| |
| |
| |
De ondergang van den held
| |
| |
V De ondergang van den held I Aspromonte en Mentana
De stemmen van wind en golven ombruisten Caprera niet anders toen Garibaldi daar terugkeerde, dan zij het voorheen hadden ombruist. Het eentonige gezang der branding reinigde het gemoed van ijdelheid en onvrede, het sussend tot edele kalmte. De eenzame stem van den wind, roepend over de steilte der rotsen, wekte in de ziel manlijke kracht om zich terug te trekken in haar eigen eenzaamheid. Fonkelend stond het gesternte in de klare najaarsnachten; wie lang genoeg tot die myriaden werelden opzag, voelde de opwinding en den hartstocht, de daverende vreugde en vlijmende pijn om daden van menschen verflauwen, verijlen, vergaan. Bij oogenblikken zegevierde het bewustzijn weer van het Eeuwige Leven, waar de menschenwereld uit is opgekomen als een eiland uit de golven, waar zij eenmaal weer in terugzinken zal. Dan was de opperste vrede er weer: het besef der eenheid van de ziel met het Oneindige.
En behalve deze hooge zeldzame feesten, was er het zachte weer-opvatten van de verbroken draden des dagelijkschen levens; het rustgevende van den arbeid in veld en hof; de zoete mijmerij-in-woorden met de vertrouwelingen van lange jaren...
Dit alles was nu van Garibaldi; het te genieten zijn belooning in den winter en den daaropvolgenden zomer na de volbrachte daad.
Maar de vrede des gemoeds was een broze heerlijkheid, die telkens verworven, telkens weer versplinterde. De eenzame rots in zee was een deel der aarde en op haar streden menschen de eeuwenlange worsteling voor de bevrijding van het menschelijke geslacht van verdrukking en dienstbaarheid. En het hart van den vrede-begeerige was veelverstrengeld met dien strijd en met het pogen der menschen; alle golven van demokratische en nationale verlangens pulseerend door het Italiaansche volk, stuwden heen naar dat groote hart om in zijn kameren een nieuwe impulsie te ontvangen.
| |
| |
Garibaldi kon niet loskomen van de krachten die hij had helpen opwekken, noch van de doeleinden die hij het volk voor oogen had gesteld. Het besef van zijn verantwoordelijkheid en van zijn roeping verlieten hem niet in de kruiddoorgeurde eenzaamheid van Caprera; het tijdelooze lied van den wind en de golven werd telkens overbruist door andere stemmen: klagende, manende, roepende, smeekende. Het onrecht, zijn strijdmakkers aangedaan, het lijden der massa, de trouweloosheid der regeerders vraten dag na dag aan zijn hart.
Hoogmoedige bekrompenheid had zijn gezellen niet waardig gekeurd in het Italiaansche leger opgenomen te worden: het grootste deel der officieren was smadelijk afgedankt, velen zwierven rond, armoedig en verbitterd. De volkswapening waartoe hij geraden had als het beste middel om Frankrijk en Oostenrijk de zeilen te doen strijken, was niet alleen niet doorgezet, maar het tegendeel was geschied. Door heel Italië was het volk zooveel mogelijk ontwapend geworden; de regeering wilde enkel wapens in handen laten van wie zij wist te zijn als de stok gehoorzaam, die niet slaat maar waarmee geslagen wordt. Op Sicilië heerschten onrust en beroering; overal kwam de bevolking in verzet tegen het ijzeren dwangbuis der bureaukratie. Met wanhoop in het hart vroegen boeren en burgers zich af of dìt de vrijheid was waarvoor zij hadden gestreden. Op het vasteland was het niet beter; door heel Calabrië zwierven rooverbenden; te Napels vonden opstanden plaats van de galeiboeven en de arbeiders in de munitiefabrieken; de stad bleef een broeinest van pauperisme en misdaad en de nieuwe regeering wist voor deze kwalen geen andere geneesmiddelen dan de oude geweten had: straf, onderdrukking, geweld. Terechtstelling volgde op terechtstelling, zonder eenige vrucht: het was gemakkelijker een aantal misdadige individuen uit den weg te ruimen dan de massa op te heffen uit haar ontaarding... De nieuwe staat was ternauwernood gekonstitueerd, de nationale eenheid nog zelfs niet geboren - er staken nog vreemde splinters in het groote lichaam van Italië - en reeds mestte een bende spekulanten en woekeraars zich van het bloed en de kracht des volks. Vreemde gelukzoekers en ondernemende Italiaansche bourgeois stortten zich om 't zeerste op den aanleg van spoorwegen en kanalen, haalden geld uit de uitbrei- | |
| |
ding der steden, de nieuwe takken van openbaren dienst, uit alles kortom waar geld uit te halen viel. Schaamtelooze winstzucht streek als een vampyr
neer op het land, dat geestdrift, toewijding en moed ten koste van veel offers hadden ontrukt aan de machten van het verleden.
Garibaldi wist al deze dingen en zij bedrukten zijn gemoed; zijn oude wapenbroeder Vecchi, die hem in het voorjaar en in den zomer van '61 een paar keer bezocht, werd getroffen door uitingen van een diepe neerslachtigheid, als hij vroeger in zijn grooten vriend nooit had gekend.
Er waren nog andere oorzaken, zooal niet van verdriet, dan toch van geprikkeldheid. Een deel van de pers scheen zich tot taak te stellen het aandeel van Piëmont aan de bevrijding van het zuiden stelselmatig op te blazen. Koningsknechten verwrongen de historische waarheid, opdat de omtrekken van Viktor Emanuel en zijn bersaglieri meer dan levensgroot geteekend zouden staan op het doek der historie, die der Duizend en hun aanvoerder verkleind zouden worden. Talrijk waren zij, die er belang bij hadden de legende te fatsoeneeren en de waarheid geweld aan te doen. De eenzame man op Caprera kon niemand beloonen, te geven had hij niets; de koning en de regeering hadden dit des te meer.
Dit alles knaagde aan de rust en verstoorde den vrede, maar dit alles was toch het ergste niet.
Erger was de smart en de toorn om Venetië en Rome, in den steek gelaten door kleinzielige menschenvrees. Aldoor woelde het in Garibaldi, dat Viktor Emanuel en Cavour hem zijn werk maar half hadden laten verrichten, dat halfslachtigheid en koude berekening de zuivere vlam der nationale geestdrift opzettelijk hadden gedoofd. Hij wist dat hij het werk had kunnen voltooien, zoo zij hem hadden laten begaan....
In het parlement, waarin hij, wijkend voor den aandrang van het volk van Napels, zich, hoewel met grooten tegenzin toch weer had laten afvaardigen, had hij in een hartstochtelijke redevoering tegen Cavour driemaal met klem herhaald enkel te zijn geweken, omdat hij geen burgeroorlog verwekken, geen broederbloed plengen wou. Het woedegehuil der meerderheid had hem niet belet te zeggen, wat als vuur brandde in zijn borst. Hij wist, dat hij zijn
| |
| |
volk geen dienst zou hebben bewezen door anders te handelen: enkel de macht van Napoleon en Habsburg had hij daarmee versterkt. Maar hij wist ook wat het was, dat zijn vaart had gebroken: in den grond niet zoozeer vrees voor Napoleon of Habsburg, als wel vrees voor de Italiaansche demokratie, vrees voor het machtsbewustzijn van een volk, dat zelf zijn lot uithieuw in de rots der eeuwen. Zeker: Cavour en Viktor Emanuel wilden de eenheid en de zelfstandigheid, maar liever lieten zij een deel der oude schande voortbestaan, dan iets prijs te geven van de voorrechten der heerschers.
Voor Garibaldi was de strijd om Rome te bevrijden van het pauselijke juk niet iets bijkomstigs of ondergeschikts, maar iets fundamenteels en wezenlijks. Die strijd was voor hem het symbool der reiniging van Italië, was het uitdrijven van den ergsten vijand der volksvrijheid en der volksverlichting. Italië kon niet gezond worden, zoolang die vijand nestelde in het hart van het land, gehandhaafd door de Fransche soldaten. Het volk te leeren, gelijk van boven af gedaan werd, dat het moest berusten in die deemoediging, dien smaad moest verdragen, was het volk opvoeden tot laffe, slaafsche gezindheid. Mazzini kreeg gelijk: het leek soms of de worsteling enkel had gediend om voor de oude meesters nieuwe in de plaats te stellen. De kleine nazaat van den grooten Bonaparte, de doortrapte veinzaard en listige demagoog op den Franschen troon beheerschte de Italiaansche politiek, de regeering keek hem naar de oogen. Wie zich tegen dit schandaal verzette, werd tegengewerkt door list, door intrige en verdachtmaking. De nationaaldemokratische gedachte volledig te willen verwezenlijken, scheen in het nieuwe koninkrijk Italië haast een verraderlijke daad...
Garibaldi dacht niet aan opgeven; het gevoel van zijn roeping was even sterk in hem als voorheen, zijn wil even onverzettelijk. Hij wachtte af, vertrouwend dat een gelegenheid om den strijd te hervatten niet lang zou uitblijven. Hij wist dat hij, Italië één makend, tevens den monarchalen staat met zijn ambtenaren en zijn leger had gemaakt tot een sterke macht. Dit was onvermijdelijk geweest. Zoolang de monarchie zwak was, had zij hem ontzien en gevleid. Nu zij sterk was geworden en hem niet meer noodig had, zou zij hem niet langer helpen, eerder zijdelings tegen
| |
| |
werken uit haat voor wat hij belichaamde: de strijdende demokratie.
Dit alles begreep Garibaldi, maar de volle konsekwenties ervan begreep hij niet.
Hij dacht niet dat de monarchie hem openlijk zou bestrijden, bestrijden tot vernietigens toe zoodra zijn optreden het bondgenootschap waarop zij steunde omver dreigde te werpen. Hij doorzag niet, dat Viktor Emanuel liever koning was van een kleiner Italië bij de gratie van Napoleon en Frans Jozef, dan van een grooteren staat bij de gratie van Garibaldi en het Italiaansche volk. En dat hij dit niet doorzag, werd zijn ondergang.
Reeds eerder, reeds in '59, bij het begin der kampagne in Lombardije, had Marx, wiens genie elk politiek probleem ontraadselde en heendrong door elken politieken schijn, in een brief aan Friedrich Engels de dubbelzinnige rol van Piëmont gebrandmerkt. En Marx had er aan toegevoegd: ‘Viktor Emanuel zal Garibaldi eerst gebruiken en dan te gronde richten.’ Zoowel hij als Engels gevoelden sympathie en waardeering voor Garibaldi om diens schitterenden moed, om zijn karakteradel, zijn demokratische intuïtie en revolutionairen durf. Beiden betreurden het dat de omstandigheden een zoo nobele figuur tot een werktuig der militair-konservatieve monarchie maakten.
In de Novemberdagen van 1860 te Napels was de profetie van Marx al begonnen in vervulling te gaan. En zij zou verder vervuld worden: lichamelijk, politiek en militair zou Garibaldi gebroken worden, te gronde gericht in alles, behalve in datgene, wat geen minister en geen koning aantasten kon: in zijn vurig idealisme, zijn waarachtigheid, zijn ontembare energie.
In Juni '61 stierf Cavour; zijn dood was een groot verlies voor de heerschende klassen van Italië; hij alleen bezat de kracht en de bekwaamheid om het schip van staat met vaste hand te sturen langs alle riffen en ondiepten heen naar het uiteindelijk doel. Na hem kwamen kleinere, zwakkere geesten aan het bewind, angstige weifelaars, tevens fanatieke gezagmenschen; Ricasoli eerst, daarna Rattazzi. De algemeene toestand van het land was erbarmelijk; in het zuiden moest de rust met militair geweld gehandhaafd worden, het volk was ontevreden en morde. De demokratische partij voelde haar kansen stijgen; de
| |
| |
propaganda voor de volksbewapening en den volksoorlog tegen Habsburg en den paus werd weer krachtig ter hand genomen; honderden komitees ter bevrijding van Rome en Venetië werden opgericht, een Uitvoerende Raad werd gekozen en Garibaldi tot voorzitter benoemd. ‘Het komt mij voor,’ schreef deze in Maart aan Bertani, ‘dat de tijd gekomen is om ons kruis weer op te nemen’. Hij dacht niet met dat woord profetisch uit te drukken, wat het jaar '62 in zijn leven zou zijn.
Garibaldi was in dien tijd te Trescorre, niet ver van Bergamo in de Lombardische Alpen, waar hij de baden gebruikte. De regeering van Rattazzi, die den volksheld op alle mogelijke manieren poogde bezig te houden en in het gevlei te komen, hem in allerlei dingen om raad vroeg, zijn woord scheen te beschouwen als een orakel, had hem verzocht op staatskosten een rondreis te maken door Lombardije. Zij scheen zelve het initiatief te willen nemen tot het versterken van den nationalen dadendrang. Overal ombruiste op dien tocht het volk Garibaldi met een liefde, diep en onstuimig als de zee. Overal steeg één kreet uit de dichte scharen die hem opwachtten in blakerenden zonneschijn of stroomenden regen, zich op hem stortten, hem omwikkelden en meesleurden in jubelende vervoering.
Altijd dezelfde kreet van het juichende volk: ‘Venetië en Rome’. Altijd hetzelfde antwoord van den held: ‘Zoo wij sterk zijn, zullen Venetië en Rome ons toebehooren.’ Zijn hart zwol van vreugde: hij dacht dat een nieuwe golf van strijdlust en offervaardigheid opkwam, sterker en hooger dan de vorige. En toch fluisterde somtijds een stem in zijn hart dat hij iets deed zijner niet waardig met zijn populariteit te laten uitbuiten door een regeering die hij wist niet te kunnen vertrouwen.
Er hing in die dagen een vaag plan in de lucht, geinspireerd door Kossuth, den schurkachtigen leider der Hongaarsche nationalisten, om Oostenrijk van Dalmatië uit binnen te vallen en zoo Venetië te bevrijden. Men mompelde dat de koning dit plan goedgekeurd had en er Garibaldi over gesproken. Deze riep zijn vrienden te Trescorre bijeen om te beraadslagen. Allen verklaarden er zich tegen: het was niets dan een list, zeiden zij, om hem buiten Italië te lokken. Maar ook afgezien daarvan, meenden allen dat een expeditie naar Venetië thans geen kans van slagen bood.
| |
| |
Enkel een poging om Rome te bevrijden, zeide Alberto Mario, zou bij het volk de geestdrift weer doen oplaaien; werd echter Venetië tot doel gekozen, dan zou de regeering de expeditie verhinderen nog eer deze sterk genoeg was om tegenstand te bieden. Garibaldi liet zich niet overtuigen; hij was halsstarriger geworden met de jaren: tegen den raad van al zijn oude strijdmakkers in zette hij zijn plannen door. Den 5den Mei riep hij in een proklamatie het volk tot de wapens; onmiddellijk stroomden uit het geheele noorden de vrijwilligers toe. Evenals twee jaar geleden hield de regeering zich doof en blind; met vurigen ijver werd de expeditie voorbereid; de dag, waarop men zou opbreken, was al bepaald. Toen plotseling grepen de autoriteiten in; te Sarnico vonden arrestaties plaats, de wapenvoorraden werden in beslag genomen; onder de gearresteerden was de dichter Nullo, een van de Duizend en zeer gezien bij het volk. Toen de menigte poogde hem uit de gevangenis te bevrijden gaven de soldaten vuur; er vielen gewonden en dooden. In woorden, vlammend van toorn en verontwaardiging, wendde Garibaldi zich in de pers tegen hen, die op het volk hadden geschoten en eischte van den prefekt van Bergamo, dat deze de gevangenen onmiddellijk in vrijheid zou stellen: hij was het die de vrijwilligers had opgeroepen, hij alleen was voor alles verantwoordelijk. Maar de autoriteiten deden hem niets.
Het werd weer een tijd van verwarring en verdeeldheid onder de patriotten; in arren moede legde Garibaldi het voorzitterschap van den Uitvoerenden Raad der komitees voor de bevrijding neer en trok zich terug bij de Cairoli's te Belgirate; vandaar ging hij naar Caprera, zonder iemand in zijn voornemens in te wijden. Alleen zijn oude kameraad Ripari, een geneesheer, die na het beleg van Rome in de stad was gebleven om voor de gewonden te zorgen en zijn trouw met zeven jaar kerkering in de pauselijke galeien had geboet, scheen iets te vermoeden. Deze toch schreef in die dagen aan een vriend te Genua het veelbeteekenende woord: ‘De adelaar vliegt naar het zuiden.’
Begin Juli dook Garibaldi onverwachts te Palermo op. Droeg hij het nieuwe plan reeds volgroeid in zijn binnenste, toen hij daarheen vertrok? Of was het werkelijk zoo, gelijk hij het in later dagen geloofde te zijn, toen hij zijn herinneringen te boek stelde? Was hij waarlijk alleen naar
| |
| |
Sicilië gegaan om de ontevreden stemming die daar hing te verdrijven en de agitatie der Bourbon-gezinden en autonomisten den kop in te drukken? Waarschijnlijk drong hij zichzelf op, dat dit het doel van zijn komst was, maar in de diepten van het onderbewuste had een stem het woord gefluisterd, dat hij volgen moest als een bevel.
Te Palermo laaide de zon en zengde de zuidenwind heet en droog als twee jaar geleden. En als twee jaar geleden vloog het vurige hart des volks den held-bevrijder vlammend tegemoet. Zooals de zon stond boven de zee en het land, fel-bloeiend, onverbiddelijk stralend, zoo stond boven de geesten weer de idee van eenheid en vrijheid. Allen voelden: het feest gaat weer open van grootheerlijk wagen, van brandende liefde en sterken moed. In Garibaldi nam de elektrische spanning toe; hij had met een paar van zijn strijdmakkers het slagveld bij Calatafimi bezocht; de herinneringen van die groote dagen, waarin geen weifeling de daadkracht verlamd had, stonden in volle kracht op. Een week lang zweeg hij; toen kwam de ontlading. In hellen, doodelijken luister vloog het woord van zijn lippen, waarna er geen terug meer kon zijn. ‘O volk van Palermo,’ sprak Garibaldi tot de verzamelde menigte op dien stralenden zomernoen, ‘de Fransche heerscher, de moordenaar van onze Parijsche broeders, houdt onder voorwendsel van den godsdienst te beschermen Rome bezet. Maar dit is leugen: enkel verlangen naar buit en vervloekte machtsbegeerte zijn de drijfveeren van hem, die een hoofdman is over roovers en moordenaars. O volk van Palermo, gij die eens de Vesper gemaakt hebt, die in lang-verleden dagen de vreemde meessters verdreef, thans is het tijd Napoleon te verdrijven uit Rome; kan het niet anders, dan door een nieuwe Vesper, o volk.’
De autoriteiten, die Garibaldi hadden verwelkomd en gehuldigd en hem een eerewacht gegeven, waren bleek geworden bij het doodelijke woord; de oude Pallavicini, de man van den Spielberg en zijn vriend sedert vele jaren, stond op en verloochende hem. Maar de dappere zon laaide als wilde zij kleinmoedigheid en weifeling wegbranden uit de harten en de kreet ‘naar Rome’ steeg als een vuurzuil uit duizenden monden op. Toen het stil werd riep een stem vol wilde extase: ‘Rome of de dood’. Allen herhaalden dien kreet: dat werd de leuze.
| |
| |
Den volgenden dag begon door geheel Sicilië de werving. Van Garibaldi's oude makkers schudden sommigen vol bezorgdheid het hoofd, een angstig voorgevoel van wat kon gebeuren zoo de regeering met geweld ingreep bekroop hen. Reeds was een koninklijke proklamatie verschenen, waarin het volk gewaarschuwd werd tegen Garibaldi's ‘schuldig ongeduld’. Hij glimlachte, zeggend te weten hoe ernstig die proklamaties gemeend waren: maatregelen van voorzorg waren zij, enkel genomen met het doel de monarchie voor onaangenaamheden te bewaren ingeval het hem slecht verging.
In de bosschen van Ficussa bij Corleone kwamen den 1sten Augustus de deelnemers aan de expeditie bijeen. Het waren er 3000. Verheugd mat Garibaldi hun scharen, zeggende: ‘Wij waren niet met zoovelen te Marsala’. Hij wist niet, dat onder hen die zijn roep gevolgd waren, zich vele minderwaardige elementen bevonden, tuchtelooze zwervers, wier benden den eenen dag op roof uit gingen, den anderen op patriottisch avontuur. Hij echter, hun havelooze scharen monsterend, dacht dat waarlijk het Siciliaansche volk tot in zijn diepste lagen werd aangegrepen door een heiligen aandrang.
In zijn eerste manifest had Garibaldi de hoop uitgesproken dat zijn vrijwilligers vereenigd zouden strijden met hun wapenbroeders van het Italiaansche leger, als werd de veldtocht aan den Volturno na een onderbreking van twee jaar weer voortgezet. Maar toen de staat van beleg over Sicilië werd uitgevaardigd en hijzelf buiten de wet gesteld, was het onmogelijk deze fiktie langer vol te houden. Een nieuwe koninklijke proklamatie, oneindig scherper van toon dan de eerste, veroordeelde als oproep tot burgeroorlog elken roep tot de wapens die niet uitging van de regeering zelf. Pallavicini kreeg orders van het gouvernement om den opstand, gelijk de volksbeweging in de officieele stukken genoemd werd, ter neer te slaan en Garibaldi gevangen te nemen. De oude patriot weigerde te gehoorzamen en nam zijn ontslag. Garibaldi liet zich door dit alles niet afschrikken. De koning, zeide hij, handelde weer onder de pressie van het buitenland en was machteloos weerstand te bieden aan diplomatieke intriges: hij sprak enkel na, wat de ministers hem vóórzegden. De regeering zou het niet wagen zich metterdaad te verzetten tegen den volks- | |
| |
wil, die zoo heerlijk opvlamde van Sicilië tot aan de Alpen toe. En mocht zij zoo dwaas zijn het leger te bevelen zijn scharen den weg te versperren, dan zouden de soldaten weigeren te gehoorzamen; zij zouden zich niet laten gebruiken voor zulk een monsterlijke daad. Voorwaarts dus, het parool bleef: Rome of de dood.
Aan het hof van den kleinen Franschen Caesar, waar de Jezuïeten machtig waren, was de leuze bekend geworden waaronder Garibaldi optrok. De hoofden werden bijeengestoken, de aktie werd geregeld. In die dagen viel van de lippen der keizerin Eugénie, de gehoorzame dochter der Jezuïten, het snijdende woord: ‘Zoo zij het dan willen de dood; in geen geval Rome.’
De schroef op Rattazzi en Viktor Emanuel werd nog wat vaster aangezet. En toen bezweken die laffe harten: het besluit werd genomen Garibaldi te vangen, hetzij levend of dood.
De vrijwilligers trokken oostwaarts over het eiland; Garibaldi's rustig-glanzende zekerheid spreidde over hen een mantel van licht. Het leek hun als bewogen zij in een betooverde wereld. Een paar malen hadden zij koninklijke troepen ontmoet; dan ontbood Garibaldi den bevelvoerder en sprak met hem; daarna passeerde hij ongehinderd met zijn manschappen, door de schildwachten eerbiedig gegroet. Het volk lachte om de proklamaties van den koning en zeide dat die enkel bedoeld waren om Napoleon zand in de oogen te strooien. Het scheen duidelijk dat een andere geest, dan die uit de proklamaties sprak, in het verborgene de gebeurtenissen bestuurde; een wil, samenstemmend met Garibaldi's eigenen. De vrijwilligers zelven poogden niet den diepsten grond van het geschieden waarin zij bewogen te peilen; vertrouwend gaven zij zich over aan het wonder; waar zij zich vertoonden, verijlde de koninklijke macht, een schaduw gelijk. Te Catania droeg het volk Garibaldi in triomf door de straten; als ware hij opnieuw diktator, zoo trof hij zijn maatregelen in onbetwist gezag. Hij liet de koninklijke troepen, door hun officieren in het kasteel opgesloten, in vrijheid stellen en benoemde Nicotera tot kommandant van de stad. Enkelen der soldaten kwamen tot hem over. Zijn tegenwoordigheid maakte een einde aan de onderlinge twisten; alle frakties juichten hem toe als den drager der nationale eenheid. Een aantal der beste
| |
| |
jongelieden uit de burgerij volgden zijn vanen. Bij zijn aankomst in de stad had de prefekt haar onmiddellijk verlaten: dit feit gaf nieuw voedsel aan het gerucht, dat Garibaldi weliswaar tegen den wil der regeering handelde, maar dat tusschen hem en den koning een geheime afspraak bestond. Toen in de stad bekend werd, dat twee afdeelingen van het geregelde leger tegen hem optrokken, vloog de Nationale Garde naar de wapens; barrikaden werden opgericht. Om de dreigende botsing te vermijden besloot Garibaldi onmiddellijk naar Calabrië over te steken, ofschoon hij maar twee kleine vaartuigen te zijner beschikking had. Het was onmogelijk alle deelnemers aan de expeditie te vervoeren, er moest geschift worden en een keuze getroffen. Rampzalig waren zij, die moesten achterblijven; vol blijdschap scheepten de verkorenen zich in. De overtocht geschiedde 's nachts; de beide schepen waren zoo vol geladen dat zij dreigden te kantelen, maar niemand lette op het gevaar. Tegen den morgen werd het vasteland bereikt en Melito bezet; Garibaldi's plan was, om evenals twee jaar geleden langs de kust naar Reggio op te rukken, maar toen hij hoorde dat de weg niet vrij was, besloot hij zijn strijdmacht over de toppen van den Aspromonte naar Pallini te voeren. Beter een moeizame marsch dwars door het gebergte, dan een botsing met het Italiaansche leger. Die wilde hij uitwijken tot elken prijs, niet alleen omdat hij begreep dat een dergelijke botsing onherroepelijk de ineenstorting van zijn veldtochtsplan beteekende, maar ook omdat hij door haar een der grondregels van zijn handelen zou hebben opgegeven, die was: nimmer met den vijand een verdrag te sluiten, daarentegen de eenheid tusschen strijdgenooten zoo lang mogelijk bewaren, desnoods door groote toegevendheid.
Hier, in deze uiterste zuidpunt van Italië, bleek de gezindheid van het volk geheel anders dan op Sicilië. Duistere machten waren aan den gang geweest om de expeditie voor te stellen als een werk van Satan; de herders vluchtten bij de nadering der roodhemden, de boeren trokken zich in de bosschen terug. Het was haast niet mogelijk voedsel te koopen en geweld gebruiken tegen het weerlooze landvolk wilde Garibaldi niet. Daarbij bleken de gidsen onbetrouwbaar; veertig uur lang doolden de mannen door het gebergte; uitgeput van honger en vermoeidheid, verkleumd
| |
| |
door de kilheid der nachtelijke nevels, bereikten zij in den nacht van den 28sten Augustus de hoogvlakte op den top van den berg. Van de 3000, te Ficussa saamgekomen, waren er nog 1200 over; de anderen waren verdwaald of achtergebleven.
En toen gebeurde wat Garibaldi had willen verhoeden.
De minister van oorlog had aan allen bevelhebbers van het leger in Zuid-Calabrië strenge bevelen gezonden. Zij moesten Garibaldi's strijdmacht opzoeken, haar vervolgen en vernietigen. Een afdeeling van 1800 man, in twee kolonnes gesplitst, naderde den 28sten Augustus 's morgens in alle vroegte het punt waar de vrijwilligers hun kamp hadden opgeslagen. Haar kommandant was een lid van het oude geslacht Pallavicini, haar onderbevelhebber Eberhardt, een der enkele officieren, die den dag van den slag aan den Volturno hun plicht hadden verzaakt. Het kamp lag aangeleund tegen het pijnboomenwoud, dat de toppen van den Aspromonte bedekte; had Garibaldi het gevecht willen aannemen, zoo was zijn positie zeer sterk geweest. Maar hij wilde dit niet. Hij zag de bersaglieri naderen, het geweer geschouderd; op schotsafstand gekomen, legden zij aan en vuurden. Weldra floten de eerste kogels; ademloos kwamen een paar van zijn officieren op hem toeloopen, vragend of zij het vuur mochten beantwoorden. Garibaldi voelde zijn hart zwaar als een steen worden in zijn borst, maar hij liet niets merken en zijn stem klonk als gewoonlijk toen hij antwoordde van neen: ‘Zij wisten het immers, liefde wekt wederliefde, had de dichter gezegd.’ Langs het geheele front moest bevel gegeven worden het vuur niet te beantwoorden. Intusschen kwamen al meer aanvallers aanzetten, hun vuur werd heviger; reeds waren van de vrijwilligers enkelen getroffen; steunend en bloedend lagen de mannen in het gras. Menotti had een schampschot gekregen; ook Garibaldi zelf werd door een matten kogel in de linkerheup geraakt. Een groop Sicilianen in zijn nabijheid die dit bemerkten werden razend van woede; enkele geweerschoten knalden: de mannen die Menotti aanvuurde hadden gevuurd, die van Corrao wilden hun voorbeeld volgen. Garibaldi sprong naar voren; ‘niet schieten’, riep hij luidkeels langs het front en nogmaals ‘niet schieten’. Als een hamer sloeg zijn hart: hij
dacht: ‘het màg niet gebeuren, het màg niet.’ Zijn stem had den
| |
| |
ouden klaren bevelsklank: de mannen gehoorzaamden, het schieten hield op. Toen, plotseling, zagen zijn adjudanten hem ineenkrimpen; het leek of hij struikelde, hij deed nog een paar passen, wankelde; Enrico Cairoli en Nullo schoten toe om hem te steunen; met de kreet: ‘leve Italië’ zeeg hij ineen.
Honderden malen had hij het vijandelijke vuur getart, zich blootgegeven op een wijze die voor een aanvoerder roekeloos en onzinnig geweest zou zijn, had hij niet geweten hoe in den strijd zijn voorbeeld een faktor van onberekenbaren invloed was. Herhaaldelijk waren zijn mantel, zijn hoed, zijn kiel door kogels doorboord geworden, hadden granaten hen, die in zijn onmiddellijke nabijheid stonden, gewond of in stukken gescheurd. Zelf was hij altijd ongedeerd gebleven. Tegen de soldaten van vele volken had hij gestreden: Brazilianen, Spanjaarden, Franschen, Oostenrijkers, Zwitsers, hadden hun kogels op hem afgevuurd en nooit had een hunner hem getroffen.
Het moest een Italiaansch scherpschutter zijn, wiens hand, slaafsch werktuig in den greep zijner meerderen, den onkwetsbaar-gewaande trof, hem doemde tot lange maanden van wreede pijn en onbewegelijkheid, de kracht van zijn sterk lichaam brak en hem een oud man maakte vóór den tijd.
Onder de ruischende toppen der bergdennen legden zijn adjudanten Garibaldi voorzichtig neer. Hij was gewond in den rechtervoet; de kogel had het enkelgewricht geraakt en was diep naar binnen gedrongen. Het gevecht werd afgebroken; uit den drom der vrijwilligers stegen tumultueuze kreten op; sommigen van de mannen weenden, anderen uitten vloeken en verwenschingen tegen de bersaglieri. Onder dezen braken hevige twisten uit; de soldaten der afdeeling Eberhardt, uit wier rijen het noodlottige schot afgevuurd was geworden, werden door hun kameraden met verwijten overstelpt.
De hand aan het gevest van de sabel, de kepi op het hoofd, naderde een adjudant van kolonel Pallavicini de groep der officieren rondom Garibaldi en eischte onvoorwaardelijke overgave. ‘Neemt dien vlegel zijn sabel af, om hem te leeren hoe een parlementair zich behoort te gedragen;’ beval de gewonde. Maar reeds volgde de bevelvoerder zelf; het hoofd ontbloot knielde hij naast Garibaldi neer en
| |
| |
smeekte dien meer dan hij hem vroeg met haperende stem zich over te geven: hij mocht zich niet inlaten op onderhandelingen, zijn orders waren strikt. Zwijgend gaf Garibaldi hem zijn degen, verzocht dat de gewonden goed behandeld zouden worden; toen sloot hij de oogen en sprak niet meer. Nulo, op wiens knie de gewonde voet rustte, voelde hoe hij telkens sidderde van pijn.
Haastig werd nu een ruwe draagbaar in elkaar getimmerd en in den middag daalde de droeve stoet van overwinnaars en overwonnelingen van de hoogvlakte langs smalle, steile bergpaden naar omlaag. Van de toppen van het gebergte tot aan de kust was het vijftien uur gaans; dien ganschen langen weg droegen de vrijwilligers de baar waarop hun gewonde aanvoerder lag op de schouders; geen van de dragers wilden zich laten aflossen, hartstochtelijk begeerde hun aller liefde iets op zich te nemen van zijn kruis. Oneindig zoet zonk hun teederheid in het hart van den gewonde.
Het was al donker toen men een eenzame herdershut halverwege de kust bereikte: daar zou dien nacht rust gehouden worden. Sommigen van de vrijwilligers herinnerden zich die hut van voor twee jaar geleden; zij hadden daar toen aan de herders den weg gevraagd. Hoe moedig en vroolijk hadden hun harten dien dag geslagen; hoe heerlijk lachte de toekomst allen toe. Nu was de dag zwart en hun harten beefden terug voor den afgrond van deze vraag: was de vrijheid, die zij hadden nagejaagd over bergen en door dalen, niets dan een schaduw geweest?
Op zijn draagbaar lag Garibaldi onbewegelijk uitgestrekt in de donkere hut; door de reten der zoldering glansde een enkele ster naar binnen; haar milde blauwe gloor was als een gelaat, troostend tot hem overgebogen. Zijn wond smartte met felle, borende pijn; de minste beweging wekte duizendvoudige echo's daarvan door zijn gebeente; in zijn slapen hamerde het koortsige bloed. Geen vezel van zijn lichaam die niet leed, maar in zijn ziel was vrede: één gedachte blonk door alles heen. Hij was blij dat zijn vleesch zijn diepste hart in dat opperste oogenblik niet had verraden, dat geen toorn of instinkt van zelfverdediging hem ontrouw gemaakt had aan zichzelf. Hij was juist zoo ver gegaan als hij gewild had, geen stap verder. Hij had getoond alles veil te hebben voor de eenheid en
| |
| |
de vrijheid, ook zijn bloed en hij had gehandeld naar zijn beginsel, den broedermoord te vermijden tot elken prijs, ook tot dien van zijn leven. Hij wist dat Italië niet gemaakt kon worden zonder wapengeweld, hij had zwaard moeten keeren tegen degenen van haar eigen zonen, die de werktuigen waren van vreemde despoten. Maar hij wist ook dat bloedvergieten en strijd tusschen hen, die naar hetzelfde doel streefden, de eenheid niet hielp groeien maar tegenhield en een misdaad was, omdat die strijd inging tegen de krachten des levens. Hij was getroffen geworden terwijl hij zijn mannen poogde te verhinderen die misdaad te begaan: dit weten lag in zijn hart als een schat, dien niemand en niets hem kon rooven. Het was goed dat hij dit leed, omdat allen nu zouden zien en begrijpen wat hij bedoelde. De militaire tegenslag beteekende niets, dat wist hij met groote verzekerdheid; hij besefte dien dag meer voor de zaak te hebben gedaan, dan door de schitterendste overwinning mogelijk zou zijn geweest. Terwijl hij zoo lag leek het of die zaak grooter en grooter werd, of hij niet enkel leed om het volk van Rome vrij en gelukkig te maken, maar om alle menschen op te heffen uit druk en vernedering en onwaardige dienstbaarheid... Een woedende vlaag van pijn schoot door zijn lichaam: zijn oogen zochten de ster, dat haar glans hem zou troosten. Hij herinnerde zich nog eenmaal zoo te hebben gelegen, onbewegelijk met een vol hart opziende tot de sterren... Nu wist hij wanneer dat geweest was: in dien tijd, dat hij de Fransche St. Simonisten aan boord van zijn schip had genomen en zij samen in de klare, luwe nachten hadden gesproken over het Rijk der Broederschap en de Eenheid der Menschheid. Offervaardige Liefde zou dat rijk stichten op aard. Het was hem of verre stemmen weer tot hem opklonken, of daarmee ook het gevoel weer opleefde, dat toen door hem heen was geflitst, als hij hun woorden doorgrondde. Ja, de Eenheid der Menschheid zou komen, even zeker als die van
Italië kwam. Vervoering van liefde en vreugde doortrilde hem; hij maakte een onwillekeurige beweging; weer vlijmde de wreede pijn. Hij sloeg den blik omhoog: daar waar de ster gestaan had, boog nu een bleek gelaat in oneindige mildheid glanzend tot hem neder: de slapen drukte een doornenkroon, maar de half-open lippen glimlachten hem toe en de oogen
| |
| |
zochten zijn oogen met een blik van broederlijke teederheid. Toen bewogen de lippen; onhoorbaar vormden zij het ééne woord waarvan de dichter gezongen had, dat het de zon beweegt en alle sterren; onhoorbaar fluisterden de heete lippen van den gewonde het na. Een golf van verrukking overstelpte zijn hart, met een schok van geluk bloeide het besef van Levens diepste mysteriën open: het offer, dat Leven opwaarts draagt. Toen vulde een groot gedruisch als de stem van vele wateren zijn ooren; flikkeringen dansten voor zijn oogen, alles ging onder in nacht. Barmhartig had de natuur de ondragelijke spanning opgeheven tusschen extatische gelukzaligheid en folterende lichaamspijn...
Zoodra de morgennevels optrokken werd de tocht voortgezet; de dag werd drukkend heet; het schokken der dragers over het hobbelige pad, in de rots uitgehouwen, was voor den gewonde een marteling. Garibaldi lag met gesloten oogen; een paar officieren van het koninklijke leger die dachten dat hij sliep, spraken met elkaar onder het gaan over wat er met den gevangene zou gebeuren; hij hoorde hen zeggen, dat hij zeker voor een buitengewoon gerechtshof gedaagd en als rebel veroordeeld zou worden. Ondanks zijn pijn moest hij glimlachen: de dingen der wereld leken zoo ver weg en zoo klein in den hoogen vrede die hem omglansde. Tegen den avond werd Scylla aan de kust bereikt; een oorlogsschip lag daar te wachten; inplaats van den zwaar-gewonde in een der hospitalen van Reggio of Messina te doen verplegen, had de regeering bevolen dat hij naar de vesting Varignano bij Genua zou worden overgebracht. Het besef, door haar eigen schuldige stuurloosheid verantwoordelijk te zijn voor de tragedie van Aspromonte, deed haar, na eerst weken lang gedraald en geweifeld te hebben, nu plotseling vervallen tot onmenschelijke hardheid. Zij wilde een voorbeeld stellen, den trots breken van den eigenzinnigen eenling die het volk verachting leerde voor de diplomatieke verdragen en het gezag van den staat.
Op het fregat dat hem naar Varignano bracht, dikteerde Garibaldi zijn verdediging tegenover het Italiaansche volk. Hij begreep hoe de leugen aan het werk was om het gebeurde te verdraaien; hij wilde dat het volk
| |
| |
de toedracht wist. ‘Zij dorstten naar bloed, ik echter wilde het sparen’, - zoo begon het aangrijpende stuk. Niet de arme soldaten waren de schuldigen, maar de mannen aan het hoofd van den staat die de revolutie niet konden vergeven revolutionair te zijn en niet dulden dat zij een der krachten tot de wederopstanding van Italië was. Hij verhaalde wat hij gedaan had om het schieten te voorkomen, hoe over de geheele linie, zoo ver zijn stem reikte en de stemmen reikten zijner adjudanten, geen schot gelost was geworden. Van de regeering had hij niets beters verwacht, maar wel had hij op minder gestrengheid gehoopt bij den koning: hijzelf had zich immers gehouden aan het oude program. Hij wist niet of hij herstellen zou, noch welk lot de Italiaansche regeering hem wilde bereiden, maar wat beteekende ook in het ergste geval het offer van zijn leven? Hij zou dit met vreugde brengen, in het besef een aantal zijner volksgenooten den dood te hebben bespaard. Met opgeheven hoofd trad hij voor het volk, bewust ook ditmaal zijn plicht gedaan te hebben, door zijn eigen leven en het meer waardevolle van zoovele edelmoedige jonge harten te hebben gewaagd voor een heilige zaak.
Gedurende de vaart leed Garibaldi ontzettend; er was geen ijs aan boord, geen medische hulp, niets van wat voor de verpleging noodig was. Er kwam ontsteking bij de wond, het been zwol op tot aan de knie en bij de aankomst te Varignano bleek de toestand zeer verergerd; het was niet alleen onmogelijk den kogel te verwijderen, maar weken lang kon zelfs niet uitgemaakt worden of die zich nog in de wonde bevond. Aanvankelijk vreesden de geneesheeren dat een amputatie noodig zou zijn. Den eersten tijd werd niemand bij Garibaldi toegelaten, zoomin zijn kinderen als zijn beste vrienden. De kille, vochtige atmosfeer der vesting was pernicieus voor hem; het voedsel dat hem werd verstrekt volkomen ongenietbaar voor een zieke; zijn krachten namen snel af en zijn leven was in gevaar. Het schandaal schreide ten hemel, het was als wilde de regeering het deel der publieke opinie tarten, dat luid en verontwaardigd protesteerde tegen zoo ergerlijke ondankbaarheid, zoo lage wraak. De kleine gezagsfanatici die Italië regeerden, leken er een genot in te vinden den man te martelen wien zij zijn moreele grootheid niet konden vergeven, en het volk te kwetsen in zijn heiligste ge- | |
| |
voelens. De gevangen genomen vrijwilligers werden als bandieten behandeld; op verschillende plaatsen werden arrestaties gedaan; op Sicilië liet een majoor, De Villata, zeven jongelieden, vermeende of werkelijke deserteurs, zonder vorm van proces fusileeren, omdat zij zich bij Garibaldi hadden gevoegd. Deze was radeloos toen hij die dingen hoorde: zij verbitterden hem meer dan iets wat hemzelf werd aangedaan.
Om de maat vol te maken werd De Villata tot kolonel bevorderd; Pallavicini kreeg den generaalsrang; zijn officieren werden met ridderorden gelauwerd. Er was veel geween en knarsing der tanden in die dagen in Italië; vele eerlijke vuisten werden in wanhoop gebald, veel eerlijke harten krompen ineen, bedenkend dat zulke dingen mogelijk waren in den nieuwen staat, door hun droom verheerlijkt als een waar rechtvaardigheid zou heerschen. Maar ook waren er velen, die meebogen met den heerschenden wind en het oordeel herhaalden, hun door de meesters voorgezegd: wie wet en orde brak, moest gestraft worden zonder aanzien des persoons. Velen die hun keel rauw hadde gejuicht voor Garibaldi in alle steden van Italië, die hadden gebruld ‘naar Rome, naar Rome’ tot de luchten daverden van den klank, schenen nu hun tong verloren te hebben of gebruikten die om het woord te vormen, dat de genius der menschheid doet verbleeken over de verraderlijkheid van het menschelijk hart...
Hij zelf echter schreef in die dagen aan een der vele vrouwelijke vrienden, wier liefde en teerheid hem zijn leven lang een zachtwellende bron van vreugde was: ‘De kracht der ziel in het ongeluk wordt steeds sterker en grooter; gij hadt toch niet van mij gedacht, dat zij zich door de smart zou laten beheerschen?’
Na eenige weken werd de behandeling van den gevangene milder, hetzij dat de regeering vreesde zoo Garibaldi stierf voor zijn dood aansprakelijk gesteld te worden, hetzij dat zij inzag hoe het gevaar voor een volksbeweging voorbij was. Einde Oktober gaf zij toestemming dat de gewonde uit de vesting Varignano naar La Spezia vervoerd zou worden, waar de lucht beter voor hem was; later in den herfst veroorloofde zij hem naar Pisa te gaan. Daar werd eindelijk, bijna drie maanden na den dag van Aspromonte, de kogel uit de wond verwijderd, volgens de aan- | |
| |
wijzingen van den beroemden Franschen chirurg Nelaton, en daarmee het vooruitzicht geopend op langzaam herstel. Over het proces voor een buitengewoon gerechtshof waarmee de regeering gedreigd had verluidde niets meer; velen zeiden zeer goed te begrijpen waarom: het was niet in het belang der dynastie dat bekend zou worden wat tusschen den koning en Garibaldi overeengekomen was: men mocht dezen dankbaar zijn dat hij zweeg. Bij de eerste de beste gelegenheid vaardigde de regeering een algemeene amnestie uit.
Dien ganschen herfst was het leven voor Garibaldi een duistere zee van pijn en velerlei ellende, waartusschen eilanden ontbloeiden van wonderbare innigheid en hoog geluk. Zijn oude kwaal, de arthritis, maakte het lijden dat de wond hem veroorzaakte vele malen erger dan het zonder deze komplikatie geweest zou zijn. Daarbij werd hij het slachtoffer van zijn Europeesche vermaardheid: wel een dozijn geneesheeren van verschillenden landaard verdrongen zich om zijn ziekbed, streden met elkaar om de eer hem te genezen en folterden hem met hun onophoudelijk onderzoek. Hij verdroeg alles met zijn oude stoïcisme, zonder één klacht, één uiting van ongeduld, vaak rustig een gesprek voortzettend terwijl de dokters met hem bezig waren en altijd bezorgd zijn omgeving last aan te doen. Op zijn verzoek was Jessie Mario overgekomen om hem te verplegen, gelijk zij het zoovelen van zijn manschappen had gedaan; een jaar lang bleef zij trouw op haar post. Het zwaarst van alles viel hem het machteloos overgeleverd zijn aan vreemde willen. Om hem heen was een volte van gezichten, een veelheid van stemmen die hem zijn innerlijke rust ontroofden, zijn beste bezit.
Vrienden en bewonderaars uit geheel Italië, uit Engeland en Duitschland, kwamen naar La Spezia om hem te bezoeken en op te beuren, maar ook om hem raad te geven en over hem te redderen. Hun onderlinge jaloerschheid, hun kleine twisten en intriges, hinderden hem vaak meer dan hun vriendschap hem goed kon doen. Waar was zijn oude onafhankelijkheid gebleven? Hij beheerschte niet langer zijn omgeving; hij was tot een strijd-objekt geworden van vele zwakkere willen, die zich schenen te weiden aan zijn hulpeloosheid. Vaak verloor hij zichzelf; gaf zich over, mat en lusteloos als hij was, aan wie het heftigst
| |
| |
op hem inwerkte, enkel begeerend met rust gelaten te worden. Vaak ook voelde hij zich verbitterd, als hij bedacht hoe hij verraden was geworden door wie hij in liefde had gediend.
Maar door dien warren droom van lichamelijke en geestelijke kwellingen glansde toch telkens weer, hoe verweg en zwak somtijds ook, de gouden klaarte die hem omwikkeld had dien eersten nacht in de bergen van Aspromonte. Uit het besef te lijden voor de idee die zijn leven was, voor de vrijheid van zijn volk en van alle volken, welde in hem dieper en zoeter troost dan de wereld hem kon geven. Wanneer zijn vrienden in rustige uren bij hem waren, zagen zij somtijds over zijn bros en teer geworden trekken een verheerlijkte uitdrukking zich spreiden, die alle beklag deed verstommen en hun harten tot eerbiedige liefde bewoog.
Liefde, - de liefde van menschen, zij was voor Garibaldi in dat jaar van pijn en hulpeloosheid de tweede bron, waaruit hij troost dronk en verkwikking. In breede golvenrijen kwam zij op hem toegevaren, altijd eendere, altijd andere. Elke minuut van de lange donkere nachten stond in den gloed van haar gezegende tegenwoordigheid. Zij was òm hem als streeling van ontelbare donzen vleugeltjes; als geur van millioenen rozen die alles doordrong. Zij was als sterke wieken, hem opbeurend en dragend over steilten van bitterheid, langs afgronden van leed. Zij sloeg alle slagboomen neer tusschen klassen en naties, zij verbrak alle dammen van terughouding en schroom; vrijelijk stroomde zij uit: breed, diep, almachtig. Zij vond duizenden woorden, glanzend als sterren en lieflijk als morgendauw; duizenden zichtbare teekenen, waar haar wezen telkens anders in werd belichaamd. Zij deed wonderlijke dingen van aanbiddelijke naïveteit.
Een arme oude Engelsche boerenvrouw, lezend in de bladen hoe de gewonde gezegd had dat het zien van een Engelsch gezicht hem goed deed, maakte haar boeltje te gelde en reisde naar Italië.
In die dagen dat Garibaldi machteloos was en niets scheen te zijn dan een lijdend mensch, beseften vele duizenden sterker dan ooit te voren, de kracht van het ideaal waarvan hij de drager was; door zijn martelaarschap voelden zij de schoonheid der offervardige Liefde als een openbaring opstaan door hun vleesch. Zijn lot was het
| |
| |
lot van alle groote voorkampers eener idee: door hen die zij willen verlossen gekruisigd te worden. Maar niet voor allen neemt de kruisiging zulke dramatische vormen aan. Garibaldi's leven stond in het teeken van het pathetische: het offer zijner bloeiende kracht sloeg door de wereld als een vlam.
Eén vroegere vriend was er, die al die maanden niets van zich liet hooren of merken: op eenig blijk van sympathie van den koning wachtte Garibaldi tevergeefs.
Niemand heeft ooit geweten of er tusschen hem en Viktor Emanuel werkelijk een geheime afspraak bestond, of het verhaal waarheid bevatte, dat hij tot den vorst gezegd zou hebben: ‘zoo ik faal, moogt gij mij in het openbaar verloochenen’, en dat deze onder die voorwaarde in de expeditie had toegestemd. In zijn verbitterde oogenblikken zeide Garibaldi een paar keer tegen zijn vrienden, dat hij besloten was het verborgene openbaar te maken. Maar hij bedwong zich en zweeg. Met één menschelijk woord had de koning veel wrok kunnen wegnemen; een persoonlijk bezoek, een handdruk, zou veel smart en toorn hebben verzacht bij den held en bij de schare, maar de hartelooze vond dit woord niet...
In den tijd van zijn verblijf te Pisa schreef Garibaldi vaak de gedachten op, die door zijn hoofd gingen gedurende de lange nachten van pijn en de lange dagen van gedwongen ledigheid. En elke gedachte stond in den gloed der afwisselende ontroeringen die zijn hart bewogen. Over den dood schreef hij en over de smart, over de ziel en haar mysterie, over de vrouw en haar oneindige hulpvaardigheid, over vrees en angst, die de wereld regeeren en over de paniek, uitbrekend als een brand die de rede niet vermag te blusschen. Ook overpeinsde hij sommige van de voornaamste gebeurtenissen uit zijn leven. ‘Nizza’ ‘Calatafimi’, ‘Aspromonte’, betitelde hij de beschouwingen daarover. In al die aanteekeningen en korte stukjes - sommige betoogend, andere bijna gedichten in proza - wendde Garibaldi zich rechtstreeks tot het volk, tot de massa wier liefde hij altijd om zich heen voelde; er was in hem een oneindige behoefte door haar gekend en begrepen te worden. Maar hij liet niets van dit alles gedurende zijn leven verschijnen; misschien hielden zijn vrienden er hem van terug, om de bitterheid van som- | |
| |
mige uitingen. Ook na zijn dood bleven de losse blaadjes papier met hun rijken inhoud lang verborgen in een der archieven van den staat. Toen zij eindelijk gedrukt werden stond het beeld zijner persoonlijkheid in al haar kracht en bekoring uit die spontane uitingen stralend op. Wat hem hetzij daarvoor of daarna nooit meer zoo gelukte: een beeld van zijn ziel te geven in woorden, was hem daarin gelukt, dank zij de moreele exaltatie die na Aspromonte nog lang in hem bleef natrillen.
Tegen het einde van het jaar 62 kon Garibaldi naar Caprera terugkeeren; hij herademde toen hij zijn eigen omgeving terug zag: de ergste beproeving was nu voorbij. Maar de wond heelde uiterst langzaam en nog maanden lang leed hij veel pijn en was gedoemd onafgebroken te liggen. Hij zocht afleiding in geestelijke bezigheid, schreef vele brieven, herlas zijn geliefkoosde dichters: Dante, den streng-beheerschten Ugo Foscolo, André Chenier; vatte zijn lievelingsstudies weer op: Romeinsche geschiedenis, landbouwkunde en wiskunde, waarvoor hij bijzonderen aanleg had.
In die maanden voltooide hij ook het gedicht, dat hij te Pisa begonnen was: een fragmentarische auto-biografie in rijmlooze verzen. Iets van de harmonische vereeniging van ruige kracht en teederheid, die zijn wezen zoo betooverend maakte, ging daarin over en de uitstorting reinigde zijn gemoed van de ergste bitterheid.
Na lang marren kwam ten slotte de dag, waarop hij kon opstaan en met behulp van krukken een paar passen strompelen: een herfst, een winter en een lente waren sedert den dag van Aspromonte voorbijgegaan. Hij leed geen pijn meer, hij was niet langer een hulpelooze invalide, maar nooit weer zou hij zich bewegen gelijk vroeger. Nooit weer met vasten, veerkrachtigen tred langs het rotspad klimmen naar den hoogen rug van zijn eiland; nooit meer, het geweer over den schouder, onvermoeid zwerven door de wildernissen van Sardinië. Wat hem tot aan den dag van Aspromonte gelukt was: door krachtige beweging in de open lucht den vijand in zijn gebeente in bedwang te houden, was voor zijn verzwakt lichaam daarna niet meer mogelijk; langzaam maar onophoudelijk verergerde van nu af aan de vreeselijke ziekte, die tenslotte zijn ledematen verlammen, zijn gewrichten misvormen zou.
| |
| |
Opnieuw duurde het maanden eer hij de krukken kon wegwerpen en genoeg had aan den steun van een stok, sedert dien tijd zijn onafscheidelijken metgezel door het leven. Maar hij genoot het gevoel van terugkeerende kracht en schikte zich gelaten in zijn halve invaliditeit, zooals hij zich in die eindelooze maanden van onbewegelijkheid daarvóór geschikt had. Zijn vrienden die hem in dezen tijd bezochten verheugden zich in zijn bloeiend uitzicht en genoten den zuiveren, beminnelijken eenvoud, die, na zijn machtsverheffing een weinig verduisterd, hun uit zijn wezen weer tegenstraalde als vanouds.
Uit geen enkel land, met uitzondering natuurlijk van Italië, had Garibaldi na Aspromonte zoovele bewijzen van meegevoel, liefde en vereering ontvangen als uit Engeland. Alle klassen, van de aristokratie af tot de arbeiders toe, vereerden in hem den strijder voor de bevrijding van zijn volk; zijn onverzettelijke volharding, zijn eerlijkheid en onafhankelijkheid, zijn zelfbeheersching en lichamelijke moed waren eigenschappen, die alle lagen van het Engelsche volk in hooge mate aantrokken. Toen het blijde bericht van zijn herstel zich tegen het einde van 1863 in Engeland verspreidde, gingen onmiddellijk stemmen op, om hem uit te noodigen tot een bezoek. Aanvankelijk aarzelde Garibaldi de uitnoodiging aan te nemen, maar toen de aandrang sterker werd, gaf hij toe. Weer waren het waarschijnlijk zeer verschillende motieven die hem te gaan bewogen, evenals toen hij in Juli '62 naar Palermo ging. Hij was nu eenmaal in de oogen der publieke opinie - en dit te zijn was zijn eer - de kampioen van alle verdrukte nationaliteiten en in die eerste jaren '60, dat de Holsteiners in het gedrang kwamen en de Polen een laatste wanhopige poging tot opstand waagden, werd telkens van alle kanten een beroep gedaan op zijn hulp, zijn daadkrachtig idealisme, zijn moreel gezag. In zijn gedenkschriften schreef hij later enkel naar Engeland te zijn gegaan in de hoop iets voor de Denen en de Polen te kunnen uitrichten. Was hij, dit schrijvend, geheel oprecht tegenover zichzelf? Hadden geen andere beweegredenen zijn besluit beïnvloed? Verlangde hij, na de lange eenzaamheid en de stilte van Caprera, niet wellicht terug naar de uitingen der liefde die bewondering heet, uitingen op den duur moeilijk te ontberen voor
| |
| |
den mensch die ze met volle teugen heeft genoten? Lokte hem het vooruitzicht, zich te koesteren in de sympathie van het Engelsche volk, dat hij met het Amerikaansche boven alle andere volken stelde, omdat het vollediger dan welk ander ook de burgerlijke vrijheid verwezenlijkt had? Wie zou hem willen veroordeelen, zoo ook deze drang, voor hemzelf onbewust, er toe had meegewerkt hem naar Engeland te voeren?
In het voorjaar van 1864 kwam Garibaldi te Londen. Het lang-opgestuwde enthousiasme van de bevolking der millioenenstad stortte zich op hem met de kracht van een wervelstorm, greep hem, sleurde hem mee, liet hem geen moment tot bezinning komen. Het Engelsche volk, dat slechts zelden het masker van koele zelfbeheersching waarachter het zijn hartstochtelijken aard verbergt afwerpt, doorleefde dagen van geestvervoering, als het bij menschenheugenis niet had doorleefd. Garibaldi's eerste rit door de stad leek de triomftocht van een overwinnend koning; een half millioen menschen omjubelden zijn rijtuig; daarna volgde ovatie op ovatie, in een overstelpend crescendo van verheerlijking. De trotsche City benoemde hem tot eereburger; de leden der hoogste aristokratie bereidden hem een schitterende ontvangst, uitten hun gevoelens jegens hem in vormen van dien onweerstaanbaren betooverenden eenvoud, welke de hoogste uiting der volleerde levenskunst is. Hij, verrast en verrukt, had den grond onder de voeten verloren, bemerkte niet dat de aristokratie en de groote finantieele bourgeoisie met hem koketteerden en zijn figuur gebruikten om zichzelven in den roep te brengen van vrijheidsliefde, van demokratische en internationale gezindheid.
Eén man was koel gebleven te midden van de algemeene dronkenschap: de groote ziener, voor wien alle maatschappelijke verhoudingen doorzichtig waren als glas, die zich door geen schijn misleiden liet. Marx ergerde zich woedend aan het onwaardige spel, waar Garibaldi op inging, juist wegens de waardeering die hij voor hem had. Hij luchtte zijn ergernis in een hard woord tegen den vertrouwden vriend van al zijn gedachten. Maar in het openbaar zweeg hij, geen oogenblik vergetend het verschil tusschen den waarachtigen volksman die Garibaldi was, en Mazzini, den dogmatischen ideoloog van het burgerlijk Italië.
| |
| |
Garibaldi's bezoek te Londen was bedoeld als het uitgangspunt van een groote tournée in het noorden; de fabriekssteden van Lancashire en Yorkshire hadden onstuimig op zijn komst aangedrongen en hij had te komen beloofd: de arbeidersbevolking maakte alles gereed voor een luisterrijke ontvangst. Intusschen was Garibaldi te Londen een paar maal ontsnapt uit het onzichtbare maar daarom niet minder wezenlijke kordon dat zijn aristokratische gastheeren rondom hem hadden getrokken. Hij dacht er niet over, zich te laten voorschrijven met wie hij verkeeren mocht. Op een banket, te zijner eere door Herzen gegeven, had hij, den dronk van Mazzini beantwoordend, het rampzalige Polen en het jonge Rusland herdacht. Ook had hij een bezoek gebracht aan Louis Blanc, die te Londen als balling leefde. In die zomermaanden van het jaar 1864 was de lucht in Engeland vol kiemen van nieuwen strijd en nieuwe gedachte; het proletariaat ontwaakte uit een slaap van jaren, de internationale solidariteit ontwaakte; het droevig lot der Polen, door de Europeesche diplomatie aan de barbaarsche wraakzucht van den Russischen tsaar overgelaten, bracht de voorhoede der arbeidersklasse in beweging. Slechts enkele maanden later werd de Internationale Arbeiders-Associatie opgericht, die den strijd voor de bevrijding van het proletariaat en dien voor de bevrijding der onderdrukte volken als een en dezelfden strijd zou beschouwen. Dat Garibaldi's aanwezigheid onder de breede massaas zoo diepe beroering zou wekken, had de regeering niet verwacht. Zij zag het gevaar, dat allerlei gevoelens, willingen, aspiraties, ideeën, die nu nog verstrooid door den socialen dampkring zweefden, zich plotseling zouden verdichten, door die aanwezigheid tot kristallisatie gebracht. Ook wist de regeering maar al te goed, hoe de gast, die zich tot nu toe zoo waardig en zelfbeheerscht gedragen had, somtijds op het onverwachtst, een vulkaan gelijk, laaiende vlammen de lucht inslingerde. Wat zouden de gevolgen zijn
van een uitbarsting in den trant van die te Palermo in Juli '62? Zij zou de goede verstandhouding met Napoleon en met Frans Jozef ongetwijfeld in gevaar brengen. Garibaldi was een groot volksheld, zeker, maar het was nu lang genoeg geweest: de regeering besloot, dat hij moest vertrekken.
Den dag na dien waarop het besluit was genomen, ver- | |
| |
scheen in een der groote bladen een berichtje, meldend dat Garibaldi om gezondheidsredenen de voorgenomen reis naar Schotland en het noorden van Engeland moest opgeven. Gladstone noodigde hem bij zich te gast, sprak met honingzoete tong over politieke noodzakelijkheden, die hij meer dan wie ook betreurde. De regeering wilde niets bruskeeren: zij liet Garibaldi gaarne de keuze welke van de steden in het noorden hij nog wilde bezoeken, maar het kòn niet anders, het oorspronkelijke program moest sterk ingekrompen worden. Argeloos had Garibaldi de uitnoodiging van den beroemden staatsman van het Engelsche liberalisme aangenomen; den staatsman die de kracht en de grootheid, maar ook de intense huichelachtigheid van dat liberalisme vertegenwoordigde als geen ander. Als hij dan moest heengaan, zei hij heftig, zou hij onmiddellijk gaan, morgen aan den dag. Maar dit lag niet in de bedoeling der leidende persoonlijkheden: alles moest zonder wrijving afgewikkeld worden, het volk mocht niets merken. Op hun eigene beminnlijke wijze drongen zijn aristokratische vereerders bij hem aan, dat hij geen schandaal zou maken; hij behoefde niets te doen of te zeggen, enkel hun het tijdstip overlaten van zijn vertrek. Zijn radikale vrienden daarentegen eischten, dat hij zou blijven en de officieele samenzweerders trotseeren: dit te doen, zeiden zij, was zijn plicht tegenover de demokratie.
Maar Garibaldi had geen lust in een strijd, die toch in hoofdzaak om zijn eigen persoon gedraaid zou hebben; verlangen naar de eenzaamheid van Caprera, die het hem nu bijna berouwde verlaten te hebben, stuwde haar vloed door zijn hart omhoog. Hij gaf gehoor aan de smeekbede van de hertogin van Sutherland, jegens wie hij zich in groote erkentelijkheid verbonden voelde om het vele wat zij voor de Italiaansche vrijheidsbeweging en ook voor hemzelf in den tijd na zijn verwonding had gedaan. Zonder tegenspraak liet hij de aankondiging der geneesheeren in de Times verschijnen, dat zijn gezondheid de voortzetting der reis onraadzaam maakte. Maar hij bleef er op staan, dat de datum van vertrek zoveel mogelijk vervroegd zou worden; hij voelde zich geprikkeld en verbitterd; diep in hem fluisterde een stem: ‘het oude lied, gebruikt en dan weggeworpen.’ Aan boord van het jacht van den hertog dat hem naar Caprera terugbracht, dacht hij vele gedachten over de wonderlijke speling van het lot, dat hem telkens dan hoog
| |
| |
omhooghief, dàn weer met een schok deed neertuimelen, als wilde het er hem aan herinneren, hoe de mensch niet te veel moet hechten aan het geluk en de pijn, waarmee de dingen der wereld het hart bewegen. Hij wist dat het zijne gevoelig was voor de liefde en de vereering van het volk en dat miskenning hen griefde, maar hij wist ook, dat het eene zoowel als het andere de kern van zijn wezen onaangetast liet.
Geruimen tijd bleef Garibaldi nu rustig op Caprera; hij werkte aan zijn gedenkschriften en vatte voor zoover hem dit nog mogelijk was zijn oude bezigheden in veld en akker weer op.
Het verwonderde hem niet, toen Viktor Emanuel in den loop van het jaar, volgend op dat van zijn bezoek aan Engeland, toenadering zocht. Er was een bondgenootschap in den maak tusschen Italië en Pruisen; Bismarck, die de militaire macht van het nieuwe koninkrijk zeer goed kon gebruiken als hulptroepen in de onvermijdelijke worsteling tegen Oostenrijk - het zwaard moest uitmaken of Habsburg dan wel Hohenzollern zou heerschen over het Duitsche rijk in wording - was met Napoleon overeengekomen dat Venetië de prijs zou zijn, die Viktor Emanuel voor zijn hulp ontving. De Italiaansche regeering had Garibaldi noodig, zoowel om het volk warm te maken als om den kleinen oorlog te voeren in de Tiroolsche bergen, zooals hij dien in '59 had gevoerd in de bergen van Lombardije. Hij zelf had geen illusies meer over vorstelijke trouw en vorstelijke dankbaarheid, de oude affektie was dood in zijn hart; in een brief aan een zijner vrienden schreef hij spottend te voorzien wat gebeuren zou: slaagde de onderneming dan kreeg de koning de eer; mislukte zij, dan zouden proklamaties uitgevaardigd, vonnissen gewezen en gevangenisstraffen uitgedeeld worden. Maar hij kon niet blijven mokken op zijn eiland, als de strijd tegen Habsburg voor de bevrijding van het grondgebied weer werd opgevat.
Den 16den Juni brak de oorlog uit; een maand daarvoor was Garibaldi opgeroepen geworden om het bevel over de vrijwilligerskorpsen op zich te nemen. Opnieuw stroomden deze van alle kanten toe, in enkele weken tijds meldden 40.000 man zich aan, de nationale hartstocht vlamde krachtig op door alle lagen van het volk, de oude tegenstelling tusschen de officieele monarchie en de patriottische demo- | |
| |
kratie scheen verdwenen. Nu eindelijk zou de eenheid ten volle verwezenlijkt worden: Venetië en Triëst zouden tot Italië terugkeeren, daarna zou Rome in een laatste stormloop worden bevrijd: dat was de droom, dat waren de verwachtingen; opnieuw bleef de werkelijkheid daar ver en ver beneden, bleek zij klein en onzuiver en grauw.
De oorlog werd voor Italië een aaneenschakeling van teleurstellingen en vernederingen; de wil van den Franschen keizer, die Viktor Emanuel verbood om den strijd al te energiek te voeren, knauwde het élan van het volk. Precies als vroeger waren de vrijkorpsen weer het stiefkind van de intendance; weer was hun bewapening zeer gebrekkig en hun uitrusting beneden kritiek, maar Garibaldi was aan dit alles gewoon en telde het weinig. De ontvangen bevelen opvolgend, trok hij onmiddellijk na de oorlogsverklaring het Trentino binnen; het gelukte hem de Oostenrijkers bij Caffaro terug te drijven en uitmuntende posities in te nemen op de heuvels. Den volgenden dag zou de opmarsch worden voortgezet. Maar in den nacht van 24 op 25 Juni kwam het telegram, dat het Italiaansche leger bij Custozza verslagen was geworden en zich op den terugtocht bevond. ‘Redt gij het heldhaftige Brescia en Boven-Lombarije’, luidde het op een smeekbede gelijkende bevel van den opperbevelhebber La Marmora, den man die in '59 gezegd had dat 40.000 soldaten van het geregelde leger noodig zouden zijn om 20.000 vrijwilligers te enkadreeren. Garibaldi moest terug, de veroverde stellingen prijs geven om Lombardije te dekken.
De verpletterende nederlaag, den Oostenrijkers op 3 Juli te Sadowa door het Pruisische leger toegebracht, belette hun de vruchten der overwinning van Custozza te plukken. Alle Oostenrijksche troepen die zich op Venetiaansch gebied bevonden werden teruggetrokken; de Italianen konden dit gebied zonder tegenstand bezetten. Opnieuw kreeg Garibaldi opdracht het Trentino binnen te rukken; daartoe moesten allereerst de in Juni prijsgegeven stellingen heroverd worden en die herovering kostte veel bloed. De verdediging van het Trentino door de Oostenrijkers was even bekwaam als hardnekkig; in hun generaal Kühn vond Garibaldi een tegenstander, zijn evenknie in stoutmoedigheid en die doorkneed was in de kunst van het oorlogvoeren in de bergen. Dag aan dag werd hevig gevochten; in de dalen en op de
| |
| |
steile flanken der Hoog-Alpen vloeide het bloed der patriotten bij stroomen, voordeelen werden behaald en tegenslagen geleden, maar ten slotte gelukte het Garibaldi den vijand terug te drijven. De overwinning van Bezzecca opende hem den toegang tot het dal van Conzei; reeds naderden zijn troepen Riva en maakten zich gereed de vesting Lardaro te omsingelen.
In diezelfde dagen echter, den 25sten Juli, bereikte een telegram van den opperbevelhebber Garibaldi, luidend: ‘Wapenstilstand gesloten, gij moet onmiddelijk terugtrekken uit het Trentino.’
Ook ditmaal was Italië door zijn bondgenoot in den steek gelaten, zooals het in '59 door Frankrijk in den steek gelaten was. Den 26sten sloot Bismarck met Frans Jozef den voorloopigen vrede van Nikolsburg, zonder de Italiaansche regeering zelfs te raadplegen: haar pretenties op het Trentino en op Istrië werden door den bondgenoot niet erkend. Als een aalmoes ontving Viktor Emanuel het Venetiaansche gebied uit de handen van den Franschen Caesar, wien Oostenrijk het in onderling overleg had afgestaan om zoo de vernedering van een rechtstreekschen afstand aan Italië te vermijden. De nieuwe grensregeling liet de invalspoort van de Donau-monarchie naar Italië wijd open en wat niet minder erg was: de bevrijding van Venetië verscheen niet als het loon van heroïsche inspanning, maar als het halfslachtige produkt van diplomatiek gesjacher, het volk werd diep gewond in zijn zelfvertrouwen en zijn gevoel van waardigheid. De hoop dat het tijdperk der nationale revolutie roemvol afgesloten zou worden door de bevrijding van Rome was te schande gemaakt, het materieele voordeel waarmee de oorlog eindigde werd voor de waarachtige idealisten niet opgewogen door den smaad dien hij opnieuw over het land gebracht had. De ware overwinnaar bleek ook ditmaal de sluwe, trouwelooze tyran aan de oevers der Seine: hij was het, die de vredesvoorwaarden had gedikteerd, zijn beschermende hand uitstrekkend over het overwonnen Habsburg, de dynastie Savoye vaster nog aan zich bindend dan voorheen. Zoovele waardevolle jonge levens schenen enkel opgeofferd te zijn om met hun lijken den waggelenden troon van den dwingeland te schragen, het steuntpunt te versterken der West-Europeesche reaktie.
Toen het telegram van La Marmora onder Garibaldi's
| |
| |
troepen bekend werd, brak onder de vrijwilligers een krisis van wanhoop uit. Intuïtief gevoelden zij de politiek-moreele draagwijdte van het smadelijk opgeven dier bergstreek, waar duizenden der hunnen hun bloed hadden vergoten. Officieren en minderen wierpen zich in hun vertwijfeling op den grond neer, onder snikken verklarend dien niet te zullen verlaten; sabels werden stuk gebroken, geweren verbrijzeld. Garibaldi alleen bleef uiterlijk onbewogen; zijn ziel was te sterk voor ijdele vervloekingen en klachten. Op het telegram van La Marmora antwoordde hij één enkel woord: ‘Ik gehoorzaam.’ Den dag daarop voerde hij zijn strijdmacht uit Trentino terug.
In de volgende maanden viel Garibaldi, zooals vaak wanneer er niets groots te verrichten was, ter prooi aan menigvuldige invloeden en liet zich overhalen dingen te doen, die niet bij zijn wezen pasten. Hij had beloofd het gebied van Venetië te bezoeken: de liberale oppositie, die de gelegenheid schoon achtte om hem voor haar politieke doeleinden te gebruiken, wist van hem gedaan te krijgen dat hij optrad als verkiezingspropagandist. Hij was voor haar meer waard dan honderd anderen; de grenzenlooze liefde en vereering die het volk hem toedroegen, zouden, hoopte zij, een tegenwicht vormen tot de macht der klerikale partij.
Het waren vreemde verkiezingsredevoeringen die Garibaldi hield. Hij kon niet anders spreken dan wat in zijn hart was en in dat hart was oppermachtig het verlangen om Rome vrij te maken, het gevoel van den onduldbaren smaad, dat nog altijd in de Eeuwige Stad het klerikalisme met goedvinden der Italiaansche regeering de zielen vergiftigde. In '64 had Viktor Emanuel een nieuw verdrag met Napoleon gesloten: de Fransche bezetting zou binnen twee jaar uit Rome teruggetrokken worden; in ruil daarvoor had de Italiaansche regeering zich verplicht de pauselijke macht te eerbiedigen en haar te verdedigen tegen elken revolutionairen aanslag. Kort daarna was de Syllabus verschenen, die alle geestelijke, politieke en juridische veroveringen der burgerlijke revolutie als een werk van Satan verdoemde. Tegen de verdommende macht der kerk trok Garibaldi te velde, hamerend in de zielen zijn grooten, gestadigen wil, Rome te bevrijden uit de klauwen der zwarte internatio- | |
| |
nale; de laffe onderwerping van het officieele Italië aan de ultra-montanen striemend met onverbiddelijke felheid. Tevens trad hij op als de verkondiger eener geestelijke omwenteling, die in de verbrijzeling der klerikale heerschappij enkel haar uitgangspunt zou vinden. Een nieuwe godsdienst zou opkomen, een godsdienst van geest en waarheid, zonder priesters, altaren en ceremoniën. Het wezen dier religie zou de dienst der menschheid zijn.
Verbaasd, bijna verbijsterd luisterden de scharen, toestroomend om Garibaldi te hooren, naar de uitingen van zijn pantheïstisch-humanitaire mystiek. Zijn hoorders kregen het gevoel of groote vleugelslagen hen omruischten; de pathetische overtuiging, die zijn stem, zijn blik, zijn gebaren, zijn geheele wezen uitstraalden, greep hun harten machtig aan. Maar zijn woorden ruischten aan de meesten voorbij als een sterke wind voorbij ruischt; enkelen slechts waren er, die begrepen wat hij bedoelde. Er werden louter klerikalen en gematigden gekozen; trouwens het kiesrecht was uiterst beperkt. ‘Ik deug niet voor verkiezingsagent’, zei Garibaldi teleurgesteld, toen het resultaat der eerste verkiezingen bekend werd; zoo spoedig mogelijk vertrok hij uit het Venetiaansche gebied.
In het voorjaar van '67 kwam Rattazzi opnieuw aan het bewind; vele leden der linkerzijde, ook Crispi, meenden, dat hij voornemens was zelf het initiatief te nemen tot de bevrijding van Rome. Maar toen elke daad uitbleef, besloot de partij van aktie - evenals vroeger de verzamelnaam voor allen, die het revolutionair ingrijpen van eene stoutmoedige minderheid onontbeerlijk achtten - zonder verder dralen zelve te handelen. Te Rome was reeds eerder een revolutionair komitee opgericht geworden; zijn eerste manifest noodigde het volk uit tot de voorbereiding van den gewapenden opstand; de tijd voor stomme protesten en laffe demonstraties was voorbij. Het komitee wendde zich tot Garibaldi, en, hem herinnerend aan den titel van generaal der strijdkrachten der Romeinsche republiek die de Konstitueerende Vergadering van '49 hem in haar laatste zitting verleend had, deed het een beroep op hem om de leiding der onderneming te aanvaarden. De groote herinneringen van het beleg rezen weer omhoog, kleurrijk en levenswarm in de harten der menschen, de hooge idealen klopten weer aan de poorten
| |
| |
van het leven, dat in den laatsten tijd scheen te verschrompelen en te verschralen tot kleiner maat.
Koortsachtig werd in de zomermaanden gewerkt aan de organisatie van het plan; een volksbeweging in Rome zelf zou gesteund worden door een inval uit het noorden. ‘Zoodra de dagen koeler worden,’ had Garibaldi op een patriottisch feestmaal te Siena gezegd - ‘zullen wij optrekken’. Hoe vlogen bij dit woord de oude heerlijke verschieten weer open, hoe klonk daarin de muziek van heldhaftigen strijd. In alle steden van Italië wachtten dien zomer veel jonge hooggestemde harten vol ongeduld op het koeler-worden der dagen.
Terwijl de leiders der partij van aktie de expeditie voorbereidden, ging Garibaldi naar Genève, om er deel te nemen aan een internationaal vredeskongres. Burgerlijke demokraten als Edgar Quinet, Büchner en Arago kwamen daar bijeen met utopistische socialisten als Leroux en anarchisten als Bakounin. Het verging hem te Genève gelijk het hem altijd verging, wanneer hij wilde samenwerken met de officieele grootheden der burgerlijke demokratie. Zij brachten hem eer en bewierookten hem, zij poogden hun eigen woorden en plannen te zetten in het licht van den stralenbundel die zijn hoofd omkranste, maar zoodra hij de demokratisch-nationale gedachte, gelijk hij die opvatte, in scherpe, duidelijke woorden formuleerde, stuitte hij op den ondoordringbaren nevelwal hunner wollige rethoriek. Zij losten alle maatschappelijke tegenstellingen op in vage formules; zij kónden niet anders, bezeten gelijk zij waren door vrees zich bij de heerschende machten te kompromitteeren en door het verlangen dezen te ontzien. Garibaldi was tusschen hen een eenzame, een zwervende stem. De kern van de stellingen door hem bij het kongres ingediend was dat de religie van bovennatuurlijkheid en domheid vervangen moest worden door het geloof in de wetenschap en de rede; dat alleen de volledige verwezenlijking der demokratie den geesel van den oorlog kon vernietigen en enkel de onderdrukte het zedelijke recht bezat, het zwaard aan te gorden ter verovering der vrijheid. Maar de apostelen der halfslachtigheid, te Genève verzameld, weigerden hem op dit gevaarlijke pad te volgen; zijn klare stellingen werden verdonkeremaand en door een ellenlange motie vol retorische vaagheden vervangen.
| |
| |
Zoodra Garibaldi merkte dat de burgerlijke demokraten en pacifisten er niet aan dachten een hand uit te steken om de wereld te verlossen van de politieke en geestelijke reaktie, verliet hij het kongres en keerde naar Italië terug.
Nu werden weldra de dagen koeler en uit Rome kwam bericht dat alles gereed was voor den opstand. De samenzweerders verwachtten, zich zonder veel moeite meester te kunnen maken van den spoorweg en van de voornaamste poorten der stad. Noodig waren enkel nog geld en wapens.
In December '66 had de Fransche bezetting Rome verlaten. Maar zoodra in het volgend voorjaar de revolutionaire stemming in de kringen der Italiaansche radikalen bekend werd, gaf Napoleon III den paus verlof, Fransche officieren en soldaten aan te werven; weldra werden dezen vereenigd tot een afzonderlijk legioen, dat van Antibes. Zoo bleef in het wezen der zaak alles bij het oude. Ook werd de Fransche generaal Dumont naar Rome gezonden, om de pauselijke strijdkrachten te reorganiseeren. Op het protest der Italiaansche regeering werd Dumont weliswaar teruggeroepen, maar Napoleon nam de gelegenheid te baat, om Victor Emanuel te herinneren aan de verplichting die deze op zich genomen had, Rome tegen elken revolutionairen aanslag te beschermen. Half Augustus verscheen een officieele verklaring van Ratazzi: de regeering zou zich onvoorwaardelijk verzetten tegen elke poging van gewapende benden om de grenzen van het Romeinsche gebied te overschrijden.
‘De verklaring komt wel wat laat’, hoonde de Fransche gezant toen hij het stuk in handen kreeg. Hij wist hoe Garibaldi reeds vóór zijn vertrek naar Genève den bal aan het rollen had gebracht; dagelijks trokken kleine groepen vrijwilligers de grens van den Kerkelijken Staat over. De Italiaansche regeering was ingeklemd tusschen tegenstrijdige verlangens; het was duidelijk, dat de met geweld gehandhaafde toestand die Italië zijn natuurlijke hoofdstad onthield niet eeuwig kon duren; die toestand bracht groote schade toe aan het prestige der dynastie. Was het misschien toch maar het beste de mannen van de partij van aktie hun gang te laten gaan en Napoleon voor een gedane zaak te plaatsen? De heele maand September door volgden de bevelen en tegenbevelen elkander onophoudelijk op; Ratazzi was een en al weifeling; Viktor Emanuel schrok terug voor de wraak der klerikalen, zoo het kwam tot openlijken strijd
| |
| |
tusschen hem en den paus. Een politiek van avontuur werd overwogen; tenslotte echter bleken de oude bezwaren en angsten sterker dan machtsbegeerte en eerzucht. Er werd besloten, de expeditie te verhinderen.
Den 17den September vertrok Garibaldi naar Florence; een paar dagen later was hij met enkele getrouwen op weg naar de grens. Te Arezzo juichte de bevolking hem geestdriftig toe; den volgenden dag bezocht hij Santa Maria op den Olijfberg, waar hij op den terugtocht na het beleg van Rome had gekampeerd; te Sinalunga, bij het meer van Trasilmene, wilde hij overnachten. Zijn vrienden waarschuwden hem: de regeering zou hem zeker laten arresteeren, zij was doodsbang voor een nieuw Aspromonte; hij deed een dwaasheid met zich openlijk te vertoonen, zoo dicht bij de grens. Garibaldi luisterde zelden naar raad; zoo de regeering hem wilde arresteeren, zeide hij, kon zij dit overal doen; daarenboven was hij te Sinalunga nog vijftig mijl van de grens verwijderd. Maar de vrienden bleken gelijk te hebben: de prefekt van Arezzo had den order tot arrestatie al in zijn zak; 's morgens in alle vroegte werd Garibaldi door een patrouille koninklijke karabiniers van zijn bed gelicht en met allen spoed naar de vesting Alessandrië overgebracht. De telegraafkantoren werden een etmaal lang militair bezet, ten einde het bericht der arrestatie geheim te kunnen houden. Toen deze bekend werd, kwam het in Florence en in andere steden tot volksbetoogingen; de menigte riep dreigend: ‘dood aan Rattazzi’; te Alessandrië omgalmde de kreet: ‘naar Rome, naar Rome’, het fort waar Garibaldi opgesloten zat. De liberale pers deed verontwaardigd; in het parlement protesteerden de afgevaardigden der linkerzijde in vlammende redevoeringen tegen de onwettige arrestatie. De regeering had ditmaal geen misdaad, maar een domheid begaan: Garibaldi gevangen was nog gevaarlijker voor haar dan Garibaldi in vrijheid. Zij poogde den gevangene over te halen zijn eerewoord te geven om Caprera niet te verlaten: hij lachte de afgezanten van Ratazzi die met dit dwaze voorstel tot hem kwamen in hun gezicht uit. Het eenige middel om de wassende volksbeweging te bezweren scheen te
zijn hem zonder voorwaarden te stellen naar Caprera terug te zenden. Vier dagen na zijn gevangenneming was Garibaldi weer op zijn eiland. Vriend en vijand voelden dat hij een groote moreele overwinning had behaald.
| |
| |
De regeering had verklaard, dat Garibaldi als vrij man naar Caprera terugkeerde, maar ternauwernood was hij daar aangekomen, of zij liet onder voorwendsel dat te Livorno en Genua de cholera heerschte, zijn eiland van den vasten wal isoleeren. Tot zijn verbazing zag Garibaldi op den dag na zijn terugkomst een aantal oorlogsschepen en twee stoombooten tusschen Caprera en Maddalena kruisen. ‘Ik dacht niet zoo'n groot man te zijn’, zei hij half schertsend tegen Jessie Mario, die nog juist kans had gezien hem te bereiken met berichten van de vrienden op het vasteland. Een poos lang nam hij de kruisende schepen door zijn verrekijker op, toen voegde hij er met onderdrukte bitterheid aan toe: ‘Zoo gedenken zij den 1sten Oktober’.
Het was dien dag net zeven jaar geleden, dat hij aan de Volturno zijn groote overwinning had behaald.
De kommandant van het eskader deed wat hij kon om de blokkade van het eiland effektief te maken, al was hij in zijn hart overtuigd dat dit vergeefsche moeite zou zijn. Elk schip werd aangehouden; toen het stoombootje dat Theresita naar den vasten wal terug bracht niet gauw genoeg stopte, - zij was met haar vijf jonge kinderen bij haar vader op bezoek geweest - werd het door een der kruisers onder vuur genomen. Niet voor niets was Theresita het kind van haar ouders. ‘Wilt gij den slag van Lissa soms wreken op een vrouw?’ vroeg zij den kommandant van de ‘Principe Uberto’ hoonend, er op doelend, hoe twee jaar geleden de Italiaansche vloot daar van de Oostenrijksche duchtig klop had gekregen. Ten einde het Garibaldi onmogelijk te maken te vluchten, werd al wat maar riemen en zeilen had van Caprera weggehaald; 's nachts bewogen onophoudelijk zoeklichten langs de rotsen, de kust, de branding en over de wijde, eenzame zee. Elken morgen telegrafeerde de kommandant van het eskader aan zijn regeering: ‘niets nieuws. De generaal wandelt als gewoonlijk op het terras.’ Of wel ‘de generaal mokt in zijn huis; hij vertoont zich niet.’
Tot op een dag, den 20sten Oktober, de regeering telegrafisch antwoordde: ‘Wij feliciteeren U! De generaal is op het oogenblik op weg naar Rome.’
Voor den kommandant was het bericht ternauwernood een verrassing: hij had zelf aan Rattazzi geschreven, dat het geheele Italiaansche leger machteloos was Garibaldi op Caprera te houden tegen diens wil.
| |
| |
En zoo was het ook. Dachten ze dat zij door zijn lichaam te knauwen ook zijn energie hadden neergeslagen? Geloofden zij dat de oude, sluwe guerilla-aanvoerder de kunst zijn vijanden te verschalken had verleerd? Dat de ervaren en onversaagde zeeman niet altijd een paar planken zou vinden waarop hij den overtocht wagen kon?
Garibaldi kòn niet op Caprera blijven. De vrijwilligers stonden onder de wapenen; onder aanvoering van zijn zoon Menotti en zijn beproefde officieren Canzio en Acerta waren enkele afdeelingen reeds over den pas van Corese het Romeinsche gebied aangevallen. Twee van de gebroeders Cairoli waagden met een handvol dappere makkers een poging om, den Tiber afvarend, wapens en ammunitie binnen Rome te brengen. Elk oogenblik werd verwacht, dat de opstand daar uitbreken zou.
De droom van een heel leven scheen vlak bij zijn verwezenlijking; alle vezels van zijn hart trokken Garibaldi naar Rome heen.
Het was hem gelukt verbinding te krijgen met zijn vrienden op den vasten wal; een plan te beramen, zich de middelen tot uitvoering te verschaffen. Als visscher vermomd voer hij op een nacht in een open roeibootje, van het soort als te Caprera voor de jacht op watersnippen gebruikt werden, midden tusschen de kruisers en de vele wachtschepen door naar het eiland Maddalena; eens kwam hij zoo dicht in de nabijheid van een dier schepen, dat hij de wacht op de brug zijn naam hoorde uitspreken. Te Maddalena vond hij een ander vaartuig, dat hem naar Sardinië overbracht. Op de woeste, ontoegankelijke kust landde hij met zijn begeleiders; daar brachten zij den nacht door in een grot, door de golven in den rotswand uitgeboord. Zoodra de morgen gloorde begon de tocht door de wildernis, een tocht van zeventien uur op muilezels over het steile gebergte, langs paden enkel door herders en berggeiten betreden. Te Porto San Paolo werd een paar uur rust gehouden; toen ging het weer verder naar de oostkust. Op de afgesproken plaats vonden zij Canzio met nog een makker, Viggiano, en een zeilboot; de wind was gunstig, zij kwamen goed vooruit en bereikten den volgenden morgen de Italiaansche kust op een punt enkele mijlen ten zuiden van Livorno. De weg daarheen moest voor een groot deel te voet worden afgelegd en bleek uiterst bezwaarlijk; de voeten zon- | |
| |
ken weg in den drassigen, kleverigen grond en verstrikten zich in de wieren, waarmee het strand bedekt was. Garibaldi's metgezellen vreesden, dat hij, kreupel en slecht ter been als hij sedert Aspromonte was, de stad nooit zou bereiken, maar niemand buiten hemzelf peilde ooit de kracht van zijn wil. Te Livorno had het volk, door een wonderlijk voorgevoel bewogen, voortdurend naar Garibaldi uitgezien: het wist wel, dat hij zich niet op Caprera zou laten vasthouden. Hij bleef daar een dag en vertrok toen naar Florence. De menigte in de Arno-stad omjubelde hem in een uitbarsting van liefdes-extase als ware hij een god.
En waarlijk verdiende hij de vereering die hem ten deel viel. Hij had een der meest glorieuze dingen van zijn leven volbracht, de heerlijkste overwinning behaald van den geest op het lichaam, van menschelijke energie op een heirleger van vijandige omstandigheden. Tweemaal sprak hij van het balkon van zijn hotel op Santa Maria Novella de menigte toe; de kracht van zijn ziel stroomde uit door zijn woorden; weer voelden allen een adem van grootheid hen omhoog voeren, voelden zich gereinigd worden van menschenvrees, zelfzucht en sleur. Het ministerie verdween als een laffe schim, niemand durfde meer over arrestatie reppen. En toen plotseling ging het gerucht, dat de opstand te Rome was uitgebroken; verwachting van groote dingen zette de harten in gloed.
Den dag daarna bracht een extra-trein Garibaldi naar Terni: daar overnachtte hij. Verder naar het Zuiden waren de rails opgebroken; per rijtuig ging hij naar Rieti; in snellen draf poogde hij de stad door te rijden maar het volk herkende hem, spande de paarden uit van voor zijn rijtuig en trok dit door de straten. De autoriteiten kwamen hem eer bewijzen; een paar hoofdofficieren van het leger namen aan de begroeting deel; de Nationale Garde bracht hem, muziek voorop, een ovatie. Allen brulden: ‘naar Rome, naar Rome’; de held antwoordde: ‘eenheid, gehoorzaamheid, discipline, vrijwilligers, volkswapening: dan zullen wij allen te zamen naar Rome gaan.’
Toen Garibaldi op het punt stond te vertrekken kwam juist een bode van Menotti aan, die in de buurt van Vitterno met zijn afdeeling rondzwierf. Hij bracht het bericht over dat in de straten van Rome gevochten werd tusschen de pauselijke soldaten en het volk van Trastivere; de stad was
| |
| |
vol barrikaden, de opstand won aan krachten, een voorloopig bestuur was reeds ingesteld.
‘Laat ons hopen, dat een tiende deel van dit alles waar is,’ was al wat Garibaldi zei.
Over den pas van Corese bereikte hij dien nacht het Romeinsche grondgebied: de order van Cialdini, die het bewind in handen had genomen, om hem te arresteeren kwam net te laat. Gehoorzamend aan zijn bevelen, zetten de afdeelingen vrijwilligers, die al dien tijd doelloos door de bergen hadden gezworven, zich in beweging om van verschillende punten uit naar Monte Rotonda op te trekken. Geen enkele van de aanvoerders had Garibaldi in het minst kunnen vervangen: alles was in verwarring, de mannen leden honger en gebrek. Zijn tegenwoordigheid gaf aan de menschen en dingen onmiddellijk een nieuwe impulsie: allen voelden den greep zijner vaste, sterke hand.
Maar den dag zelf van den opmarsch bereikten Garibaldi verpletterende tijdingen. Het bericht van een opstand der Romeinsche volksmassaas bleek onwaar. De kleine groep samenzweerders, aan zichzelf overgelaten, had het vastgestelde plan niet kunnen uitvoeren. Een wolfabriek in de wijk Trastivere, waar het geheime wapendepot gevestigd was geweest, was door een sterke politiemacht omsingeld geworden. Onder aanvoering van een vrouw, Judith Tavani, hadden de patriotten als helden gestreden; haast allen waren gevallen, ook zij. De vermetele poging der gebroeders Cairoli en hun dappere gezellen was op een ramp uitgeloopen: bijna onder de poorten der stad waren zij door een tienvoudige overmacht verpletterd geworden; Enrico was dood, Giovane zwaar gewond den vijand in handen gevallen.
Garibaldi's lippen beefden terwijl hij het droevige relaas aanhoorde; zijn hart hing aan de Cairoli's als waren zij zijn zonen. ‘Wij zullen ze wreken - spoedig,’ zei hij gedempt. En met een strengen blik naar den bode, een der makkers van de gevallenen: ‘En gij, hoe komt het dat ge hier zijt?’ vroeg hij.
Ook na deze berichten dacht Garibaldi er niet over den aanval op Rome op te geven. Een geslaagde aktie van hun kant, sprak hij tot zijn officieren, zou bijna zeker tot gevolg hebben dat het volk alsnog opstond: de zaak was niet verloren, de strijd begon pas. Zijn tegenwoordigheid werkte
| |
| |
aanvurend en bezielend gelijk weleer; vol moed trokken de vrijwilligers in drie kolonnes op naar Monte Rotonda, dat door een sterke afdeeling pauselijke troepen, meest Fransche zouaven behoorend tot het legioen van Antibes, verdedigd werd. Garibaldi had gehoopt de stad in den nacht bij verrassing te nemen, maar de toeleg mislukte doordat een der kolonnes verdwaalde; pas na zonsopgang kwamen de mannen uitgeput onder de muren aan. Hij gaf toen last de stad te omsingelen; het kleine vendel Genueesche Carabiniers, altijd uitmuntend door dapperheid en strijdlust, wilde niet wachten tot de omsingeling was uitgevoerd en snelde vooruit tot den aanval op een der poorten van de stad. Maar de mannen moesten afdeinzen voor het hevige vuur dat de verdedigers uit alle huizen in de nabijheid der poort op hen openden, kostbare levens gingen verloren door gebrek aan zelfbeheersching en tucht. Het scheen hopeloos werk zonder artillerie een stad te willen bestormen, sterk ommuurd en bekroond door een kasteel, dat in een vesting herschapen was. Een groot deel van den dag ging met de omsingeling voorbij; in den loop daarvan slaagden een paar honderd man er in, zich in een groep huizen buiten de poort te nestelen. Garibaldi deed zijn uiterste best om van de bewoners inlichtingen te krijgen over den stand van zaken in de stad; had hij het punt maar geweten waar de verdediging het zwakst was, dan was veel gewonnen geweest. Maar het bleek niet mogelijk één mensch te vinden, hetzij man of vrouw, bereid om deze inlichtingen te verschaffen. Een eindje buiten de stad lagen in een schuur enkele zwaar gewonde Genueezen, slachtoffers van hun dapper ongeduld. Toen Garibaldi over hun bleeke gezichten heenboog, moest hij denken hoe de kogels die deze mannen hadden getroffen afkomstig waren van vreemde huurlingen, het schuim aller naties. En hier, in deze Italiaansche stad, was niemand bereid geweest om aan die Italiaansche jongelingen, uittrekkend ter bevrijding van Rome,
de overwinning gemakkelijker te maken door een paar woorden te spreken. Een gevoel van afkeer steeg in hem op: was dit de opstanding van het volk, waaraan hij geloofd had? Maar hij onderdrukte zijn bitterheid; hij wist immers hoe de Kerk over dit volk had geheerscht, eeuwen en eeuwen; geen wonder, zoo elke vonk van moed en opstandigheid in de harten was uitgetrapt.
| |
| |
Dien nacht werd gekampeerd in de stadswijk buiten de poort; het had in de laatste dagen onophoudelijk geregend; de mannen, slecht gekleed en doorweekt als zij waren, lagen van koude te rillen in de modderige straat. Alles werd in gereedheid gebracht om bij het aanbreken van de schemering de poort in brand te steken. ‘Wij moeten overwinnen, nog vóór den morgen,’ had Garibaldi gezegd. Zelf bracht hij het grootste deel van den nacht bij zijn mannen door op de natte straatsteenen, om hun moed in te spreken en hun harten te sterken; het was of hij die harten soms voelde wankelen, of iets in hen anders was dan voorheen. Om drie uur in den morgen slaagden Garibaldi's adjudanten er in, hem te overreden een paar uur rust te nemen: zij begeleidden hem naar de kapel van een naburig klooster; hij zette zich in een biechtstoel, welbehagelijk den steun voor zijn vermoeiden rug en schouders genietend. Een klein oliepitje aan den muur verlichtte met een flauw schijnsel de schemerige ruimte; geen ander geluid dan het geklikklak van den regen drong uit de buitenwereld door. Hij sloot een oogenblik de oogen en dommelde in...
Strijdrumoer en het knallen van schoten wekten Garibaldi uit zijn sluimering; toen hij naar buiten trad stond de stadspoort in lichte laaie; een woedend gevecht was aan den gang. De pauselijke soldaten vochten als duivels; zij poogden den toegang tot de stad te barrikadeeren, maar in razende drift vlogen de vrijwilligers naar de poort en drongen over de rookende puinhoopen de stad binnen. Zij schenen Garibaldi een stroom toen die, door alle sluizen en dammen heenbrekend, zich uitstort over het land; hij verweet zichzelf een oogenblik aan hun dapperheid te hebben getwijfeld.
De stad was genomen; enkele uren later werd op het kasteel, waar de bezetting zich teruggetrokken had, de witte vlag geheschen. Even daarvoor was een van Garibaldi's officieren, majoor Testoni, terwijl hij zich als parlementair naar het kasteel begaf om de kapitulatie te eischen, door de zouaven verraderlijk neergeschoten. De vrijwilligers waren zoo woedend over deze wandaad, dat Garibaldi al zijn gezag moest gebruiken om de gevangenen tegen hun wraak te beschermen. Zijn eerste werk was te zorgen dat dezen van brood werden voorzien; zijn leven lang was hij grootmoedig geweest tegen overwonnenen; hij kon niet anders, het was
| |
| |
zijn aard. Niet enkel op de zouaven waren de vrijwilligers gebeten; ook tegen de bewoners van Monte Rotonda was de stemming uiterst geprikkeld. De inneming had zware verliezen gekost en de mannen wisten dat deze vermeden hadden kunnen worden, zoo de bevolking hen moreel had gesteund. Het kwam tot uitspattingen en plunderingen: de tijd was voorbij dat Garibaldi gehoorzaamd werd, wanneer hij al was het maar het plukken van een paar druiven uit den wingerd verbood. Het gehalte der vrijwilligers was niet meer wat het vroeger geweest was; tusschen de strijdvaardige idealisten bevonden zich vele anderen; ruwe bandelooze mannen, van heinde en ver saamgestroomd op hoop van avontuur. Door zijn arrestatie en alles wat daar op gevolgd was had Garibaldi niet van het begin der expeditie af met de mannen samen kunnen zijn; hij had hen niet kunnen doordringen van zijn geest, hen omhoogtillen naar de sfeer van zijn eigen wezen. De tucht was verslapt, de oorlogvoering wilder geworden.
Twee dagen na de inneming van Monte Rotonda verliet Garibaldi de stad om verder te trekken naar het zuiden. De regens hadden opgehouden; tegen de heldere luchten stonden in het zuidoosten de edele vormen der heuvels achter Tivoli als een blauwe lijn afgeteekend; in het zuiden rees de omtrek van Sint Pieter, zuiver en groot. Garibaldi dacht hoe hij hier gestaan had achttien jaren geleden, turend en turend naar dat laatste wat hij van Rome zag; hoe zijn hart had gebeefd van verlangen en gesidderd van donkere voorgevoelens, den afscheidsgroet brengend aan de Eeuwige Stad.
Die achttien jaar met heel hun ontzaglijken inhoud van strijd en inspanning, van blinkende vreugden en donkeren rouw, van stralende voldoening en hartverscheurende teleurstelling, zij leken hem nu te verschrompelen tot één enkelen dag. Weer voelde zijn hart de vraag van dat afscheid op zijn lippen beven: ‘wanneer, o, wanneer?’ ‘Morgen misschien’, prevelden de lippen. Maar zijn diepste wezen doorhuiverde ijzige koude, of een onverbiddellijke stem uit den afgrond omhoog rees, mompelend ‘neen’.
Den dag daarop, den 29sten, bereikten Garibaldi's voorposten de villa Spada, op slechts 8 kilometer afstand van de Porta Salara, de noordelijkste poort van Rome. Allen waren vol blijden moed en verwachtten de stad spoedig te
| |
| |
zullen binnentrekken. Bij Castel Gubileo, op een heuvel aan den Tiber gelegen, sloeg Garibaldi het kamp op. Daar kwamen in den middag boden tot hem die hem de tijding brachten, dat in den nacht misschien een poging tot opstand gewaagd zou worden. Met een afdeeling uitgelezen troepen trok hij nog verder vooruit; hij kwam tot op schotsafstand van de Porta Nomentana. Urenlang wachtten zij daar op nieuwe berichten, gespannen luisterend of geen krijgsrumoer hoorbaar werd achter de wallen, geen schoten knalden, maar alles bleef stil.
Vier dagen te voren, den 26sten, had de Fransche generaal de Failly zich te Toulon met twee divisies ingescheept naar Civita Vecchia; den 30sten kwam zijn voorhoede te Rome aan. De verschijning der Fransche regimenten ontmoedigde het volk, dat reeds weifelde en terneergeslagen was door de tragische gebeurtenissen der laatste dagen; de geringe kans dat een beweging werkelijk zou uitbreken was voorbij.
Jessie Mario, die door Garibaldi onder de witte vlag naar Rome was gestuurd, om te beproeven de uitwisseling der twee Cairoli's, den levende en den doode, tegen de te Monte Rotonda gevangen genomen pauselijke officieren te verkrijgen, vernam daar met een schok van ontsteltenis de aankomst der Franschen. Het was duidelijk dat dezen zich heer en meester gevoelden in de stad, hun stemmen klonken luid en bevelend; met bedrukte gezichten zag het volk naar hen op. Afschuwelijke dagen doorleefde Jessie; zij had geen enkel middel haar vrienden te waarschuwen; pas toen alles voorbij was, liet de opperbevelhebber, generaal Kanzler, haar vrij om te gaan.
Zoodra Garibaldi begreep dat Rome niet in opstand zou komen, besloot hij zijn strijdmacht naar Monte Rotonda terug te voeren. Den aanval op de stad beproeven zonder door het volk gesteund te worden, terwijl hij wist, dat alle forten sterk bezet, alle bruggen ondermijnd waren, zou eenvoudig waanzin zijn geweest. En evenmin kon hij blijven waar hij was, haast onder de muren der stad, zonder zich bloot te stellen aan zekere vernietiging. Hij wist niets bepaalds over de aankomst van Fransche hulptroepen, maar ook zonder deze mede te rekenen, wist hij tegenover een overmacht van vijanden te staan. Hij had geen basis om op terug te vallen, geen mogelijkheid om zijn voedsel- en
| |
| |
munitievoorraden aan te vullen. Daarenboven was de pas van Correse in die dagen door koninklijke Italiaansche troepen afgezet geworden; dit beteekende dat de regeering elke weifeling had overwonnen en vast besloten was de patriotten te vernietigen zoo Napoleon haar dit beval. Garibaldi had enkel de keus tusschen twee dingen: zijn strijdmacht ontbinden of beproeven, wat hij in '49 had voorgesteld, namelijk een guerilla voeren van het gebergte uit. Hij besloot opnieuw te doen, wat hij toen gedaan had, maar nu in omgekeerde richting: met een wijden boog van het noorden naar het oostend zwenkend, over Mentana naar Tivoli te marcheeren. Daar hoopte hij zijn strijdmacht te vereenigen met een vrijkorps onder Nicotera, dat in de buurt stond. In de heuvels bij Tivoli, op de vroegere zuidgrens van den Kerkelijken Staat, was de expeditie betrekkelijk veilig: hij wist daar hulpbronnen te zullen vinden, hij had er de Apenijnnen in den rug en was dicht bij de zuidelijke provincies, van welke uit, hoopte hij, nieuwe rekruten zouden toestroomen. Door den kleinen oorlog zou hij zijn tegenstander zoolang verontrusten en afmatten tot de omstandigheden gunstig werden voor een stoutmoedig offensief.
Maar gedurende den terugtocht naar Monte Rotonda gebeurde wat nog nooit gebeurd was: Garibaldi's troepen werden gedemoraliseerd. Velen onder de vrijwilligers hadden heimelijk de hoop gekoesterd dat het geregelde Italiaansche leger hun toch nog te hulp zou komen; ook door sommigen van de politieke leiders, vooral door Chrispi, was die hoop gevoed geworden. Pas toen op den dag van den terugtocht bekend werd, dat een koninklijke proklamatie verschenen was die Garibaldi tot rebel verklaarde, begrepen de mannen dat zij geen hulp te verwachten hadden dan van zichzelven. Daarbij begon het gerucht: ‘Fransche troepen zijn te Rome aangekomen,’ zich onder hen te verspreiden; ook dit had natuurlijk een ontmoedigende uitwerking. Maar er was nog meer. Er waren valsche broeders onder de schare, geheime regeerings-agenten, die den terugtocht gebruikten om de harten der jonge onervaren strijders te vergiftigen. ‘Het gaat hier precies als toen wij terug moesten uit Tirol,’ hoorde men hen zeggen. ‘Waarom nog langer bijeen te blijven, nu van den aanval op Rome is afgezien.’ En o schande: ook onder de partijgangers van Mazzini waren er velen, die het voorbeeld gaven van tuchteloosheid en verraad. ‘Nu
| |
| |
Garibaldi ons niet voert tegen Rome,’ zeiden zij, ‘nu doen wij beter met naar huis te gaan en daar de republiek uit te roepen.’ Al deze dingen te zamen deden velen bezwijken: geweren en sabels werden weggeworpen, de deserties duurden onophoudelijk voort.
Van zijn observatiepost te Monte Rotonda zag Garibaldi de deserteurs in lange rijen door het Tiberdal trekken in de richting van de pashoogte van Correse: in drie dagen verloor hij zoo de helft van zijn troepen, bijna 3000 man. Zijn trots liet niet toe een woord hierover tot zijn officieren te spreken; hij deed of hij niets bemerkte en niemand waagde het hem iets te vragen, tot eindelijk een hunner het niet meer kon uithouden en met een vloek op de lippen uitbarstte: of er dan niet opgetreden moest worden tegen de deserteurs. ‘Gij vergist u,’ antwoordde Garibaldi ijzig, - ‘dat zijn niet onze menschen; het zijn boeren die naar hun werk gaan.’
Den 3den November verliet het geslonken legertje tegen den middag Monte Rotonda; het plan was geweest te middernacht op te breken, maar Menotti had verzocht te wachten tot de nieuwe schoenen, waar zijn mannen groote behoefte aan hadden, aangekomen zouden zijn. Onbegrijpelijkerwijze stemde Garibaldi toe, terwijl hij beter dan iemand wist, dat elk uitstel noodlottig kon worden: er waren aanwijzingen, dat de pauselijke troepen te Rome zich gereed maakten voor een grooten uitval; in deze omstandigheden werd het uiterst gewaagd den toch reeds gevaarlijken marsch overdag uit te voeren. Garibaldi had dan ook alle mogelijke voorzorgen genomen, op tal van punten kleine afdeelingen geposteerd, die de wacht moesten houden en de hoofdmacht dekken, maar al zijn maatregelen voorkwamen de ramp niet. Even voorbij Mentana werd de kolonne in de flank aangevallen; onmiddellijk ontstond groote verwarring; de bevelen werden niet verstaan, allen schreeuwden dooreen; een deel der vrijwilligers wierp hun geweren weg en verschool zich in de huizen van het dorp. Reeds dreigde dit verloren te gaan, de vijand drong al op, toen Garibaldi, die wist welk een sterken invloed het besef door artillerie gesteund te worden vaak op ontmoedigde of uitgeputte troepen had, de twee kanonnen die hij te Monte Rotonda den vijand had afgenomen, op de aanvallers deed richten. En waarlijk: het gebulder van hun zware stemmen
| |
| |
scheen de vrijwilligers te elektriseeren: zij juichten, wierpen zich op den vijand, dreven hem met de bajonet terug. Het was toen twee uur in den middag; lukte het nog om zich enkele uren te handhaven, dan zou de schemering een einde maken aan het gevecht en de aanvallers hadden de nederlaag geleden. En misschien zou het Romeinsche volk toch nog in opstand komen, wanneer het de pauselijke troepen als verslagenen zag terugkeeren. In de harten leefde de hoop weer op.
‘De slag is gewonnen’, oordeelde Guerzoni, een der leden van Garibaldi's staf, dezelfde die later het boek schreef over zijn leven dat elk kind in Italië kent.
Maar de slag, die om twee gewonnen leek, was om vier uur verloren. Na hun eerste échec kwamen de pauselijken weer opzetten, opnieuw wankelden de vrijwilligers en nu werden in de verte nieuwe regimenten zichtbaar, zij kwamen nader, openden het vuur... Niemand had ze herkend als Franschen, doordat hun uniformen zooveel geleken op die van het pauselijke legioen van Antibes. Maar zoodra het geknetter hunner schoten losbarstte, dicht als hagel, begrepen Garibaldi en zijn officieren wie die versche troepen waren: zij wisten dat het Fransche leger onlangs gewapend was geworden met de nieuwe repeteer-geweren, de chassepôts, die twaalf schoten losten in de minuut. Opnieuw brak een paniek uit en ditmaal bleek zij niet meer te stuiten: de ongelijkheid in bewapening was te groot om gekompenseerd te kunnen worden door bezieling en offervaardigheid. En daarenboven: nog vóór de Franschen kwamen, was de vlam van vertrouwen in de harten der vrijwilligers al bijna uitgedoofd. Eén oogenblik was zij nog omhoog geflikkerd in die eene juichende charge; het was de laatste flikkering geweest. Er was te veel voorafgegaan wat de mannen had ontzenuwd. Den heelen maand Oktober door hadden zij gewacht, doelloos rondgezworven door de heuvels. Daarna waren de vele teleurstellingen gekomen: de onverschilligheid en vijandelijkheid van het landvolk; de mislukking van den opstand te Rome; de massa-deserties; de samentrekking van Italiaansche troepen aan de grens.
De officieren, waarvan de meesten dien dag heldhaftig streden, poogden tevergeefs hun mannen te verzamelen en stand te doen houden. Kleine groepen rekruten zoowel als veteranen gedroegen zich dapper en
| |
| |
deden alles wat zij konden om den aanval tot staan te brengen; maar de massa wierp haar wapens weg en stroomde in wilde vlucht terug door het dal naar Monte Rotonda.
Dien dag scheen Garibaldi aan zijn oude makkers een held toe uit de antieke tragedie, een wiens verderf de onsterfelijke goden besloten in hun ondoorgrondelijken raad, maar die tot het uiterste strijdt tegen het onverbiddellijk noodlot. Het was of een duistere wereld, wier bestaan hij wist, maar die hij nooit had aanschouwd, zich plotseling naast hem als een afgrond had geopend: hij was naar beneden geslingerd geworden: nu worstelde hij om weer omhoog te stijgen naar den glans van het zonlicht, worstelde met titanische kracht. Telkens en telkens weer poogde hij den razenden stroom der vluchtelingen te stuiten, reed dwars tegen hen in met enkele getrouwen op den vijand toe. Telkens en telkens weer riep hij hun dien tragischen strijdroep tegen, den eenigen dien zijn vertwijfelend hart dien dag vond: ‘Komt sterven met mij! Zijt gij bevreesd om te sterven met mij?’ Zijn metalen stem was verdoofd, heesch en klankloos geworden; zijn grauw en vaal gelaat scheen in éénen dag twintig jaar verouderd. De macht over menschen, die hij zijn onvervreemdbaar bezit had gewaand, de gave zijn eigen heroïschen wil te wekken in anderen, voelde hij van hem wegzinken als water wegzinkt dor een spleet in de aarde, en hij kon niet gelooven, dat zij hem waarlijk ontzonk. ‘Kent ge mij niet meer; kent ge uw generaal niet meer,’ riep hij den vluchtelingen toe, als ging het er om een booze betoovering te verbreken die hen bevangen hield. Helaas: het was omgekeerd dan hij dacht: de betoovering wàs gebroken; de toovermacht van zijn persoonlijkheid op de schare, de invloed, die deze in staat had gesteld een poos lang het bovenmenschelijke te doen en te lijden, was gebroken door de kracht der omstandigheden. Vrees voor den dood, begeerte te leven stemden weer op hun toon van lagere menschelijkheid de harten, die hij omhoog had getild tot een sfeer van onverschrokkenheid en heroïsche doodsverachting.
Dienzelfden avond nog keerden de verslagen troepen naar den pas van Corese terug; de officieren waren het er over eens, dat een onmiddellijke terugtocht noodzakelijk was: de munitie was zoo goed als opgebruikt; hervatten de Franschen den volgenden dag den aanval, dan zou de ramp nog erger worden. Zij stuurden Fabrizi, die dien dag
| |
| |
boven velen had uitgeblonken - Garibaldi had zijn naam met bewondering genoemd - naar den aanvoerder, om het woord tegen hem te spreken, waarvan zij wisten dat hij het zelf niet over de lippen brengen kon. Zwijgend hoorde Garibaldi Fabrizi aan; zijn gelaat versteende; na een oogenblik zeide hij norsch: ‘gelast den terugtocht voor vanavond acht uur.’
In den donkeren Novembernacht, onder den looden hemel, voerde de Held het overschot zijner scharen naar de grens terug. Een gure, kille wind woei hun uit de bergen tegemoet en drong door tot in het gebeente. Uit de kloof in de diepte onder hen, waar de Tiber stroomde, sloegen klamme dampen tot hen op. Geluidloos schreed de kolonne door den nacht, geen stem brak de sombere stilte. Voor zijn mannen uit reed Garibaldi, eenzaam en groot als een aanvoerder uit het schimmenrijk, die zijn verslagen gezellen leidt door de duistere velden van Hades. Niemand waagde het om het woord tot hem te richten; zwijgend achter hem aan reden de leden van zijn staf. Slechts eenmaal gedurende den rit keerde Garibaldi zich om; dicht achter hem bemerkte hij Guerzoni en of hij zijn groot hart de smart niet meer kon verzwelgen, wenkte hij dien nader te komen en zei: ‘Dit is de eerste maal in mijn leven, Guerzoni, dat ik den vijand mijn rug laat zien. Het ware beter geweest......’ Hij voleindigde den zin niet.
De ander durfde niets vragen. Stom reden zij verder door de troostelooze duisternis.
Voor de eerste maal in zijn leven hief wanhoop, nachtzwarte wanhoop, haar donkeren vloed door de helle zalen van Garibaldi's hart.
Dicht achter de grens, waar de spoorweg weer begon, wachtten de Carabiniers om hem gevangen te nemen. Hij noodzaakte hen geweld tegen hem te gebruiken, zeggend zich niet medeplichtig te willen maken aan de onwettige daad der regeering. Maar toen de zijnen naar hun revolvers grepen om hem te verdedigen, verbood hij hun van de wapens gebruik te maken. Zoo hij geweld had gewild, zeide hij, en het leek of een schaduw van den vroegeren zonnigen glimlach zijn ouden barschen leeuwenkop verzachtte, dan zou hij zelf zijn wapen wel getrokken hebben, maar hem ter wille mocht geen druppel Italiaansch bloed worden vergoten.
| |
| |
Zij brachten hem weer naar zijn ouden kerker te Varignano; drie weken lang bleef hij daar; niemand werd bij hem toegelaten; zelf deed hij ook geen moeite om iemand te zien, schreef aan geen zijner vrienden, richtte geen enkelen oproep of verklaring tot het volk. Het was of zijn ziel in vereenzaming versteende; wat was de smart en de bitterheid van Aspromonte geweest, vergeleken bij deze harde droge wanhoop? Hij kon maar één enkel ding denken: allen, allen hadden hem verraden, de koning en het volk; de grooten in hun hoogmoed, de kleinen in hun vrees en hun slaafsche lichtzinnigheid. Wat was de vrijheidsliefde waard, rondom hem opstijgend al die jaren als vlammenbruisen, zoo zij in de beproeving ineenzonk tot asch? Wat was de geestdrift waard, hem tegenstralend uit millioenen oogen, zoo haar glans flauw werd bij de nadering van gevaar? En de strijdwil welken hij gewaand had de harten diep te doorwortelen, wat was die waard, zoo de macht der heerschers hem omversmeet als een vermolmd stuk hout? Leugen, leugen was alles geweest; trouweloosheid de naam dien de menschheid moest dragen.
Na drie weken verklaarde de regeering zich bereid Garibaldi in vrijheid te stellen mits hij beloofde op Caprera te zullen blijven en zich aan te melden, zoo hij opgeroepen mocht worden om terecht te staan.
Hij gaf zijn woord: Caprera tot Maart van het volgende jaar niet te zullen verlaten, er aan toevoegend, dat in den winter toch geen expedities werden gedaan. Het was zijn trots die hem zoo deed spreken, maar zijn intuïtie zag zuiverder. Dit bleek uit de enkele weemoedige woorden, die hij te Varignano schreef en die luidden: ‘Vaarwel Rome, vaarwel Campodoglio; wie zal uwer nu nog indachtig zijn?’ Hij besefte gefaald te hebben in datgene, wat hem zijn levenlang als liefste droom had voorgezweefd en tot symbool geworden was van zijn hoogste verlangen.
Hij had in dit eene gefaald, omdat de sterkste en dapperste wil machteloos is tegen de sociale krachten, die beslissen of hij drommen van gelijkgestemde willen zal oproepen, dan wel versplinteren tegen de wanden van het lot. Het uur van den heldhaftigen strijd voor de nationale eenheid en vrijheid was voorbij: de revolutionaire gisting was niet sterker maar zwakker geworden, de heroïsche strijddrift, die in de jaren '59 tot '63 haar hoogste spanning
| |
| |
bereikte, was verslapt. En dit kon niet anders, want de verwezenlijking van den burgerlijken nationalen staat kon de volksmassaas enkel begeesteren, zoolang zij de ellende van het vreemde absolutisme aan den lijve voelden. Toen verscheen die staat hun als het beloofde land, maar naarmate zij dat land binnentrokken vervaalde zijn heerlijkheid. Een nieuw geslacht groeide op, dat den ergsten smaad en den wreedsten druk enkel nog kende als overlevering en legende; het richtte zijn wil op andere dingen, dan het wegruimen der overblijfselen die daarvan nog overeind stonden. Het nieuwe koninkrijk Italië, met zijn korruptie, zijn willekeur, zijn onderdrukking van de massaas, zijn bevoorrechting van de rijken, kon, eenmaal gesticht, de ziel der massa niet zoo in gloed zetten, dat zij dien staat ter wille vol vreugde haar leven wagen zou. De opwinding werkte bij velen nog na en zou nog lang nawerken in gloeiende frazen, maar de tot alles bereide offervaardigheid trok zich meer en meer in de harten der enkelen terug. Niet de militaire overmacht der geweldenaars maakte de bevrijding van Rome onmogelijk, maar de lauwheid van het volk, door de heerschende machten stelselmatig aangekweekt.
Daarbij kwam, dat ook in het pausdom door de jaren heen iets was veranderd: de afschuwelijke vormen der pauselijke autokratie, zooals die in '48 het volk hadden gemarteld en tot wanhoop gedreven, bestonden niet langer: de bevrijding verscheen niet meer als het eenige goed, waarvoor het de moeite waard was te leven en te sterven. Nieuwe sterren gingen op boven het burgerlijk Italië; reeds keerde elke klasse den blik naar haar eigen planeet. De bourgeoisie keerde zich naar het goud, naar geldverdienen en rijkdom vergaren als naar haar afgod, het intellekt naar de wetenschap, en voor de arbeiders rees, nog door dichte nevelsluiers omduisterd, de zon van het socialisme op. De nationale idee als demokratische idee zou nooit meer in den ouden glans en luister herleven, nooit herleven als een algemeen volksideaal.
Garibaldi doorzag de sociale oorzaken van zijn falen niet geheel, al begreep hij zeer goed, dat de natuur van den burgerlijken staat de massaas van dien staat moest vervreemden. Maar al zou hij die oorzaken gepeild heben, dan nog had hem dit weinig getroost, want voornamelijk die menschen in wie het verstand het sterkst is vinden troost in
| |
| |
begrijpen; hij echter hoorde tot de hartstochtelijke willers. Hij zag dat hij den strijd moest opgeven, wilde hij niet verleid worden om op zijn beurt te doen wat hij in Mazzini zoo sterk had afgekeurd: de besten en dappersten opofferen in hopelooze pogingen. Hij voelde te Mentana zoo ver te zijn gegaan als hij volgens zijn geweten gaan mocht: één stap verder en hij werd een samenzweerder, die zonder rekening te houden met de werkelijkheid, zich liet leiden door eigen hartstochtelijk begeeren. De grondslag van zijn plannen was altijd geweest de gewapende aktie der massa en nu de ervaring uitwees, dat de schare van hen, die waarlijk hun bloed veil hadden voor de bevrijding van Rome steeds kleiner werd, de basis waarop hij steunde steeds smaller, bleef hem niet anders over dan zich terug te trekken en te berusten.
Maar deze berusting viel den grooten Daadkrachtige zwaar. En de dag van Mentana wondde zijn ziel met een wonde, smartelijker dan die van Aspromonte zijn lichaam.
Na Aspromonte scheen het, of Garibaldi niets meer had te geven, of hij in den loop van zijn leven alles geofferd had wat hij offeren kon: zijn liefste makkers, zijn vrienden; de zusterziel in de dagen van zijn glanzende jeugd heerlijk tot hem gekomen; zijn hooge eerzucht, zijn republikeinsche droomen, zijn gezondheid en stoerheid, zijn lichamelijke kracht. En toch had hij vóór Mentana het zwaarste offer van alle nog niet gebracht; het offer van zijn eigen ongerept idealisme. Terwille van de menschheid moest hij een stuk verliezen van zijn geloof in de menschheid, iets wegschenken van het beste in hemzelf.
De Held, zijn roeping getrouw de Schare vooraan schrijdend, moest haar voeren tot aan het punt, waar zij zich van hem afwendde en hem begaf, zijn macht in machteloosheid verkeerde. En dit was het meest tragische in Garibaldi's lot, als in het lot van alle Helden, dat is van alle groote wilskrachtige Droomers, die de menschheid dienen door de Daad. Dit: dat de Droom, dien zij helpen maken tot waarheid, dien zij dwingen neer te dalen uit den hoogen hemel der Idee naar de sfeer van het sociale leven, iets van zijn ongerepten glans verliest en van zijn stralende schoonheid inboet, naarmate hij wordt verwezenlijkt. Want de schare, die hem alleen verwezenlijken kan, houdt de spankracht van haar edelste Voorgangers, haar uitverkoren Leiders nooit
| |
| |
bij. Dan wordt de smaak van het Leven bitter als roet in hun monden; het lijkt hun als schandvlekken zijzelven hun hoogste ideaal. Dit te gevoelen en toch niet te berouwen of te versagen, dat is het laatste offer, het hoogse.
Zoolang de menschheid worstelt naar omhoog, schrijdend langs de baan vol windingen en kronkels van het historisch gebeuren, zullen de Helden, die haar Toekomst in zich dragen, de groote Zieners en Doeners, ook dit hoogste offer moeten brengen. Maar zoo bitter behoeft het nimmer meer voor alle lateren te wezen, als het was voor hen die met een hart vol liefde, in de kapitalistische samenleving leden en streden voor het Menschelijk Heil. Want het kapitalisme maakte elken steen van hun Droom onverbiddellijk tot leugen, zoodra zij dien toevoegden aan het gebouw hunner Daad.
|
|