De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] II Jeugd lag achter mij een bewogen land, en donkerde. Bij grens-pale' onzichtbaar hadden de gestalten gevleugeld, waar- aan 'k vasthield, stilgestaan, en zacht mijn hand loslatend, mij verlaten. O hoe zwaar beducht zat ik toen wachtend neder, want 'k dorst zonder steun van stem of hulp van hand niet verder. Toen werd ik een vrouw gewaar die tot mij toe kwam, schijnende in den mist en rees op in verwachting, want mij trof de zekerte en 't hoopvolle in haar gang met macht; maar méér was 't, wat haar aangezicht mij bracht toen ik haar oogen zag; vast, vol beloften en haar mond, lachend om hetgeen zij wist. Vorige Volgende