Kultuur en wetenschap in het nieuwe Rusland
(1928)–Petrus Alma, J. Hoogcarspel, Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 12]
| |
Schoenmakerij in een gevangenis.
Onderwijs aan jonge misdadigers.
| |
[pagina 13]
| |
De strafgevangenis Isolator Lefortofsky
| |
[pagina 14]
| |
in handen. De leden dezer partij moeten derhalve door hun levenswijze en publiek gedrag een voorbeeld zijn voor de niet bij de C.P. aangesloten burgers. Derhalve moeten Communisten bij wetsovertredingen en sociale vergrijpen ook voorbeeldig worden bestraft. Voor geringere misdrijven of zware misdaden onder verzachtende omstandigheden wordt opsluiting in een verbeter-inrichting gegeven en voor lichte vergrijpen onder verzachtende omstandigheden plaatsing in een landbouw- of fabrieksinrichting. Het korte verslag, dat ik zal geven van mijn bezoek aan den Isolator Lefortofsky heeft dus uitsluitend betrekking op de tot strenge afzondering veroordeelde ‘zware’ misdadigers. Of de door hen gepleegde misdrijven den mensch bij ons al zwaar of niet zouden worden aangerekend, doet er niet veel toe. De strafvordering valt geheel buiten het bestek van dit opstel, hetwelk tot inhoud heeft: de wijze van strafvoltrekking in Sovjet-Rusland en de geest, waarin de opgelegde straf wordt voltrokken. Samengevat dus: De behandeling van de gevangenen in een inrichting met strenge afzondering. De vergunning tot het bezoek aan den Isolator werd verleend door de vriendelijke bemiddeling van het ‘Bureau voor de cultureele betrekkingen met het Buitenland’, in de Nikitskaja No. 6. Dit informatiebureau is een ware uitkomst voor de vreemdelingen in Moskou, die zich door een onderhoud van een half uur met de uitstekend ingelichte employé's, die Fransch, Duitsch en Engelsch spreken, veel tijd en moeite kunnen besparen. Wij kwamen overeen, dat ik met vier andere vreemdelingen door een gids, die tevens als tolk diende, zou worden rondgeleid. Door verschillende berichten in de Europeesche bladen over dergelijke bezoeken van buitenlanders aan Russische gevangenissen, scholen en fabrieken was ik nogal sceptisch gestemd. Men had immers veel gehoord over de praeparatieven, die men in Sovjet-Rusland pleegde te maken voor dergelijke natuurlijk tijdig aangekondigde bezoeken. Na een tramrit van ongeveer een uur kwamen wij op de plaats van bestemming in een der buitenwijken van Moskou. Onze gids meldde zich aan en wij wachtten buiten de gevangenis. Enkele minuten daarna kwam hij terug met het bericht, dat wij het al heel ongelukkig troffen. Men was dien dag net bezig met de inventarisatie en daarbij waren een aantal gevangenen behulpzaam. De directeur had een conferentie en liet zich ver- | |
[pagina 15]
| |
ontschuldigen. Wij voelden er echter niet veel voor om onverrichter zake terug te keeren en kregen na eenig parlementeeren toegang. Een beambte werd aangewezen om ons de noodige inlichtingen te geven met de uitdrukkelijke opdracht ons ongestoord met de gevangenen te laten spreken. Eerst bezochten wij de werkplaatsen, die helaas door de inventarisatie dien dag buiten bedrijf waren gesteld. Er was een kleermakerij, een weverij, een spinnerij, een smidse, een timmermanswerkplaats en een reparatieinrichting. In deze werkplaatsen kunnen de gevangenen een grondige vakopleiding krijgen. Loonen en werktijden zijn er precies zoo als in de vrije maatschappij. Ons bezoek aan de werkplaatsen was uiteraard vluchtig, het was ons meer om de gevangenen zelf te doen. Op weg naar de eigenlijke gevangenis zei ik tegen één van mijn medebezoekers, dat het zoo jammer was dat wij bij de gesprekken met de gevangenen aangewezen waren op den officieelen tolk en dus op min of meer partijdige informatie. Het bleek dat hij een Poolsch journalist was, die evengoed Russisch als Poolsch sprak. ‘Dat is tenminste één voordeel geweest van onze inlijving bij Rusland,’ merkte hij lachend op. Hij verklaarde zich onmiddeilijk bereid als tolk voor mij op te treden. Ook wilde het geluk, dat hij een studie maakte van het gevangeniswezen en dergelijke bezoeken reeds in de meeste landen van Europa had gebracht.
In de gevangenis zelf trof mij in de eerste plaats de totale afwezigheid van gevangeniskleeren en maskers. Alleen zij, die aangewezen waren voor een bepaald corvee, droegen een werkpak. Overigens droegen allen hun gewone burgerkleeren. In de tweede plaats viel mij op, dat de gevangenen onder het werken of loopen in de gangen druk met elkander praatten en lachten en dat de meesten rookten. Zoo had ik mij de ‘strenge afzondering van zware misdadigers’ niet voorgesteld. Op mijn vraag of dat zoo maar mocht werd er braaf gelachen: Een jonge boerenkerel atnwoordde ironisch: ‘Niet praten, niet rooken, dat moest er nog bij komen!’ Een andere verrassing was de inrichting der cel-kamertjes. Deze was als volgt: drie ijzeren ledikanten met matrassen, kussens en dekens: een tafel met een stoel, een fonteintje met stroomend water, een spiegeltje, planken voor het opbergen van kleeren enz. of een kastje. Aan den wand gekleurde platen, die de gevangenen er zelf hadden opgehangen. In alle cellen was een flink raam en electrisch licht. | |
[pagina 16]
| |
In één van de cellen troffen wij een pope, die wegens medeplichtigheid aan moord tot zeven jaar gevangenisstraf was veroordeeld. Wegens zwakke gezondheid was hij vrijgesteld van handenarbeid. Hij wijdde zich nu geheel aan de vervulling van zijn godsdienstplichten. In een hoek had hij een altaartje ingericht met behulp van eenige ikonen en brandende kaarsjes; een kerkje in den kerker. Het eenige wat eraan ontbrak, was een portret van Vadertje Tsaar. Deze pope vertelde ons, dat hij op zijn eigen verzoek de cel met niemand anders deelde, om niet in zijn godsdienstige overpeinzingen te worden gestoord. ‘Ik ben trouwens in dat opzicht de eenige niet’, voegde hij er aan toe, gaat U maar eens naar vorst X., een heel interessant man’. Vorst X. ontving ons als 'n man van de wereld en bood ons onmiddellijk zijn eenigen stoel aan. Zijn tafel lag vol met boeken en papieren; hij was bezig een geschiedkundig werk te schrijven over de oorzaken van de revolutie, en dat nam zijn geheelen ‘vrijen’ tijd in beslag. Daar hij allerminst op het gezelschap van zijn medegevangenen was gesteld, dat slechts storend op zijn wetenschappelijken arbeid kon werken, had hij evenals de pope, de eenzame opsluiting verkozen, en zijn verzoek was toegestaan, ‘voorzoover de plaatsruimte het toeliet’. Klachten over de behandeling had hij niet. Alleen het eten was niet zooals hij dat wel zou wenschen en gewend was. ‘Maar altijd volop’, erkende hij. Hij vertelde, dat hij iederen avond laat werkte. Ik vroeg of er geen vast uur was, dat het licht uit moest. ‘Ja, alleen het electrisch licht, dat gaat overal om tien uur uit; dan steek ik 'n paar kaarsen op en kan dan studeeren zoolang ik wil, als ik den volgenden morgen maar behoorlijk op tijd ben en mijn taak in de werkplaats doe.’ ‘Hoe komt U aan al die boeken, uit de gevangenisbibliotheek?’ ‘Neen, die laat ik uit Moskou komen of als 't noodig is ergens anders vandaan. Ik heb maar op te geven, wat ik noodig heb en krijg ze in bruikleen ‘franco thuis’. De Vorst-geschiedschrijver nam afscheid met een hoffelijke buiging. In een andere cel troffen wij drie gevangenen aan, allen verdiept in een boek met een cigaret in den mond. Een van hen nam de honneurs waar. ‘Wel dat is aardig, komt U binnen. Komt U ons eens opzoeken, heel vriendelijk; wij maken het heel best en zijn heel tevreden. Is meneer Amerikaan? Zegt U dan eens, waarom hebt U dan de electrocutie van Sacco en Vanzetti niet weten te verhinderen. U. die toch met zooveel millioenen in vrijheid was? Wij konden hier niet veel voor hen | |
[pagina 17]
| |
doen, ziet U.’ En hij wendde zich met 'n gebaar van minachting van ons af. Het gesprek met de anderen vlotte ook niet best. Of zij ook klachten hadden, vroeg ik, omdat ik niets anders wist. ‘Nee, dank U wel, wij hebben alles wat ons hartje begeert, o ja toch, één klacht, maar dat is een kleinigheid, dat wij hier zijn bevalt ons niet erg en als U er misschien iets aan kunt doen, dat wij hier vandaan komen, houden wij ons beleefd aanbevolen.’ Een van de anderen liet ons nog het radiotoestel zien, dat zij met z'n drieën in elkaar hadden geknutseld en waardoor zij 's avonds alle wereldgebeurtenissen konden volgen. Vooral de concerten en lezingen beluisterden zij trouw. Wij bezochten daarna nog een arts, die aangesteld was tot administrateur van de gevangenis-cantine en die ons het nieuwste nummer van het ‘Berliner Tageblat’ ter lezing aanbood. ‘Ja, dat krijg ik hier dagelijks, daar ben ik voor mezelf op geabonneerd’. ‘U zult hier trouwens wel meer dingen zien, die U vreemd voorkomen’, voegde hij er in vloeiend Duitsch aan toe, ‘de revolutie heeft niet alleen het Tsaristische regeeringsstelsel omvergegooid, maar ook alle sociale verhoudingen en daar profiteeren nu o.a. de gevangenen van.’ Wy hadden bijna 5 uur in de gevangenis doorgebracht en ons ongestoord kunnen bewegen. De Directeur stuurde ons nu een boodschap, dat hij vrij was en desverlangd bereid om ons een klein exposé te geven, over de in de Sovjet-Unie geldende vattingen omtrent het gevangeniswezen. Hij begon met er op te wijzen, dat de delinquent na zijn veroordeeling niet als misdadiger, doch als een beklagenswaardig persoon wordt beschouwd, tegenover wien elke politiek van vergelding of wraakneming zoowel immoreel als onpractisch is. ‘De behandeling der gevangenen moet een strikt correctief karakter dragen en dus een praktisch opvoedend effect hebben. ‘De vrijheidsbeneming zonder meer is 'n zinneloos iets. In den heilzamen invloed van de opsluiting (laat staan de eenzame opsluiting) en daardoor opgewekt berouw heeft men bij ons niet de minste fiducie. ‘Een verzameling van werkelooze, althans niet productief werkzame gevangenen, zou op de gemeenschap parasiteeren, en daarmede is de ondoelmatigheid van dat systeem een bewezen feit. ‘Zoo goed als in de vrije maatschappij is het wenschelijk, dat de gevangenen zichzelf onderhouden door arbeid; U hebt in de werkplaatsen gezien, dat hun de gelegenheid daartoe niet ontbreekt. Gevangenissen mogen niet op het Staatsbudget druk- | |
[pagina 18]
| |
ken, dit is geen utopische wensch, doch een practisch uitvoerbare eisch. Tegenover de gevangenen zijn wij verplicht al het mogelijke in het werk te stellen om te bevorderen, dat zij als bruikbare leden der maatschappij de gevangenis zullen verlaten. En zooals gezegd een van de beste middelen daartoe is de arbeid. ‘Verder krijgen zij allen onderwijs in de beginselen van economie en staatsinrichting en zij, die als kind geen voldoende schoolopleiding hebben gehad, volgen aparte cursussen, opdat zij bij het verlaten van de gevangenis minstens hetzelfde peil van ontwikkeling hebben als de leerlingen van de hoogste klasse van een lagere school. De intellectueelen onder de gevangenen worden gebruikt als leerkrachten voor de minder ontwikkelden. De gevangenen hebben in 41 cellen zelf radiotoestellen gemaakt of die voor hun rekening laten maken. Behalve de 40 kranten, die de gevangenisadministratie aanschaft en onder de gevangenen laat circuleeren, hebben ze een muurkrant, die ze zelf teekenen en opmaken. Er is een clublokaal en er zijn schaak-, tooneel-, muziek-, gymnastiek- en letterkundige clubs. ‘In dat clublokaalGa naar voetnoot*) is een groote luidspreker voor hen die geen eigen radiotoestel hebben; daar worden ook de bioscoopvoorstellingen gehouden. Geregeld komen kunstenaars en geleerden daar gratis voordrachten houden. ‘Verder sturen wij hen dagelijks één uur in de vrije lucht, waar zij naar hartelust mogen voetballen of gymnastiek doen, al naar hun invalt. ‘Dit alles beschouwen wij niet alleen als een plicht of als een gunst, m.a.w. doen wij niet uit humanitaire overwegingen, doch hoofdzakelijk om het nuttig effect. Ons heele systeem is gebaseerd op doelmatigheid en efficiency; immers, alle moeite die men in socialen zin aan de gevangenen besteedt, komt dubbel en dwars aan de gemeenschap, de maatschappij, ten goede. ‘In het belang van de gemeenschap moeten de gevangenen het dus zoo goed mogelijk hebben. ‘Van het in de gevangenis verdiende en na aftrek van verschillende onkosten hun toekomende loon wordt 2/3 gedeponeerd op een Staatsbank. Bij het verlaten der gevangenis kunnen zij dit opnemen in overleg met de reclasseerings-commissie, die hun geruimen tijd na hun ontslag werk garandeert. Zij hebben dus de zekerheid onmiddellijk na hun ontslag werk te vinden. | |
[pagina 19]
| |
‘Ik als directeur ben lid van de gevangenis-commissie, die deze gevangenis bestuurt. Ik heb geen beslissende stem, alle besluiten moeten met meerderheid van stemmen en in onderling overleg worden genomen. Onder de andere leden moet er een arts zijn, een afgevaardigde van den bond van vakvereenigingen, en de volksrechter uit het district. ‘Om te voorkomen, dat klachten, die de gevangenen mochten hebben, worden achter gehouden, komt er iedere veertien dagen een ambtenaar van het Volks-Commissariaat van Justitie, bij wien zij buiten mij en de commissie om hun klachten mondeling of schriftelijk kunnen indienen. Als zij een schriftelijke klacht indienen, ontvangen zij daarvoor een gedateerd ontvangbewijs. ‘Ik ben dus feitelijk alleen belast met het dagelijksch huishoudelijk beheer. ‘Mocht de commissie van oordeel zijn, dat één der gevangenen door buitengewoon goed gedrag in den Isolator niet op zijn plaats is, dan wordt hij op advies der commissie overgeplaatst naar een verbeter-inrichting en soms zelfs onmiddellijk naar een landbouw- of fabriekskolonie. ‘In die inrichtingen krijgen zij jaarlijks een verlof van 14 dagen en sedert 1925 krijgen de boeren voor het verrichten van veldarbeid des zomers drie maanden landbouwverlof. ‘De zwaarste vrijheidsstraf is tien jaar strenge afzondering in een Isolator. Deze volle strafmaat is tot nu toe nog niet voltrokken. In doorsnede wordt de gevangenisstraf met 1/3 of meer bekort. Wij beschikken uiteraard in dat opzicht nog niet over statistieken, doch van allen, die tot nu toe tot 10 jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld is er slechts één, die het tot zeven jaar gebracht heeft. Een groot aantal kon na zes jaar of reeds eerder worden ontslagen. ‘Waar het eenigszins doenlijk is, wordt gratie verleend. Kort na de revolutie was bijvoorbeeld het stoken van brandewijn en de verkoop daarvan streng verboden. Toen werd een groot aantal menschen deswege veroordeeld tot zware straffen. Toen daarna de verkoop van brandewijn onder beperkte voorwaarden werd toegelaten en Staatsmonopolie was geworden, was er geen rechtsgrond meer over om deze menschen gevangen te houden en werden ze allen ‘op staanden voet’ uit de gevangenschap ontslagen. ‘Een zwaardere gevangenisstraf dan 10 jaar kent het Sovjet- | |
[pagina 20]
| |
recht niet, dan wordt de doodstraf toegepast, de zoogenaamde “hoogste” straf.’Ga naar voetnoot*)
Ik heb de woorden van den Directeur van den Isolator Lefortofsky natuurlijk in zeer beknopten vorm weergegeven. Wat hij vertelde klopte tot in onderdeelen met wat ik reeds van de gevangenen zelf had gehoord. Het is niet mijne bedoeling vergelijkingen te maken tusschen gevangenistoestanden in het Westen van Europa en de Russische gevangenissen. Daartoe mis ik ten eenenmale de bevoegdheid. Ik las echter voor eenige dagen het bericht,Ga naar voetnoot**) dat in Beieren en met name in het tuchthuis Straubing menschen rondloopen die tot levenslange gevangenisstraf zijn veroordeeld en die 56 respectievelijk 45 jaar hebben gezeten. Als dit bericht waar is, dan ligt het voor de hand, dat deze producten van een zinneloos strafstelsel hoogstens als studieobject voor psychiaters nog eenige wetenschappelijke waarde zullen hebben. Eén van hen voert de kippen en leeft in den waan, dat de oude Prins-Regent hem in deze belangrijke functie heeft aangesteld. De revolutie in Rusland heeft althans aan den moreelen moord der levenslange gevangenisstraf een eind gemaakt. Helaas is men met den bouw van nieuwe gevangenissen in Rusland nog niet ver gevorderd. Voorloopig worden de oude strafgevangenissen grondig verbeterd, doch zooals de Directeur van de Lefortofsky Isolator mij bij het weggaan toevoegde: ‘voorloopig zullen wij onzen nieuwen wijn nog in de oude vaten moeten gieten.’ |
|