Kapitaal en arbeid in Nederland
(1977)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrechtelijk beschermdHenriëtte Roland-Holst-van der Schalk, Kapitaal en arbeid in Nederland. (Reprint vierde verbeterde en met een tweede deel vermeerderde druk uit 1932). SUN Socialistische Uitgeverij Nijmegen, Nijmegen 1977
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Kapitaal en arbeid in Nederland van Henriëtte Roland Holst-van der Schalk, in een reprint van de vierde verbeterde en met een tweede deel vermeerderde druk van 1932, uit 1977. De eerste druk is uit 1902
redactionele ingrepen
deel 1, p. 1: ‘ekomisch voltrokken zij’ → ‘ekonomisch voltrokken zij’
p. 92: noot 2 heeft geen nootverwijzing in de tekst, het is niet duidelijk waar de noot hoort en is daarom aan het eind van de pagina geplaatst.
p. 97: noot 1 heeft geen nootverwijzing in de tekst, het is niet duidelijk waar de noot hoort en is daarom aan het eind van de pagina geplaatst.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (deel 1: p. XXXIV, XXXVI, 240, deel 2 p. II en 338) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[p. I]
KAPITAAL EN ARBEID IN NEDERLAND
[p. III]
KAPITAAL EN ARBEID IN NEDERLAND door HENRIETTE ROLAND HOLSTVAN DER SCHALK vierde verbeterde en met een tweede deel vermeerderde druk
sun socialistische uitgeverij nijmegen
[p. IV]
Oorspronkelijke uitgave van de vierde verbeterde en met een tweede deel vermeerderde druk W.L. & J. Brusse's Uitgeversmaatschappij N.V. Rotterdam 1932
Oorspronkelijke uitgave van de Inleiding bij de eerste druk A.B. Soep Amsterdam 1902 (als bijlage achterin deze uitgave opgenomen)
Oorspronkelijke uitgave van de Voorrede bij de derde druk Uitgeversmaatschappij Voorh. H.A. Wakker & Co. Rotterdam 1909 (als bijlage achterin deze uitgave opgenomen)
Tevens is als bijlage achterin deze uitgave opgenomen een Bibliografische aantekening
Omslag: Karel Martens SUN Reprint 1 en 3 - Nijmegen 1977 isbn 90 6168 500 1
[p. V]
INHOUD
DEEL I
VOORREDE . . . . . . . . . . Blz. XXI-XXXIII | |
I. | DE ONDERGANG DER OUDE REPUBLIEK . . . . 1-42 |
Tusschen de ‘Vereenigde Provinciën’ en het ‘Koninkrijk der Nederlanden’ ligt een periode van ekonomischen ondergang, door verlies van de oude industrie en handel. - Het verval der industrie is reeds aan den gang in het midden der 18de eeuw, - de spaansche suksessie-oorlog met den vrede van Utrecht versnellen dit proces - en de innerlijke anarchie in de Republiek maakt elke ekonomische ordening onmogelijk 3. - De industrie verlangt protektie, - het geldkapitaal vrijhandel, - talrijke beleggingen in het buitenland versterken Holland's konkurrenten; - Holland voert zijn arbeidskrachten uit, - werkloosheid en teruggang der nijverheid zijn in Nederland het gevolg 4-6, - de ekonomische toestand omstreeks 1780 is droevig 7-9, - spekulatie, pauperisme en filantropie teekenen den stand van zaken; - de engelsche oorlog heeft tot gevolg: verlies van de koloniën, van handel en scheepvaart 10-12. - Dit alles leidt tot politieke tegenstellingen in de Republiek: de oppositioneele patriottenpartij, - geestelijke achtergrond en sociale samenstelling, - staat tegenover de Oranjepartij - sociale samenstelling -; beide scheppen hun afweerorganisaties, - het komt tot burgeroorlog - in 1786. - De tegenstelling van aristokraten en demokraten bij de patriotten leidt tot innerlijke verzwakking - de voortgaande ekonomische verwarring en achteruitgang worden verscherpt door de orangistische restauratie, - 40.000 patriotten vluchten naar Frankrijk 12-16. - De fransche revolutie heeft een zeer zwaren strijd, - de revolutionaire krachten in |
[p. VI]
Holland zijn chaotisch en zwak; - tusschen Frankrijk en Holland is groot verschil op ieder gebied 16-22. - De taak der revolutie wordt in Holland alleen de administratieve centralisatie. - De werkelijkheid der toegejuichte fransche revolutie zijn fransche soldaten, inkwartiering, oorlogslasten en oorlog met Engeland; - daardoor groote slagen aan handel en nijverheid: - alleen de spekulatie bloeit. - De vrede van Amiens brengt in 1802 een kort herstel van den handel, - maar de nieuwe oorlog een hernieuwd verlies der koloniën; - door varen onder valsche vlag en prijsgave der handelsgeheimen volgt een nieuwe verplaatsing van handel en industrie naar het buitenland; - dit voert tot financieelen ondergang - waarbij het kontinentaal-stelsel de laatste slag is; - de fransche revolutie maakt zich algemeen gehaat door tiërceering, censuur, konskriptie, massa-ontslag van hollandsche ambtenaren, door algemeene verarming en stagnatie 25-29. - Waar Holland geen industrieele revolutie als in Engeland, - geen politieke revolutie als in Frankrijk kent, - en bij de toenemende beteekenis van manufaktuur en koloniaal bezit voor de groeiende wereldmarkt, - is begrijpelijk, hoezeer Holland achterop raakt, totaal weggekonkurreerd door Engeland 30-33. - Voor den burgerman is het jaar 1815 een ‘paradise lost’. - Sinds het midden der 18de eeuw blijft de werkloosheid een permanent verschijnsel, - massale verarming staat naast stijgende luxe 33-34, - ontstellend is de toestand in Amsterdam - en in andere steden, - de filantropie is luxeuitgave. Zeer slechte levensomstandigheden der paupers 35-38. - Algemeene achteruitgang van het levenspeil der geheele arbeidersklasse - vooral na 1780, na den engelschen oorlog heerscht er een chronische massale bedeeling 39-41. Samenvatting 42. |
[p. VII]
II. | HET TIJDVAK 1815-1848 . . . . . . . . 43-75 |
Nederland door de revolutie een politieke eenheid geworden - bij het uitblijven der verwachte welvaart - slinkt de politieke belangstelling 43-44, - de geestelijke prestaties blijven miniem, - kleinburgerlijke huiselijkheid 45 - door de afwezigheid van een moderne bourgeoisie en burgerlijk radikalisme 46, - terwijl het zwakke liberalisme laat komt. - De ekonomische achterlijkheid is mede te danken aan het gebrek aan steenkool en ijzer 47, - maar van centrale beteekenis is, zoowel politiek als ekonomisch, de vereeniging met België: - op vrijwel alle gebieden zijn er scherpe belangentegenstellingen tusschen België en Noord-Nederland 48-49, - terwijl het landbouwvraagstuk de oplossing van den protektie-of-vrijhandel-strijd nog bemoeilijkt. - Alleen de spekulatieve effektenhandel bloeit, - geldkapitaal en smokkelhandel nemen toe. - Er heerscht algemeen een reaktionaire gezindheid, - koning Willem I is de bourgeoisie vér vooruit 54-55. - Een uitzondering op zijn maatregelen is de Handel-Maatschappij door haar remmende beteekenis voor het ekonomische leven 55-60, - de protektionistische monopolies in de scheepvaart hebben eenzelfde resultaat. - De algemeene politiekekonomische situatie toont, naast de protektionistische regeeringspolitiek 60-62, - slapheid, gebrek aan initiatief en energie bij de nederlandsche bourgeoisie; - algeheele stagnatie, maatschappelijke kontrasten zonder klassebeweging; kapitaal zonder arbeid; ellende zonder verzet 63-64. - In 1830 komt de oorlog met België, - en de gevolgen van de ‘status quo’ zijn politiek en financieel funest 65-67. - Bekrompen nationalisme en reaktie, - tegenover de demokratie en vooruitstrevendheid in het buitenland 67-70. - Pas op den duur blijkt de ekonomisch-technische achterlijkheid: |
[p. VIII]
bv. in het spoorweg-‘net’ 71-72; - dan ook komt een begin van kadervorming, al is het universiteitsleven soms nog wonderlijk -; de theologenkwestie 73-75. | |
III. | DE KLASSENSTRIJD EN DE OVERWINNING DER BOURGEOISIE . . . . . . . . . . 76-111 |
In den loop der jaren '30 begint de burgerklasse in tegenstelling te komen tot het half-absolutistisch régiem van den koning; - met de verergering van den ekonomischen en financieelen toestand neemt de oppositie toe, - in 1839 leiden de regeeringsmaatregelen tot een scherper optreden der liberalen 78. - De grondwetsherziening 1840 brengt de splitsing van liberalen en konservatieven door diepe belangentegenstellingen, - het dreigend staatsbankroet leidt tot de bezuinigingspolitiek in 1843, - hierdoor neemt de politieke belangstelling der bourgeoisie sterk toe, - doch in de Kamer lijden de liberalen de nederlaag 81. - Hun strijd in de jaren '43-'48 is er een van innerlijke versteviging, - de Amstelsocieteit wordt opgericht, de liberale pers neemt toe 82-85; - de heerschende klasse is het patriarchaat op het eind van zijn macht 86, - de eischen der liberalen zijn daartegenover de uitdrukking der maatschappelijk noodzakelijke hervormingen, - alleen mogelijk door een diepgaande wijziging in de grondwet 86-87. - In de krisisjaren 1843-'48 nemen de spanningen ook in Holland toe, - hongeroproeren zijn hier het gevolg van de ellende, - maar de ellende is niet het gevolg van vooruitgang, doch van achterlijkheid 88-90. - De bladen der oppositie - vaak geleid door ontwortelde existenties - missen den inspireerenden achtergrond eener strijdbare en strijdende klasse. - Type van liberaal oppositioneel is Van Bevervoorde 90-95. - In Nederland heerscht groote werkloosheid, - de toestand in |
[p. IX]
Twente is dreigend, - en wekt ongerustheid in regeeringskringen. - Alle wezenlijk revolutionaire aktie blijft uit, omdat alle klassebewustzijn bij het proletariaat ontbreekt 95-99; - de bourgeoisie kon ermee volstaan, uitsluitend haar èigen belangen te behartigen, zonder koncessies aan wie ook. - Elke grootschheid ontbreekt aan wat in Nederland in 1848 gebeurt 99-101. - De volgende jaren zijn tot 1873 jaren van ekonomischen bloei; - Engeland wordt ‘de werkplaats der wereld’, dank zij vrijhandel en koloniën; - hierdoor eveneens bloei in Nederland, vooral in den landbouw, door den uitvoer naar Engeland, - Thorbecke is de theoreticus van den hiertoe noodzakelijken vrijhandel. - De boeren worden slapend rijk, - deze rijkdom is ekonomisch niet verantwoord 102-104. - De grondwetswijziging van 1848 geeft de bourgeoisie de vrije hand, - en de ekonomische ontwikkeling van Nederland naar een modern-kapitalistischen staat kan beginnen; - eerst worden de verkeerstechnische voorwaarden geschapen, - daarna brengt het handelskapitaal - onder voorloopige handhaving van het kultuurstelsel - ordening in de financiën 105-108, - eerst later begint ook de ontwikkeling in de industrie: met kinderarbeid, huisarbeid; - geremd door achterlijkheid van het verkeerswezen duurt de overgangsperiode tot 1870 108-111. | |
IV. | HET LOT DER ARBEIDENDE KLASSE 112-136 |
De toestand van het nederlandsche proletariaat gedurende ¾ der 19de eeuw is er een van ellende voor honderdduizenden; - de erfenis der 18de en de ekonomische achterlijkheid in de eerste helft der 19de eeuw maken hier het pauperisme zoo abnormaal groot 112; - sterftecijfers, bedeelingspercentages hoog 113-115; - naast de ‘paupers’, leeft het gewone proletariaat, ‘de |
[p. X]
armen’, op een bestaansminimum neergedrukt, van lage loonen 115-119: - slecht is de voeding, - slecht zijn de woningen, - in de venen vaak barbaarsch, - en in de steden zijn overmatig veel kelderwoningen: - zoo in Amsterdam 119-121; - in Hilversum 122-123. - Het nederlandsche proletariaat is ten prooi aan toenemende ‘Verelendung’, maar deze is hier geen gevolg van kapitalistische uitbuiting, - maar juist van afwezigheid van kapitalistische produktie 124. - Kinderexploitatie. - Armenscholen ter bevordering van de tucht 124-129. - De fysieke en geestelijke toestand der arbeidersklasse is door dit alles zoo bedroevend, 129-130, - dat ,- wanneer in de jaren '60 het kapitalisme een technisch intellekt en geschoold proletariaat behoeft - beide ontbreken: - buitenlanders moeten invallen, waardoor de werkloosheid toeneemt 130-132.- In de nederlandsche arbeidersklasse ontbreekt elk spoor van rebellie: - zij weet zich nog niet onmisbaar, - eerder overbodig; voor haar is arbeid geen recht, maar een aalmoes; - bij alle klassetegenstelling is er geen klassenstrijd. - Tot '40 gaan alle buitenlandsche revoluties langs haar heen: - de filantropie doodt alle leven 132-134. - Pas na 1840 wordt hier de armoede ‘het’ probleem, maar ‘het’ probleem wordt door de liberale bourgeoisie zoo veel mogelijk genegeerd 135; - pas Multatuli erkent de ellende der arbeidersklasse en geeft de eerste geestelijke vormen voor haar later verzet 136. | |
V. | MAATSCHAPPELIJKE EN GEESTELIJKE BEWEGINGEN . . . . . . . . . . . . 137-176 |
Een maatschappij, welke staat in het teeken van ekonomische stagnatie, zonder bewegingen van opkomende, strijdende, revolutionaire klassen, - ontbeert ook den rijkdom van geestelijke en kultureele prestaties, waarin |
[p. XI]
zulk een klasse zich haar bestaansrecht bewust wordt. - Ontbrak in Nederland een strijdbare bourgeoisie, het verpauperiseerde proletariaat was gehéél zonder eigen beweging 137-142. - Alleen de kleine burgerij voert een klassenstrijd, en wel in de kerk, en tegen den vooruitgang. - Eerst niet slechts theologisch naar vorm, maar ook kerkelijk van inhoud - later tegen de bourgeoisie gericht, in een theologischen vorm 142-143, - ontwikkelt deze zich langs de beweging der Afgescheidenen 144, - de Groninger richting - klassenstrijd tusschen vooruitstrevende rijke, en reaktionaire arme dominees 147-149, - de ‘Zwijndrechtsche Nieuwlichters’ 149-151, - naar het Réveil. - Dit wordt de tweede bron der antirevolutionaire gedachte 151-154. - Hieraan danken de antirevolutionairen hun evenzeer afgeronde als reaktionaire levens- en wereldbeschouwing. - Die wordt in hoofdzaak reeds gevormd in de reaktionaire jaren '30 154-155, - en ook hun politieke konsolidatie staat in het teeken van het jaar 1830: zij is, onder leiding van Groen van Prinsterer antipapistisch, nationalistisch, antiliberalistisch en antisocialistisch 157-161; - pas veel later leiden de tegenstrijdige belangen tot de scheiding in de anitrevolutionaire ‘kleine luyden’ en de christelijk-historische ‘mannen met twee namen’ 162. - Het Nederland van vóór '48 wordt beheerscht door de theologie: - ook de dichtkunst: - Bilderdijk 162-163, - Tollens 163-164, - eerst Potgieter is de, - niet gelezen, onbegrepen en teleurgestelde zanger der moderne, opkomende bourgeoisie 164-172. - Mèt hem stooten zich Huet en Van Vloten aan de slapheid van Holland 171-172, - maar feller dan de hunne is de bijtende kritiek van Multatuli 172-176. |
[p. XII]
VI. | IN DEN GREEP VAN HET MODERNE KAPITALISME . . . . . . . . . . . . . 177-239 |
Twee omstandigheden geven den stoot tot het zoolang verbeide versnelde tempo van de kapitalistische ontwikkeling in Nederland -: de openstelling van Indië voor het partikulier kapitaal, - en de fransch-duitsche oorlog van 1870/'71, die de duitsche industrie en dus den nederlandschen doorvoerhandel bevordert 177-178. - Omstreeks 1870 zijn de ekonomische, verkeerstechnische en geestelijke voorwaarden in Nederland voldoende gerijpt, of worden in steeds sneller tempo vervuld 178-180: - de opheffing van het kultuurstelsel bevordert de ekonomische beteekenis van het koloniaal bezit 181-184, - de suikerkrisis van '84 dwingt het koloniaal kapitalisme tot nieuwe methoden, - de N.V. komt op als ondernemingsvorm, - groote winsten 184-188. - Het handelskapitaal, dat, door den doorvoerhandel, ontzaggelijk toeneemt 189, - gekoncentreerd om Amsterdam en Rotterdam 189-192, - is de draagster der nederlandsche bourgeoisie: fel antisociaal, scherp tegenover de arbeiders staande, exklusief ekonomisch geïnteresseerd 192-194. - Het industrieel kapitaal komt in Holland achteraan 194, - daar weet zich veel kleinbedrijf te handhaven, en bovendien is dit kapitaal afhankelijk van handel en koloniën. - De textiel kan in Twente en Brabant voortbouwen op eeuwenlange uitbuiting 194-197; - daarnaast komen allerlei nieuwe industrieën op 198, - zeer verschillend van struktuur: cacao - tabak 199-200. - De landbouwkrisis dwingt tot het beginnen met nieuwe industrietakken; - door den overgang tot verbouw van handelsprodukten: suikerbiet, aardappel, graan en daarnaast zuivelindustrie 200-205; - ook de visscherij wordt gemoderniseerd 205, - de metaalnijverheid begint 205-207 |
[p. XIII]
- maar over het algemeen ook wordt de industrie door het koloniaal kapitaal geremd. - Daardoor blijft de beteekenis der industrieele bourgeoisie gering 207-208. - Statistische gegevens bewijzen de ekonomische achterlijkheid 209-211, - die - naast de afwezigheid van groote industrie-centra - oorzaak was van de zwakte der arbeidersbeweging 211-212. - Dit verandert in de laatste dertig jaar der 19de eeuw: de moderne steden ontstaan 212-214; - met de steden veranderen de menschen 214, - en met de menschen de geesten, - ook een nieuwe kunst wordt geboren 214-215. - Het levenspeil der arbeidersklasse neemt in de jaren '70 nog steeds af, - kinderarbeid - toenemende protesten: Cremer, Coronel, Van Hengel 216-218. - Ten hemel schreiende toestanden in Hilversum en Maastricht 218; - eindelijk begint er iets als arbeidersbeweging: de Internationale vindt in 1868 eenigen weerklank, - het Alg. Ned. Werkliedenverbond en Patrimonium worden gesticht 219-220, - dan komt Domela Nieuwenhuis, - en de krisis in de jaren '80 en '90 brengt een algemeen ontwaken in het proletariaat 221 - en een begin van sociale wetgeving 222. - Het groote verschil in struktuur met de sociaaldemokratie in het buitenland is hier - dank zij het achterlijk geestelijk peil der arbeidersklasse - de sterke utopistische inslag, die later in het anarchisme verloopen zal 222-224. - De landbouwkrisis drijft de boerenarbeiders naar de steden en in den klassenstrijd 224-225, - de praktische resultaten van den strijd der arbeiders zijn nog gering, - de organisaties moeten nog groeien, - en als de toestand na '94 beter wordt, - en de strijd minder scherp - raakt de beweging verdeeld 226-228. - De ondernemers organiseeren zich eveneens, en beter, in bovenkonfessioneele klasse-organisaties 228; - de vorming der moderne vakbonden blijft nog |
[p. XIV]
uit 229, - mede door den invloed van het kerkelijk denken. - De overgroote massa is politiek onverschillig en ongeorganiseerd 230, - de socialistische voorhoede is verscheurd 230-231, - de verspreide ligging der industriecentra werkt de zwakte van het proletariaat eveneens in de hand 231-233. - Bij den aanvang dezer eeuw is alleen de strijdlùst in orde, terwijl de industrialisatie de opkomst van het moderne proletariaat bevordert, en met dit proletariaat de algemeene bewustwording toeneemt; de arbeidersklasse gaat zich richten op gedisciplineerde machtsvorming. Dat is het beeld van den algemeenen ekonomisch-socialen toestand bij de wending der eeuw 233-239. |
[p. XV]
DEEL II
I. | DE ONTWIKKELING VAN HET NEDERLANDSCHE KAPITALISME TOT AAN DEN WERELDOORLOG . . . . . . . . . . . . . . Blz. 1-31 |
In het midden der jaren '90 begint de opgang naar het imperialisme, die zijn afsluiting vindt in den wereldoorlog 1. - Nederland en het imperialisme, - remmende faktoren 2, - groei en koncentratiebeweging, - de textielindustrie 3, - agrarische bedrijven 4, - metaalindustrie 5-6, - de grootte der ondernemingen 7-8, - invloed op de kolenproduktie 8-10, - de industrie 10-11, - de handel 11-12, - de havensteden 13, - de landbouw 14-15, - het geldkapitaal 16-17, - invloed der banken, mede door de toename der N.V.'s 18-19, - koloniaal kapitaal en imperialisme 20-27, - de ‘Koninklijke’ 27-28, - militarisme 28-31, - volksvermogen 31. | |
II. | DE SOCIALE TOESTAND DER ARBEIDERSKLASSE OMSTREEKS HET BEGIN VAN DE TWINTIGSTE EEUW . . . . . . . . . . 32-49 |
De levensstandaard der arbeidersklasse stijgt, maar het peil is nog zeer laag 32, - sociale wetgeving ontbreekt, - de arbeidsduur lang 32-34, - de loonen laag 34, - de kinderen verwaarloosd 34-35, - de woningen slecht 36-37, - het onderwijs volstrekt onvoldoende 37-39, - de toestand der landarbeiders 39-42, - der fabrieksarbeiders in het zuiden 42-46, - alleen de diamantbewerkers hebben een hooger peil 47, - de algemeene fysieke toestand der arbeidersklasse is slecht 47-48, - maar de verbetering gaat beginnen 48-49. | |
III. | DE STRIJD DER ARBEIDERS . . . . 50-116 |
De socialistische voorhoede is aan het einde der 19e eeuw in 3 organisaties gesplitst: S.D.A.P., Socialisten- |
[p. XVI]
bond en Anarchisten. Daarnaast het Alg. Ned. Werkliedenverbond en Patrimonium, - de eenige vakbond is het N.A.S. 50, - de groei der S.D.A.P. tusschen 1896 en 1913 51, - en de aftakeling der burgerlijke demokratie 52-53, - de taktiekgeschillen in de S.D.A.P. en de psychologie der ‘Marxisten’ 54-57, - het eenheidsfront in 1902 58-59, - de groote spoorwegstaking van 1903 59-68, - en haar gevolgen 68-70, - de A.N.D.B. in de jaren na 1903 70-73, - het N.A.S. 73-75, - de oprichting van het N.V.V. 75-77, - de christelijke vakbeweging 78-80, - de konflikten van N.V.V. en N.A.S. 81-82, - S.D.A.P. en N.V.V. 82-83, - de partijkwesties, P.L. Tak en de ‘Nieuwe Tijd’-groep 83, - het kabinet Kuyper 84-85, - het reformisme in de S.D.A.P. 86-87, - ‘de Tribune’ en haar politiek 87-89; de scheuring 90-91, - de kansen der S.D.P. 91-92, - de kansen der S.D.A.P. 92-95; arbeidskonflikten in de havensteden en vakbondsgeschillen 95-98; - de S.D.A.P. achter het N.V.V. 98-99, - de S.D.A.P. en de jeugdbeweging 100-101, - antimilitarisme en dienstweigering 101-102, - de marine-matrozen 103-105 - de onderwijzers 105-108, - de Indonesiërs: Boedi Oetomo 109, - Indische Partij 110, - Sarekat Islam 110-112. - Het jaar 1913 in Nederland: de strijd om het algemeen kiesrecht, en de verkiezingen 112-115, - het koalitievraagstuk 115-116. | |
IV. | DE EKONOMISCHE EN SOCIALE ONTWIKKELING IN NEDERLAND SEDERT HET BEGIN VAN DEN WERELDOORLOG . . . . . 117-156 |
1 Augustus 1914 is het einde van het normaal funktioneeren van het kapitalisme, alle remmen raken defekt, - ongebreideld wordt oorlogswinst gemaakt, - vooral in Nederland 117-118, - levensmiddelenverkoop |
[p. XVII]
aan het buitenland 118-119, - de N.O.T. 119, - uitvoer van vee 119-120, - van schepen 120, - de banken profiteeren van handel en leeningen 120, -122, -ze worden internationaal en machtig 122-126, - de industrie tijdens den oorlog: naast matige koncentratie, specialisatie, normalisatie 126-132, - de zware industrie is achterlijk 133, - de elektrifikatie neemt toe 134, - moderne koncerns komen in margarine en kunstzijde 135, - het havenbedrijf 136-138, - de landbouw 138-141, - de tuinbouw 141-142, - de koöperaties 142-143, - de toestand der landarbeiders 144, - de woningnood 144-145, - de woningbouw 146-147 - en de arbeidersbeweging 148-149, - de verandering van het aspekt der steden: de nieuwe stijl van het grootkapitalisme 150-157. | |
V. | HET KOLONIALE KAPITALISME GEDURENDE EN NA DEN WERELDOORLOG . . 157-168 |
De basis van het gezag in Indonesië is in de jaren vóór den oorlog sterk uitgebreid 157, - de oorlog bevordert de kultuur, industrie en handel 157, - de duikboot-oorlog isoleert Indonesië, - de uitvoer stagneert, maar de indonesische bevolking lijdt honger 158. - Na den oorlog hoogkonjunktuur, - in 1921/'22 krisis, in 1923 herstel 158, - suiker 158-159, - rubber 159-161, - thee, tabak 161, - petroleum 161-162, - steenkool 162, - de handel 163, - samenvatting 163-165. - De sociale en kultureele toestand van het indonesische volk 165-168. | |
VI. | DE KLASSENSTRIJD IN NEDERLAND GEDURENDE DEN WERELDOORLOG . . 169-224 |
Het uitbreken van den wereldoorlog brengt overal nationale eenheid 169, - de S.D.A.P. stemt op 3 Augustus voor de mobilisatiekredieten: - Troelstra's rede, |
[p. XVIII]
een breuk met de partijtraditie 169-171, - de oppositie in de partij 171-172, - het kongres van 1915 172-173, - de houding van N.V.V. en S.D.A.P. - en de sociale politiek der regeering 173-175, - een positief socialistisch alternatief ontbreekt 176, - de ellende neemt toe 176-177, - daarmee arbeidskonflikten 177, - het konflikt aan de Hembrug 178-179. - De strijd voor algemeen kiesrecht loopt ten einde 179-180; - de regeering spaart de bezittende klasse: geen belastingen 181-182, - de levensmiddelenpolitiek 182, - de buitenlandsche handel 183, - werkelijk ingrijpen blijft uit 184 - of komt te laat 185. - Alleen goud stroomt de banken binnen 185. - De linksche arbeidersorganisaties werken samen in het R.S.K. 186, - de S.D.P. 186-188, - R.S.K. kontra S.D.A.P. 188-189, - de eischen der revolutionairen 190-192, - en de voedselstrijd 192-193. - De strijd voor Zimmerwald 194-195. - Het militarisme neemt toe: het adres der 22, het plan Bosboom 195-196, - de oppositie 197, - de dienstweigeringsaktie tijdens 198-200 - en na den oorlog (I.A.M.B.) 201, - de strijd, door den bond v. M.-marinepersoneel, tegen het militarisme in de koloniën 202-208. - Het voorjaar van 1916 brengt nieuwe ellende en nieuw verzet 208-209, - de werkloosheid stijgt vooral in de groote steden 209-210, - ‘de bloedige Juli-week’ is het antwoord der massa's 210-211, - de houding der S.D.A.P. 211 - verandert in den winter 1917/'18 211-212, - de russische revolutie 212-213, - de motieven der opstandige bewegingen in Nederland 214-215, - de verkiezingen in 1918 215-216, - stakingen en klassenstrijd nemen toe 216-218. - De duitsche revolutie is het sein tot de muiterij in de Harskamp 218, - beweging in Amsterdam 219, - en Troelstra's ‘vergissing’ 219-220, - beantwoord door de katholieke |
[p. XIX]
reaktie 221, - de aktie der revolutionairen 221-222, - waarom beide richtingen faalden 222-223, - alleen de vakbeweging blijft zakelijk 224. | |
VII. | DE JAREN NA DEN OORLOG . . . 225-260 |
Met den ‘vrede’ van Versailles begint een nieuwe periode 225, - maar Nederland komt zoo goed als ongelouterd uit den chaos te voorschijn 226, - kapitalisme noch socialisme waren doorgaans wezenlijk veranderd 226, - de revolutiedagen zijn aanleiding tot koncessies der reaktie 227, - maar niet tot werkelijken ommekeer 228, - de vakbeweging groeit, het I.V.V. wordt een macht 223, - ook in Nederland 229-320, - N.V.V. en N.A.S. werken herhaaldelijk samen 231, - maar bij de wending der konjunktuur komen de taktiekgeschillen opnieuw aan de orde 231-232, - de funktie van het N.V.V. 232- 33 - de reaktie na 1920 233-234, - en het N.A.S. 234. - Klassenstrijd en wethouderszetels 235, - het spoorwegpersoneel 236, - de IJmuider visschers 236-237, - Na 1925 hernieuwde opleving der vakbeweging maar neergang van de strijdvaardigheid 237-238. - De ontwikkeling van het N.V.V. 238-239, - van het N.A.S. 239-245, - van de S.D.A.P. 245-255, - van de C.P.H. 255-259, - de O.S.P. 259-260, - de libertaire socialisten 260. | |
VIII. | SLOTBESCHOUWING . . . . . . . 261-262 |
Algemeene samenvatting van de ontwikkelingstendenzen in het behandelde tijdvak 261-262, - de jaren tot 1914 262-263, - de wereldoorlog toont de onmacht der socialistische beweging 264-265, - haar beteekenis wordt verdrongen door die van den strijd der nationaliteiten en der ussische revolutie 265, - intusschen verbetert de positie der arbeidersklasse 265-266, - alsook haar geestelijk peil 266-268, - invloed van film 268 - |
[p. XX]
en radio 268-269, - gemeenschapsvorming 269-270, - de A.J.C. en de vrije jeugdbeweging 270-276, - de sport 277-278, - verburgerlijking 278-279 en de strijd ertegen 279, - de krisis 279-281, - in Nederland 282-283, - de sociale en kultureele gevolgen: regeeringspolitiek sinds 1923 283-286, - de houding der arbeidersklasse 287-288, - door de krisis verdeeld en ontredderd 288-289. - Noodig is het socialisme zèlf als hervormingsmotief 289-292. | |
LITERATUUROPGAAF . . . . . . . . . . . . 293 | |
VERKLARING VAN VREEMDE WOORDEN . 300 | |
REGISTER . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310 |