De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] X Ik ga als een die het duister vermijdt en houd mij vast aan een licht met mijn oogen waar kracht, zoolang ik niet afdwaal, uitstraalt: want ik voel als zijn werking heel bepaald wanneer ik sta tot ik ben overtogen met stralen, hoe zich in mij iets verwijdt. Ik weet mijn zwakte en afhankelijkheid maar de macht van mijn ziel groeit niettemin, van binnen word ik vaster dan kristal, en uit een grond diep in mij wellen tal van sterke stroomingen de wereld in: er is een kracht gekomen in mijn leven; ik ga mij richtend en niet meer gedreven. Nu denk niet lezer die mij begeleidt dat ik verblind mij inbeeld en betoog de macht van den mensch over alle dingen: geen dag verging dat ik niet werd geleid als door een hand vol harde vermaningen tot iets macht'gers dan ik waarvoor ik boog. [pagina 17] [p. 17] Maar wanneer alles tegen mij bewoog en ik diep in ellende scheen te wezen werd ik soms inwendig met vreugd bekleed. Als een die iets gelukkigs zeker weet niet meer geschokt wordt door wat and'ren vreezen zoo breidde zich dan in mij als een rijk een stille blijheid uit geduriglijk. Misschien stijg ik, tot door veel stille arbeid mijn ziel heel ingenomen wordt door licht ik krachtig ben tegen haast ied're stoot: maar daartoe helpt, dat werkt niet enkel vlijt; dat rust in god of hij de liefde groot maakt in het hart en die tot hem opricht. Hoe ver ben ik nog van zijn aangezicht! Getrokken word ik door zoo menig ding van de enkelheid die ik meest behoef en den wil die ik te vormen beproef hangt vaak in mij neer zwaar van inspanning; dan zwijgt het sterke waardoor ik volbracht en ik ben onrustig, in vreemder macht, Vorige Volgende