Kultuur en wetenschap in het nieuwe Rusland
(1928)–Petrus Alma, J. Hoogcarspel, Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||
Het nieuwe Rusland en de godsdienst
|
1e. | Absolute scheiding van kerk en gemeenebest. |
2e. | Absolute vrijheid van godsdienst, inzooverre deze niet door buitenlandsche zendelingen moet worden geïmporteerd. |
De documenten, waarin het een en ander is vastgelegd, zijn:
a) | De Grondwet van de Russische Socialistische Federatieve Sowjet-Republiek (nu getiteld U.S.S.R.), aangenomen in de Alrussische vergadering der Raden van 10 Juli 1918. |
b) | Het Decreet van den Raad van Volkscommissarissen over de Scheiding van Kerk en Staat. |
c) | Verordening van den Volkscommissaris van Justitie over de orde, waarin de uitgevaardigde decreten in werking moeten worden gesteld. |
d) | Aanvullende decreten van competente instanties, b.v. over het toelaten van een Roomsch-Katholieken priester in de gevangenis bij een Roomsch-Katholiek gevangene, die zulks wenscht en in gevaar van sterven verkeert. Omtrent welk decreet mij uitdrukkelijk mededeeling is gedaan in de Lefortowogevangenis te Moskou, en wel op een vraag mijnerzijds, door den directeur, in het bijzijn van 'n dertigtal getuigen. |
* *
De hoofdinhoud van deze stukken is:
1e. | Eenig algemeen kerkgenootschap kan geen bezit hebben en alle goederen, tot dato ‘kerkelijke goederen’ genoemd, worden gemeenschapsbezit der U.S.S.R. |
De kerkelijke ‘doode hand’ is dus gelicht en kan niet meer gevuld worden. De geweldige accumulatie van goederen in de kerkelijke doode hand, speciaal van onroerende goederen, benevens het improductief gebruik en de gebruikelijke buiten-verkeer-stelling ervan is steeds in iederen Staat vroeg of laat een economische abnormaliteit gebleken, vandaar dat zulke lichtingen periodieke verschijnselen zijn in de geschiedenis der menschheid. (Zie ook Frankrijk en Mexico). Bovendien pleegt er een macht uit te ontstaan, die niet in harmonie te brengen is met den inhoud van eenigen godsdienst als zoodanig, die uitteraard aan het wereldsche ontheven is. | |
2e. | Er kunnen ter plaatse eeredienstvereenigingen gesticht worden, die echter niet kleiner mogen zijn dan 20 leden, |
onder een eigen bestuur. Aan die vereenigingen van eeredienst kunnen, naar beoordeeling van het plaatselijke Volkskommissariaat, in bruikleen worden gegeven: kerken, voorwerpen van eeredienst, kerkhoven, klokketorens. | |
De Staat verstrekt hun dan, wat ze vroeger van de Kerk kregen. | |
3e. | De Staat betaalt, noch direct noch indirect, de geestelijken, noch hunne kerken, noch hunne scholen. De geestelijke is gelijk aan iederen burger en geniet geenerlei immuniteit, (= onschendbaarheid). zooals b.v. ten opzichte van verplichtingen tegenover het leger, tegenover den fiscus en tegenover de burgerlijke justitie, welke immuniteit bij ons nog steeds door het z.g. Kerkelijke Recht van Rome wordt opgeëischt.Ga naar voetnoot*) |
4e. | De geestelijken mogen aan kinderen onder de 18 jaar geen godsdienstonderwijs geven en hebben evenals eenige andere categorieën, geen stemrecht. |
Tegen 18 jaar is pas de opvoeding voor goed afgeloopen, die de U.S.S.R. op de eenheidsschool, aan alle kinderen wenscht te geven, waarvan de cursussen loopen van 8-12 en van 12-17 jaar. Ook dan eerst kan men een kind volgroeid en zelfstandig rekenen. | |
5e. | Buitenlanders mogen de geestelijke bediening niet uitoefenen. |
6e. | Een Heilige Synode mag als geestelijke-leiding-gevend orgaan voortleven en in hoeverre de Staat daarmede voeling wil nemen, kan slechts door hemzelf en zijne belangen worden bepaald. |
7e. | De kloosters, die reclameerden, dat zij arbeidsgemeenschappen waren, konden op dien titel blijven voortbestaan. Eerst na twee jaar toen het bleek, dat die titel over de heele linie bedriegelijk was aangewend, zijn zij ontruimd en is het kloosterwezen als een overblijfsel uit oude tijden, waarvoor in onzen tijd geen plaats meer is, opgeheven. |
Veel monnikken en nonnen werken nu. | |
8e. | Iedere godsdienst mag door iedereen vrij beleden worden. |
Zoo werkt o.a. in de U.S.S.R., met Russisch personeel natuurlijk, het Leger des Heils, dat onder tsaar-paus Nikolay II met grooten naijver buiten de grenzen werd gehouden. | |
Hierbij dient opgemerkt te worden, dat 8e. een voorschrift is voor het Rijk, niet echter voor de Communistische Partij, die |
van haar leden eischt, dat zij geen uitoefenaars van een of anderen godsdienst zijn, hoewel ze overigens geen godloozen behoeven te wezen. |
* *
Met deze dingen voor oogen spreekt het vanzelf, dat er in de Sowjet-Republiek geen questie is van godsdienst-vervolging. Wanneer er bedienaars van den godsdienst, priesters of bisschoppen, vervolgd zijn, dan is dat geweest, omdat zij in conflict zijn gekomen met een of andere Rijkswet. Zoo ontmoette ik in de genoemde gevangenis te Moskou een prachtigen pope, die daar tien jaar zijn inzicht moest laten verbeteren, omdat hij zijn boeren had opgestookt, een Kommissaris van het Volk te vermoorden; hetgeen ze ook gedaan hebben, denkend goed te doen. Wellicht gaat hij nu nog in dien kring voor een martelaar of onrechtvaardig behandelde door. Wellicht ook niet: want de Bolsjewikie zullen den tijd van zijn afwezigheid wel benutten, om door daden te trachten te laten zien, wat ze met de boeren voor hebben.
De Roomschen hebben de U.S.S.R. vooral het volgende kwalijk genomen. Toen in 1921-1922 de rampzalige hongersnood in Zuid-Rusland woedde, gaf de paus van Rome 1.000.000 Lire (± 50.000 gulden) tot leniging en steun. Hij bedong erbij, dat een missie van eenige geestelijken zou worden toegelaten, om contrôle uit te oefenen. De Raad van Volkscommissarissen accepteerde. Maar toen de hongersnood voorbij was, wilde de paus zijn missie in Rusland laten blijven, met de kennelijke bedoeling, hetzij om Roomsche propaganda te maken, hetzij om het terrein daarvoor te verkennen. Toen deze onbescheidenheid duidelijk bleek en het terugroepen van de missie uit bleef, hebben de Bolsjewikie de missie over de grenzen gezet. Dit voorval is echter bezwaarlijk onder godsdienstvervolging te classificeeren, (zie boven onder 5e), ofschoon het door de geloovige pers gaarne als een staaltje daarvan onder de oogen van het publiek werd gebracht.
Iedereen, die in Rusland komt, zal het onmiddellijk opvallen, dat er volkomen vrijheid van godsdienst heerscht; soms zelfs tot op bedenkelijke hoogte, met het oog op de volkshygiëne.
Het heeft geen zin, hier erover uit te weiden, na hetgeen er reeds gezegd is in het ‘Rapport van de Britsche Vakvereenigingsdelegatie (1924) naar Rusland’ (blz. 9, 117, 118, 149) en in ‘Moskou. Reisindrukken door J.W. Matthijsen’, blz. 48-49. (Querido's Uitg. Mij., Amsterdam, 1926).
* *
Zooeven genoemd ‘Rapport’ geeft ook een goede beschrijving
van de ‘Levende Kerk’, die door den geestdriftigen pope Krasnietski georganiseerd werd en als scheuring in het blok der orthodoxie door de Bolsjewikie vanzelf niet ongaarne wordt gezien. Het Rapport zegt:
‘De Levende Kerk beweert, dat het Russische communisme de praktische uitdrukking van het christelijk communisme en de juiste vertolking van het Nieuwe Testament is. Zij rechtvaardigt de houding der Sowjet-regeering door het oude orthodoxe geloof af te zweren. Het kussen van ikonen en heiligenbeelden is haar volgelingen verboden en vergeving van zonden wordt niet verkregen door een som geld of het prevelen van een gebed. De nieuwe Kerk en andere vrijzinnige secten zijn volmaakt vrij, om voor hun zaak de propaganda te maken, die zij willen, wanneer zij haar niet voor politieke doeleinden gebruiken en de nieuwe wetten van den Staat aanvaarden. Hun activiteit tegen de anti-godsdienstige propaganda van de arbeiders-clubs en de scholen is zeer groot. De meeste hunner vereenigingen tellen echter onder hun leden niet alleen degenen, die behoefte gevoelen aan een werkelijk hervormden godsdienst, maar ook hen, die met de autoriteiten op goeden ‘voet wenschen te leven.’Ga naar voetnoot*
De onmogelijkheid tegen de feiten op te tornen, die uit deze laatste regels spreekt, is wellicht ook de verklaring van de herhaaldelijk opduikende berichten, dat de Heilige Synode en zelfs de Roomsche geestelijken, voor zooverre ze er zijn, uiting geven aan hun neiging, om met de ‘gestelde machten’ in harmonische verhouding te komen, hetgeen inderdaad niet anders is dan overeenkomstig de Apostolische voorschriften.
In dit verband heeft men ook de nogal eens opduikende berichten te begrijpen van de ‘onderwerping’ der Orthodoxe Kerk, door patriarch Tichon aangeboden, en de ‘erkenning’ dier kerk door de Sowjets. De groote woorden blijven dan voor rekening van den journalist, die ze schreef, daar de begrippen, die ze insluiten, overbodig zijn. Iedere kerk kan zichzelf in de U.S.S.R. den besten dienst bewijzen, door geen intrigues te ondernemen tegen het nuchtere, natuurlijke en zegenrijke werk der arbeiders en boeren en vooral niet tegen de door hen geschapen leidingsorganen ter plaatse, in de districten, in de staten, in de federatie en in de unie, - de in de buitenwereld zeer beruchte, maar in de U.S.S.R. even geliefde, Sowjets.
- voetnoot*)
- Zie b.v. het Motu Proprio van Pius X ‘Quantavis diligentia’ en de toelichting daarvan in mijn boekje ‘Waak, Nederland, over Uw Recht’ bij C.L.G. Veldt, Amsterdam 1912.
- voetnoot*
- Hollandsche Vertaling met Voorwoord van Edo Fimmen, bij de Internationale Arbeidershulp, Afdeeling Holland, Amsterdam.