De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] II Een ieder hoopt voor zich een binnenste oogst en tast in 't hart naar der jaren bezinksel of iets, ervaring, kennis, dicht of denksel voor altijd aanwijst waar de vloed steeg 't hoogst. De ontblaarde roos sleept mee in dood en val de zoete roken die haar ziel ontgleden: of zóó van 't jaar, dat wegzinkt in 't verleden geen geur van leven achterblijven zal? Zullen vergeefs langs kaler dagen wanden de vingers glijde' en dit verwijt verzellen alle vlugge uren die verder snellen ‘zij kwamen en zij gaan met leege handen’. En op het strand der ziel geen golvend band van bont geschulpte of teedre rimpelingen in slingers teeknen waar de golven gingen, hoe hoog de vloed uitstroomde over 't zand? Vorige Volgende