Het leed der mensheid laat mij vaak niet slapen
(1984)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–2. Het leven van Henriëtte Roland Holst.Ga naar eindnoot4.Henriëtte van der Schalk werd op 24 december 1869 geboren. Zij groeide op in een deftig, liberaal denkend milieu. Haar vader, mr. Theodoor Willem van der Schalk, was notaris te Noordwijk-Binnen; uit zijn huwelijk met Anna Ida van der Hoeven werden behalve Henriëtte een twee jaar oudere broer en een zeven jaar jonger zusje geboren. In 1884, kort voordat haar ouders haar op een kostschool deden, begon Henriëtte gedichten te schrijven. Zij maakte in 1892 kennis met Albert en Kitty Verwey, met wie zij zeer bevriend raakte. Verwey stimuleerde en begeleidde haar nu snel rijpend dichterschap. Henriëtte en haar moeder ondervonden veel steun van de Verwey's in de periode na het ongeluk waarbij haar vader en zusje het leven lieten (juli 1892). In juni 1893 debuteerde Henriëtte met een achttal sonnetten in De nieuwe gids. Bij Verwey had zij inmiddels de kunstenaar R.N. Roland Holst nader leren kennen; in 1896 zou zij met hem trouwen. Ook kreeg zij via Verwey contact met Gorter. Onder invloed van Gorter, met wie zij bevriend raakte, verdiepte zij zich in Spinoza en Dante; haar eerste dichtbundel, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven (1895), draagt de sporen hiervan. | |
[pagina 15]
| |
![]() Henriëtte van der Schalk op vijftienjarige leeftijd.
Gorter bracht in 1896 Henriëtte en haar man ertoe Das Kapital van Marx te lezen. Mede onder invloed van Marx' boek kwamen Henriëtte en Rik tot het socialisme.Ga naar eindnoot5. In het jaar daarop traden zij samen met Gorter toe tot de s.d.a.p. Met grote ijver zette Henriëtte Roland Holst zich in voor de socialistische zaak.Ga naar eindnoot6. Zij hield lezingen, gaf cursussen, nam plaats in de redactie van het sociaal-democratische maandblad De nieuwe tijd, schreef veel artikelen en een aantal brochures en studies. Haar eerste bundel gedichten sinds haar socialistische wedergeboorte was De nieuwe geboort (1903). Troelstra vertelt in zijn memoires hoe H. Roland Holst hem op een stralende voorjaarsdag twee boeken aanbood: deze dichtbundel en Kapitaal en arbeid in Nederland (Van Praag 1946:16). Binnen de s.d.a.p. behoorde Henriëtte Roland Holst tot de principieel-marxistische ‘Nieuwe tijd-groep’; deze marxisten ageerden fel tegen wat zij als opportunisme van de partijleiding bestempelden. Troelstra werd herhaaldelijk scherp aangevallen door Gorter en H. Roland Holst. In 1909 ontstond een scheuring in de partij; Gorter richtte de s.d.p. (Sociaal Democratische Partij) op, een partijtje van 400 leden. Henriëtte stond qua ideeën dichter bij de s.d.p., maar bleef uit solidariteit met de arbeidersmassa bij de s.d.a.p., waarop Gorter de | |
[pagina 16]
| |
vriendschap met haar beëindigde. Zij voelde zich echter niet meer thuis in de partij. Ze werkte een jaar lang met hart en ziel voor Het weekblad, het supplement van het partijblad Het volk, maar het was een pijnlijk jaar doordat de onderlinge tegenstellingen steeds scherper werden en zij felle kritiek ondervond; het was ‘één voortdurend gevecht’ (Proost 1937:44). Ze trok zich daarom terug uit de redactie. Tijdens een partijcongres in 1910 hield zij een bittere redevoering: Het eergevoel verbiedt mij in een partij te blijven propageren, waarin ik vogelvrij ben, waarin de achterklap wordt gehoord, dat mijn debatten met de s.d.p. zijn afgesproken.Ga naar eindnoot7. Kort daarna (1911) trad ze dan toch uit de partij, om een principiële reden: het partijbestuur weigerde, op partijpolitieke gronden, steun te verlenen aan een zeeliedenstaking. Roland Holsts droom, eenheid van alle arbeiders, was nu zwaar gehavend. Gedesillusioneerd trok zij zich gedurende enkele jaren terug uit de partijpolitiek; in de dichtbundel De vrouw in het woud (1912) beeldde zij uit hoe ze de conflicten in en met de partij innerlijk verwerkte. In deze periode van bezinning zocht zij steun in het bestuderen van gestalten waarin zij eigen karaktertrekken of omstandigheden herkende; zo schreef zij een drama over Thomas More en een biografie van Rousseau, beide in 1912 verschenen.Ga naar eindnoot8. Haar poëzie uit deze jaren heeft zij gebundeld in Het feest der gedachtenis (1915) en Verzonken grenzen (1918). Beide bundels hebben te maken met de dood van haar moeder (1914). Henriëtte erfde van haar moeder het landgoed De Oude Buissche Heide bij Zundert, waar zij nog vele zomers zou doorbrengen. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog schokte H. Roland Holst en vele andere socialisten diep. Zij zag zich genoodzaakt haar socialistische opvattingen aan de nieuwe politieke realiteit te toetsen. Zij werd in 1915 opnieuw actief; ze hield weer lezingen en was betrokken bij de oprichting van het Revolutionair-Socialistisch Verbond, een dwergpartijtje, zoals zij het later zou noemen.Ga naar eindnoot9. Tijdens de oorlog woonde zij in het Zwitserse Zimmerwald een conferentie bij, die tot doel had linkse socialisten uit verschillende landen te verenigen; deze in september 1915 gehouden bijeenkomst heeft op haar diepe indruk gemaakt. Roland Holst bracht in 1916 een fusie van r.s.v. en s.d.p. tot stand; de s.d.p. ging in 1918 over in de Communistische Partij Holland (c.p.h.), zodat Roland Holst nu lid was van de voorloper van de huidige c.p.n. Gedurende één jaar maakte zij deel uit van de redactie van De tribune, een radicaal marxistisch tijdschrift.Ga naar eindnoot10. Het was een tijd van hard werken voor Henriëtte, die zich bij dit blad echter niet thuisvoelde.Ga naar eindnoot11. Henriëtte stond in 1917 terecht wegens het ondertekenen van een dienstweigeringsverklaring. In de rechtszitting verklaarde zij: Zolang ik mijn levensidealen uit in ook door burgerlijke letterkundigen dikwijls overmatig bewonderde poëzie, kan ik bij de bourgeoisie geen kwaad doen, maar | |
[pagina 17]
| |
zodra ik de idealen inderdaad propageer, word ik van alle kanten aangeblaft en voor de rechtbank gesleept.Ga naar eindnoot12. Hoe strijdbaarGa naar eindnoot13. deze uitlating ook mag klinken, voor Henriëtte Roland Holst werd het partijleven langzamerhand minder inspirerend dan het in de begintijd was geweest. De revolutie van 1917 in Rusland gaf haar weliswaar nieuwe moed, maar al enkele jaren later kwam zij teleurgesteld terug van een bezoek aan Sovjet-Rusland. Zij trad in 1923 uit de redactie van De nieuwe tijd, dat sinds 1921 De communistische gids heette. In de loop van 1924 verliet ze de Communistische Partij. Ze werd opnieuw lid van die partij. Zij was in die periode overigens oververmoeid. Ze belandde nogmaals in de cp, maar ze voelde zich er niet meer op haar plaats en trok zich in 1927 definitief terug uit het partijleven. In de jaren tussen 1924 en 1930 nam zij langzamerhand afstand van haar vroegere marxistische denkwijze. Omstreeks 1930 was de ommekeer voltrokken. Zij hechtte nu veel meer dan voorheen waarde aan de innerlijke krachten in de mens en voelde zich thuis in het milieu van religieus-socialistische groeperingen. Zij hield lezingen te Bentveld, in het internaat van de religieus-socialistische Arbeidersgemeenschap, en schreef artikelen voor het religieus-socialistische weekblad Tijd en taak.Ga naar eindnoot14. Henriëtte Roland Holst leefde intens mee met de bevrijdingsbeweging in India; op haar initiatief werd de vereniging Vrienden van India opgericht; zij maakte deel uit van de redactie van het gelijknamige tijdschrift, dat zich vooral op de jeugd richtte.Ga naar eindnoot15. Het bereikte nooit het voor kostendekking benodigde minimumaantal van 300 abonnees. Haar man, Rik Roland Holst, overleed in 1938. Hun huwelijk was niet geheel zonder problemen, gezien Riks behoefte aan andere relaties, maar zijn plotselinge dood moet haar een gevoel van vereenzamingGa naar eindnoot16. hebben gegeven. De rol van Henriëtte was echter nog niet uitgespeeld, al trad ze minder op de voorgrond dan vroeger. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden gedichten van haar illegaal uitgegeven en werkte zij mee aan het illegale blad De Vonk. ![]() Ook na de bevrijding liet zij haar stem nog horen. Het heeft haar goed gedaan dat zij van officiële zijde waardering ondervond: in mei 1947 ontving zij het | |
[pagina 18]
| |
eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. In haar beverige oude vrouwen-handschrift bedankte zij enkele dagen later de promotor, Jan Romein, voor zijn toespraak.Ga naar eindnoot17. In november 1952 overleed zij in een rusthuis te Amsterdam, waarin zij haar laatste winters had doorgebracht. Ook in haar laatste levensjaren had zij tijdens de zomermaanden de voorkeur gegeven aan het verblijf op het landgoed De Oude Buissche Heide. ‘De Zundertenaar die contact met haar had, zal die vertrouwde figuur missen in de bossen van de Buissche Heide, zoals zij die bewandelde, leunend op haar stok en aan de arm van haar trouwe verzorgsters,’ stond er in een In memoriam-artikel.Ga naar eindnoot18. |
|