| |
II. De laatste kampagne
Sedert den dag van Mentana tot in September 1870 bleef Garibaldi onafgebroken op Caprera. Hij bemoeide zich weinig met de politiek, werkte aan zijn gedenkschriften en leefde voor de zijnen. Zijn haard was niet eenzaam; in den loop der jaren had hij een nieuwen liefdesband geknoopt met Francesca Armosino, die de gezellin van zijn ouderdom werd. Zij schonk hem drie kinderen, twee meisjes, Clelia en Resina, waarvan de jongste op tweejarigen leeftijd stierf, en een zoontje Manlio, den troost van zijn laatste levensdagen. Dat hij de verbintenis met Francesca niet kon echten, zijn kinderen, die hij teeder liefhad, zijn naam niet geven, was voor Garibaldi al deze jaren een bron van ergernis en verdriet. Maar het schijnhuwelijk met de markiezin Raimondi kon niet ontbonden worden, en de ontembare energie die alle beletselen naar het doel placht te overwinnen, bleek veertien jaar lang machteloos om de tralies te doorbreken eener verouderde wetgeving.
Men schreef het jaar '70: de oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland brak uit; als donderslagen rolden de gebeurtenissen in verbijsterend-snelle opeenvolging voorbij: Wörth en Gravelotte, de ramp van Sedan, de ineenstorting van het keizerrijk, de uitroeping der republiek, de inneming van Metz en Straatsburg, de insluiting van Parijs. Heel Italië juichte om den val van Napoleon, den valschen vriend en
| |
| |
den listigen vijand, den man met de addertong, den geweldenaar, wiens bajonetten en geweren twintig jaar lang de pauselijke autokratie hadden gehandhaafd. Het volk voelde zich door de Duitsche wapenen gewroken voor veel smart en veel kwaad. De Fransche natie werd met Napoleon vereenzelvigd; groot was het leedvermaak om de deemoediging der snoevers en pralers, die eindelijk door de Nemesis der geschiedenis getuchtigd werden voor hun onduldbare hoovaardij.
Reeds bij het begin van den oorlog was het Fransche garnizoen uit Rome teruggeroepen geworden; zoodra de ramp van Sedan en de gevangenneming van den keizer bekend werden, steeg de oude kreet ‘naar Rome’ door alle steden van Italië op. Wilde de regeering geen gevaar loopen omvergeworpen te worden, dan moest zij eindelijk besluiten den doorn te rukken uit het vleesch van Italië, door een einde te maken aan het wereldlijk gezag van den paus.
Een paar bataljons bersaglieri kregen opdracht Rome binnen te trekken; hun generaal Nino Bixio werd op het hart gedrukt alle mogelijke konsideratie te gebruiken en vooral zorg te dragen, dat zijn kanonnen het Vatikaan niet raakten. Nadat de artillerie een bres in de wallen had geschoten, wandelden de soldaten naar binnen; aan het algemeene verlangen naar den schijn van iets groots en heldhaftigs was voldaan. De natie gaf zich over aan een delirium van vreugde, onder luidruchtige manifestaties werd de stem des harten verstikt, die fluisterde dat er geen reden was voor trots-doen en juichen, nu de voltooiing der Italiaansche eenheid niet gewrocht was door eigen heroïsche inspanning maar het volk in den schoot viel als de vrucht van plotselinge machtverschuivingen in de internationale politiek. Een brief van den koning aan den paus, monsterlijk van laffe huichelarij, symboliseerde treffend de algemeene onwaarachtigheid.
Enkele dagen na deze gebeurtenissen bezochten Jessie en Alberto Mario de Eeuwige Stad; voor de eerste maal in haar leven zag Jessie de poort van San Pancras, den Janiculum, het Huis der Vier Winden - al die plaatsen, door de heldhaftige verdediging van '49 tot gewijden grond gemaakt; zij herinnerde zich, hoe Garibaldi haar nu zestien jaar geleden den loop der verdediging aanschouwelijk had voorgeteekend met de punt van zijn stok op hun wandelingen
| |
| |
aan het strand, dien winter van hun kennismaking te Nizza. Zij deed een bedevaart naar Monte Rotonda en Mentana; zij zag de schuur terug waar de gewonde Genueezen hadden gelegen, het huis binnen de wallen, waarin veertien der hunnen door de Fransche zouaven waren afgemaakt. Haar hart was Italiaansch geworden: zij kòn niet anders dan zich verheugen in de vernedering van het Fransche volk.
Den dag daarna las zij in de bladen dat Garibaldi te Marseille was aangekomen om voor Frankrijk te strijden: hij had ‘datgene, wat nog van hem over was’ gelijk hij het uitdrukte aan de Regeering der Nationale Verdediging ter beschikking gesteld.
De diplomaten en staatslieden plachten schouderophalend te beweren dat Garibaldi niets begreep van de politiek. Maar dat was enkel waar voor de spinnewebben van intrige en leugen, die zij de politiek noemden; waar het om groote beginselen ging, zag zijn intuïtie altijd zuiver. Wraakzucht en leedvermaak waren hem vreemd; zij beïnvloedden ook thans niet zijn oordeel en maakten hem niet als zoovelen anderen blind voor de internationale gevolgen der militaire katastrofe die het Fransche volk trof.
Hij stelde dat volk niet verantwoordelijk voor de misdaden zijner heerschers; hij zag hoe de ontzettende verzwakking van Frankrijk voerde tot de opkomst van een nieuwe despotie in het hart van Europa. De Fransche republiek, uit den val van Napoleon geboren, vertegenwoordigde tegenover Bismarck en Pruisen de demokratie; wat Bismarck wilde was Frankrijk geheel en al ter neer slaan, om het een schatting van milliarden gouds op te leggen en twee provincies te ontgrissen. Zoo bijna niemand van Garibaldi's oude strijdmakkers begreep wat hun in deze omstandigheden te doen stond, hij zelf begreep dit wel en zooals altijd volgde hij de innerlijke stem, zonder zich te bekommeren om het oordeel der menschen.
Te Marseille begroette het volk Garibaldi op zijn doorreis naar Tours met hartelijke ovaties, maar bij de autoriteiten stuitte hij op dienzelfden muur van koele vormelijkheid en verholen wantrouwen, als toen hij ruim twintig jaar geleden aan het hoofdkwartier te Roverbello Karel Albert van Sardinië om een kommando had verzocht.
Het troepje zelfzuchtige intriganten en politieke avonturiers dat zichzelf tot regeering had opgeworpen liet
| |
| |
Gambetta praten, maar schuwde den volksoorlog als de pest, schuwde dien erger dan de Duitsche legers, dan verdeemoediging en smaad, dan de betaling van een reusachtige oorlogsschatting en den afstand van Elzas-Lotharingen. Waarachtige nationale offervaardigheid, vastberaden wil om te strijden tegen de invallers, zij waren niet te vinden daar waar Garibaldi gemeend had ze te vinden, maar enkel bij de revolutionairen, bij Blanqui en het Parijsche proletariaat. De regeering moest den ontembaren grijsaard, dien het blijkbaar doodelijke ernst was met zijn voornemen het volk voor een langdurigen oorlog te organiseeren, wel als een ongewenscht element beschouwen. Zij durfde hem niet openlijk beleedigen door hem naar huis te sturen, maar de schandelijke manier waarop zij hem behandelde, - te Tours liet men hem dagen lang rondloopen om hem tenslotte het bevel aan te bieden over een paar honderd vrijwilligers, - zeide genoeg. Pas toen hij in arren moede aan Gambetta schreef in te zien dat hij beter deed onmiddellijk naar Italië terug te keeren, veranderde de regeering haar houding een weinig, uit angst voor schandaal. Zij bood hem het bevel aan over alle vrijkorpsen in het gebied der Vogeezen, vrijkorpsen, op dat oogenblik enkel bestaande in naam. Hij nam aan en vertrok ten spoedigste naar zijn standplaats Dôle, waar hij het bonte mengelmoes vrijwilligers van alle mogelijke Latijnsche en Slavische naties, die daar als een wanordelijke bende bijeen waren, zoo goed mogelijk organiseerde.
Jessie Mario, die te Dôle kwam om zich, getrouw aan de oude afspraak, te zijner beschikking te stellen als verpleegster, werd smartelijk getroffen door zijn verouderd uiterlijk: zij had hem niet meer gezien sedert den dag na de overwinning van Monte Rotondo. Maar de uitdrukking van zijn trekken was als weleer, blijmoedig en helder en de groet waarmee hij op haar toetrad: ‘Ditmaal had ik toch waarlijk niet verwacht, dat gij zoudt komen,’ had al de vroegere onweerstaanbare beminnelijkheid.
Van Dôle verlegde Garibaldi zijn hoofdkwartier naar Autuns; op den dag van zijn aankomst hield hij daar in het gebouw der prefektuur een karakteristieke rede tot een hoofdzakelijk uit vrouwen bestaande menigte. Hij wist dat de geestelijkheid door de geheele streek tegen hem aan het hitsen was; die man was een bandiet, zeiden de priesters, een rooverhoofdman; de boeren moesten geen gehoor
| |
| |
geven aan zijn opwekking om franctireur te worden; daarenboven konden zij toch niets tegen de Duitschers uitrichten; het was daarom maar beter rustig af te wachten tot deze kwamen. Garibaldi sprak tot het volk over het keizerrijk, hoe het Frankrijk met hulp der Jezuïeten in een afgrond van ellende had gestort. Hij sprak over zijn beginselen, die luidden: vrijheid, menschelijkheid en souvereniteit van het volk. In twee werelddeelen had hij daarvoor gestreden. Hij haatte den oorlog als den vreeselijksten geesel der naties en toch had hij veertig jaar lang het zwaard gevoerd voor de zaak der menschelijke broederschap maar van onschuldig bloed waren zijn handen rein. Hij was thans tot hen gekomen om zijn oude taak te vervullen; Frankrijk kon nog gered worden, zoo haar zonen dapper bleken en sterk. Hij deed een beroep op de vrouwen om den priesters te beletten hun demoraliseerende propaganda voort te zetten. Zijn rede sloeg in; ook de prefekt steunde hem en, wat meer was, nam zelf onder de franctireurs dienst.
Met zijn kleine strijdmacht stond Garibaldi als het ware aan den zelfkant van den grooten oorlog. Lichamelijk was hij nog slechts een schaduw van zijn oude zelf: de schitterende fysieke eigenschappen, die aan zijn eigendommelijke veldheerstalenten hun volle reliëf hadden gegeven, waren door wonden en ziekten gesloopt. Maar zijn energie wist uit het verzwakte werktuig van zijn lichaam nog alles te halen wat er in zat, zooals een groot musicus uit een versleten instrument nog een krachtigen vollen toon te voorschijn toovert. Evenals vroeger ging hij zooveel mogelijk alles in persoon na. Elken morgen, heel dien langen strengen winter door, reed hij uit, hetzij te paard, hetzij per rijtuig, voor de noodige inspekties. Zijn geestelijke krachten waren ongerept, gelijk zij dat zouden blijven tot zijn allerlaatste dagen.
Dat hij schitterende overwinningen zou behalen was door de omstandigheden ten eenenmale uitgesloten, maar zijn militaire reputatie kwam onverminderd te voorschijn uit een vuurproef, waarin zijn vijanden en benijders hoopten dat zij zou ondergaan. Hij manoeuvreerde uiterst voorzichtig, liet zich geen enkel maal verrassen, streefde er onvermoeid naar niet enkel bij zijn manschappen, maar ook bij de bevolking van de streek het gevoel op te wekken, dat geen offers voor het vaderland te veel mochten zijn.
| |
| |
Zijn strijdmacht behaalde enkele kleine voordeelen en behield in driedaagsche hevige gevechten bij Dyon al haar stellingen tegen een veelvoudige overmacht. In die gevechten werd ook het eenige Pruisische vaandel veroverd, dat gedurende den geheelen oorlog den Franschen in handen viel. Zoo behaalde hij zijn laatste overwinning in dienst van het Fransche volk. Zijn zoons Menotti en Ricciotti en zijn schoonzoon Canzio waren gekomen om onder zijn bevelen te strijden; een klein aantal van zijn oude krijgsmakkers had zich bij hem gevoegd; ook onder de jongeren waren er die, door zijn edelmoedig voorbeeld omhoog getild uit de sfeer van wraakzucht en leedvermaak, poogden te komen. Maar de reis kostte veel geld en de Italiaansche autoriteiten arresteerden elkeen, dien zij ervan verdachten de Franschen te gaan helpen.
Garibaldi rekende nog altijd op een langen oorlog en toen na de kapitulatie van Parijs een wapenstilstand van drie weken gesloten werd, was zijn eerste gedachten dien te gebruiken om zijn troepen te reorganiseeren. Maar het Duitsche legerbestuur had gestipuleerd dat de wapenstilstand zich niet zou uitstrekken over de strijdkrachten tusschen de Jura en de Côte d'Or; zoo werd aan zijn legertje geen dag rust gelaten. En weldra bereikte hem de tijding, dat de Fransche generaal Bourbaki met het geheele oostelijke leger door den vijand over de Zwitsersche grens gedrongen en geïnterneerd was geworden. Ontzaglijke Duitsche legermassaas kwamen nu als een lawine opzetten en Garibaldi liep gevaar door hen verpletterd te worden. Maar door een nachtelijken marsch, met al de oude energie en snelheid uitgevoerd, ontkwam hij aan het vraatzuchtige monster dat zich gereed maakte zijn klein korps op te slokken, de laatste bete die nog over was van Frankrijk's militaire macht. Zonder een man te verliezen of een kanon achter te laten bereikte hij Beaume-Chagny. Die terugtocht was zijn militaire zwanenzang.
Intusschen was te Bordeaux de Nationale Vergadering bijeengekomen. Als haar leider trad Thiers op, de onverzoenlijke vijand van het proletariaat en de demokratie.
Garibaldi, die door Parijs en vier andere departementen tot afgevaardigde gekozen was, begaf zich naar Bordeaux. Een verpeste stank van afschuwelijke reaktie woei hem daar tegen. De hooge geestelijkheid, de bureaukratie, de mili- | |
| |
taire kaste, het grootgrondbezit, de groote bankiers, al de machten die hij zijn leven lang bestreden had, allen waren daar aanwezig, in hun volle kracht tegenover hem opgericht. Het was of zijn levensstrijd niets had uitgewerkt, of hij zijn vijanden in Italië enkel had verslagen om hen elders terug te vinden. Het was zijn voornemen niet om aan de beraadslagingen deel te nemen; hij had bij den president zijn ontslag reeds ingediend en wilde alleen doen wat hem door zijn kiezers uitdrukkelijk verzocht was: een paar woorden spreken ten gunste der weduwen en weezen van de gesneuvelde soldaten.
Toen Garibaldi binnenkwam, liep een gemurmel van verbazing door de rijen der afgevaardigden. Zij hadden hem niet verwacht: de klerikaal-monarchale pers had den geheelen winter door hoonende verhalen verspreid over zijn invaliditeit: een mooie generaal, die niet eens meer kon loopen. Het publiek op de tribunes applaudisseerde, maar al wat reaktionair was, dacht: ‘dien man laten wij niet aan het woord’. Zij wisten hoe hij altijd zei wat in zijn hart was, zij vreesden het brandijzer van zijn vurige waarachtigheid. Na een paar formaliteiten wilde de voorzitter Favre de zitting sluiten; Garibaldi stond op en vroeg het woord; de meerderheid joelde en brulde van woede; op de tribunes riep men: ‘spreek, spreek Garibaldi’; enkele afgevaardigden van links snelden op den president toe; deze zeide: ‘ik verklaar de zitting voor gesloten’ en dekte zich.
Allen schreeuwden dooreen; terwijl het tumult nog voortduurde, verliet Garibaldi de zaal. Op straat bracht de menigte hem een ovatie, roepend: ‘Ga niet heen, Garibaldi, verlaat ons niet,’ maar hij zei dat zijn taak ten einde was en vertrok dienzelfden dag naar Marseille. Daar schreef hij zijn laatste dagorder aan het leger der Vogeezen, een paar woorden van die eenvoudige, warme menschelijkheid, gelijk waarmee hij zoo vaak de harten zijner mannen had opgebeurd. Bij zijn vertrek gaf het volk van Marseille hem teekenen van ontroerende dankbaarheid; de vrouwen wierpen hem groote bossen viooltjes in het rijtuig; de mannen riepen: ‘met u gaat onze laatste hoop heen.’ Hij keerde rechtstreeks terug naar Caprera, ontrok zich aan alle manifestaties, weigerde aanvankelijk zelfs zijn beste vrienden te zien.
Nu had hij naar Rome kunnen gaan; als een god zou hij
| |
| |
daar ontvangen zijn geworden; de droom van geslachten was vervuld, maar hoe? De smaak der vervulling was bitter als alsem; hij begeerde enkel de eenzaamheid.
De laatste episode in het heldendrama van zijn leven had nog een naspel: op den oorlog volgde de Commune; de burgerlijke wereld begroef de eerste strijders voor een socialistische gemeenschap onder stroomen van lasterlijken haat. Toen toonde Garibaldi opnieuw, hoe zijn zedelijke onverschrokkenheid even groot was als zijn lichamelijke onversaagdheid; zijn edelmoedigheid en waarachtigheid doorstonden een proef, waar alle andere beroemdheden der burgerlijke demokratie voor bezweken. Van hen allen nam hij alleen de partij der Commune en verdedigde haar in een schitterende polemiek tegen den advokaat Petroni. Op diens beschuldiging dat de Communards onmenschen waren, omdat zij in den strijd petroleum hadden gebruikt, antwoordde hij of Petroni dan nooit gezien of gehoord had hoe in Lombardije een geheel dorp in vlammen opging, wanneer het ook slechts één enkelen vrijwilliger geleverd had. Hij sprak van Thiers als van den moordenaar van Versailles. Aan zijn oude vriend Pallavicini schreef hij dat, zoo hij in Februari bij zijn vertrek uit Bordeaux had voorzien wat in Maart in Parijs zou gebeuren, hij daarheen zou zijn gegaan om het volk te helpen strijden voor zijn recht. Het socialisme als ekonomisch stelsel doorgrondde hij niet, maar zijn klassegevoel was zuiver als een diamant; hij wist hoe de heeren de ontrechte massaas verdrukten, exploiteerden, vernederden over de geheele wereld en hij wist dat de vrijheid die hij altijd bedoeld had niet op aarde kon komen, zoo de massa niet steeg tot kennis en macht. ‘Aan de organisatie der arbeidende massaas, - schreef hij in die dagen - staan ontzaglijke moeilijkheden in den weg, maar zoo zij komt, zal zij onweerstaanbaar blijken.’ En in prachtige intuïtie sprak hij het woord, waarvoor de arbeidersklasse hem altijd dankbaar is gebleven, sprak het op een tijdstip dat de mannen der Internationale gehoond, gesmaad, als wilde dieren vervolgd, als misdadigers veroordeeld werden: ‘De
Internationale is de Zon der Toekomst.’
Ditmaal waren zij allen tegen hem; al zijn oude vrienden zonder uitzondering: Mazzini, Pallavicini, de Mario's vielen op hem aan, de eenen woedend gebelgd, de anderen smartelijk verontwaardigd dat hij partij trok voor lieden,
| |
| |
die zij beschouwden als het uitvaagsel der menschheid. Maar hij was het gewend alleen te staan in zijn oordeel en zooals hij zoo vaak stand had gehouden in den kogelregen, rustig-onverschrokken, zoo hield hij nu stand, rustig-onverschrokken, tegen den stroom van aanvallen der burgerlijke demokratie.
|
|