Kultuur en wetenschap in het nieuwe Rusland
(1928)–Petrus Alma, J. Hoogcarspel, Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 149]
| |
Het Roode Leger
| |
Situatie 1914.De wereldoorlog vond een bloedend en innerlijk verscheurd Rusland. Bloedend, uit de tallooze wonden, geslagen door het langdurige | |
[pagina 150]
| |
revolutionaire tijdperk, waarin een nog weinig georganiseerde massa zich te pletter liep tegen de kozakkenmuren der Tsaristische terreur. Innerlijk verscheurd, in partijen, die elkander de bitterste verwijten deden over het mislukken der revolutie, terwijl intusschen de oorlogspartij onder den directen invloed van den generalen staf naar het imperialistische avontuur stuurde. De liberale bourgeoisie, die gedurende den Russisch-Japanschen oorlog meer op de nederlaag dan op de overwinning der eigen troepen hoopte, stond - mede onder invloed van de in modern kapitalistische richting gaande hervormingen van minister Stolypin e.a. - tegenover een oorlog, die de verovering van Constantinopel beloofde, wèl geestdriftig. De troedowiki (democratische boerenpartij) waren wel voor landsverdediging en meenden, dat de oorlog door Duitschland was uitgelokt; maar stonden voorloopig te zeer tegenover de veroveringspolitiek der leidende kringen, waarom zij zich dan ook - bij monde van hun leider Kerensky - onthielden van stemming bij de oorlogskredieten. De mensjewiki (minderheids socialisten) volgden onder Tscheidse dezelfde gedragslijn. Onderling verdeeld als zij echter weer waren scheidde de linkervleugel zich onder Martof en Martinof af om, onder den naam internationalisten, wat het oorlogsprobleem betreft, hetzelfde standpunt in te nemen als de bolsjewiki. Evenzoo ging het met den linkervleugel der Sociaal-Revolutionaire partij, ‘maximalisten’ genoemd. De bolsjewiki (meerderheids socialisten) eindelijk waren degenen, die in den uitbrekenden oorlog de kans voor de revolutie zagen. Mee doen aan een oorlog der meest reactionaire en imperialistische kringen der aristocratie en bourgeoisie, zou verraad zijn aan de Internationale. Lenin, Zinowjef en ook Trotzki hadden een open oog voor de gevolgen van een gewonnen oorlog. Hoogstens zou de bourgeoisie er wat meerdere politieke vrijheid door winnen. De arbeidersklasse kon er echter zeker van zijn, na zich voor het imperalistisch belang te hebben laten slachten, juist door de vlucht, die het kapitalisme na de overwinning zou nemen meer dan ooit een tijdperk van uitbuiting en onderdrukking tegemoet te gaan. | |
Aan en achter het front.Men mag zich niettemin verbazen over de prestaties en het uithoudingsvermogen der Russische legermassa's! De Russische ziel moet wel een waar arsenaal zijn van ongehoorde krachten. | |
[pagina 151]
| |
Vóór den wereldoorlog (begrooting 1914) besteedde het Tsaristisch bewind bijna een vijfde der gewone en bijna een derde der buitengewone uitgaven voor het leger alleen. De jaarlijksche lichting bedroeg 455.000, de infanterie had een ‘eerste oefentijd’ van 3 jaren en de kavalerie, de rijdende artillerie en de genie van 4 jaren. Daardoor bedroeg het z.g. vredescontingent (dat wil zeggen: wat dus bij voortduring onder de wapenen is één millioen, vier honderd drie en twintig duizend man. Bovendien werden er in de oorlogsjaren nog 14.375.000 man gemobiliseerd, zoodat de Tsaar ruim 15¾ millioen zijner ‘zonen’ in het vuur zond.Ga naar voetnoot* Dit zijn de lasten, die het keizerlijk bewind durfde opleggen aan een voor driekwart analphabetische en verarmde massa, sinds onheugelijke tijden op de meest ongehoorde wijze uitgebuit en geterroriseerd. En zij gingen, de kinderlijk eenvoudigen! Waarvoor dat wisten zij niet. Maar zij gingen om zich met honderdduizenden en weldra millioenen te pletter te loopen tegen de Duitsche techniek. Doch ook zou het woord van Mereschkowsky: ‘Wij komen niet spoedig in beweging, maar als dat eenmaal het geval is, weten we niet van ophouden’, bewaarheid worden! Zoowel 1914, als 1915, als 1916 gaven hetzelfde beeld te zien: Opmarsch van de Russische millioenen massa's - aanvankelijke successen - weergaloos bloedige slagen om zich verder baan te breken - fabelachtige verliezen - verwarring en terugtocht. Telkens weer worden de massa's op meedogenlooze wijze opgezweept tegen de Duitsche grensverdediging en de Oostenrijksche Karpathen-passen. Telkens ook weer verbloedt iedere aanval tegen de wetenschappelijke legerleiding en de superieure techniek der Duitschers. En terwijl de Russische generaals voortgaan hun soldatenmassa's te laten vernietigen ...... viert de reactie achter het front hoogtij. Terwijl de dooden en gewonden bij honderdduizenden - weldra millioenen - op het slagveld liggen, heerscht aan het hof (Raspoetin!) en in de regeering (minister Schturmer) de ongelooflijkste corruptie. Ontelbare kanonnen, mitrailleurs en ander materiaal zijn ver- | |
[pagina 152]
| |
loren gegaan - geheele landstreken verwoest - honderd duizenden door allerlei ziekten aangetast - drie millioen man in krijgsgevangenschap verdwenen - ruim twee millioen gewond - twee en een half millioen gesneuveld. ...... En Vadertje Tsaar bleef deporteeren naar Siberië, zijn vrouw hem aansporen tot fellere reactie, zijn handlanger Protopopof ....... spiritistische sceances houden. 9 Maart algemeene staking - 10 Maart muiterij - 11 Maart gewapende opstand - 12 en 13 Maart bestorming van de Russische Bastille, de Peter- en Paulsvesting, - 15 Maart afstand van den Tsaar. Dan begint het vormen van Roode Garde-kernen. Want de bourgeoisie en de rechtsche sociaal-democraten willen slechts de politieke revolutie en zelfs genoegen nemen met een nieuwen Tsaar. De bolsjewiki en de linksche sociaal-democraten (hoewel de daad aan de eersten overlatend) daarentegen willen de sociale revolutie doorzetten. Bovendien wil Kerensky den oorlog voortzetten; de bolsjewiki hem beëindigen. En op order van Kerensky hervat generaal Broessilow inderdaad den aanval! In twee dagen tijds vagen de Roode Gardisten ook de Kerenskyregeering weg. | |
Burgeroorlog.Tot nog toe bleven ‘de bondgenooten’ vrij onbewogen. Zoolang de Russische massa's zich maar bleven offeren ‘ter ontlasting van den druk op het Westfront’, kon het de Fransche en Engelsche regeeringen onverschillig laten of een keizerlijke of een burgerlijke kliek regeerde. Maar toen de bolsjewiki vrede sloten en vooral toen zij een streep haalden door alle schulden van de Tsaristische regeering, veranderde dat als op tooverslag. Weldra zien wij Rusland van alle kanten besprongen door contra-revolutionaire legers door Frankrijk en Engeland materieel en financieel gesteund en zelfs door troepen van die landen. Het oorlogsleger was intusschen verloopen. Het hier volgend diagram (dat authentiek is) geeft daar - naar gelang men het langer bekijkt - een duidelijk beeld van. 2 November 1918: instelling ‘Revolutionaire Militaire Raad’ en ‘Arbeiders- en Boerenraad van Nationale Verdediging’ - December 790.000 man - April 1920: 3.666.000 man + 74.000 officieren - Januari 1921: 5.300.000 man totaal. Dat was het antwoord van revolutionair Rusland aan de imperialistische machten van West-Europa. | |
[pagina 153]
| |
Het blijft de onverwelkbare roem van Trotzky in dien strijd op veertien fronten alle contra-revolutionaire generaals en buitenlandsche troepen uit Rood-Rusland te hebben weggevaagd. Het blijft de zwartste bladzijde in de geschiedenis van het Westersche proletariaat, dat het Engelsche en Fransche imperialisme het heeft durven bestaan de hongerblokkade uit te oefenen. ....... | |
Consolidatie.Onmiddellijk na de overwinning begon het Sowjet-Bewind het leger naar huis te sturen. Telde het in Januari 1921: 5.300.000 man, nog in hetzelfde jaar werd het teruggebracht tot 1.600.000. in 1922 op 825.000 en in 1923 op 600.000. Het Roode Leger, bij decreet van Lenin uit de Roode Garde ontstaan, is in en door den strijd gesmeed. Volgens de statistieken van October 1920 had van de aanvoerders: 43 % geen militaire opleiding gehad, 13 % als vaandrig in het oude leger gediend, 10 % de ‘oefenschool’ voor officie- | |
[pagina 154]
| |
ren van het Roode Leger haastig doorloopen, 22 % was tijdens den oorlog officier geworden, 6 % had bij de administratie gediend en 6 % bestond uit oud-beroepsofficieren. Nu brak echter de tijd van consolidatie aan. | |
Grondgedachten der organisatie.Het aristocratisch militarisme van vroeger en het burgerlijk van nu heeft geen enkel belang bij de ontwikkeling der massa. Integendeel, hoe onontwikkelder de massa door slecht onderwijs (en door als opium toegedienden godsdienst!) blijft, des te gemakkelijker is het te besturen, d.w.z. onder den duim te houden. Reeds Frederik de Groote zuchtte ‘als mijn soldaten gaan denken, blijft er geen enkel in het gelid’ en uit het ‘Ik dacht, kapitein ...... Jij hebt niet te denken, dat doe ik voor je’, spreekt de ziel van het militarisme der bezittende klasse. Maar juist, omdat denkende soldaten, denkende arbeiders en boeren, inplaats van verdedigers, felle tegenstanders worden van het kapitalistische stelsel, moet de arbeidersklasse - eenmaal aan de macht - het van de denkende arbeiders en boeren hebben. Aangezien bovendien juist het Russische volk onder het Tsaristisch regiem voor 80 % analphabet werd gehouden, en het Communistisch bewind, alleen reeds op dit terrein dus voor een ongelooflijk zware taak stond, moet hieruit verklaard worden, dat het eerste grondbeginsel der organisatie van het Roode Leger was: Het leger en den daarin doorgebrachten diensttijd benutten als ontwikkelingsschool voor de massa. Wij hebben dit element van het Roode Leger voorop gesteld, omdat dit het positieve element is. De beide andere grondgedachten, in de beide andere elementen belichaamd, zijn als alle militarisme negatief, op z'n best een noodzakelijk kwaad. Noodzakelijk, omdat iedere klasse, die aan de macht kwam en zal komen, zich in den noodzaak bevindt, die macht te beschermen en haar ‘orde’ te handhaven. Kwaad, omdat het militarisme-an-sich anti-kultureel is en improductieve uitgaven veroorzaakt, uitgaven, zoo onontbeerlijk voor den socialen opbouw, voor het geluk en het welzijn van den mensch. Wanneer men de grenzen van den Sovjet-Staat beziet en het feit, dat deze eenige arbeiders-republiek omgeven is door kapitalistische staatjes en staten (werktuigen in de hand der groote kapitalistische mogendheden), binnen den kring zijner beschouwingen betrekt, en zulks aan de hand der historie, die ons nog | |
[pagina 155]
| |
voor enkele jaren een van alle kanten besprongen Rusland liet zien, dan is het tweede element even logisch als noodzakelijk: een uitmuntend verdedigingsleger, instaat den oorlog buiten de grenzen te houden. Maar, zoo al geen enkele staat daarmee volstaat, dan kan Rusland met zijn dictatuur der ‘minderheid’,Ga naar voetnoot* met zijn zoowel in binnen- als in buitenland op den loer liggende vijanden en met zijn enorme uitgestrektheid, zeker niet buiten dat andere, derde element: Een netwerk om te voorkomen, dat het veldleger door een revolutie in den rug wordt getroffen. .. Zoo zien wij althans de grondgedachten waarop het Roode Leger van nu is opgebouwd, een bouwwerk overigens, dat in de verste verte niet de financieele en persoonlijke lasten meebrengt van het bekende defensie-ontwerp van den Franschen sociaaldemocraat Paul Boncour. | |
De officieele regeling.De legerleiding ligt bij de ‘Centrale Administratie’, verdeeld in Generale Staf en Politieke Directie. Aan het hoofd van elk organisme staan 2 chefs: een militaire commandant en een politieke leider. TUCHATSCHEWSKI
Chef van den Generalen Staf BUBNOF
Chef der ‘Politieke Directie’ | |
[pagina 156]
| |
Nadat, als hiervoor reeds vermeld, de sterkte aanzienlijk was verminderd, en het Sovjet-Besluit van 8 Augustus 1923 een voorloopige regeling had getroffen, kwam een definitieve wetgeving op militair gebied tot stand met het Sovjet-Besluit van 18 September 1925, reeds van kracht op 1 October d.a.v. Volgens deze wet zijn alle burgers der Sovjet-Unie verplicht tot medewerking aan de landsverdediging. Alleen arbeiders (zulks in den meest uitgebreiden zin van het woord, doch voor zoover geen werk van anderen gebruikend om er voordeel uit te trekken) mogen echter wapenen dragen. ‘Anderen’ worden gebruikt voor hulpdiensten achter het front en in het binnenland en betalen een ‘weerbelasting’. In het 20e en 21e levensjaar is er militaire vóór-oefening: telkens een cursus van één maand in de regionale centra en zoowel op militair als op algemeen gebied. Daarop volgen 5 jaren militairen diensttijd en wel een deel der lichting, (waarover straks meer) in het eigenlijke oorlogsleger en een ander deel bij de territoriale troepen (te vergelijken met landweer of landstorm). De eersten dienen 2 jarenGa naar voetnoot*, voor zoover bij de infanterie, artillerie, kavalerie of genie en 3 jaren, voorzoover bij de luchtmacht en worden voor de rest der 5 jaren met verlof gezonden, gedurende welken tijd per jaar hoogstens 1 maand herhalingsoefeningen kunnen worden gehouden. De tweeden volgen het eerste jaar een cursus van 3 maanden en in de andere 4 jaren tezamen: 5 maanden (infanterie en artillerie), 6 maanden (genie en technische troepen), of 8 maanden (kavalerie). Bovendien kunnen er ‘controle appèls’ van 1 week per jaar worden gehouden. De mannen, die nòch bij de eerste nòch bij de tweede categorie behooren, komen bij de regionale troepen en dienen 6 maanden totaal, doch niet meer dan 2 per jaar, en zonder troepenindeeling. Van het 28e tot het 40e jaar behooren de dienstplichtigen tot de reserve en kunnen daarbij totaal 3 maanden worden opgeroepen, doch hoogstens 1 maand per jaar. Wat de jaarlijksche lichting (een dikke 800.000 man) betreft, daarvan worden 250 à 300 duizend man ingedeeld bij het eigenlijke oorlogsleger; dat getal naar schatting voor de helft (jaarlijks bij geheim Sovjet-Besluit te bepalen) bij de territoriale divisies (vergelijk: Landstorm) en de rest (pl.m. de helft der | |
[pagina 157]
| |
lichting) bij de regionale troepen (vergelijk: Burgerwacht). | |
Het verdedigingsleger.Meer dan in eenig ander land heeft het veldleger in Rusland de taak den oorlog buiten de grenzen te houden. Zulks met het oog op mogelijke contra-revolutionaire actie bij een terugtocht. Toch moet het onmiddellijk opvallen, dat het veldleger der Sovjet-Unie in verhouding zéér klein is. Bedenkt men, dat een landje als Litauen (2 millioen inwoners) een lichting heeft van 13.000 man, dat België (8 millioen) er één van 44.000 man en Frankrijk (bijna 40 millioen inwoners) er één van 250.000 man heeft, dan is die van Rusland met 145 millioen inwoners (tot het uiterste puntje van Siberië meegerekend) van 250 à 300 duizend man, zéér, zéer gering. En nog duidelijker is dit, als men dat andere Europeesche land van beteekenis neemt, waar ook ‘de dictatuur heerscht’, n.l. Italië. Dit heeft op zijn 41 millioen inwoners een minstens evengroot jaarlijksch oorlogscontingent als Rusland met zijn 145 millioen. Het oorlogsleger van de Christelijke-burgerlijke dictatuur vormt - daarover bestaat geen verschil van meening - een bedreiging voor de naburen en een latent oorlogsgevaar in Zuid-Europa. Het oorlogsleger van de ongeloovig-proletarische dictatuur is maar nèt en nèt voldoende voor de landsverdediging. Ziet daar reeds in deze fase het verschil tusschen de burgerlijke en de proletarische dictatuur. En wie van het dreigend en overweldigend militarisme van Rusland spreekt is een fantast of een leugenaar. Voor de uitgaven op militair gebied vinden wij zoowel in de bekende ‘Löbells Jahrberichte über das Heer- und Kriegswezen’ als in de statistieken, uitgegeven door den Volkenbond over 1926 voor Rusland de uitgave van 9.7 Mark per hoofd. Dat is minder, vaak zéér veel minder dan vrijwel alle landen ter wereld, ongeveer de helft van het cijfer voor Polen, en zelfs belangrijk minder dan ..... Nederland. En als men dan ziet, dat in datzelfde jaar Estland 19 %, Letland 26 %, Litauen 20 en Polen 33,3 % van zijn totaal-uitgaven aan het leger besteedt, terwijl dat van Rusland maar 16.5 %Ga naar voetnoot* is, dan is het voor ons uitgemaakt en moet toch bij ieder ander althans de gedachte doen opkomen, dat de rand- | |
[pagina 158]
| |
staten niet een barrière tegen het z.g. dreigend Russisch communistisch militarisme, maar een aanvalsbasis van het Westersche imperialistisch kapitalisme vormen. De kaart laat dat ook zien. Rusland verloor, door de perfide staatkunde der West-Europeesche imperialistische mogendheden vrijwel al zijn Oostzee-havens. Het is als het ware een belegerde vesting (economisch is het dat zeker), waarvan de bezettingstroepen volgens juiste krijgskunde ‘uitvallen’ doen naar de voorraadschuren der belegeraars: de koloniën! | |
Bewapening en enkadreering.Zonder af te dalen in detail-opgaven van vliegtuigen, pantsertreinen, geschut, mitrailleurs, e.d. mogen wij als ons oordeel geven, dat in eenige zaken (uitmuntend vliegtuig-materiaal van eigen fabrikaat) de bewapening zéér goed, op de meeste punten normaal en in enkele dingen nog ten achter is, bij wat als eisch mag worden gesteld uit een militair technisch oogpunt. | |
[pagina 159]
| |
De aanvoering daarentegen mag hier wat meer uitweiding vragen. In 1926 heeft de Commissaris voor de Nationale Verdediging (minister van oorlog) Worosjilof 16.000 officieren ontslagen. Hij deed dit, naar zijn zeggen aan de afgevaardigden van het verontruste officierskorps, omdat er in verhouding meer officieren waren dan in andere legers en omdat het 16 millioen roebels bezuinigde. Het verwijt, dat het een politieke zuivering was, nòch het verzoek der afgevaardigden om de vroegere rangen en onderscheidingsteekenen weder in te voeren wenschte Worosjilof te aanvaarden. Dat overigens van de finantieel en organisatorisch noodige maatregel gebruik is gemaakt om minder betrouwbare officieren op te ruimen zal wel waar zijn, doch is allerminst vreemd. Van ‘echte’ officieren (buitengewoon lofwaardige voorbeelden als Broessilof en Nicolajev daargelaten) heeft het Roode Leger als het er op aankomt slechts verraad te wachten. Bij de telling in December 1926 bleek 20 % van het kader uit de arbeiders, 53,3 % uit de boeren en 26,7 % uit ‘anderen’ afkomstig. Ongeveer de helft der officieren schijnt communist te zijn. Natuurlijk zijn dat geen ‘echte’ officieren, d.w.z. zooals, burgerlijk gedacht, officieren moeten zijn. Maar zijn ze daarom minder? Over die vraag is in de vakpers van binnen- en buitenland (van Rusland uit gedacht) veel geschreven. Bij de beoordeeling gaat het om 2 elementen: de technische kennis en de algemeen persoonlijke eigenschappen. Militair dogmatisch beoordeeld, mankeert er nog al wat aan de technische en wetenschappelijke scholing van den Nieuw-Russischen officier. Maar anderzijds is dat een domme maatstaf, want bij het leiden van menschen en vooral op het oorlogsveld spelen andere eigenschappen dan elementaire kennis de hoofdrol. Het gaat dan om idealisme, karakter, liefde. En het kan geen vraag zijn wie dan meer waard is, de officier die zijn functie als een ambtenaarsbetrekking is gaan beschouwen en naar zijn dienst gaat als een employé naar zijn kantoor of de officier, die zich zooal niet vaak dan toch soms in gewetens conflict bevindt, omdat hij hem, dien hij leiden moet, weet te leiden tegen diens klassebelang in, òf de uit de arbeiders en boeren uitgezochte klassebewuste strijder voor idealen, die hem vèr van de machinale versombering naar de extase van den werkelijken bevrijdingsstrijd voeren! | |
[pagina 160]
| |
Wij voor ons zijn overtuigd, dat de Nieuw-Russische officier zich in de practijk in alle opzichten als minstens gelijkwaardig met welken ook zal betoonen. | |
De Soldaten.Bij de telling in December 1926 over het geheele leger bleek 15.2 % uit de arbeiders, 77.3 % uit de boeren en 7.5 % uit ‘anderen’ afkomstig. Een ware proletarische weermacht alzoo! In het gewone verkeer merkt men de soldaten in het algemeen niet op, doordat zij ongewapend zijn en ook tallooze burgers loopen in dezelfde linnen jakken en eenvoudige muts met Sovjet-ster, verklaart een Duitsch medicus, terugkomend van een langdurig verblijf in Rusland: ‘Later op een Parade kon ik vaststellen, dat het leger over zéér goed uitziende uniformen beschikt; het draagt echter met opzet in het dagelijksch leven die kleeding om zich van den industrie-arbeider, wiens kleeding nog niet zoo onberispelijk kan zijn, niet moedwillig te onderscheiden. Andere getuigenissen spreken van het elkaar eenvoudig met ‘Kameraad’ aanspreken van meerdere en mindere, terwijl toch bevelen stipt en snel worden opgevolgd. Wij hadden ook geen reden anders te verwachten. Niet tegen bevelen maar tegen de wijze van bevelen; niet tegen tucht, maar tegen den aard en manier om haar in te prenten en te handhaven: niet tegen verplichtingen, maar tegen van boven af opgelegden dwang, gaan de bezwaren van soldaten - welke dan ook. En veel kan de soldaat hebben van een rondborstig eenvoudig commandant; maar niets van een geaffecteerd sprekende automatische kapstok met onderscheidingsteekens of van een dorre reglementen-zifter. En het zich één voelen in belangen en idealen moet wel het homogene Russische leger een innerlijke samenhang geven waartegen een heterogeen westersch leger zich te pletter loopt. Tot slot hiervan de ‘belofte’ van den Roode Leger-Soldaat: | |
[pagina 161]
| |
‘Ik zoon van het arbeidende volk, burger der Vereenigde Socialistische Sovjetrepublieken, neem de taak op mij van strijder in het arbeiders- en boerenleger. Men vergelijke deze inhoud (spatieering van ons) en expressie met de evangelistische femelarij, die men elders hoort! | |
Ontwikkelingsarbeid.De bolsjewiki vonden een Rusland met een voor 80 % analphabetische bevolking. Het leger in dienst stellen van den strijd tegen het analphabetisme; wij noemden dat reeds één der drie grondgedachten en tevens het positieve element van het Roode Leger. Hoewel daar de meest geavanceerde arbeiders bij worden ingelijfd, telde het veldleger op 1 Januari 1925 toch nog 33.795 analphabeten. Aan het eind van het jaar konden zij allen lezen en schrijven. In 1926 bedroeg het getal 38347. Eind van hetzelfde jaar waren zij allen het lezen en schrijven machtig. | |
[pagina 162]
| |
Hoewel de cijfers van 1927 nog niet bekend zijn, blijkt reeds, dat het succes van dit jaar niet minder zal zijn. Zoo gaat er dus geen lichting naar huis of zij neemt iets mede van onschatbare beteekenis voor individu, volk en staat: geestelijke ontwikkeling. Want niet alleen lezen en schrijven voor analphabeten staat er op het program; dit is maar een klein onderdeel van den ontwikkelingsarbeid. De analphabeten worden na aankomst eerst in klassen vereenigd en door daarvoor aangestelde onderwijzers eerst geestelijk ‘bijgewerkt’, voor dat zij onderdeel gaan vormen bij den gewonen dienst. Maar die gewone dienst juist wordt gedragen en draagt den stempel van het doel: den ongeletterden arbeider en boer te vormen tot een ontwikkelden soldaat, volwaardig Sovjet-burger en bewust klassestrijder. leder zelfstandig legeronderdeel heeft zijn eigen ‘Klub’ en Bibliotheek, waarbij een netwerk van vereenigingen op het meest verscheiden gebied, ‘Kringen’ genaamd, bij aangesloten zijn. Op 1 Januari 1927 bezat het Roode Leger 719 van die Klubs en 5278 ‘Lenin-hoeken’. De Lenin-hoek is het lokaal ('s zomers: Lenin-tent), waar de soldaten nuttige verpoozing vinden, waar de ‘Legerkrant’ ligt, waar de met de hand of met de schrijfmachine geschreven ‘Muurkrant’ der compagnie hangt en waar men boeken op allerlei gebied vindt. En niet alleen de boeken, maar ook de gewenschte en noodige hulp en voorlichting. Veelal ook draagt die voorlichting het karakter van onderlinge leering. De Nieuw-Russen drukken hun gedachten- Voorbeelden van aanschouwelijk onderricht.
| |
[pagina 163]
| |
Reizende bibliotheek van het Roode Leger
Uitdeeling van boeken door het Roode Leger.
| |
[pagina 164]
| |
gang, ondervindingen of resultaten van onderzoek veel uit in zéér sprekende en eenvoudige statistieken en diagrammen. Ook platen en de karikatuur worden gebruikt om met één slag veel te vertellen. Over plaatjes als deze houden de soldaten dan ook onderlinge voordrachten en debatten. In de bibliotheken van het Roode Leger zijn volgens de laatste gegevens meer dan acht millioen boeken voorhanden. Bij de Klubs en Lenin-hoeken waren in 1926 reeds 21331 ‘Kringen’ aangesloten en wel van politieken, algemeen-ontwikkelenden, kunstlievenden, militair-wetenschappelijken en sportlievenden aard. Deze ‘Kringen’ omvatten 121.127 Roode Leger-soldaten (1927) Zoo vinden de dienstplichtigen gelegenheid - en grijpen zij die met beide handen aan - om hun eigen ontwikkeling en die welke hun ook in de diensturen wordt bijgebracht, naar de mate van eigen aanleg verder uit te breiden. Twee- of driemaal per week worden films vertoond en zéér vaak - in de daartoe geschikte Klubs - tooneelstukken opgevoerd. Bovendien worden bezoeken gebracht aan fabrieken en werkplaatsen en bezoeken wederkeerig de arbeiders en boeren de kazerne. Vooral voor den eenzijdigen en afgelegen geboren en getogen jongen boer is de kennismaking met fabrieks-arbeiders en hun fabrieken en werkplaatsen een ware ontbolstering. Het bibliotheekwezen vooral is zeer ontwikkeld, omdat dit niet alleen moet voorzien in de behoefte der vaste garnizoenen, maar ook in die van de territoriale divisies en regionale troepen. Hiervoor zijn ‘reizende bibliotheken’ ingesteld, die van plaats tot plaats trekken om op die wijze althans voorloopig in de grootste behoefte te voorzien. De arbeid der reizende bibliotheek bepaalt zich trouwens niet tot dien onder en voor de militairen. Ook de burgerbevolking en zelfs de kinderen profiteeren van dit instituut van het Roode ‘militarisme’. | |
Besluit.Er ware nog heel wat te beschrijven, indien wij volledig hadden willen zijn. Wij hebben vrijwel niets geschreven over de z.g. Osso-Avia-Chim (een Volksweerbaarheidsorganisatie op technisch gebied, beoogende het verband tusschen hulptroepen, luchtvaart en gasafweer), in het geheel niets over sympathiebewegingen voor het Roode Leger onder de burgerbevolking en de jeugd, (die gedurende de ‘Legerweek’ tot de oprichting van talrijke weerbaarheidsvereenigingen heeft geleid en een dertigtal gloed- | |
[pagina 165]
| |
nieuwe vliegtuigen kon doen aanschaffen uit vrijwillige bijdragen) enz. enz. Maar wij beoogden ook niet volledig te zijn, doch slechts de geboorte te verklaren en te beschrijven van het Roode Leger en daarnaast een indruk te geven van de waarde en de strekking van die weermacht als zoodanig. Op grond van onze studie en de gedurende onzen langdurigen actieven dienst in het leger verkregen vakkennis meenen wij tot de volgende uitspraken te mogen komen: I. Het Roode Leger is (een uitzondering op alle andere legers ter wereld!) behalve noodig ook nuttig. II. Het Roode Leger is als aanvalsapparaat ongeschikt. III. Het Roode Leger (en dan daarbij gerekend het weerbaarheidswezen over het geheele land) is in de verdediging onoverwinlijk tegen welke aanvallers ter wereld ook. En dat is maar goed ook! Want een ontwapend Rusland zouden wij in een oogwenk tijds weder van alle kanten besprongen zien door de imperialistische machten. Het land levert immers veel petroleum op! En dan, die ‘oude schulden’! Sovjet-Rusland is door het Roode Leger mede een onaantastbaar bolwerk op het wereldslagveld van den klassenstrijd. Zelfs nu zien wij in het eene land met ruw geweld, in het andere langs z.g. wettigen weg, het fascisme, in het algemeen de reactie, de arbeidersklasse wegdringen van het kleine plekje zon, zoo moeizaam op de bezittende klasse veroverd. Ware dàt bolwerk er niet, het zou er voor het geheele wereldproletariaat donker uitzien! De arbeiders voelen dat heel goed en weten zich oneindige dankbaarheid verschuldigd aan hun Russische kameraden. Het bolwerk van deze is ook het hunne. Het is een bolwerk voor ‘allen’. En het zou de grootste ramp zijn voor het geheele wereldproletariaat indien het wegviel. Dat er van Rusland geen oorlogsdreiging uitgaat, is overigens zeer natuurlijk: En omdat de vrede levensvoorwaarde is voor den socialen opbouw van het zoo langdurig en ongehoord geteisterde land. En omdat een oorlogvoerend Rusland aan één zijde gebonden zou zijn met alle kwade kansen van dien. En omdat de Russische boer (en 80 % der Russen is boer!) even wars van den aanval, als hardnekkig in de verdediging is. En omdat in een oorlog de bloem der communistische arbeiders (want die dienen immers in de eerste plaats in het veldleger!) zou verbloeden. | |
[pagina 166]
| |
De grootste domheid, die het Sovjetbewind zou kunnen begaan, is doelbewust een oorlog ontketenen. Veeleer strookt met de internationale tactiek van het communistisch bewind: met het geweer bij den voet wachten op het oogenblik, dat de economische tegenstellingen, het oorlogszuchtig drijven van Mussolini en de perfide staatkunde van Chamberlain wederom een wereldoorlog ontketent. En nu mag men in de wereldpers Rusland nòg zooveel belasteren, en men moge nog zoo afkeerig zijn van de inderdaad vaak (maar natuurlijk) brute methoden van het Sovjet-Bewind; dat dit gevoerd wordt door een troep domkoppen, dat zal zelfs de bitterste vijand der Raden-republiek niet beweren. Zij wèten, dat een door hen ontketenden oorlog hun slechts achterop, zoo niet ten onder, kan brengen. Zij weten óók - want zij nemen het dagelijksch waar - dat vanuit Rome en Londen den vrede voortdurend in gevaar wordt gebracht en daar in Genève gespeeld wordt als in Monaco, doch dan met het welzijn van de wereld. En zij weten nòg iets! Zij weten, dat, hoezeer door de pers een campagne wordt gevoerd tegen Rusland over zijn ‘militairisme’ (en om zijn petroleumbronnen!), hoezeer de West-Europeesche arbeidersklasse in massa anders is opgevoed, deze zich nimmer zal laten gebruiken voor een aanvalsoorlog tegen de eenige Arbeidersrepubliek. En dat, àls er weder een wereldoorlog uitbreekt deze - hetzij aanstonds, hetzij daarin overgaand - niet een Staten-,
MAAR EEN KLASSENOORLOG ZAL ZIJN. |
|