De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] XII O nieuwe stem en toch niet vreemd geluid, - wist ik niet reeds als kind dat gij zoudt komen, - hoe anders klinkt ge dan ik had gedacht! Ik hoor, en hoop omwindt mijn ziel met ranken, want alles wat ge zingt, troost en verblijdt maar nog ben ik bedeesd en blij met schromen: ge komt van ver, ge spreekt in andere klanken dan die ik kende en altijd had verwacht. O vreemde daagraad! wel had ik gespand de hemelen doorreisd: de breuk der luchten zelve te vinden, heb ik niet vermocht. Nog hangt de schaduw als een sombre nacht waar lang mijn oogen waanden 't hoopvol land, wijl diep uit donkers die ik nooit doorzocht als een ster die zich windt door wolken-vluchten ge stralend oprijst, o hel licht en zacht. [pagina 43] [p. 43] Het is mij, alsof iets begint te leven waarvan ik niet begreep dat het bestond: hoe worstelde ik en heb mij lang geweerd! Maar eenmaal werd ik door een wind gedreven waar ik niet wilde, en ik hoorde een mond spreken wat ik geweigerd had te weten; toen werd de richting mijner ziel gekeerd ea waarlijk is die dag voor mij geheeten drempel van alle vreugd die ik verkond. Vorige Volgende