enkle omhoog het blinkend veld, hij groet het ongenaakbare met morren ‘rotten in regen of van zon verdorren zullen de halmen die geen stervling velt.’ Maar hij wiens oogsten aan afgronden rijpen klimt al langs windingen 't verborgen pad herdenkend hoe zijn voet de steilte trad toen hij ging zaaien wat hij nu gaat grijpen. Daar staat hij stevig op den steilen wal: zijn hand snijdt d'aren, bindt de schoven krachtig, daar werpt zijn arm het graan, zoet en goud-vachtig, den menschen toe die wachtend staan in 't dal. Vorige Volgende