| |
III. De verovering van het koninkrijk Napels
De expeditie naar Sicilië bood Garibaldi voor de eerste maal in zijn leven gelegenheid, zijn schitterende gaven als militair leider in den revolutionairen volksoorlog vol-uit te ontplooien. Hij was er in geslaagd, met kleine middelen groote dingen tot stand te brengen. Zijn hand wist zwakheid in kracht te verkeeren en zijn geest de ontoereikendheid der materieele hulpbronnen op te heffen door vindingrijkheid, stoutmoedigheid en verbeeldingskracht. Het geringe aantal zijner manschappen was hem dienstig om hun sporen te verbergen, zijn gebrek aan artillerie hielp hem door verbluf- | |
| |
fende snelheid van beweging den tegenstander verrassen. De militaire onervarenheid zijner soldaten wist hij ruimschoots te kompenseeren door hen te bezielen met een heroïschen geest. Als de hindernissen rondom opgestapeld stonden en de ondergang onvermijdelijk scheen, gelukte het hem altijd om het verborgen punt te ontdekken, waar de ring der vijandelijke omstandigheden doorbroken kon worden. Alle moeilijkheden werden tot zoovele steenen, waaraan hij zijn scherpzinnigheid wette. Dat hij en zijn strijdmakkers zouden slagen, stond voor hem even vast als dat de zon morgen weer boven hun hoofden zou pralen en met deze zekerheid pantserde hij hun harten tegen ontmoediging, teleurstelling en vrees. Het was of de hoogste eigenschappen van zijn wezen in die weken plotseling ver boven hun gewone maat uitschoten; of al wat de natuur hem geschonken had aan voorzichtigheid en vermetelheid, aan intuïtie en wonderbaarlijke macht over menschen, en al wat hij verworven had aan kennis, inzicht en ervaring, of dat alles gerijpt was om deze proef te bestaan.
Voor de eerste maal ook in zijn leven voelde Garibaldi zich gedragen door de omstandigheden. Hij kon rekenen zoowel op den steun van Cavour en van de gematigden als op dien der aanhangers van Mazzini. En wat meer was, de uitvoering zijner plannen moesten zoowel de eenen als de anderen hem overlaten. Voor het eerst werd hij niet bij elken stap gedwarsboomd door officieele mediokriteit, naijverigheid en betweterigheid, niet in zijn optreden door politieke en diplomatieke halfslachtigheid belemmerd. Hij had de macht en de middelen die te gebruiken en hij genoot daarvan in de vaste overtuiging, haar doeltreffender te kunnen gebruiken dan wie ook.
Al deze faktoren te zamen, innerlijke en uiterlijke, psychische, sociale en staatkundige, hadden Garibaldi in staat gesteld Sicilië in verwonderlijk korten tijd van het gezag der Bourbons te bevrijden. En zij zouden hem thans in staat stellen om in het koninkrijk Napels de autokratie omver te blazen, als een paar krachtige stormvlagen het een vermolmden wilgeboom doen. Reeds was zijn roep hem vooruit geijld; de mare der onoverwinnelijkheid van zijn strijdmakkers, de legenden door de volksfantasie om zijn persoon gespannen, hadden een stemming geschapen waarin alles mogelijk werd. Een gevoel van ontzetting bekroop de heer- | |
| |
schers te Napels; in de kapel van het paleis lag de jonge koning uren lang geknield, God en de heiligen aanroepend zijn huis niet te laten verderven. Vol bijgeloovigen angst wachtten de soldaten de nadering af van den Rooden Duivel, dien geen kogel treffen, geen zwaard doorboren kon. De boeren op het land, de burgers in de steden, allen voelden de nadering van een verlossende kracht; elektrische stroomen doortrilden den geestelijken dampkring; vonken van opstandigheid, door den grooten brand in het zuiden uitgezaaid, vlogen over bergen en zeeën. Die brand zou het autokratische stelsel met al zijn machtsmiddelen, met zijn leger van 100.000 man, zijn kanonnen, zijn vestingen en zijn schepen, in een korte spanne tijds tot asch verteren.
De eerste slag tegen de despotie der Bourbons op het vasteland van Italië viel te Reggio, waarheen Garibaldi, na Musolino's manschappen opgevangen te hebben - zij hadden van de hoogte af de landing gezien en kwamen vol blijdschap de hellingen afrennen - onmiddellijk oprukte. Tegen middernacht werd de stad bereikt; op het plein voor de kathedraal werd in de duisternis hevig gevochten; toen de morgen daagde, was de stad bezet: de Napolitaansche troepen hadden in het kasteel een toevlucht gezocht. Zijn sterke muren schenen zonder lange artilleriebeschieting onneembaar, maar in den middag werd de witte vlag geheschen: het garnizoen kapituleerde, de soldaten wilden niet vechten tegen Garibaldi, zij voelden zich overwonnen eer nog gestreden te hebben. In de volgende dagen gaf een andere groote troepenafdeeling, op weg naar Reggio om daar het garnizoen te versterken, zich zonder slag of stoot over aan Cosenz, die insgelijks met zijn strijdmacht den overtocht gelukkig had volbracht.
Na zijn kolonne met die van Cosenz vereenigd te hebben trok Garibaldi verder; bij Villa San Giovanni slaagde hij er in, een sterke Napolitaansche strijdmacht tusschen de zee en de heuvels in te sluiten. Toen de Napolitaansche bevelhebber weigerde op zijn eisch van onvoorwaardelijke overgave in te gaan, gaf Garibaldi hem een paar uur bedenktijd; na afloop van dien termijn rukten de vrijwilligers zonder te vuren van de omliggende hoogten aan op het dal, waar de troepen ingesloten waren. Zoodra de Napolitaansche soldaten de roodhemden zagen naderen, wierpen zij
| |
| |
hun wapens weg en stroomden in wanorde den heirweg op naar het noorden. Een paar salvo's dreven hen naar hun posities terug; terwijl zij daar stonden, rillend en bevend van angst, reed Garibaldi midden tusschen hen in en sprak hen toe, pogend in hun doffe zielen een rakeling op te wekken van vrijheidsdrang en patriottisme. Zijn poging was ijdel, maar toen hij zeide, dat wie hunner dit wilde naar zijn haardstede kon terugkeeren, vielen de mannen voor hem neer met hondsche betuigingen van dankbaarheid. Slechts enkelen meldden zich aan bij Cosenz om aangeworven te worden; de anderen verkochten hun wapens en uitrusting en verspreidden zich door het land. Niet allen zochten hun woonsteden op; er waren er velen die roovend en plunderend in de streek bleven zwerven. Het was duidelijk, dat het Napolitaansche leger in volle ontbinding verkeerde. Van Garibaldi's landing af tot aan zijn aankomst te Napels verloor de koning op deze wijze ruim 40.000 man.
Voor Garibaldi waren de teekenen van verwording en demoralisatie der Napolitaansche soldaten een smartelijke teleurstelling; hij had zich niet voorgesteld, dat de lange dienstbaarheid en de militaire dril hen zoozeer zouden hebben afgestompt voor alle hoogere gevoelens en altijd gehoopt, hen nog eens in één militair verband met de vrijwilligers en de Piëmonteesche troepen tegen de legers van Habsburg te zullen voeren.
In diezelfde dagen vielen ook de forten aan de Straat van Messina den invallers in handen; de Napolitaansche oorlogsschepen konden zich daar niet meer vertoonen, zonder door hun eigen kanonnen onder vuur genomen te worden.
Niets stond den overtocht van Medici's brigade van Faro naar Calabrië nu meer in den weg en weldra trok Garibaldi's geheele strijdmacht échelonsgewijze op naar het noorden, alom door de bevolking als bevrijders begroet.
Garibaldi was niet meer bij de troepen; in snelle vaart ijlde hij zijn voorhoede vooruit. Eén gedachte vervulde hem, één wil dreef hem voort: Napels zoo spoedig mogelijk te bereiken. Elk oogenblik kon daar een oproer uitbreken en het stond te vreezen, dat er dan afschuwelijke dingen zouden gebeuren.
Bij Saveria, in de buurt van Cocenza, kwamen de Napolitaansche troepen, die tot dusver als kaf voor den wind voor
| |
| |
Garibaldi verstoven waren, tot staan; hun generaal Ghio scheen slag te willen leveren en Garibaldi was wel gedwongen te wachten tot zijn voorhoede - 1500 man van de divisie Cosenz, in geforceerde marschen optrekkend - hem had ingehaald. Toen herhaalde zich, wat te Villa San Giovanni geschied was. Geholpen door de Calabrische boeren, die de heuvels ten oosten en ten noorden van Saveria reeds bezet hadden, gelukte het hem om Ghio's troepen in te sluiten. Hij gaf hun aanvoerder een uur tijd om te kapituleeren: nog eer de termijn verstreken was, werd de witte vlag boven het kamp geheschen. Zonder een schot te lossen gaven 12000 man zich over; na hun wapens ingeleverd te hebben gingen zij in alle richtingen uiteen. Calabrië viel aan de revolutie in handen; de weg naar het noorden was vrij.
Opnieuw ijlde nu Garibaldi, enkel vergezeld door eenige officieren van zijn staf en een paar persoonlijke vrienden, zijn strijdkrachten vooruit. Bij de pashoogte van Campo Terese overschreed hij de grens van Calabrië en kwam in de provincie Basilicate. Ook hier sloeg de opstand aan alle kanten uit als een vlam opslaat uit den gloeienden bodem; de boeren liepen te wapen; de groote grondbezitters, de rijke burgers, zelfs de geestelijken, allen stelden zich aan de zijde van het volk.
Nog verder noordwaarts, tusschen Salerno en Avelliono, bevond zich, naar de berichten luidden, een groot versterkt kamp van de Napolitanen: daar, waar de beste regimenten der Bourbons met veel artillerie gekoncentreerd waren, zou de doortocht naar het noorden aan de revolutionaire strijdkrachten bloedig worden betwist. Tot Garibaldi kwamen een paar maal boden met brieven van den opperbevelhebber dier troepen, Caldarelli, waarin deze verklaarde zich en zijn leger ter beschikking der revolutie te stellen. Maar volgens de inlichtingen die Garibaldi bereikten, was groote voorzichtigheid geraden: Caldarelli zelf kon te goeder trouw zijn, op de gezindheid zijner troepen viel niet de minste staat te maken; het gerucht ging dat de regimenten der vreemde huurlingen gezworen hadden de smet van lafheid af te wasschen waarmee het Napolitaansche leger zich geschandvlekt had.
Garibaldi's vrienden poogden hem te overtuigen, dat het roekeloos zou zijn zich zonder eskorte te wagen in een
| |
| |
streek vol verwilderde soldaten. Er viel niet anders te doen dan weer te wachten tot de voorhoede hem had ingehaald. Maar Garibaldi schudde het hoofd en antwoordde dat zij geen dag te verliezen hadden: de gedachte aan Napels en aan het gruwelijke dat daar te vreezen stond zoo hij niet bijtijds kwam liet hem geen rust. Te Sapri, een eindweegs verder naar het noorden aan de kust gelegen, waren 1500 man nieuwe versterkingen aangekomen. Links afzwenkend van den grooten heirweg reed Garibaldi recht door de heuvels naar een klein kustplaatsje, vanwaar een visschersboot hem naar Sapri bracht: nu had hij weer een leger en behoefde zich door de gedemoraliseerde troepen in het kamp bij Salerno niet te laten ophouden. Het werd een tocht als in de oude dagen na het beleg van Rome, bij nacht en ontij, over ruigten en steilten en langs steenige bergpaden; thans echter niet om door een ring van vervolgers heen te breken, maar den vluchtenden vijand achterna. Zoodra zij van Garibaldi's nadering hoorden, trokken de Napolitaansche troepen terug; hij haalde ze in, dicht bij het punt, waar de expeditie van Pisacane drie jaar te voren overweldigd was geworden. Toen de vreemde soldeniers Caldarelli's verraad ontdekten, wilden zij hun aanvoerder vermoorden, maar de vrijwilligers redden hem voor de woede zijner soldaten en brachten hem naar Garibaldi's kamp: hij was de eenige der Napelsche generaals, die zich bij de revolutie aansloot. De meeste soldaten echter verstrooiden zich, gelijk hun makkers vóór hen hadden gedaan.
Intusschen was Napels ter prooi aan paniek en fantastische geruchten. Het garnizoen werd bijna dagelijks gealarmeerd; in looppas zag men de soldaten door de straten hollen, maar niemand wist waar de vijand te vinden was. De reaktionairen, die begrepen dat de hoofdstad voor Garibaldi's strijdmacht open lag - door het uiteengaan der troepen van Calderelli was de laatste slagboom gevallen - leefden in doodelijken angst. Bij de ontbinding van het leger en de opstanden in de provincie kwam nog de onbetrouwbaarheid van een groot deel der marine. Vele zee-officieren, vurige liberalen, namen in deze dagen ontslag; hun mannen, voor zoover zij den koning trouw bleven, beschuldigden hen Garibaldi's landing in Calabrië begunstigd te hebben. De regeering, die haar eigen schepen niet meer voor troepentransporten durfde gebruiken, was gedwongen tot bui- | |
| |
tensporigen prijs partikuliere stoombooten te charteren; zoo sloegen de Napolitaansche en Fransche reederijen nog flinke winsten uit de laatste stuiptrekkingen van het stervende regiem. Naarmate de berichten over Garibaldi's fabelachtig-snellen marsch bevestigd werden, namen vrees, verwarring en ontreddering toe. Van half Augustus af drongen de ultra's er bij den koning op aan, dat hij zich naar Gaëta zou begeven en het leger teruggetrokken zou worden achter de Volturno-linie, die door de vesting Capua werd gedekt. De monarch zelf opperde de meest dwaze plannen; hij wilde Garibaldi voorstellen Napels tot neutraal gebied te verklaren, terwijl de worsteling ten noorden der hoofdstad zou worden voortgezet.
Intusschen kwamen talrijke Napolitaansche soldaten, die Garibaldi in vrijheid had gesteld, in de hoofdstad aan; hun verhalen over zijn edelmoedigheid en de onoverwinnelijkheid zijner troepen zetten de verbeelding van het volk in vlam. De bulletins van het geheime revolutionaire komitee, die dagelijks door de geheele stad aangeplakt werden, vermeldden alles wat de regeering trachtte te verbergen; allen wisten hoe de vurige tongen van den opstand zich rekten en strekten, hoe zijn vonken al oversprongen naar de streek vlak ten zuiden der hoofdstad. Ook verhaalden die berichten van den stroom van vrijwilligers uit de bevrijde provincies, die Garibaldi's leger versterkten; uiterst overdreven getallen werden genoemd. Onder het garnizoen namen de deserties toe; het volk hielp de deserteurs zich verbergen en verdedigde hen, wanneer de politie ze wilde terughalen; vooral een vrouw, men noemde haar San Giodamara, blonk hierbij door energie en onverschrokkenheid uit.
Den 4den September, 's avonds, telegrafeerde maarschalk Riviera aan den koning dat de telegraaf naar Eboli, een weinig ten zuid-oosten van Salerno, niet meer werkte; de ministerraad, inderhaast bijeen geroepen, besliste dat de verdediging der hoofdstad onmogelijk was en het koninklijk gezin haar ten spoedigste moest verlaten. De militaire partij dreef haar wil door: het leger zou achter den Volturno gereorganiseerd worden; de monarchie beschikte nog over 60.000 man en de ultra's waren overtuigd, dat een tegenaanval in grooten stijl nog alles kon redden.
Den volgenden morgen vond de burgerij bij haar ontwaken de proklamatie aangeplakt, waarin de koning
| |
| |
afscheid nam van zijn volk. Hij protesteerde tegen zijn verdrijving uit de hoofdstad en verklaarde zich daarheen te begeven, waar de verdediging zijner rechten hem riep. Was de oorlogskans hem gunstig, dan hoopte hij terug te keeren.
Toen de koninklijke proklamatie den inwoners van Napels onder de oogen kwam, was Frans II reeds uit de hoofdstad vertrokken. Bijna onopgemerkt had hij zich met de koningin in alle vroegte ingescheept aan boord van een klein Spaansch vaartuig, de Messagero; een tweede volgde als eenig eskorte. Slechts enkelen van de talrijke hovelingen, die de dynastie in de dagen van haar macht en luister hadden gevleid en om haar gunsten gebedeld, volgden het koninklijke paar in de ballingschap. De meesten hunner waren plotseling verdwenen; ook van de hoogere ambtenaren liet niemand zich zien. Toen de Messagero de haven uitvoer, gaf zij door seinen aan de oorlogsschepen op de reede bevel om haar te volgen, maar allen bleven rustig op stroom liggen. Klein en eenzaam verdwenen de twee stoombooten over het wijde, effen-glanzende vlak der wateren; de heerschappij der Bourbons over Napels was ten einde, roemloos en bijna ongemerkt ondergegaan.
De hoofdstad bleef nu zonder eenige regeering de aankomst van den bevrijder afwachten. Het oude bewind bestond niet meer en er waren geen mannen die den durf en het prestige bezaten om een Voorloopig Bestuur te vormen. De burgerij sidderde voor uitspattingen van de zijde van het gepeupel en niet minder voor het schrikbeeld van een soldaten-oproer: in de forten lagen nog ruim 8000 man. Maar alles bleef rustig; popelingen van blij verlangen gingen door het wachtend volk.
Den 5den, den dag van de vlucht van den koning uit Napels, kwam Garibaldi in den avond te Salerno aan. De stad was blank-en-goud van feestelijke lichten, van alle heuvels tusschen Amalfi en Sorrento steeg het vlammenschijnsel der vreugdevuren omhoog. Het volk was dol van opwinding maar het daadkrachtig enthousiasme, dat in de bergstreken van Calabrië en de Basilicata zoovele jonge mannen naar de wapens had doen grijpen ontbrak hier geheel. Men bespeurde duidelijk den ontzenuwenden invloed der nabije hoofdstad ook bij velen van hen, die den triumfator met uitbundig vertoon van vereering naderden.
| |
| |
Meer dan manlijke liefde tot de vrijheid, bewoog zucht de rijzende zon te dienen hun hart.
Op den morgen van den 7den verschenen eenige afgevaardigden der Napolitaansche burgerwacht bij Garibaldi om met hem de bijzonderheden van zijn intocht te regelen. Zij verzochten hem dien nog enkele dagen uit te stellen. Men was niet zeker van de stemming der bezetting van de forten, wier artillerie de stad bestreek: de voorzichtigheid gebood te wachten tot althans de voorhoede der revolutionaire strijdmacht te Salerno aangekomen zou zijn. Alle aanwezige officieren van Garibaldi's staf waren het met de leden der burgerwacht eens; het zou pure roekeloosheid zijn om zonder troepen de stad binnen te trekken.
Garibaldi scheen op hun waarschuwingen ternauwernood acht te slaan. ‘Of Napels rustig was’, vroeg hij aan de afgevaardigden. ‘Tot dusver was door een wonder alles goed gegaan,’ luidde het antwoord, ‘maar het was onmogelijk te loochenen dat de minste aanleiding een ontzettend bloedbad ten gevolge kon hebben.’ ‘Zoo Napels in gevaar verkeert’ zeide Garibaldi nadrukkelijk ‘dan beteekent dit dat wij zonder verwijlen moeten gaan; nog heden, - onmiddellijk’. Hij stond op: de konferentie was afgeloopen. Een uur later zette de extratreinen zich in beweging die hem naar de hoofdstad zou brengen; Salerno was met Napels verbonden door een spoorlijntje, dat verder noordwaarts naar Caserta liep. De trein was prop- en propvol; tot op de treeplanken hingen trossen menschen, de heele stad wilde mee. In een afgesloten coupé zaten Garibaldi en zijn gezelschap; hij sprak weinig maar de glans op zijn gelaat was een wonder om te zien. Het droeg een uitdrukking van stille zaligheid en milde ontspanning als het gelaat draagt van den bergklimmer, die na een moeizamen tocht den top heeft bereikt, waar zijn oogen in langdurig verlangen toe hebben opgezien. En waarlijk, zoo was het ook: Garibaldi stond op het toppunt van zijn leven.
Langzaam kroop de trein door de zongeblakerde velden: de vlakte was een gloeiende oven, maar de menigten die zich heel den weg over langs de spoorbaan schaarden om den Bevrijder te zien en toe te juichen, schenen de brandende hitte niet te voelen. Bij Portici kwam een officier uit de richting van Napels aangaloppeeren; heftig gebarend
| |
| |
reed hij tot midden op de spoorbaan, den machinist noodzakend te stoppen. Voor Garibaldi's coupé schreeuwde hij opgewonden naar binnen: ‘Generaal, wat gaat ge doen? De kanonnen in de forten zijn recht op het spoorwegstation gericht.’ Op het glanzende gelaat in den coupé verscheen een zonnige glimlach, teeder, hartstochtelijk en trotsch, het makend als een vlam die plotseling nog helderder gaat branden en een lage, melodieuze stem zei vroolijk: ‘Wat kanonnen: bij zulk een opstanding van het volk bestaan er geen kanonnen meer.’
De trein zette zich weer in beweging; kort na den noen werd Napels bereikt.
Daar zoemde van den vroegen morgen af het geroes van duizenden vroolijkbezige menschen: rappe handen staken de straten in feesttooi; het blijheldere wit-rood-groen slingerde van huis tot huis.
Toen de ontzaglijke menschenmassa die zich op het plein voor het station verdrong den trein zag binnenstoomen, brak zij in onweerstaanbare stuwing door het zwakke kordon der Nationale Garde heen. Garibaldi, zijn staf en zijn vrienden werden als door onstuimige golven opgenomen en meegesleurd door de toomelooze liefde en de razende geestdrift, die den Bevrijder wilden zien met oogen en aanraken met handen, als een moeder haar lieveling wil drukken tegen haar hart. Met groote moeite gelukte het hun los te komen uit de omhelzing der menigte en plaats te nemen in de rijtuigen, voor hen bestemd. Toen begon de triomftocht. Zonder eenig officieel eskorte reed de stoet, omstuwd door tallooze voertuigen van allerlei soort, alle feestelijk bevlagd en volgepakt met juichende menschen, de overdrukke, bontversierde straten door. De stad was één davering van kleurengloed en koperen fanfaren, het zonlicht laaide tusschen de huizen als vloeibaar vuur.
De leden der ontvangkommissie hadden bepaald dat de stoet, om de bezetting der forten niet te tarten, de buitenwijken vermijden en zich onmiddellijk naar de binnenstad begeven zou. Maar de menigte in haar roes van goddelijke exaltatie smeet alle voorzichtige berekeningen der leiders omver. Recht onder de kanonnen van het fort Carmine door voerde zij haren Held, door onbewuste begeerte gedreven, om in vollen trots den triomf der vrijheid te genieten en de machteloosheid der geweldmiddelen, die haar
| |
| |
zoolang terneer gehouden hadden, met een flits van vreugde te beseffen in haar hart.
Toen de voorste rijtuigen het fort naderden verstilde eensklaps het dreunend gejuich, zooals in een kathedraal de groote stem verstilt van het orgel: allen voelen een nieuwe tegenwoordigheid. De loopen der vuurmonden blonken in den zonneschijn, recht en onbewegelijk stonden de kanonniers bij hun stukken. De soldaten zagen Garibaldi's rijtuig aankomen tusschen de menigte; zij zagen den man wiens beeltenis allen kenden, met het schoone, edele, energieke gelaat, dien dag door een nieuwen glans van stralende blijheid overtogen, zagen zijn open blik vast en rustig op hen gevestigd. Misschien hadden sommigen van hen zich voorgenomen te vuren, thans echter voelden allen dat het niet kon. Enkelen salueerden, de meesten bleven onbewegelijk staan... Het rijtuig reed verder, het oogenblik van doodelijke spanning was voorbij. Als de groote stem van den wind na een korte stilte weer aanvaart, zoo ombruiste opnieuw het groote juichen den stoet. De oogen schitterden: zij hadden het Teeken aanschouwd, het wonderbare, in dat eene ondeelbare oogenblik dat de blikken van den Held en die der soldaten elkaar ontmoetten. De idee was onverwinbaar geworden, omdat zij haar wortels gedreven had in de massaas van het volk. Hun eigen liefde was het, hun wil en hun moed, die den lieveling tegen het domme geweld der oude meesters beveiligde. Het was zoo: de kanonnen bestonden niet langer, nu het volk was opgestaan in zijn kracht.
De stoet kwam nu aan een breede kade waar het doorzichtig-groene water glinsterde. Daar ging de delirante verrukking dier ontelbare menigte open als een ontzaglijke vreugdekelk. De kade zelve was zoo ver men zien kon een woud van hoofden; de vensters der groote gebouwen aan de stadzijde waren dicht bezet met rijen opgetogen gezichten; de oogen schitterden als zonnen, de monden jubelden, de armen zwaaiden met kleurige vlaggetjes of wierpen met een liefkoozend gebaar den Bevrijder rozen en lelies in het rijtuig. Van de vlaggetooide schepen op de reede klonk het gejuich en gezang der matrozen; velen waren in het want geklommen en hingen tot in de toppen der masten toe. De aarde trilde van den daverenden vreugderoep, de gouden lucht trilde; het was of de oneindige ruimte tusschen de zee,
| |
| |
de bergen en den schitter-blauwen hemel gevuld werd met dien grooten extatischen groet aan de vrijheid.
Tot nu toe was Garibaldi's aangezicht onbewogen gebleven; met de oogen meer dan met de lippen glimlachte hij de menigte toe. Maar toen het rijtuig de kade langs reed, toen overweldigden het hart van den eenling de liefde en de vreugde van een geheel volk, klapwiekend om zijn hoofd als ontzaglijke vleugels. Zijn gelaat verbleekte in een diepe ontroering, hij stond op in het rijtuig en ontblootte met een gebaar van eerbied het hoofd. Van het balkon af van het Palazzo Forestiere, den zetel der vroegere regeering, sprak Garibaldi dien middag het volk toe met woorden als zonnestralen, wekkend en oproepend in de harten die ééne veelnamige liefde van den mensch voor zichzelf, anderen en allen, dien drang, dat opwaartsche begeeren, waarvan de wereld leeft. 's Avonds was de stad een zee van goud-glanzend licht; daartusschen door danste het schijnsel der vlammende toortsen, fantastisch-grillig. In lange slierten trok het jonge volk door de straten; zijn huppelende, zingende stoeten kronkelden tusschen de menigte, zijn dolle vroolijkheid schaterde in hooge golven boven het algemeene getier en rumoer uit. Alleen in de buurt van het Palazzo d'Angri, waar Garibaldi zijn intrek genomen had, was een tent gespreid van stilte. Een van de Duizend was op het balkon gekomen en had zonder spreken zijn wang tegen de palm van zijn hand gelegd. ‘Hij slaapt’, murmelden verteederde stemmen; ‘hij slaapt’, plantte de deining zich voort; als door tooverij verstomden de hevige luidruchtigheden; stil en geruischloos ging de menigte verder, daarheen waar de toomelooze uitleving van haar vreugde den Lieveling niet storen kon. In de volkswijken bruiste het feest dien ganschen nacht voort en den volgenden dag en den daaropvolgenden. Drie dagen en drie nachten schreeuwde en joelde het volk in den brandenden gloed van de heete Septemberzon en de luwe klaarte der nachten zijn opgetogenheid uit. En toen ten laatste de heesche kelen geen geluid meer konden
voortbrengen, kwam de gebarentaal te hulp: de woestbulderende stroom van klank verstilde tot dit simpele teeken: de opgeheven wijsvinger der rechterhand, het symbool der eenheid van Italië.
Heel die wonderbaarlijke triomftocht door het zuiden, de bevrijding van tien millioen menschen, de onwezenlijke ver- | |
| |
overing van een koninkrijk in zeventien dagen, zonder bloedvergieten en haast zonder strijd, het plotselinge verzinken in het schimmenrijk van een heerschappij, die enkel nog een schijn van kracht bezat, zoolang de massaas haar voosheid en holheid niet beseften, - dat alles vond zijn natuurlijke bekroning in die dagen van dollen vrijheidsroes, de saturnaliën van een opgetogen volk.
De nieuwe blijheid, den dag van zijn aankomst te Napels op Garibaldi's gelaat ontloken, bloeide daar in de volgende weken vol en mild voort. Van het oogenblik af dat met den blinkenden dageraad zijn bewustzijn zich weer tot de wereld keerde, tot hij 's avonds, vermoeid, zonk in diepen droomloozen slaap, genoot zijn ziel door alle wisselingen van den dag, al diens beslommeringen en zorgen, de heerlijke zekerheid van het volbrachte. Het zuiden was vrij; - die nachtmerrie, de loodzware benauwenis van dat gezegende land, dat begaafde en beminnelijke volk, vertrapt, geschonden, lichamelijk en geestelijk te gronde gericht door verdorven despoten, die benauwenis was afgenomen van zijn hart. Zijn profetisch woord aan Bertani, dat ‘Italië thans één gemaakt kon worden met slechts geringe bloedoffers en in een korten tijd,’ was al half in vervulling gegaan. Als een kind aandringt tegen zijn vaders knie, zacht en vertrouwelijk-lachend, zoo drong het woelige volk van Napels in vertrouwende liefde tegen hem aan. Door heel Italië brandde een laaie vlam van enthousiasme; met de uitkomsten schenen de doeleinden te wassen; dat Rome en Venetië bevrijd moesten worden, stond met vuurteekens gegrift in de ziel van het volk.
Garibaldi zag in zijn verbeelding de groote volkswapening waarvan hij twintig jaar lang gedroomd had waarheid worden, den algemeenen kruistocht tegen de vreemde tyrannen beginnen. Hij zag de scharen der vrijwilligers, broederlijk vereend met het Piëmonteesche leger, optrekken om het giftig monster te verjagen, dat zich vast had gezogen in het hart des lands. Hij zag de wereldlijke macht der pausen gebroken; de Eeuwige Stad weergegeven aan de vrijheid en het licht der moderne gedachte. Heden stond in gloed van het heerlijk-bereikte; morgen schemerde, gehuld in een waas van zoete beloften, half-omsluierd nog, half reeds geopend. En terwijl de overwinnaar in diepe teugen het
| |
| |
geluk dronk van blijde bevrediging en dankbare voldoening, strekte zijn ziel zich hoopvol naar de toekomst uit.
| |
II
Garibaldi's eerste regeeringsdaad in de hoofdstad was geweest de Napolitaansche oorlogsvloot in beslag te nemen voor Viktor Emanuel en haar te stellen onder het gezag van admiraal Persano. Dit geschenk van den Triumfator aan den toekomstigen koning van Italië versterkte Cavour in zijn meening dat een nieuwe koers noodzakelijk was. Tot op den dag van Garibaldi's intocht had de minister hem gesteund, want de Bourbons mòesten verjaagd worden en daar het volk van Napels uit eigen kracht geen revolutie scheen te kunnen maken, had Cavour geen andere keus dan zich te bedienen van Garibaldi, als de zeeman zich bedient van den sterken wind. Maar nu was het genoeg: de man die zijn vorst een koninkrijk en een vloot kon aanbieden, werd gevaarlijk voor de monarchie. Immers, over welk prestige zou Viktor Emanuel in den nieuwen staat beschikken, zoo hij zijn rijk ontving uit de handen van den volksheld en de gewapende demokratie?
Het was hoog noodig, dat de monarchie door een schitterend militair succes den glans verduisterde, uitstralend van de wapenfeiten der Duizend, van hun weergaloos geluk, hun fantastischen triomftocht. En dit kon enkel geschieden zoo het Piëmonteesche leger - niet in wapenbroederschap met de vrijwilligers, maar alléén - den Kerkelijken Staat binnenviel, de pauselijke legers uiteensloeg en de overblijfselen van de militaire macht der Bourbons tegen den grond wierp. Men kon Garibaldi eerst nog de spits laten afbijten in den strijd tegen de sterke troepenmacht, die Frans II achter de Volturno-linie koncentreerde. Het zou zelfs niet kwaad zijn, zoo hij daar een tegenslag leed, opdat de legende zijner onoverwinnelijkheid in het volksbewustzijn een knauw zou krijgen. Waarschijnlijk zou Garibaldi, overmoedig geworden door àl te gemakkelijk behaalde overwinningen, den tegenstander onderschatten en zich laten verleiden de Volturno-linie met ontoereikende krachten aan te vallen.
Zij die in de kringen der Piëmonteesche beroepsmilitairen zoo dachten, bewezen daardoor opnieuw, hoe eenzijdig en op- | |
| |
pervlakkig hun beoordeeling van Garibaldi was. Verre van de militaire kracht der reaktie in Zuid-Italië te onderschatten, gaf hij er zich volkomen rekenschap van dat die kracht nog lang niet gebroken was. De reaktionaire gezindheid van een groot deel van het Napolitaansche leger was een faktor, die de voortzetting van den bevrijdingsoorlog in hooge mate bemoeilijkte. Die gezindheid had Garibaldi reeds op den dag na zijn intocht ervaren, toen de kommandant van het fort St. Elmo hem had doen weten, dat hij er zijn troepen niet van terughouden kon de stad te beschieten. ‘Schiet: wij zullen terug schieten,’ had Garibaldi lakoniek geantwoord, zich in stilte afvragend waar hij de artillerie vandaan zou halen om zijn woord waar te maken. Gelukkig was op de bedreiging geen daad gevolgd en een paar dagen later waren alle vier de forten zonder bloedvergieten ontruimd geworden en aan de Nationale Garde overgegaan. Maar de bezetting beantwoordde alle opwekkingen om te verbroederen met een minachtend zwijgen; stipt in het gelid als bij een parade marcheerden de mannen naar het noorden, om zich bij hun kameraden achter den Volturno te voegen.
Alle berichten waren het er over eens, dat de geest van het leger dat daar gekoncentreerd werd een opmerkelijke verandering onderging.
Het tijdvak van koketteeren met de revolutie was ten einde; openlijk proklameerde de reaktie als haar doel het herstel van het oude regiem. Aanvankelijk werkte onder de soldaten de paniek nog na, die Garibaldi's triomftocht gewekt had. De schrik voor den Rooden Duivel zat er diep in; de stemming was gedrukt en weifelend; er kwamen nog vele gevallen van desertie voor. Maar nu zette de kontra-revolutionaire propaganda krachtig in en zij miste haar werking niet. Alles werd gedaan om de soldaten op te zweepen: de geestelijkheid stelde den oorlog in het licht van een heiligen kruistocht tegen ongeloof en revolutie; de nieuwe officieren - alle liberaal-gezinden waren ontslagen en door ultra's vervangen - hamerden op het aambeeld der traditioneele loyauteit aan het koningshuis en der militaire eer.
Den 10den September was de voorhoede van Garibaldi's leger te Napels aangekomen; van dien dag af aan volgden geregeld afdeelingen der hoofdmacht, waarvan sommige nog
| |
| |
vele dagmarschen ver verwijderd waren geweest toen hun aanvoerder zijn intocht deed. Honderden mijlen hadden de vrijwilligers afgelegd in de brandende Augustuszon, honger en dorst hadden zij geleden; hol stonden de oogen in de zwart-geblakerde gezichten; de verschoten kielen hingen hun als vodden om het lijf. Typhus en koortsen hadden onder hen gewoed, velen waren achtergebleven om te sterven. Standvastig trokken de anderen voorwaarts, zonder morren of klagen; de vlam van hun groot vertrouwen voedde hun harten met kracht. Alle troepen die te Napels aankwamen werden onmiddellijk per spoor naar Caserta gebracht om daar in de buurt stellingen in te nemen aan de beide oevers van den Volturno; geen man kon gemist worden. Garibaldi leefde in voortdurende bezorgdheid dat de vijand zich plotseling met een groote overmacht op hem zou werpen om door te breken. Volgens de legerlijsten beschikte hij thans zelf over een strijdmacht van bijna 50.000 man; in werkelijkheid echter waren het er ten hoogste 20.000; de anderen bestonden enkel op papier of verrichtten politiediensten in de steden; onder deze laatsten waren er velen die hun sabels lieten rinkelen door de straten van Palermo en Messina, van Salerno of Napels; zij praalden met hun gloednieuwe roode kielen en hun prestige van Garibaldini en streken hun soldij op, maar waar ontberingen geleden en gevaren het hoofd geboden moest worden zag men ze niet.
De vrijwilligerskorpsen waren niet langer een uitgelezen keurbende als die waarmee Garibaldi te Marsala was geland. Het schitterende succes had duizenden aangelokt van heel wat minder moreel gehalte; vooral bij de Napolitanen was dit het geval. Zoodra de eerste dagen van heerlijke exaltatie voorbij waren, had de ontzettende ontaarding, het ellendige zedenbederf onder alle klassen der bevolking zich opnieuw geopenbaard. Walgelijke tooneelen speelden zich af; het was soms of de jonge Vrijheid enkel een voorwerp was waarop heete zelfzucht, laffe ijdelheid en lust naar buit, naar rijkdom, naar een goede positie zich stortten. Zijn gewoonte getrouw had Garibaldi eerst gepoogd persoonlijk allen te woord te staan die hem petities kwamen aanbieden, maar dit bleek onmogelijk: het getal aanvragen liep in de duizenden; allen wilden een baantje in de administratie, allen maten hun eigen verdienste breed uit.
| |
| |
Garibaldi's optreden te Napels stond aanvankelijk in het teeken van zijn verlangen elk konflikt met de regeering van Viktor Emanuel te vermijden. Onkundig van de wending in Cavours politiek, wilde hij de gehoopte samenwerking tusschen zijn strijdmacht en het Piëmonteesche leger niet in gevaar brengen door zich onmiddellijk te vereenzelvigen met de uiterste elementen. Hij benoemde gematigde liberalen tot ministers; zelfs Liberio Romana bleef aan.. Zijn eerste maatregelen poogden de diep-ingevreten korruptie te bestrijden en de nooden van het volk te verminderen zonder de bourgeoisie door een al te fel radikalisme te verschrikken. De kumulatie der plaatsen en de geheime fondsen werden afgeschaft, de domeinen, behoorend aan het koninklijke huis of door den koning zijn kreaturen geschonken, tot nationaal eigendom verklaard. De rechten op brood en zout werden sterk verminderd; alle verpande voorwerpen beneden een zekere waarde uit de banken van leening aan de eigenaars teruggegeven. De organisatie van het volksonderwijs werd ter hand genomen in dier voege, dat de kinderen op de volksschool niet enkel zouden leeren lezen en schrijven, maar ook vakonderwijs ontvangen; tevens zouden de knapen geoefend worden in den wapenhandel. Door deze plannen toonde Garibaldi, hoe ver hij in zijn ideeën op onderwijsgebied den burgerlijken demokraten van zijn tijd vooruit was. De staatsloterij, die pest der natie, zou geleidelijk afgeschaft worden en door spaarbanken vervangen.
Maar reeds spoedig bleek het Garibaldi, dat wat hij zich had voorgesteld te doen: een middenweg volgen tusschen de gematigde en de radikale strooming, niet mogelijk was. De moderati ontvingen hun wachtwoord van Cavour, en dat wachtwoord luidde: onmiddellijke inlijving van het geheele zuiden bij Piëmont. Met iets minder namen zij geen genoegen; alle koncessies waren te vergeefsch. Garibaldi die wist hoe toegeven op dit kardinale punt beteekende de bevrijding van Rome en Venetië op te geven, werd gedwongen zijn steunpunt te verleggen naar links. Toen in den loop van September de ministers ontslag namen, verving hij ze door aanhangers van Mazzini. Weldra verschenen nieuwe ingrijpende dekreten, die het misnoegen opwekten der gematigden; vooral dat over de finantiën werd slecht ontvangen; ook het feit dat een pensioen- | |
| |
tje werd toegekend aan de behoeftige weduwe van den soldaat Ago Milano, die voor lange jaren een aanslag op koning Bomba had gepleegd, gaf in burgerlijke kringen veel aanstoot. Mazzini, die naar Napels was gekomen en zich ternauwernood schuil hield, konspireerde met even vurigen ijver tegen Piëmont, als hij het dertig jaar lang tegen de Bourbons had gedaan. Op zijn aansporen poogden Crispi en Bertani met alle macht Garibaldi op den weg te drijven van een openlijke breuk met Cavour en Viktor Emanuel. Maar de diktator antwoordde onveranderlijk dat de partij van aktie zonder den militairen steun van Piëmont haar doeleinden niet kon bereiken. Zoo de volksmassaas zich echter niet lieten imponeeren door het gekonkel der diplomatie en het schandelijk kompromis wisten te beletten, waarop Cavour bleek aan te sturen - ter wille van Frankrijk elken aanval op Rome vermijden - dan zou de golfslag der nationale revolutie ook Cavour meesleepen. De annexatie zou moeten worden uitgesteld tot het bevrijdingswerk voltooid was; de vrijkorpsen zouden geen aanhangsel vormen van het Piëmonteesche leger, maar dit leger
integendeel zelf een werktuig in dienst der nationale bevrijding worden.
Sedert half September was Garibaldi niet meer te Napels: hij had zijn hoofdkwartier naar Caserta overgebracht. In het paleis der Napolitaansche koningen, een reusachtig gebouw in den stijl van Versailles, bewoonde hij een paar kleine, bijna armoedige vertrekken vlak tegenover de wacht. Het kil-pompeuze karakter der ziellooze architektuur met haar bedrieglijken schijn van grootschheid drukte hem als een nachtmerrie en het eindelooze paradeveld dat zich voor het paleis uitstrekte, riep het naargeestige beeld in hem wakker van tienduizenden menschelijke wezens, door den korporaalstok tot mechanische gehoorzaamheid afgericht.
Bij het krieken van den dag placht Garibaldi het paleis te verlaten om de voorposten te inspekteeren en op verkenning uit te gaan. Vaak beklom hij te paard, alleen of van een paar stafofficieren vergezeld, den Monte Tifata, een alleenstaanden heuvel in de buurt. Van diens top af kon hij den loop van den Volturno volgen, zich in vele kronkelingen een weg banend naar de zee, en de wijde vlakte afzien in wier midden Capua lag, met haar wallen en sterke forten, goed voorzien van ge- | |
| |
schut. Daar, achter die wallen, verzamelde de vijand zijn krachten voor den aanval; Garibaldi's hart trok krampachtig samen als hij bedacht, hoe dun zijn eigen linies bezet waren, hoe vermoeid en afgemat zijn soldaten, hoe uiterst zwak zijn artillerie was.
In de liberale en radikale kringen te Napels wist men niets van Garibaldi's bezorgdheid; velen zouden over haar de schouders hebben opgehaald. Volgens hen was de reaktie gebroken en tot geen krachtsinspanning meer in staat. De verbluffende successen van anderen hadden de hoofden te Napels op hol gebracht; de meest fantastische verhalen vonden geloof. Er werd verteld, dat het leger der Bourbons bij den dag wegslonk, dat het grootste deel van de troepen reeds naar de noordergrens teruggetrokken was en dergelijke meer. Elken dag verwachtte men het bericht dat Capua gevallen was.
En weldra scheen het begin der kampagne van het Piëmonteesche leger tegen den Kerkelijken Staat hun gelijk te geven, die beweerden dat de verdere opmarsch ter bevrijding van het nationale gebied niets dan een militaire wandeling zou zijn, zoo althans Oostenrijk of Frankrijk niet tusschenbeide kwamen.
Cavour had zich een kort verblijf van Napoleon te Chambery ten nutte gemaakt om den keizer te laten polsen: zou deze toelaten, dat de bersaglieri den Kerkelijken Staat in elkaar rammeiden, mits Rome zelf niet aangevallen werd? Aan zijn agenten die dit moesten uitvorschen, had Cavour opdracht gegeven den inval voor te stellen als een ‘maatregel van orde.’ De minister zag zich genoodzaakt de revolutie met haar eigen wapens te bestrijden, als de eenige manier om den man-in-het-roode-hemd, wiens naam in fatsoenlijk gezelschap niet genoemd werd, te fnuiken. Napoleon droeg Garibaldi al den woedenden haat toe, waarmee de beginsellooze avonturier den strijdvaardigen idealist vervolgt; de tyran en de demagoog den man, die zijn vertrouwen stelt in de edelste krachten der volksziel. Hij sputterde wat tegen, maar eindigde met de verzekering te geven die van hem gevraagd werd: bepaalde Viktor Emanuel zich tot een inval in Umbrië en de Marken, dan zouden de Fransche troepen hem laten begaan; enkel ter bescherming van Rome zouden deze gebruikt worden.
Den 7den September verzond Viktor Emanuel het ulti- | |
| |
matum, waarin hij van den paus de onverwijlde ontbinding eischte der internationale strijdmacht, die gedurende den zomer te Rome georganiseerd was geworden. Drie dagen later vielen 30.000 Piëmonteesche soldaten Umbrië binnen. Verbaasd ervoer de wereld, dat het Fransche keizerrijk er zich toe bepaalde de betrekkingen af te breken met den staat, die het waagde de wereldlijke macht van den paus aan te tasten: men had algemeen een onmiddellijke oorlogsverklaring verwacht. Ondanks de groote teleurstelling die de houding van Napoleon voor de ultramontanen beteekende, dachten dezen aan geen toegeven. Sedert maanden stroomden doldrieste avonturiers en fanatieke dwepers uit alle landen naar Rome, waar het zwaard tegen de revolutie geslepen werd; de Belg de Mérode, door den paus tot minister van oorlog benoemd, had Oostenrijkers, Franschen, Belgen en Zwitsers aangeworven voor zijn kruisvaardersleger, dat 15.000 man sterk was en onder bevel van den Franschen generaal Lamoricière stond, een heftig anti-bonapartist.
De Piëmonteesche troepen werden aangevoerd door Cialdini, door den volksmond de Garibaldi van het geregelde leger genoemd. Binnen een week na het begin der vijandelijkheden had hij zijn tegenstander vernietigd. De vestingen aan de grens werden in den eersten stormloop genomen, en toen Lamoricière, het gevaar voor oogen ziende van afgesneden te worden van zijn basis, op Ancona trachtte terug te trekken, was het reeds te laat. Cialdini viel het terugtrekkende leger onverhoeds op het lijf; bij Castelfidardo werden de pauselijke kruisvaarders in de pan gehakt; van enkele getrouwen vergezeld ontkwam hun bevelvoerder met moeite binnen de wallen van Ancona. Den 28sten September viel ook deze onneembaar-geachte vesting met het geheele garnizoen in handen van Cialdini, wiens operaties van de zeezijde door de vloot waren gesteund. De overwinnaar, met een wijden boog om Rome heentrekkend, kon nu het koninkrijk Napels aan den noordkant binnenvallen.
Voor Cavour beteekende het ongedacht snelle succes der Piëmonteesche wapenen de bekroning zijner politiek. De reaktie in Midden-Italië was met één slag verbrijzeld, de vijand die Piëmont van het zuiden uit bedreigde, volkomen verlamd; de ijzeren keten die, dwars over het eiland ge- | |
| |
spannen, noord en zuid nog gescheiden had, vloog aan duizend stukken.
Maar hoe belangrijk dit alles ook was, het was niet het voornaamste. Cialdini's triomf had het verbroken evenwicht hersteld tusschen het aandeel der krachten van boven en dat der krachten van beneden aan de bevrijding van Italië. De militaire glans der monarchie, die vervaald en verbleekt was bij den sprookjesachtigen gloed van de Duizend uitstralend, blonk in nieuwen luister op.
Het eerste gevolg van deze gebeurtenissen was dat de gematigden te Napels een wenk kregen parmantiger op te treden. Een petitionnement voor onmiddellijke annexatie werd op touw gezet en toen de demokratische partij poogde een kontra-agitatie te verwekken, werd de massa tegen haar leiders opgehitst met soortgelijke middelen als waarmee de Bourbons haar plachten op te hitsen tegen de liberalen. Garibaldi zelf aanpakken durfde men niet, maar met Mazzini was het wat anders en de ergerlijke opruiïngskampagne tegen den ouden leider der burgerlijke demokratie miste haar werking niet. De ziel van het volk werd met leugens vergiftigd; op een morgen verschenen tierende benden voor Mazzini's woning, schreeuwend ‘Dood aan Mazzini; leve de eenheid van Italië’. Een troepje vrijwilligers dat gelukkig in de buurt was snelde toe en betrok de wacht voor het huis van den man, wiens historische verdiensten ondanks alles was, de leuze der nationale eenheid aangeheven te hebben toen bijna niemand die nog begreep en haar altijd trouw gebleven te zijn.
Garibaldi werd gewaarschuwd, hij kwam onmiddellijk over uit Caserta en sprak het volk toe. Het gebeurde noemde hij een schande; de menschen, die men met den dood had bedreigd, waren zijn vrienden; te zamen met hem hadden zij de eenheid tot stand gebracht. Eerbiedig luisterde de menigte; de rust keerde terug.
De partijgangers van Mazzini, die wisten wie de pogromstemming onder het lompenproletariaat verwekt hadden, ziedden van toorn. Velen hunner wilden na dit voorval de Piëmonteesche troepen, wanneer deze de noordelijke grens van het koninkrijk Napels overschreden, als vijanden behandelen. Wat beteekende de annexatie anders, zeiden zij, dan dat de oude tyrannie door een nieuwe vervangen werd? Ter wille der vrijheid moest men Viktor Emanuel evengoed
| |
| |
bestrijden, als men het de Bourbons had gedaan. Er was maar één man, die, zoo hij zich aan het hoofd stelde der onverzoenlijken, misschien nog kon verhoeden dat Piëmont meester werd over heel Italië. Zoo Garibaldi wilde, kon hij de massaas in het zuiden achter zich krijgen tot den strijd voor een onafhankelijke republiek.
Tot Garibaldi kwam in deze dagen de groote verleiding van zijn leven; zij kwam niet voor de eerste maal, maar nog nooit had zij zoo klemmend gesproken, zich zoo gevaarlijk voorgedaan onder het mom van een heiligen plicht. Hij wist het volk van Zuid-Italië oneindig beter te begrijpen, dan de stugge, hoogmoedige bureaukraten van Piëmont, die het met ijzeren hand wilden regeeren; oneindig beter te doorzien wat dit volk behoefde, omdat hij het zoozeer liefhad: hoe kon dit ook anders; hij immers had het tot nieuw leven gewekt? En hij wist dat Napels en Sicilië hem zouden volgen, wanneer hij het parool uitgaf: ‘tegen Piëmont’. Het zuiden vereerde hem als een Messias, een Heiland; er waren er onder de lazzaroni, die hem Christus noemden en zijn officieren de apostelen. ‘Om der wille van Garibaldi’ vroeg de bedelaar een aalmoes; in zijn tegenwoordigheid was het wonder geschied van den heiligen Januarius, den schutspatroon van Napels: de wonden waren te bloeden begonnen, gelijk eertijds wanneer de koning, de gezalfde des Heeren, de kapel betrad. Alle klokken der campaniles hadden jubelend geluid, de kanonnen hadden vreugdeschoten gelost, het volk was dol geweest van opgetogenheid zooals op den dag dat hij zijn intocht deed. Het was nu het oogenblik om die stemming te gebruiken en de Zuid-Italiaansche republiek uit te roepen.
Het zou een heerlijke taak zijn, dacht Garibaldi, dit begaafde, beminnelijke, maar vreeselijk verwaarloosde volk, met zachte vaste hand te leiden, het op te richten uit onwetendheid, pauperisme en ontaarding. Garibaldi geloofde dat hij die taak zou kunnen volbrengen. Er waren meer voorbeelden in de geschiedenis van mannen, die, na hun volk te hebben aangevoerd in den bevrijdingsstrijd, zijn politieke en geestelijke voormannen waren geworden... De verleiders hadden den naam Washington genoemd. Zij kenden Garibaldi's vereering voor den Amerikaanschen vrijheidsheld...
Maar neen, maar neen: hij wilde naar die lokstemmen niet luisteren; die voorspiegelingen en heerlijke voorstel- | |
| |
lingen, hij wist het: zij waren valsch. Niet op den broederstrijd tusschen noord en zuid kon het heil van Italië gegrondvest worden; hoe schoon de demokratische leuzen der republikeinsche leiders klonken, zij zouden onvermijdelijk het etiket zijn geweest voor een geheel anderen inhoud; de vlag, die een lading van bekrompenheid en vooroordeel dekte. Het was nu eenmaal niet anders: kwam het tot den strijd, dan zou de oude haat en woedende jaloerschheid van het zuiden tegen het noorden weer oplaaien, een haat, in hoofdzaak ontspruitend uit politieke, ekonomische en geestelijke achterlijkheid. Wilden of konden de Mazzinisten dit in hun verblinding niet erkennen, dat was hun zaak, niet de zijne. De zijne was zich niet te laten meesleepen door een misdadig spel. De eenheid tusschen de verschillende stroomingen, groepen en krachten, die allen te zamen de onafhankelijkheidsbeweging vormden, moest bewaard blijven; in het onontwarbaar gestrengel van tegenstrijdigheden, waarin hij sedert jaren bewoog en werkte, was deze stelregel altijd het vaste punt voor hem geweest: zij zou ook verder zijn leidstar blijven.
Helder en rustig stond na zulke innerlijke stormen Garibaldi's gelaat; zijn blik was even vast en open als weleer, zijn glimlach even trotsch, weemoedig en teeder. En toen de kommandant van een vooruitgeschoven afdeeling in de Abruzzen hem instrukties vroeg ten opzichte van de houding die hij moest aannemen, wanneer de voorhoede van het Piëmonteesche leger in de buurt kwam, luidde Garibaldi's antwoord dat zijn mannen de Piëmonteesche soldaten als broeders moesten ontvangen.
Zoo vast deze echter in zijn ziel overtuigd was, verplicht te zijn de breuk met Piëmont te vermijden, zoo vast besloten was hij den strijd tegen de voorbarige inlijving te voeren tot het einde toe. Hij voelde zich gerechtigd om in dien strijd ook de machtsmiddelen te gebruiken, waarover hij als diktator beschikte. En toen hij vernam, dat de annexionisten op Sicilië op het punt stonden hun wil door te drijven, aarzelde hij geen oogenblik zelf naar het eiland te gaan ten einde daar de zaken recht te zetten. Niemand had hem verwacht te Palermo; het volk was even verrast als verheugd over zijn komst. Terwijl feestelijk klokgelui de stad vulde en de straten in vlaggetooi werden gestoken, riep Garibaldi den ministerraad bijeen. Zoodra hem bleek,
| |
| |
dat de mannen die hij had aangesteld zich door Cavour's agenten hadden laten ompraten, ontsloeg hij ze en benoemde anderen.
Voor zijn vertrek sprak Garibaldi het volk toe, het waarschuwende de valsche profeten niet te gelooven. Het was hem bekend, zei hij, hoe er verteld werd dat hij de macht zelf voor goed in handen wilde houden. Maar dit waren leugens: zoodra het werk der bevrijding voleindigd was, verlangde hij niets vuriger dan die macht over te dragen aan Viktor Emanuel. Zij konden op hem vertrouwen: nog nooit in zijn leven had hij iemand bedrogen en ook thans zou hij dat niet doen.
Na een afwezigheid van drie dagen keerde Garibaldi te Caserta terug. Hij werd er ontvangen met het bericht van een militair succes der zijnen, dat hem maar matig beviel. Türr, wien hij gelast had met vliegende kolonnes in den rug van den vijand te opereeren, had zijn opdracht overschreden en het plaatsje Cajazzo, een heel eind achter de Napolitaansche linie, met een paar honderd man bezet. De onvoorzichtigheid door den bevelhebber der voorhoede begaan viel niet meer te herstellen. Terugtrekken was ongewenscht wegens den indruk dien het op vriend en vijand zou maken. Garibaldi had geen andere keus dan de bezetting te versterken, al vreesde hij dat dit niet veel baten zou. Zijn vrees bleek gegrond: een aanval, den 21sten September door het garnizoen te Capua met groote overmacht ondernomen, noodzaakte de vrijwilligers met zware verliezen terug te trekken. Türr's bravourstukje had de kontra-revolutie een gemakkelijke overwinning bezorgd, militair van weinig gewicht misschien, maar moreel van zooveel te meer beteekenis. Het gevoel van machteloosheid, dat de soldaten verlamd had zoolang zij den tegenstander onoverwinnelijk waanden, maakte plaats voor meer zelfvertrouwen en strijdlust.
Had het Napolitaansche leger een voortvarenden bevelber bezeten, en een die de moreele faktoren naar hun juiste waarde wist te schatten, dan zou hij onmiddellijk na de herovering van Cajazzo zijn troepen tot den aanval tegen de vijandelijke linies hebben geleid. De dynastie had geen dag te verliezen: het Piëmonteesche leger naderde de noordergrens en enkel de doorbraak van Garibaldi's stellingen en de herovering van Napels konden de Bourbons misschien
| |
| |
nog redden. Maar maarschalk Ritucci was niet gesneden uit het hout der groote legeraanvoerders: hij liet de kans voorbijgaan en gaf zijn tegenstander nog een week tijd.
Die week redde Garibaldi, doordat zij hem gelegenheid bood de materieel-technische toebereidselen te voltooien zonder welke zoowel zijn veldheersgaven als de dapperheid zijner mannen tevergeefsch geweest zouden zijn. De kanonnen, pas in de laatste dagen van September uit Napels aangekomen, werden onmiddellijk ingegraven, de stellingen met alle krachten versterkt. Niets werd verzuimd om de troepen in staat te stellen den aanval af te weren: Garibaldi wist, dat de nieuwe slag zwaarder zou zijn dan alle vorigen.
De vijand ging zich op hem werpen met op zijn minst 30.000 à 40.000 man, terwijl zijn eigen strijdmacht ternauwernood half zoo sterk was. De Napolitaansche troepen waren oude vechtsoldaten, zijn eigen mannen daarentegen voor een groot deel jonge rekruten, pas enkele weken geoefend en ook wat wapening aangaat de minderen van den vijand. Daarenboven waren zij slecht gevoed, - de intendance liet alles te wenschen over, - afgemat van de geforceerde marschen door heel Italië en van het zware graafwerk der laatste dagen. Ook de geest der troepen was niet meer wat hij op Sicilië geweest was; op de exaltatie en overspannen verwachtingen der zomermaanden was een onvermijdelijke inzinking gevolgd. Het élan ontbrak, de onstuimig voorwaarts-dringende kracht, die bij den verdediger bijna altijd zwakker is dan bij den aanvaller. En zij waren nu in de verdediging. Dit alles wist Garibaldi, maar hij wist ook dat de groote, waarachtige liefde voor het ideaal, die de vrijwilligers bezielde, hen over de inzinkingen van het vleesch heen helpen zou. Korten tijd na den slag vertelde een jong edelman uit Milaan aan een Engelsch dagbladkorrespondent hoe Garibaldi hem op een der dagen daarvoor gevonden had, moedeloos en mat neerzittend op een heuveltje, het hoofd gesteund tusschen de handen. Aandachtig keek de aanvoerder den jongen soldaat aan: ‘moed, mijn zoon, moed: het is immers voor de vrijheid van ons volk dat wij gaan strijden’, zeide hij met die lage welluidende stem, waar het hart in trilde en die recht naar het hart toe ging. Zij waren velen, die zulk een bemoediging van noode hadden.
| |
| |
Toen Garibaldi in den laton avond van den 30sten September bij zijn inspektie van de voorposten uit de vijandelijke stellingen bij Capua een vuurpijl zagen oprijzen, wendde hij zich tot zijn adjudanten met de woorden: wij moeten met open oogen slapen vannacht.’ Maar ondanks hun waakzaamheid werden de verdedigers verrast; in den nacht kwam een zware mist op, die het den Napolitanen mogelijk maakte ongemerkt nader te sluipen. Bij het aanbreken van den dag wierpen zij zich op Garibaldi's voorposten, dreven deze terug en maakten zich op sommige punten van de voorste stellingen meester. Vluchtelingen, een paar uur later te Napels aankomend, verwekten door hun verwarde verhalen over een algemeenen terugtocht een begin van paniek.
Dien dag, den dag van den slag aan den Volturno, bewees Garibaldi opnieuw zijn groote veldheersgave, bewees haar onder omstandigheden, ten deele nieuw voor hem, ten deele moeilijker dan in één der vorige gevechten. In alles toonde hij zijn meesterschap; in de wijze waarop hij, voor het eerst van zijn leven het bevel voerend over betrekkelijk groote massaas, de operaties leidde; in zijn gebruik van de binnenlijnen en van het spoorlijntje, dat zijn vleugels verbond; in de zekerheid van zijn oordeel, op welke punten zijn eigen tegenwoordigheid vereischt werd en waar hij het bevel aan anderen kon overlaten; in het prachtig élan waarmee hij op de hellingen van Monte Tifata zijn mannen voorging bij de telkens herhaalde stormloopen, die den vijandelijken aanval tot staan brachten; en ten slotte in de vermetelheid waarmee hij door het inzetten der laatste reserves op het kritieke oogenblik van den slag de overwinning behaalde. En toch was dit alles nog niet het meest bewonderenswaardige van wat hij dien dag volbracht. Het allermeest blonk zijn grootheid hierin uit, dat hij in zijn lichamelijk en geestelijk vermoeide manschappen opnieuw den wil tot de overwinning wist te spannen als een ervaren boogschutter de pees spant van zijn boog.
Ditmaal ging het er niet enkel om, door den moreelen faktor de technisch-militaire minderwaardigheid zijner eigen troepen te kompenseeren, maar ook om de halfbevrozen krachten van standvastigheid, toewijding en doodsverachting in zijn mannen aanwezig, weer tot den laatsten druppel toe vloeibaar te maken, zoodat de overeenkomstige, maar zwak- | |
| |
kere krachten, in de Napolitaansche soldaten kunstmatig opgewekt, te niet werden gedaan. De slag aan den Volturno was in waarheid de overwinning van een levend, bloedwarm ideaal, voortgekomen uit de maatschappelijke ontwikkeling, over gegalvaniseerde gevoelens en voorstellingen, die niet langer wortelden in de werkelijkheid. En dit was dien dag Garibaldi's grootste daad: door zijn bezielende persoonlijkheid zijn mannen in staat te stellen, hun revolutionair enthousiasme te doen zegevieren over de reaktionaire dweepzucht van den vijand.
Aan het begin van den slag was Garibaldi zelf met zijn staf bijna in een hinderlaag gevallen. Hun rijtuigen werden plotseling op korten afstand door een zwerm onzichtbare scherpschutters beschoten; de koetsier en een zijner adjudanten werden op slag gedood, hij zelf echter bleef ongedeerd. Een afdeeling Genueesche en Lombardische vrijwilligers, die in de buurt waren, kwamen aansnellen, zonder te weten wie zich in het rijtuig bevond. Hun bloed verstijfde in hun aderen, toen zij Garibaldi uit het portier zagen springen en zich met getrokken sabel op den straatweg posteeren, luidkeels roepend: ‘Leve Italië’. Toen de mannen nader kwamen, glimlachte hij hun welgemoed toe, of het gevaar enkel denkbeeldig was geweest.
Het was één uur in den namiddag. Van de hoogte af bij St. Angelo kon Garibaldi het geheele slagveld overzien. Ruim zes uur lang beukten de Napolitaansche aanvallen op de dunne linies der vrijwilligers en donderden de kanonnen der vesting; telkens wierp de vijand nieuwe reserves in het gevecht. Maar na de eerste, door verrassing behaalde voordeelen, was het hem niet gelukt verder door te dringen. Noch St. Angelo, noch San Maria had hij kunnen nemen; bij het dorp Maddellome aan den rechtervleugel waar Bixio het bevel voerde, was de toestand door de lafheid van eenige officieren een oogenblik dreigend geweest, maar de schitterende moed der Siciliaansche regimenten had het gevaar spoedig gekeerd. Langs de geheele linie werd zwaar gevochten; de mannen zelf voelden enkel den ontzettenden druk van den vijand en de hevige inspanning; en toen Garibaldi kort na den noen naar alle kanten boden uitstuurde met het bericht ‘overwinning over de geheele linie,’ schudden sommigen van de veteranen over deze voorbarigheid van den aanvoerder het hoofd. Maar Garibaldi wist wat
| |
| |
hij deed; hij wist dat de slag bijna gewonnen was; het was enkel zaak om in zijn mannen de zekerheid der overwinning te doen opvlammen.
Het was drie uur in den middag toen Garibaldi langs een grooten omweg van St. Angelo naar Santa Maria terugkeerde. In de dorpsstraat stond het fanfarekorps tot aanmoediging van de verdedigers nationale wijzen te spelen; de kogels floten den spelers om de ooren, maar zij gaven er niets om. Garibaldi had Türr gelast de laatste reserves naar Santa Maria te sturen; het was echter de vraag, of zij het dorp zouden kunnen bereiken. Terwijl hij wachtte bracht Jessie White, die van Palermo af was mee getrokken om de gewonden te verzorgen, hem vijgen en water; hij at en dronk met graagte; den ganschen dag had hij geen gelegenheid gehad om iets te gebruiken.
Toen Garibaldi in de verte het hoofd eener kolonne zag naderen, gleed een glans over zijn gelaat of een zonnestraal het aanraakte. ‘De slag is gewonnen,’ zei hij halfluid. Onmiddellijk leidde hij de aangekomenen tot den aanval.
De Napolitanen, die al ontmoedigd waren door den hardnekkigen tegenstand en begrepen dat de doorbraak mislukt was, werden uit alle posities verjaagd die zij in den vroegen morgen hadden veroverd. Nu moest ook hun linkervleugel bij St. Angelo achteruit; eer de avond viel was de geheele strijdmacht op Capua teruggeworpen. Den volgenden dag werd een vijandelijke afdeeling van een paar duizend man, die bij vergissing op den linkeroever van den Volturno was achtergebleven, omsingeld en in haar geheel gevangen genomen.
De inspanning was ontzaglijk geweest; in overeenstemming daarmee waren de verliezen uiterst zwaar: zij bedroegen ruim 2200 man, waaronder 400 dooden. Alle troepen hadden dapper en volhardend gestreden; vooral de Sicilianen hadden vriend en vijand verrast door hun schitterende dapperheid. Maar de heerlijkste offervaardigheid bewees een kleine afdeeling vrijwilligers van 300 man, wien de verdediging van een stelling in de heuvels toevertrouwd was. Toen zij door een groote vijandelijke overmacht werden aangevallen, voerde hun aanvoerder Bronzino zijn mannen naar den top, waar zij zich in een bouwvalligen middeneeuwschen toren, de Castel Morrone, verschansten. Uren lang hield het heldhaftige troepje in deze
| |
| |
geïmproviseerde vesting de verdediging vol, ten slotte tegen een twintigvoudige overmacht. Tegen den avond, toen de meeste verdedigers buiten gevecht gesteld waren, werd Castel Morrone door de Napolitanen stormenderhand genomen. De stelling lag buiten de eigenlijke linie, haar verlies besliste niets over den slag, maar de heldenmoed der verdedigers, die een paar uur lang bijna 5000 man vijandelijke reserves tot zich trokken, droeg in hooge mate bij tot het eindresultaat van den dag.
De overwinning werd te Napels gevierd met plechtige vreugde-demonstraties, maar de groote golf van geestdrift, die de gevechten van Calatafimi en Milazzo door het geheele land hadden gewekt, bleef ditmaal achterwege. In de hoofdstad was men niet erg beducht geweest voor een doorbraak der Napolitanen; niemand wist hoe hachelijk de kansen stonden, hoezeer de vijand zich materieel en moreel had versterkt. Het scheen vanzelfsprekend dat Garibaldi het Napolitaansche leger zou terugslaan: men was aan diens overwinningen gewoon geraakt. Ook veranderde door den slag schijnbaar niets aan de algemeene situatie en dit was wel de voornaamste oorzaak waardoor hij de volksverbeelding niet in vlam zette.
Dat de bevrijding van Zuid-Italië thans pas verzekerd was, de hoofdstad thans pas beveiligd tegen barbaarsche wraakoefening en verwoesting, dit feit drong tot het algemeene bewustzijn niet door.
Hoezeer ook de ingewijden de militaire kracht der gewapende demokratie overschatten, bleek Garibaldi kort na den slag uit een brief van Mazzini, waarin deze hem opwekte thans zonder dralen verder op te trekken ter bevrijding van Rome. ‘Hoe kan ik optrekken,’ sprak hij schouderophalend tot Alberto Mario, Jessie's echtgenoot, na hem Mazzini's brief ter lezing te hebben gegeven, ‘terwijl de vijand 60.000 man sterk achter zijn vestingen gereed staat om zich op Napels te werpen, zoodra ik de stad den rug toekeer?’
Het was zelfbedrog van Mazzini en zijn aanhangers niet te willen inzien, dat de verdere bevrijding van het grondgebied zonder militaire medewerking van Piëmont onmogelijk was. Garibaldi's scharen waren gedund door bloedige verliezen en ziekten, terwijl nieuwe rekruten haast niet meer toestroomden.
| |
| |
In zijn prachtig optimisme, - het optimisme dat alleen den mensch in staat stelt het groote te wagen en het zware te volbrengen - had Garibaldi op 100.000 à 150.000 vrijwilligers gerekend: het waren er amper 50.000 geweest. Hij had het strijdbare idealisme van de massa overschat; dat hij het deed, was een deel van zijn elektriseerende kracht geweest. Daarenboven had Cavour door de werving voor de vrijkorpsen in heel Noord-Italië te verbieden, het beste rekruteeringsgebied voor hem gesloten. De oorlog was op een dood spoor geraakt; het leger kon zijn overwinning aan den Volturno niet gebruiken om den vijand te vervolgen, die rustig achter zijn muren bleef; het kon hem enkel verhinderen daaruit te voorschijn te komen. De herfst bracht natte kille dagen; kleeding en dekking waren onvoldoende; de minst volhardenden en offervaardigen onder de mannen begonnen genoeg te krijgen van een kampagne, die door de tusschenkomst van Viktor Emanuel haar eigenlijke reden van bestaan had verloren. Verlangend zagen zij uit naar de wapenbroeders uit het noorden; zij zelven zouden dan een weinig rust kunnen nemen en in het vroege voorjaar, in Februari of Maart, zou men met eenparigen schouder verder optrekken.
Intusschen naderde Viktor Emanuel's voorhoede den Volturno; Cavour verkeerde in voortdurende bezorgdheid omtrent Garibaldi's voornemens. Hij wist hoe ontzaglijk veel van de houding van den volksheld afhing: deze had slechts één woord te spreken en al de anti-Piëmonteesche gevoelens en stemmingen, in de massaas van het zuiden aanwezig, al de haat en de antipathie der radikale elementen zouden zich saamballen tot een lawine van woedende hartstochten en het bijna voltooide gebouw waaraan hij zoovele jaren gewerkt had op het laatste moment nog omversmijten.
Cavour kende de harten van keizers en koningen, maar het hart van dien Loutere, zijn tegenvoeter in alles, was hem een verzegeld boek. Hij had nooit begrepen hoe Garibaldi in dit voor hem moeilijkste en pijnlijkste probleem van zijn openbare en tevens van zijn persoonlijk leven altijd de stem van zijn geweten was gevolgd, hoe zelfverloochende liefde voor de zaak de richting van zijn wil bepaalde. Cavour dacht dat Garibaldi ‘bewerkt’ moest worden ‘door menschen die zijn vertrouwen bezatten’ om er in toe te stemmen Viktor Emanuel te Napels te ontmoeten,
| |
| |
ongeveer zoo als Napoleon III ‘bewerkt’ had moeten worden om het Piëmonteesche leger in den Kerkelijken Staat te laten begaan. Hij stuurde Garibaldi's ouden wapenbroeder Vecchi op hem af; zelf schreef hij hem een paar sentimenteele brieven waarin hij, met een pathetisch beroep op hun beider jeugd en op Italië ‘de moeder voor wie wij jaren geleden zwoeren elk offer te brengen’, hem smeekte toe te geven. Al die drukte was onnoodig. Nog eer hij Cavour's brieven ontving had Garibaldi den koning geluk gewenscht met Cialdini's schitterende overwinningen en het verzoek tot hem gericht, met een divisie naar Napels te komen. Werd hij daarvan tijdig verwittigd, schreef hij verder, dan zou hij aan het hoofd van zijn rechtervleugel den koning tegemoet trekken om hem persoonlijk hulde te brengen en zijn bevelen in ontvangst te nemen ten opzichte der verdere operaties.
Terwijl Garibaldi het antwoord op dit schrijven afwachtte, vlamde de strijd over de annexatie weer op. Mazzini en zijn aanhang verklaarden zich tegen een volksstemming en ijverden voor de bijeenroeping van eene Konstituante, waarin afgevaardigden uit alle bevrijde gebieden de voorwaarden der vereeniging van noord en zuid zouden vaststellen. De voorstanders der onmiddellijke annexatie daarentegen noemden het krankzinnig te gaan beraadslagen over den vorm der eenheid, terwijl deze zelf nog ieder oogenblik door het ingrijpen van Frankrijk of Oostenrijk in gevaar gebracht kon worden. Met een hart vol twijfel zat Garibaldi vóór bij de beraadslagingen van den Voorloopigen Raad, die in zake het vraagstuk: onmiddellijke annexatie of Konstitueerende Vergadering, advies moest geven; zelf had hij de beslissende stem. Zijn onzekerheid in politieke dingen openbaarde zich opnieuw; hoe meer hij luisterde naar de argumenten van beide partijen, hoe moeilijker hij de beslissing vond. Zeker: de Konstituante zou den radikalen elementen een tribune leveren om hun denkbeelden te propageeren. Enkel in dat geval zou het misschien mogelijk blijken, de mechanische toepassing van de Piëmonteesche wetgeving en administratie op Zuid-Italië te beletten. Garibaldi was dit alles met de radikalen eens, ook hun meeningen over het doel van het plebisciet deelde hij. Dit zou enkel den vorm zijn, waarin de uitschakeling der demokratie bij de beslissing over de inrichting van den nieuwen staat werd doorgezet. Het was een zwaar offer, dat ter
| |
| |
wille der eenheid werd verlangd. Maar was het misschien noodzakelijk?
Na veel innerlijken tweestrijd verklaarde Garibaldi zich den 11den Oktober voor de Konstituante en weigerde zijn toestemming te geven tot het uitschrijven van een plebisciet. Maar de voorstanders wisten de massaas op hun hand te hebben; inplaats van zelfvertrouwen en offervaardigheid in het volk op te wekken, had men dit bang gemaakt voor de wraak der Bourbons en ingeprent, dat enkel de inlijving bij Piëmont blijvende militaire bescherming waarborgde. Als gevolg van Garibaldi's besluit had Pallavicini, door hem tot prodiktator van het vroegere koninkrijk Napels benoemd, zijn ontslag ingediend; dit maakte het noodig dat de Voorloopige Raad den 13den opnieuw vergaderde. Het kwam tot heftige tooneelen tusschen de voor- en de tegenstanders der Konstituante; op straat betoogde het opgewonde volk; heel de stad was vol ‘si's’, het onderscheidingsteeken, dat de voorstanders der onmiddellijke annexatie aan hun mouw of aan hun hoed bevestigden. Terwijl de debatten nog voortduurden, kwam Türr den Raad een petitie aanbieden ten gunste der annexatie die door duizenden onderteekend was. De zitting werd voor korten tijd geschorst; een oogenblik boog Garibaldi zwijgend over zijn papieren, met de hand het gelaat omschaduwend. Toen hij het hoofd weer ophief was de wolk tusschen zijn brauwen weg. ‘Het is de wil van het volk’, zei hij zacht, ‘dus moet het geschieden’. Daarna, zich wendend tot zijn ouden vriend Pallavicini, verzocht hij dezen om aan te blijven: ‘gij ziet nu dat wij u noodig hebben,’ voegde hij er glimlachend aan toe.
Den 21sten Oktober sprak het volk zich met verpletterende meerderheid ten gunste der onmiddellijke annexatie uit. Het feit dat de stemming openbaar was, maakte dat de minderheid niet vrijelijk voor haar meening durfde uitkomen. Voor Mazzini beteekende de uitslag der stemming de ineenstorting van al zijn verwachtingen; hij moest Napels verlaten en opnieuw de wijk nemen naar Engeland. Zijn aanhangers namen het Garibaldi hoogst kwalijk dat deze voor de pressie der massaas was bezweken; door zijn zwakheid, zeiden zij, had hij de kans om Rome te bevrijden vergooid.
Begin Oktober verliet Viktor Emanuel Turijn, om zich te Ancona aan het hoofd van zijn zegevierend leger te stellen.
| |
| |
Vandaar vaardigde hij een proklamatie uit aan het volk van Napels, die evenmin uitmuntte door politieke takt als door goeden smaak. Weldra, heette het in het opgeschroefde stuk, zou hij aan het verlangen der bevolking voldoen en tusschen haar verschijnen, om het tijdperk der revolutie af te sluiten. Den 9den begon de groote opmarsch: eerst langs de kust tot aan Pescara, toen dwars door het schiereiland naar het zuidwesten. In de streek achter Pescara hd de geestelijkheid de boeren opgezweept, kleine benden waren de guerilla al begonnen. De eerste daad der Piëmonteesche ‘bevrijders’ was het instellen van krijgsraden om de oproerlingen te berechten: elkeen die met de wapenen in de hand gevangen werd genomen, werd ter dood veroordeeld. Cialdini, die met de voorhoede een paar dagmarschen vooruit trok, behaalde bij de Macerone-rivier een gemakkelijke overwinning op een afdeeling Bourbonsche troepen; allen werden gevangen genomen of verstrooid. De geheele Napolitaansche strijdmacht aan den Volturno was hierdoor genoodzaakt binnen de wallen van Capua de wijk te nemen.
Dienzelfden dag, den 21sten Oktober, stak Garibaldi met 5000 man de rivier over, den koning tegemoet.
Dien nacht werd gekampeerd in een breed dal, omringd door dicht-begroeide heuvels. Van de hoogte af zagen de wachtposten in het zuiden de bivakvuren der Napolitanen, terwijl in het noorden, op slechts enkele mijlen afstand, de lichten flikkerden van Viktor Emanuel's kamp. Zoodra de dag aanbrak reed Garibaldi met zijn staf een weinig verder naar een kruispunt waar een kleine herberg stond; daar stegen zij af, om den koning op te wachten. Het duurde niet lang of de eerste Piëmonteesche ruiters verschenen, weldra gevolgd door de infanterie; in lange gelederen trok regiment na regiment voorbij; vol bewondering monsterde Garibaldi die flinke soldaten, allen uitstekend uitgerust, marcheerend met veerkrachtigen pas. Welk een verschil, dacht hij, met mijn arme sjofele vrijwilligers. Maar hij voelde geen nijd, integendeel enkel vreugde, wanneer hij bedacht, dat die prachtige regimenten te zamen met zijn ‘jonge veteranen’ gelijk hij de mannen schertsend placht te noemen, het werk der bevrijding snel en gemakkelijk zouden kunnen voleindigen. In groot tenue reden de officieren voor hun manschappen uit; het goud der kragen en epau- | |
| |
letten schitterde, breed versierden ordeteekens de borsten. De ochtend was koel en vochtig; Garibaldi had zijn grooten mantel omgeslagen en onder den vilthoed een zijden doekje om de ooren geknoopt. Met verbaasde blikken zagen velen van die fraaie goudvinken tersluiks naar de stoere verschijning van den beroemden aanvoerder, die meer boersch dan romantisch of krijgshaftig was. Sommigen groetten met blikken van ontzag en diepe vereering, de meesten echter deden zoo uit de hoogte dat het wel scheen of zij eigenlijk de bevrijders waren en hij de bevrijde. Eindelijk kondigden de tonen van het Piëmonteesche volkslied aan, dat Viktor Emanuel in aantocht was. Garibaldi en zijn staf stegen te paard om hem een eindweegs tegemoet te rijden. De koning was in generaalsuniform en bereed een prachtigen volbloed; onder de
leden van zijn gevolg waren de minister van oorlog Fanti en de generaal Farini; uit het geheele optreden van deze groep sprak een koude minachting, bijna een vijandigheid, die de meesten zelfs niet trachtten te verbergen. De koning strekte de hand uit: ‘Hoe gaat het u, beste Garibaldi?’ - ‘Zeer wel, Majesteit, en u?’ - ‘Uitmuntend.’ Daarna reden zij een eindweegs naast elkander voort, achter hen volgden hun beide staven: de Garibaldini in hun verschoten roode kielen tusschen de besterde, blinkende, hooggekraagde Piëmonteesche staf-officieren. Het waren pijnlijke oogenblikken; bij de vertegenwoordigers van het officieele nieuwe Italië ontbrak alle warmte, alle spontane kameraadschappelijkheid; de mannen der revolutionaire demokratie voelden hun hart in hun borst verstijven. Onder het rijden sprak de koning halfluid tot Garibaldi; wat hij zeide verstonden de anderen niet. Het landvolk dat langs den weg stond geschaard, juichte Garibaldi uitbundig toe; deze wees dan telkens op den vorst, herhalend: ‘Dat is hij, dat is onze koning; leve Viktor Emanuel.’ Weldra scheen de koning er genoeg van te hebben: bij een brug gekomen reikte hij Garibaldi de hand tot afscheid, toen gaf hij zijn paard de sporen en reed met zijn staf in galop naar het hoofdkwartier te Sessa terug.
Garibaldi en zijn gezellen sloegen een zijweg in naar het dorpje Caldi; bij een morsige herberg stegen zij af; daar nam Garibaldi volgens zijn gewoonte zijn paard zelf het zadel af en leidde het dier naar den stal; daarna
| |
| |
zetten allen zich onder een ouden noteboom om te ontbijten. De bladeren waren al geel en door den wind verrafeld. Zij konden brood met geitenkaas krijgen, zeide de herbergier, en landwijn. Het brood smaakte zuur en toen Garibaldi, die zelden wijn dronk, een kom water aan de lippen zette, spuwde hij dit vol walging uit. ‘Er moet een aas in den put liggen,’ zei hij. Langzaam reden zij terug naar het kamp; tusschen de heuvels hingen kille nevels. Allen, behalve de aanvoerder, voelden hun borst toegenepen door de pijn van teleurstelling; het was of hun eigen daden plotseling klein geworden waren door de grievende bejegening; het was of zij iets zeer kostbaars hadden verloren: zij herkenden hun eigen glanzenden wil niet meer. Zwijgend reed Garibaldi tusschen zijn zwijgende makkers; zijn gelaat was niet duister omwolkt als dat der anderen; de milde en hooge sereniteit van dat gelaat omsluierde enkel een zachte weemoed, als een fijne damp den klaren glans omsluiert der maan. Zijn sterk hart voelde niets van de pijn dier zwakkere harten: hij bleef die hij was, zijn wil was een diamant, zijn daden fonkelden diep in zijn binnenste, een onvervreemdbaar bezit. Hij dacht hoe hij den koning om de eer had verzocht, met zijn mannen te mogen deelnemen aan het eerste gevecht, dat de Piëmonteesche troepen zouden leveren. Viktor Emanuel had vriendelijk-afwijzend geantwoord: de vrijwilligers hadden al zooveel gedaan, zij moesten nu maar wat rusten; zijn eigen troepen, die nog frisch waren, zouden hun taak overnemen.
Garibaldi sprak dien verderen dag weinig; den volgenden morgen vertelde hij in een paar woorden aan enkele vertrouwden, dat hij en zijn manschappen geen deel meer zouden nemen aan de krijgsverrichtingen: zij zouden in reserve gaan. Toen Jessie Mario, die van niets wist, hem om instrukties kwam vragen ten aanzien der ambulance - de bersaglieri waren den aanval op Capua al begonnen, in de verte donderde het geschut - antwoordde hij ijzig-beleefd: ‘Mijn gewonden zijn allen overgebracht naar den anderen oever van den Volturno’. Zij begreep niets van zijn geprikkeld antwoord, maar reeds vergleed zijn gelaat tot weemoedige gelatenheid en hij zei zachtjes: ‘Jessie, zij hebben ons aan den dijk gezet.’ Nooit vergat zij het ingehouden pathos in zijn stem, de bedroefde uitdrukking van
| |
| |
zijn oogen terwijl hij dit zeide: zij begreep wat er in hem omging, het was het einde van zijn droom.
Nog eer zijn strijdmacht afgelost was verliet Garibaldi Caserta. De Piëmonteesche artillerie werd ingesteld om Capua te bombardeeren, ook zijn eigen kanonnen zouden daarbij gebruikt worden en hij kon niet verdragen dat zijn naam verbonden werd aan het bombardement van een Italiaansche stad. De oorlog was al wreed genoeg, zeide hij, men hoefde hem niet nog wreeder te maken door granaten af te schieten op ongewapende mannen, vrouwen en kinderen, volksgenooten nog wel. Al dien tijd dat zijn leger voor den Volturno lag, had hij ten strengste verboden dat Capua beschoten zou worden. Toen een zijner onderbevelhebbers dat verbod eens had overschreden, was hij als een woedende leeuw opgesprongen, roepend met de stem waarvoor ook wie hem het naast stonden beefden: ‘Wie schiet daar tegen mijn bevelen?’ Geen kogel was meer tegen Capua afgevuurd.
Bij elk nieuw succes nam de hoogmoed der beroepsmilitairen toe, hun wijze van optreden tegen de vrijwilligers werd al onuitstaanbaarder. Toen Medici een paar dagen na den val van Caupa de vestingwerken wilde bezichtigen, werd hij door de officieren die bij de poort stonden zoo grievend bejegend, dat de rustige, bescheiden man zijn zelfbeheersching verloor. Het was nu de tijd, oordeelden de gegaloneerde generaals, om onverbiddellijk opruiming te houden; de revolutionaire geest moest door een demonstratief optreden gefnuikt worden. Laf gaf de koning toe; hij die zich zooveel op zijn ridderlijkheid liet voorstaan, gaf toe dat de mannen doodelijk beleedigd werden, uit wier handen hij pas een koninkrijk had ontvangen. Er was overeengekomen dat hij aanwezig zou zijn, wanneer Garibaldi den 6den November voor het laatst wapenschouwing hield over zijn troepen te Caserta. Bij die gelegenheid zouden Bixio, Medici en een paar andere bekende onderbevelhebbers hem worden voorgesteld. De dag der wapenschouwing kwam, uren lang wachtten allen op den koning, maar deze bleef weg, zonder zich zelfs te laten verontschuldigen: de nieuw-benoemde opperbevelhebber Della Rocca had hem overtuigd dat het niet verstandig was om den modernen sansculottes te veel eer aan te doen. Allen voelden in hun hart den angel der doodelijke beleediging; Garibaldi zei enkel: ‘Die arme koning, wat laten zij hem doen.’
| |
| |
Het zachte gevoel voor Viktor Emanuel was nog niet dood in zijn hart; hij zag in alles de hand van Cavour, maar hierin vergiste hij zich: Cavour bezat fijnheid en takt, nooit zou de groote staatsman zoo plomp en grof hebben gehandeld; de militaire partij had de macht in handen, haar optreden geschiedde tegen zijn uitdrukkelijken raad.
Den dag na het schandaal met de wapenschouwing hield Viktor Emanuel zijn blijden intocht binnen Napels. In een galakoets reed hij de stad door, aan zijn linkerhand Garibaldi; in den al-maar-door-stroomenden regen stond de menigte dichtgeschaard op straten en pleinen, als bezeten juichend: ‘de eenheid, de eenheid’. Het volk was dien dag gelukkig, het zag alleen den glanzenden schijn. Onder den obligaten glimlach droeg 's konings gelaat een gemelijke uitdrukking, als van een die mokt in zich zelven; dat van Garibaldi stond rustig en helder, maar zijn oogen hadden een verren blik, zijn ééne gedachte was: ‘terug naar Caprera’. Onuitsprekelijk verlangde hij naar alleen te zijn.
Een paar dagen voor den intocht had Garibaldi Viktor Emanuel geschreven, in bedekte woorden er bij hem op aandringend, het volk van Sicilië en Zuid-Italië voorzichtig en zacht te behandelen en zooveel mogelijk zijn eigen zaken te laten besturen: in tegenstelling met wat men in 's konings omgeving aannam, was het daartoe zeer wel in staat. Nog over een ander punt had hij den vorst geschreven, dat hem geen rust liet in die dagen: hoe het verder met de vrijwilligers zou gaan. Velen onder hen, zoowel officieren als soldaten, hadden hun burgerlijk bestaan opgeofferd om zijn roep te volgen: Garibaldi voelde zich verantwoordelijk voor hun lot. Hij verzocht den koning met aandrang zijn bescherming te willen uitstrekken over allen, die aan het groote werk der bevrijding van Zuid-Italië hadden meegeholpen, door wie hunner dit verlangden in het leger op te nemen met behoud van rang. Vooral voor een aantal der officieren was dit een levensvraagstuk. Vurig hoopte Garibaldi, dat hij vóór zijn vertrek naar Caprera op dit punt gerustgesteld zou worden; vol ongeduld zag hij naar het antwoord uit, dat zijn verzoek ingewilligd was geworden... Maar de koning beantwoordde zijn schrijven niet.
‘Goddank, nu ben ik van alles af,’ had Garibaldi na den blijden intocht op 6 November zich met een zucht van verlichting tegen een paar van zijn vrienden laten ontvallen.
| |
| |
Maar de autoriteiten hadden anders besloten; zij spaarden hem niets. Den volgenden dag moest hij nog deelnemen aan de officieele huldiging van Viktor Emanuel in de troonzaal van het Koninklijk Paleis. Aan den vorst zou daar de uitkomst van het plebisciet worden meegedeeld en in alle plechtigheid de kroon van het rijk der Beide Siciliën worden aangeboden.
De koning bracht Garibaldi dank voor zijn diensten en bood hem als bewijs zijner erkentelijkheid de hoogste ridderorde en den rang van maarschalk aan. Garibaldi weigerde, zooals hij reeds eerder alle geschenken geweigerd had die Viktor Emanuel hem wilde opdringen: een landgoed voor Menotti, den titel van koninklijk adjudant voor Ricciotti, een bruidschat voor Teresita, een kasteel en een zeiljacht voor hemzelf. Velen noemden het gevoel hoogmoed, dat hem alle titels en belooningen deed afslaan. Hoogmoedig was Garibaldi niet, maar wel was hij hooghartig en zijn intuïtie zeide hem dat hij, om zijn moreel gezag te behouden, moest blijven die hij was, onafhankelijk en arm.
Viktor Emanuel had het niet noodig geacht persoonlijk een woord van dank tot de mannen te richten, die in zijn naam hadden gestreden, gebloed en vaak gehongerd van Marsala tot aan den Volturno. De dagorder, waarin de opperbevelhebber della Rocca den vrijwilligers in naam des konings voor hun diensten dank bracht, was monsterlijk van koude banaliteit. Het leek of opzettelijk hoon op hoon, beleediging op beleediging werd gestapeld. En dit was ook zoo: de hooge militairen zetten hun fnuik-methode voort. Garibaldi kon niets doen dan zich in stilte ergeren; even machteloos als hij was om de toekomst van zijn jonge strijdmakkers te verzekeren, even machteloos was hij, om hen voor krenkingen te behoeden. Al wat hij kon, was door een laatsten groet hun harten op te richten, die harten nog eenmaal warm en blij te maken door zijn stralende innigheid. In zijn afscheidswoord klonk al de liefde uit die hij voelde voor zijn jonge veteranen; zijn trots over wat zij te zamen verricht hadden; zijn vertrouwen, hen weldra te voeren tot nog stouter daden. De vaalheid en kleinheid, die de jongelingen in die dagen hadden bedrukt, vielen weg van hun harten toen zij de gouden woorden lazen. Wat konden hun de kleinzieligheid en koude vormelijkheid der officieele
| |
| |
kringen schelen; wat deerden hun de doode harten dier anderen? Dat alles, zij wisten het immers, was maar een dof armzalig schijnleven; zij zelven echter bewogen in het waarachtige leven, in een sfeer van vuurdoorstroomde liefde.
Nu had Garibaldi alles gedaan, wat hijzelf voelde te moeten doen en wat anderen wilden dat hij doen zou; nu was hij vrij. In de laatste dagen van zijn verblijf te Napels was zijn persoonlijkheid zijn vrienden tot groote opbeuring en troost. Bij hem vergaten zij hoeveel valer en kleiner het leven altijd is dan de droom, hoeveel verbrokkelder en onzuiverder. Boven het bittere en wrange van het oogenblik verhief zich zegevierend zijn loutere kracht en de peinzende weemoed die zijn wezen omfloerste had een oneindige bekoring. In de sfeer van dien weemoed, de getrouwen zacht omwikkelend, voelden allen een nieuw geluk ontbloeien; uit den smaad de verongelijking en de krenkingen waar zij deel aan hadden ontbloeide het, hun harten aanrakend met een innigheid die zij nog niet hadden gevoeld.
Op den avond van den dag waarop Garibaldi het diktatorschap had neergelegd, verliet hij het paleis waar hij tot nu toe had gewoond en nam zijn intrek in een der hotels aan de kade, als wilde hij, zóó handelend, aan het volk duidelijk maken, dat hij met een rustig gemoed weer afdaalde tot den rang van gewoon burger. Degenen van zijn gezellen en strijdmakkers die wisten dat hij den volgenden morgen bij het krieken van den dag naar Caprera zou terugkeeren, bezochten hem daar voor het laatst. De nacht ging voorbij met vertrouwelijke gesprokken, half schertsend half verteederd, gelijk vrienden die plegen te voeren wanneer het afscheid nadert. Garibaldi glimlachte zwijgend en allen voelden de zwaar verkregen wijsheid, die zijn fijne en trotsche glimlach openbaarde en toch weer verborg. Het was of zij nu pas goed beseften hoe oneindig lief zij hem hadden, nu hij stond, van alle uiterlijke macht en praal ontdaan, alleenlijk glanzend in de louterheid van zijn eigen wezen.
In den mistigen Novembermorgen, lang voor het uur dat Napels ontwaakte, verliet Garibaldi de stad. In een roeibootje liet hij zich naar het Engelsche admiraalschip brengen om afscheid te nemen van Mundy, dien hij sedert het Engelsche eskader voor Napels lag, herhaaldelijk had bezocht: in die dagen van Palermo had hij hem lief gewonnen.
| |
| |
Op den wal stonden zijn adjudanten en enkele vrienden en staarden hem na met tranen in de oogen: zij voelden welk een leegte zijn heengaan zou achterlaten in hun levens, hoe arm en dof de dagen zonder hem zouden zijn. Hij echter wenkte hen vriendelijk toe met opgewekt gelaat.
Na van Mundy afscheid genomen te hebben, begaf Garibaldi zich aan boord van de Washington, het stoomschip dat gereed lag hem naar Caprera te brengen. Enkel Menotti en Basso, zijn sekretaris, vergezelden hem. Dezen laatste had hij gelast een paar zakken zaadkoren en andere zaden te koopen, die hij voor zijn landbouwbedrijf noodig had. In het geheim had Basso een paar honderd lire van een vriend geleend, om de kosten van den koop te bestrijden.
De zon steeg juist boven de bergen, toen de boot koers zette naar Caprera. Van het dek zag Garibaldi de stad en de heerlijke baai klein worden als speelgoed; aan zijn rechterhand trad de Vesuvius van achter het voorgebergte te voorschijn, langgestrekt en majestueus van lijn. Hoe verder de boot zich verwijderde van het land, hoe helderder Garibaldi's hart werd: het leek of de hartstocht en de verrukking, de vreugde en de pijn die dat hart telkens hadden besprongen, daarginds waren achtergebleven en zijn wezen vernieuwd werd. Groote bewogenheden klonken nog voort door zijn ziel, in zijn gemoed gromden na veel sterke driften. In den tijd van zes maanden had hij schier alles ervaren wat een mensch aan tegenstrijdige aandoeningen ervaren kan. De liefde, de vereering waren tot aanbidding gestegen; de adoratie had hem omwolkt met een wolk van wierook, zoet en bedwelmend, te sterk voor het hart van den sterveling. En dwars door al die liefde heen had de ondankbaarheid hem gekneusd met scherpe pijn; tegenwerking, wantrouwen en verguizing hadden zijn vleesch gewond met hun dorens. Dit alles moest hij verwinnen in zijn hart.
Maar op dien stillen grijzen Novembermorgen dat hij terugvoer naar huis, was het of alle stormen in hem geluwd waren tot vrede. Hij voelde zijn hart in zijn borst niet droef en niet blij, jubelend noch verslagen; hij wist iets groots verricht te hebben maar het maakte hem niet hoovaardig: het was immers vanzelfsprekend, dat hij zijn best gedaan had en dan, wat zou hij bereikt hebben zonder de toewijding zijner dappere makkers? Zijn ziel genoot met volle teugen de vreugde van ontkomen te zijn aan de
| |
| |
knellende benauwing der laatste weken, aan het leven in een sfeer van onwaarachtigheid en stekende zelfzucht. Zich tot Menotti wendend, zeide Garibaldi met een glimlach, het gevoel te hebben van een schooljongen die met vakantie naar huis toe gaat. Maar diep, diep in zijn sterke hart stond de standvastige wil onwankelbaar opgericht en voor hem zelven onbewust klonk ook op dat oogenblik de grondtoon van zijn wezen voort, - klonk voort in dat verlangen, waar zijn ziel haar hoogste aspiraties, haar heiligste herinneringen en stoutste reikingen in samenvatte: ‘naar Rome.’
|
|