| |
II Het wonder: de bevrijding van Sicilie
De bloedige onderdrukking van den opstand van '49 had op Sicilië bij alle klassen ontzettenden haat en wrok achtergelaten. De sociale tegenstellingen, hoe diep ook en schrijnend, werden op den achtergrond gedrongen door de nationaal-revolutionaire gevoelens; brandend verlangen het juk der Bourbons af te werpen maakte alle klassen één. De boeren haatten niet in hun vroegere heeren de zelfzuchtige uitbuiters, wier onverzadelijke begeerlijkheid hen uitzoog tot op het gebeente, maar zij eerden in hen de aanvoerders van den komenden strijd.
De leiders der nationale beweging buiten Sicilië, die wisten hoe sterk en algemeen de geest van verzet op het eiland was, poogden onvermoeid dien geest te leiden op breedere banen. De opstand van '48 had tot eenig doeleinde de autonomie van Sicilië gehad; de wedergeboorte van Italië als zelfstandige staat was toen nog een leege klank voor de massaas. Dank zij de onvermoeide propaganda der republikeinsche agitatoren, onder welke zich vooral Francesco Crispi en Rosalino Pilo onderscheidden, kwam hierin gedurende de jaren '50 verandering ten goede. De gedachte van den opstand tegen het gezag der Bourbons groeide bij een revolutionaire kern samen met die van den strijd voor de vrijheid en eenheid van Italië.
| |
| |
De overwinningen van Solferino en Magenta en de zelfbevrijding der Midden-Italiaansche hertogdommen in 1859 hadden op de Siciliaansche beweging een sterk stimuleerenden invloed. De strijd tegen de vreemde despoten, die zoo lang het volk had voorgezweefd als droom en verlangen, stond plotseling voor alle oogen, zichtbare en tastbare werkelijkheid. Voor het eerst ook ontgloeide de aristokratie van Palermo, die tot nu toe aan de geheime aktie weinig deel had genomen, in nationale exaltatie. Ondanks het verbod der autoriteiten werd de club van den adel ter eere der overwinnaars van Magenta en Solferino feestelijk geïllumineerd; den volgenden dag bezette de politie het gebouw, een aantal jongelieden uit aanzienlijke geslachten werden gearresteerd en in de Vicaria-gevangenis opgesloten. De heerschers wilden een voorbeeld stellen, maar er was geen sprake meer van, dat de oplaaiende vlam der revolutionaire beweging door terroristische maatregelen verstikt kon worden. Allen voelden dat een groote krisis naderde. Opruiende geschriften werden onder de massaas verspreid; op verschillende plaatsen ontstonden geheime komitees, die poogden het landvolk voor den komenden strijd te organiseeren. Toen een flotille, uit Fransche en Sardinische oorlogsschepen bestaande, op weg naar de Adriatische Zee door de Straat van Messina voer, stroomde jong en oud de stad uit naar de reede en bracht onder den rook der Napelsche kanonnen den geallieerden schepen een geestdriftige ovatie.
De zwakste kant van de Siciliaansche vrijheidsbeweging was haar gebrek aan militaire kracht. Zij beschikte over geen gewapende organisatie, in staat het op te nemen tegen de troepen van den dwingeland. Het Napolitaansche leger was ruim 100.000 man sterk; één vierde deel van die geweldige troepenmacht lag op het eiland in garnizoen en van Napels uit konden verdere versterkingen in een à twee dagen Messina en Palermo bereiken. Het leger, evenzeer het troetelkind van den jongen koning Francesco als het dit van zijn vader koning Bomba was geweest, vormde feitelijk een reusachtige lijfgarde der dynastie, waaraan de meeste soldaten met blinde slaventrouw hingen. Het lage geestelijke peil der bevolking maakte het noodzakelijk de onderofficieren uit den middenstand te rekruteeren; dit was de reden waarom men onder hen meer liberale sympathieën vond dan
| |
| |
onder het gros der manschappen. Een tamelijk groot aantal officieren was van gemeen soldaat opgeklommen, wat hun ruwheid en grove onwetendheid verklaarbaar maakte. Liefde voor den krijgsdienst, zooals die bij den Piëmonteeschen adel bestond, was onder de verwijfde Napolitanen ver te zoeken. De uiterlijke tucht der troepen was streng, zij waren goed afgericht en manoeuvreerden uitmuntend, maar door militaire deugden blonken zij allerminst uit, ook was de geest van kameraadschap zwak onder hen. Echter, ondanks zijn militair-psychische minderwaardigheid, vormde het Napolitaansche leger een geduchten hinderpaal op den weg der Siciliaansche vrijheidsbeweging. Dit leger van binnen uit te revolutioneeren was niet mogelijk, ten deele wegens zijn karakter van praetorianenbende, ten deele omdat er zich in de gelederen geen Sicilianen bevonden. Hun afkeer van den militairen stand was zoo groot, dat de Bourbons den dienstplicht nooit hadden durven invoeren. ‘Beter een varken dan een soldaat’; zei een Siciliaansche spreekwijze.
De eenige militaire organisatie, die de Sicilianen tegenover het Napolitaansche leger konden stellen, was het zoogenaamde squadre, een soort primitieve militie op territorialen grondslag onder het landvolk, nog dateerend uit den feodalen tijd. In dagen van beroering daalden de benden van dit squadre, aangevoerd door de grondbezitters van de streek, uit de hoogvlakte van het binnenland de heuvels af naar de kust. In de uitgestrekte citroen- en sinaasappelplantages waaraan de kuststreek den poëtischen naam van conca d'ore, de ‘gouden schelp’ te danken had, zwierven zij dan rond, af en toe schoten lossend en de garnizoenen in de steden dwingend tot voortdurende waakzaamheid. Werden deze benden door de Napolitaansche troepen aangevallen, dan trokken zij snel terug naar de bergen, verstrooiden zich of zochten hun ontoegankelijke schuilplaatsen op.
De revolutionaire leiders waren het er over eens, dat een stoot van buiten noodig zou zijn om het eiland tot opstand te brengen. Het volk wenschte niets vuriger dan op te staan, maar het werd verlamd door vrees voor de 25.000 man sterke Napolitaansche bezetting; de herinnering aan de gruwelen van '49 leefde in allen harten voort. Die vrees - verzekerden de vooraanstaande Siciliaansche patriotten aan de leiders der algemeene beweging - zou al- | |
| |
leen overwonnen kunnen worden, zoo een schaar gewapende revolutionairen op het eiland landde, het initiatief nam en de bevolking opriep tot verzet. Noodig was natuurlijk, dat aan het hoofd van een dergelijke expeditie een man van gezag en militaire ervaring stond, liefst een wiens naam als een stralende wimpel uitwapperde boven alle kleine geschillen en twisten, wiens roep duizendvoudige echo's opwekte van energie, strijdlust en offervaardigheid. Zulk een man was er maar één in Italië: Garibaldi in persoon moest de expeditie aanvoeren. Hij alleen bezat het daartoe onontbeerlijke prestige; het feit van zijn tegenwoordigheid zou den vijand den schrik om het hart doen slaan en als een tooverstaf de bronnen der volkskracht doen opborrelen uit wat nu dorre rots scheen. Crispi, Pilo, La Maza, Fabrizi, Mazzini zelf: allen poogden Garibaldi al sedert het najaar van '59 af over te halen de onderneming te beproeven. Maar Garibaldi hield onwankelbaar vast aan zijn oude zienswijze: zoodra het volk zelf opstond, was hij van ganscher harte bereid te komen; maar op hoop van zegen gaan, dat deed hij niet. Aan de leiders der geheime komitees op het eiland, die bleven aandringen, antwoordde hij in denzelfden geest: waren zij voor het oogenblik nog te zwak om den opstand met kans op goeden uitslag te beproeven, dan moesten zij onvermoeid voortgaan met agiteeren en organiseeren, tot zij sterker geworden zouden zijn. Zijn antwoord overtuigde de Siciliaansche patriotten intusschen niet: juist zijn komst,
beweerden zij, zou beter dan wat ook een einde maken aan de rivaliteit tusschen de verschillende plaatsen, die de beweging verlamde.
Mazzini, die wanhopig werd onder dit talmen en dralen, bewoog hemel en aarde om menschen, wapens en geld voor de onderneming bij elkaar te krijgen. Aan alle deuren klopte hij aan; bij Farini, bij Garibaldi, zelfs bij Cavour en Viktor Emanuel. Hij poogde Bixio en Medici over te halen zich aan het hoofd der expeditie te plaatsen, maar beiden weigerden: zoo Garibaldi ging, zouden zij hem natuurlijk volgen, maar zijn plaats innemen wilden zij niet.
Het was duidelijk dat de beweging ronddraaide in een cirkel zonder uitgang. De Sicilianen smeekten onophoudelijk: ‘Kom Garibaldi; wij zullen opstaan zoodra gij komt.’ De held echter antwoordde onveranderlijk: ‘Staat op en ik zal komen.’ De leiders op het eiland echter wisten met
| |
| |
wanhopige zekerheid, dat iedere poging, van hen alleen uitgaande, gedoemd was tot mislukking.
Het was het moedige initiatief van een paar jonge patriotten, welke niet als Garibaldi zich verplicht voelden te voorkomen dat hun prestige door mislukking schade leed, die ten slotte dezen cirkel doorbrak. Rosalino Pilo en Giovanni Carrao beseften dat het oogenblik was aangebroken, waarop de nietigste daad meer beteekent dan duizend woorden. Zij besloten een poging te beproeven, overtuigd, ook zoo zij faalden en ondergingen, de baan vrij te maken voor grooteren dan zij. Den 25sten Maart scheepten zij zich in een klein zeilbootje te Genua in en zetten welgemoed koers naar de noordkust van Sicilië.
Ook op het eiland zelf, te Palermo, was intusschen een groep vurige en vastberaden patriotten het werk begonnen. Eenvoudige mannen uit het volk waren zij; als hun leider trad op de loodgieter Francesco Riso, een dapper man en een hartstochtelijk overtuigde. Zij besloten een aanslag te doen op het Gancio-klooster, dat in een der buitenwijken van de stad lag: de monniken, wisten zij, waren der revolutionaire beweging goedgezind, evenals trouwens bijna de geheele lagere geestelijkheid op Sicilië. Als datum van uitvoering was 4 April vastgesteld. Maar in het vroege morgenuur klonk het getrappel van bereden patrouilles door de stilte der voorstad: spionnen hadden het plan verraden, de troepen rukten aan. Onder de kreten ‘Leve Italië, leve Viktor Emanuel,’ stormden de samenzweerders te voorschijn uit het bijgebouw, waar zij zich den vorigen avond verborgen hadden; zij schoten hun geweren af op de patrouille en renden toen het klooster binnen. Daar barrikadeerden zij de poort, luidden de alarmklok en wachtten af, of de leden der geheime organisatie in de stad hun te hulp zouden komen. Riso stond in verbinding met de leiders der patriottisch-gezinde aristokratie van Palermo; zoo de aanslag lukte, hadden dezen beloofd, zouden zij onmiddellijk de straat opgaan, pogen een algemeene opstand te verwekken en zich aan het hoofd daarvan stellen. Maar de man uit het volk vertrouwde de adellijke patriotten niet: op het kritieke oogenblik, meende hij, zouden de gematigden hem en zijn gezellen zeker in den steek laten.
Het liep ongeveer gelijk Riso voorspeld had. Op het lui- | |
| |
den van de alarmklok gingen de aristokratische samenzweerders de straat op, maar toen het volk niet onmiddellijk in beweging kwam keerden zij naar hun woningen terug, zonder zelfs een poging te doen om Pilo en zijn makkers te ontzetten. Dezen waren in het klooster volkomen van de buitenwereld afgesneden; kleine groepjes oproerlingen, die poogden de voorstad te bereiken, werden door de troepen gevangen genomen. Nadat een paar artillerieschoten de poort van het klooster verbrijzeld hadden, drongen de soldaten binnen; Riso en zijn makkers werden na een kort gevecht overmand; zelf viel hij doodelijk gewond den vijand in handen; ook een der paters leed den martelaarsdood. Na de overwinning hielden de troepen in het klooster gruwelijk huis; er werd geroofd en geplunderd, in hun dolle roes ontzagen de trouwe zonen der kerk zich zelfs niet, de altaren te vernielen en op de heiligenbeelden aan te leggen. Ook in de stad zelf trad de soldateska beestachtig op; weerlooze vrouwen en kinderen werden neergesabeld; nog vóór den avond kon de bevelhebber aan de regeering te Napels melden, dat rust en orde waren hersteld. Maar Riso en zijn makkers waren niet voor niets gevallen; hun heldhaftig waagstuk had de smeulende vonk in de volksziel aangeblazen; er was iets veranderd sedert den dag van het gevecht. Buiten Palermo bleven kleine benden squadre rondzwerven, die op het klokkengelui en de schoten waren komen aanzetten, in de hoop zich een doortocht te kunnen banen naar de stad. Elken nacht klonken schoten, kavallerie-afdeelingen patrouilleerden voortdurend in de boomgaarden en plantages; het geheele garnizoen werd in spanning gehouden door de guerilla van een paar honderd slecht-gewapende boeren. Op de hoogvlakte in het binnenland vereenigden andere afdeelingen squadre zich tot grootere benden; herhaaldelijk vonden schermutselingen plaats tusschen hen en vliegende kolonnes, uit Palermo afgestuurd.
Half April slaagden de troepen er echter in, de laatste van deze benden uiteen te jagen; haar leider Piediscalzi keerde naar Piana dei Greici terug. Dit oude dorp, gelegen te midden van hooge, steile bergen, werd bewoond door afstammelingen van Albaneesche Grieken, door heel Sicilië om hun dapperheid en onbuigzaamheid bekend. Legden zij de wapens neer, dan was dit een bewijs dat de opstand zieltoogde.
Maar reeds den dag volgend op dien, waarop de bende van
| |
| |
Piediscalzi uiteengejaagd was, werden de autoriteiten opgeschrikt door het bericht van de landing van Pilo en Corrao. Na een lange, moeilijke reis vol gevaar, waren zij den 10den in de buurt van Messina aan wal gegaan; daar vernamen zij, dat het oostelijk deel van Sicilië in opstand was. Onmiddellijk keerden zij naar het schip terug om den kleinen voorraad wapens te halen, dien zij bij zich hadden; den loods gaven zij brieven mee voor Bertani en de andere leiders te Genua; toen togen zij op weg. In die brieven beschreef Pilo den staat van zaken op een wijze meer ingegeven door de begeerte bij de weifelmoedige makkers daarginds geloof en vertrouwen te wekken, dan door strikte waarheidsliefde. Het was mogelijk, schreef hij, dat de geruchten over onlusten in de steden en nederlagen der Bourbonsche troepen overdreven waren. In elk geval echter bewezen die geruchten dat er in de straten van Palermo gevochten was geworden. Hij was er zeker van: zoo Garibaldi nu met een paar honderd dapperen in de buurt van de hoofdstad landde, dan zou het volk als één man opstaan en de Napolitanen in zee drijven.
Kort vóór hij vertrok was Pilo op Caprera geweest en had Garibaldi om diens toestemming verzocht om aan de Sicilianen te mogen meedeelen, dat hijzelf enkel kwam als voorlooper van den grooten aanvoerder waarop allen wachtten. ‘Gij weet wat mijn voorwaarde is,’ had de generaal geantwoord. Nu was de opstand een feit en op alle plaatsen waar hun tocht dwars door het eiland heen Pilo en Carrao bracht, verkondigden zij aan het volk dat Garibaldi op komst was: hij had hen vooruitgestuurd om de mannen te verzamelen tot den strijd; nog een korte poos moesten zij het alleen uithouden; weldra zou de held zelf in hun midden verschijnen met zijn dappere metgezellen, waarvan elke opwoog tegen wel honderd soldaten van de Bourbons.
Wanneer Pilo zoo sprak, dan vlogen de hoeden de lucht in; donderend klonken de evviva's door de bergen; in de donkere gezichten, zwart geblakerd door een Afrikaansche zon, schoten de felle oogen vlammen. Voor de verbeelding dezer mannen, nog levend in de voorstelling van lang verzonken eeuwen, rees het beeld op van een stralenden held, die komen zou met zijn schare om hen te verlossen. Half als kruisridders zag hen de fantasie van het volk, half als heiligen, uitgedost in gewaden stijf van goud en fonkelend
| |
| |
van juweelen, gelijk de beelden die droegen in de kerken. Hijzelf, blond en koen als St. Michaël, was de schoonste en grootste van allen, zijn oogen waren als de dageraad, het gevest van zijn zwaard schitterde als de zon.
Het lukte Pilo door te zetten dat het squadre uit de streek van Piana dei Greci weer bijeenkwam; alhoewel telkens door de koninklijke troepen opgejaagd, handhaafden de benden zich in het woeste gebergte aan gene zijde van Monreale.
De tijding dat Garibaldi op komst was werd als door vleugels van den wind over het eiland gedragen. In de harten der onderdrukten deed die tijding alle knoppen van hoop en moed en geestdrift openspringen, bij de onderdrukkers bracht zij panische ontsteltenis teweeg. Herhaaldelijk doken geruchten op dat Garibaldi onderweg was of reeds aangekomen; dan werd overal huiszoeking gehouden en werden op goed geluk arrestaties gedaan. Aan de bevelen en kontra-bevelen van Napels uit kwam geen einde, de troepen werden onophoudelijk her- en derwaarts over het eiland gestuurd; de vloot kreeg opdracht voortdurend te kruisen en alle havens scherp in het oog te houden.
Te Palermo was na den mislukten opstand van Riso en na een aanslag, door een onbekende op den gouverneur gepleegd, de druk nog erger geworden. Begin April waren een aantal jongelieden uit de eerste geslachten als gijzelaars gevangen genomen en geboeid naar de vesting Castellamare gebracht, maar zoomin de adel als het volk lieten zich meer terroriseeren. Een voorgevoel van naderende bevrijding greep de harten aan: de patriotten werden àl stoutmoediger; proklamaties, onderteekend: ‘het komitee van aktie’ werden telkens bij duizenden verspreid; dagelijks demonstreerden groote drommen in de hoofdstraten van Palermo. De Bourbons en hun knechten werden openlijk gehoond. Zelfs de gevangenen in hun cellen tartten hun cipiers, dezen toeroepend dat Piddu, de naam dien Garibaldi in den volksmond droeg, nu weldra zou komen. De lente vloog aan over de blauwte der wateren; zij bestrooide met bloesems alle tuinen en parken, alle groene hellingen rondom de stad; een klare glans rees op aan de transen; in teere pracht van schoongewasschen tinten stonden de doorluchtige bergen aan den horizon; de lucht was als een bloem, zoo geurig en zoo zacht. En ook de harten speurden
| |
| |
het wonder der lente, een heerlijke levensdrang steeg in hen op, een stralende kracht, een opgetogen verwachting. ‘Garibaldi komt,’ zeiden de oogen en lachten elkander toe; ‘hij komt, fluisterden de lippen, en met hem komt de vrijheid.’
Ach, in die gouden lentedagen zat de held, wiens naam als een tooverspreuk kracht had vrees en versaagdheid te verdrijven uit de harten, hoopvol vertrouwen te wekken bij een geheel volk, zelf in zijn twijfelmoedigheid gevangen als in een net dat hem belette de vleugels uit te slaan. Nog altijd werd hij her- en derwaarts geslingerd in zijn gedachten, nog altijd was hij machteloos in zijn gemoed. In het oogenblik zelf dat de krachten die hij had opgeroepen, voorzoover de eenling dit vermag te doen, hem als een woud van halmen omwuifden, roepend en ruischend ‘kom maaier, wij zijn rijp’, in dat oogenblik waren zijn oogen blind en zijn ooren doof, zijn hart was dicht voor den roep der scharen. Door heel Italië steeg de vloed omhoog waar hij zoolang naar had uitgezien; de moed en de wil en de strijdlust, het vertrouwen en de offervaardigheid stegen omhoog; zijn beste vrienden en strijdmakkers: Bertani, Medici, Bixio, Cosenz, allen smeekten hem het sein te geven tot de bevrijdende daad. Hij echter kòn maar niet gelooven, dat de geestdrift echt was en de wil sterk en waarachtig; mismoedig schudde hij het hoofd, zeggende dat het volk nog niet geschikt was om zijn eigen heil te bewerken; het verwachtte de vrijheid nog van verdragen tusschen vorsten en staatslieden en moest den beker van teleurstelling tot op den bodem ledigen; dan pas zou de tijd voor moedig handelen gekomen zijn. De vlam van vertrouwen scheen uitgedoofd in zijn hart.
Zoo ging de maand Maart met ijdel heen-en-weer gepraat verloren en nog eer April in het land was, kwam tot Garibaldi een tijding, die als eene stormvlaag dat vaste, sterke hart een oogenblik wegsloeg van de doeleinden, waarheen het zoo lang en stadig zijn koers had gericht.
Den 24sten Maart werd de inhoud bekend van een nieuw verdrag, tusschen Napoleon en Viktor Emanuel te Turijn gesloten. De keizer stemde toe in de annexatie van Toscane en de Emilia door Piëmont; in ruil hiervoor stond Viktor Emanuel aan Frankrijk niet enkel Savoye af - dat het tot afstand van dit oud-Fransche gebied zou moeten komen
| |
| |
werd vrij algemeen als onvermijdelijk beschouwd - maar ook Nizza met zijn bijna zuiver Italiaansche bevolking.
De voordeelen van het verdrag van Turijn voor het Lombardo-Sardinische koninkrijk lagen voor de hand: het breidde met één slag zijn grenzen uit tot aan den Kerkelijken Staat en kreeg in het zuiden de handen geheel vrij. Het eerste werk van Cavour na de totstandkoming van het verdrag was dan ook zijn geheimen agenten te Napels instrukties te geven, te pogen daar een opstandige beweging in het leven te roepen.
Het bericht, dat Piëmont Nizza aan Frankrijk versjacherd had, bracht Garibaldi buiten zichzelven van woede en verontwaardiging: van dien dag af stond hij onverzoenlijk-vijandig tegenover Cavour. Hij had al de taaie gehechtheid van den kleinburger aan zijn geboorteplaats; maar het was niet alleen die gehechtheid voor de stad, waar hij als jongen gespeeld, als knaap gedroomd en als jongeling gedweept had, de stad waar zijn ouders geleefd hadden en zijn kinderen waren opgevoed, terwijl hij in de ballingschap zwierf; waar hij, de kosmopoliet, die alle werelddeelen bezocht en alle wereldzeeën bevaren had, zich anders en inniger thuis voelde dan waar ook op aarde, - het was niet alléén die elementaire, diep in het gemoed gewortelde liefde, welke hem het verdrag met Frankrijk als iets monsterlijks en onduldbaars voeelen deed. Het was óók de walging en de haat tegen de oude methode der diplomatie, uit dat verdrag in al haar gemeenheid blijkend, de sjachermethode, die duizenden menschelijke wezens afscheurde van een land waarmee zeden, taal en traditie hen verbonden, om hen met één pennestreek onder de macht van een vreemde regeering te brengen. Het was onduldbaar, dat een staatsman, die doorging voor den kampioen der volksvrijheid, de doortrapte methoden van het oude regiem in praktijk bleef brengen. Het was monsterachtig, dat hij zich verstoutte een stuk van Italië af te staan aan den worger der Romeinsche republiek, aan den verrader van Venetië, aan den beschermer der pauselijke autokratie, aan den valschen demagoog, die naar buiten optrad als de bevrijder der onderdrukte volken, terwijl hij in zijn eigen land de demokratie meedoogenloos vervolgde.
Garibaldi had in Cavour sedert eenigen tijd een wil gevoeld, dien hij niet doorpeilde maar vijandig besefte aan
| |
| |
den zijne, een element dat hem onrustig maakte en prikkelde. Dit gevoel sproot voor uit de diepe tegenstelling zoowel van aanleg als van levensbeschouwing die tusschen beide mannen bestond. Het was de tegenstelling tusschen een, volgens zijn aard recht afgaande op het doel, en een die van nature de kronkelwegen verkoos als de beste; de tegenstelling tusschen een die geloofde aan de menschheid, aan haar spontane, intuïtieve kracht, die den moed, de energie, den vrijheidsdrang der volken als de scheppende faktoren in het historisch gebeuren erkende en een die de volken beschouwde als eeuwig-onmondige kinderen, wier lot van boven af geregeld moet worden. Het was de tegenstelling tusschen den politieken idealist en den beroepspolitikus, tusschen den overtuigden demokraat en den verdediger van de voorrechten eener maatschappelijke minderheid. Cavour's groote takt en levenskunst en niet minder Garibaldi's redelijkheid en zelfbeheersching hadden tot nu toe het uitbreken van openlijke konflikten tusschen hen voorkomen; om der beweging wille hadden zij elkander verdragen en ontzien. Maar nu was het konflikt onvermijdelijk geworden en al Garibaldi's opgekropte antipathie barstte uit. Onder den indruk der onverwachte gebeurtenissen scheen zijn wil plotseling in een nieuw spoor getild; de plannen en voornemens die hem jaren en jaren lang vervuld hadden werden op den achtergrond van zijn bewustzijn gedrongen. Dit eene alleen stond nu in het middenpunt van zijn denken: de afstand van Nizza aan Napoleon moest voorkomen worden. Hij begaf zich naar Turijn: het nieuwe parlement, waarin voor de eerste maal de Midden-Italiaan-provincies vertegenwoordigd waren, zou juist bijeenkomen. Garibaldi, die afgevaardigde was, volgde den raad zijner vrienden op om de regeering te interpelleeren. Nog was het verdrag niet geratificeerd; in de afgestane gebieden moest eerst nog een volksstemming plaats vinden; misschien was het mogelijk langs parlementairen weg iets te bereiken.
Den 12den April hield Garibaldi zijn interpellatie; zijn rede was goed gedokumenteerd, hij sprak beheerscht en rustig en toonde met onweerlegbare bewijzen aan dat de Italiaansche regeering een sterken druk op de bevolking van Nizza uitoefende om den overgang aan Frankrijk door te drijven; al wat hij vroeg, was uitstel van de stemming opdat ook de tegenstanders gelegenheid zou- | |
| |
den krijgen hun standpunt onder het volk bekend te maken. Cavour bestreed hem, hoffelijk in den vorm maar zonder iets toe te geven; in bedekte woorden zinspeelde hij op zijn plannen ten opzichte van Napels, sprekend over een nieuwe hoop, die buiten de grenzen van Toscane opkwam. De Kamer, gewend zich te laten beheerschen door den sterken en soepelen geest wiens leiding zij nu sedert bijna tien jaar volgde, verwierp met groote meerderheid Garibaldi's billijken eisch. Deze was woedend; in zijn verontwaardiging wierp hij zich het groepje extremisten in de armen die den afstand tot elken prijs wilden beletten. Er werd overeengekomen dat Garibaldi zich in het geheim naar Nizza zou begeven, om op den dag der stemming met hulp van geestverwanten de stembussen te verbrijzelen. Dit leek het eenige middel om de beslissing te verschuiven en een krachtige tegen-agitatie mogelijk te maken. Cavour's politieke vijanden, - klerikale duisterlingen en verstokte reaktionairen - die het schandaal zagen aankomen, verkneukelden zich en stookten het vuur van Garibaldi's toorn nog feller op.
Te midden van deze opwinding bereikten de eerste tijdingen van het gebeurde te Palermo de hoofdstad. Onmiddellijk ijlden Crispi en Bixio naar Garibaldi: nu de voorwaarde vervuld was waarvan hij zijn gaan afhankelijk had gesteld, nu mòest hij gaan zonder verder dralen. Maar Garibaldi twijfelde nog: de bron van het bericht, zeide hij, leek hem niet vertrouwd; enkel zoo Hudson, de Engelsche gezant te Turijn waarmee hij persoonlijk bevriend was, bevestiging ervan ontving, zou hij er geloof aan hechten. Pas nadat de bewuste bevestiging ontvangen was, begon hij zijn maatregelen te nemen. Hij verzocht het bestuur van het ‘Een millioen gewerenfonds,’ een nationale vereeniging voor de bewapening van vrijwilligerskorpsen, om hem een aantal der uitnemende vuurwapens te willen afstaan waarover zij beschikte; ook stelde hij zich in verbinding met Fouché, een vurig patriot te Genua, agent eener groote scheepvaartmaatschappij en vroeg dien of hij kans zag een paar flinke stoombooten te huren, waarop de expeditie kon worden overgebracht. Zijn ouden wapenbroeder Sacchi, op dat oogenblik kolonel in het Sardinische leger, liet hij overkomen om met hem de mogelijkheid te bespreken dat diens regiment de kern der strijdmacht zou vormen. Een aantal
| |
| |
officieren en minderen van het regiment hadden vroeger onder Garibaldi gevochten; deze zelf had uit een gesprek met Viktor Emanuel den indruk gekregen, dat de koning er zich niet tegen kanten zou zoo het regiment zijn revolutionair-patriottische gezindheid in daden omzette. Weldra echter bleek dat deze indruk op een vergissing berustte; de koning, ofschoon naar het scheen bereid de expeditie oogluikend toe te staan, verklaarde met alle middelen te zullen verhinderen dat zij een officieel karakter kreeg. Zelfs eischte hij van Garibaldi de belofte, dat deze alles zou doen om te beletten dat het leger ontwricht werd: alle officieren of minderen die de koninklijke vanen verlieten om de zijne te volgen moest hij onvoorwaardelijk afwijzen. Garibaldi beloofde dit te zullen doen en voor zoover het mogelijk bleek deed hij zijn woord gestand.
Maar al werden de toebereidselen voor de expeditie voortgezet, voor zijn vrienden was het duidelijk dat Garibaldi nog niet waarlijk besloten was te gaan. Het viel hem moeilijk om van het plan tot sabotage der volksstemming te Nizza af te zien: wellicht zou het mogelijk zijn, dacht hij, dit eerst nog uit te voeren en daarna naar Sicilië te gaan. Crispi en Bertani bleven hameren op het oude aanbeeld: hij mocht nu enkel aan Sicilië denken, dáár lag de toekomst van Italië. Maar ook uit Nizza kwam boodschap op dringende boodschap van de anti-Franschgezinden, hem smeekend hen met zijn gezag en zijn stoutmoedigheid bij te staan. Daarbij liepen de berichten over den stand van zaken op het eiland sterk uiteen; ze te kontroleeren bleek niet mogelijk: zoo duurde de onzekerheid voort. Gelukkig kwam juist in deze dagen de loods terug, wien Pilo zijn optimistisch-gekleurde brieven had meegegeven. Bertani bracht den man bij Garibaldi; deze las de brieven aandachtig door maar merkte na de lezing op, dat de berichten der bladen volgens welke de opstand neergeslagen was van later datum waren. De loods, zelf Siciliaan en geestdriftig patriot, antwoordde die berichten voor tendentieuze leugens te houden, uitgestrooid met het doel de partij van aktie te ontmoedigen. De opstand duurde nog voort maar het was de hoogste tijd dat Garibaldi den rebellen te hulp kwam, anders zou hun poging waarschijnlijk verstikt worden en de offers waren nutteloos geweest. Garibaldi antwoordde niet, de innerlijke tweestrijd etond op zijn gezicht te lezen. Wie het dichtst bij hem
| |
| |
waren hoorden hem mompelen: ‘Maar Frankrijk dan, maar Cavour.’ Toen wendde hij zich tot een zijner vertrouwden met de vraag, hoeveel vrijwilligers die wel dacht dat bereid zouden zijn hem te vergezellen. ‘Zeker drie à vierduizend,’ luidde het antwoord. Maar Garibaldi maakte een afwerende beweging en zeide: ‘Neen... neen; dat is te veel; ik wil geen nutteloos vleesch; weinigen, maar goeden. Iets meer dan duizend is genoeg.’ Daarna, zich opnieuw tot den loods wendend, ondervroeg hij dezen over verschillende bijzonderheden, zooals de beste plaatsen om te landen en dergelijke meer. Als uitkomst van het gesprek gaf hij bevel de toebereidselen met meer voortvarendheid voort te zetten, vooral wat de aanschaffing van wapens aanging, een punt, dat nog niet bevredigend was opgelost. Toch voelden allen, dat het groote, muurvaste vertrouwen niet was teruggekeerd; het leek als omfloerste een wolk van onzekerheid nog zijn wil.
Garibaldi's besluiten in belangrijke dingen rezen altijd op uit een ondergrond van intuïtieve zekerheid. Zoolang enkel-verstandelijke overwegingen den koers van zijn willen moesten bepalen, viel het nemen van een besluit hem uiterst moeilijk. Dan streden in hem voorzichtigheid en stoutmoedigheid; zijn groot verantwoordelijkheidsgevoel werkte remmend op zijn dadendrang; hij woog en wikte, vroeg zijn vrienden raad, liet zich door hun meening dan naar deze, dan naar gene richting drijven, kwam tot geen konklusie. Tot eindelijk na dit langdurig proces van voorbereiding, dit beploegd en bewerkt worden der velden van het bewustzijn, een stem, opkomend uit de diepe gronden der ziel, hem zeide hoe te handelen. Pas wanneer die stem gesproken had was zijn besluit onwrikbaar; dan kende hij geen weifeling meer; dan was zijn wil als een stralende zon, allen die met hem in aanraking kwamen met haar kracht bevruchtend. Nu had die innerlijke stem nog niet gesproken, zijn makkers ondergingen de wankelheid van zijn hart.
De toebereidselen tot de expeditie werden in het minst niet geheim gehouden: integendeel werden openlijk in alle steden van Noord- en Midden-Italië vrijwilligers opgeroepen; het heele land was in rep en roer, alleen de regeering scheen niets te merken. Ten einde echter te vermijden al te opzettelijk de aandacht op de voorbereiding der onderneming te vestigen, nam Garibaldi, die naar Genua was gekomen, zijn
| |
| |
intrek niet in de stad zelf maar te Quarto, een plaatsje, eenige kilometers ten oosten van Genua aan de kust gelegen. Hij was er de gast van zijn ouden vriend Vecchi, een wapenbroeder uit Zuid-Amerika, die daar een landhuis, de villa Spinola, bewoonde, behoorend bij het kasteel Spinola. Het huis lag midden in een groot park dat zich aan den zeekant uitstrekte tot aan de klippen van de kust. Daar te Quarto werd het hoofdkwartier der expeditie gevestigd; Crispi, Bixio, Bertani en de andere leiders konden er voortdurend overleg plegen met Garibaldi en hielden hem van alles op de hoogte, zonder dat hij zich in het openbaar behoefde te vertoonen. Onophoudelijk kwamen en gingen boden om berichten te brengen en instrukties te halen; ook verschenen af en toe, maar altijd 's nachts, geheimzinnige onbekenden met brieven of mondelinge boodschappen, die zij enkel aan Garibaldi persoonlijk mochten toevertrouwen. Zij waren gezonden door Cavour, die uit de verte een wakend oog hield op de onderneming welke hij in 't openbaar met een stalen gezicht verloochende. Een enkel maal kwamen koeriers uit Sicilië, die tusschen de kruisende Napelsche oorlogsschepen waren doorgeglipt; hun gebaren waren hartstochtelijk-dringend, hun stemmen hadden een pathetischen klank als zij den generaal smeekten toch niet langer te talmen: hij wist niet met welk vurig verlangen ginds door allen naar hem werd uitgezien. Rustig luisterde Garibaldi, vroeg zakelijke inlichtingen, teekende de antwoorden nauwkeurig aan. Tusschen de konferenties placht hij elken dag in de tuinen van het kasteel een poos lang te spitten: hij wilde zich trainen voor de kampagne, die naar hij begreep veel van zijn uithoudingsvermogen vergen zou.
Rondom de muren van het park slopen dag en nacht verdachte gestalten, allen die kwamen en gingen scherp in het oog houdend. Dat waren de spionnen van Napoleon, de Bourbons en de Habsburgers. Telkens deden zij hun meesters opschrikken door valsche berichten: Garibaldi stond klaar om te vertrekken; Garibaldi was op weg.
Maar al deze berichten waren voorbarig. Het vertrek der expeditie werd telkens uitgesteld, nu om deze dan om gene reden. Weinig bevroedden de vurige harten, zichzelf in die dagen verterend van ongeduld, dat dit herhaalde uitstel een der omstandigheden zou blijken die de onderneming voor
| |
| |
een ramp bewaarden. Aanvankelijk had Garibaldi willen gaan met een paar honderd man; zulk een kleine schare zou ongetwijfeld door de Napolitaansche troepen vernietigd zijn geworden. Toen de stroom van vrijwilligers aanhield, besloot hij een grootere strijdmacht mee te voeren; ook de berichten uit Sicilië deden dit raadzaam achten. De uitbreiding van het aantal deelnemers boven het oorspronkelijke plan was één der oorzaken van de vertraging; een andere was het vraagstuk der bewapening. Het bestuur van het ‘Een millioen gewerenfonds’ te Milaan had duizend uitstekende Enfield-geweren ter beschikking der expeditie gesteld; de gouverneur der stad echter, d'Azeglio, een man van de gematigde richting, weigerde verlof te geven tot vervoer. Toen wendde Garibaldi zich tot de Nationale Vereeniging: deze was onmiddellijk bereid hem aan wapens te helpen die, in boekenkisten verpakt, Genua werden binnengesmokkeld. Maar helaas bleken de kisten enkel geweren te bevatten, die door het legerbestuur als verouderd of onbruikbaar waren afgekeurd. Zoo droeg de verkapte tegenwerking der gematigden schuld, dat de vrijwilligers den strijd tegen een twintigvoudige overmacht van Napolitaansche troepen moesten aanbinden met minderwaardige wapenen.
Het aantal leden der expeditie werd thans bepaald op 500; de datum van vertrek op 28 April. Een van Garibaldi's meest vertrouwde onderbevelhebbers, de vroegere priester Sirtori, een man met den ascetischen aanleg, het dwepend gemoed en de onvoorwaardelijke toewijding van een middeneeuwschen heilige, ging in opdracht van den leider naar Turijn om Cavour te polsen. Men moest zekerheid hebben, dat op het laatste oogenblik het vertrek der expeditie niet van hoogerhand zou worden belet. De minister liet zich tegen Sirtori zeer pessimistisch uit over de kansen der onderneming, maar deze kreeg toch den indruk, of hij wenschte dat de poging zou worden beproefd. Het was echter duidelijk dat de regeering die op geen enkele wijze zou steunen.
Al hield Cavour het voor waarschijnlijk dat de expeditie vernietigd zou worden, zoo had hij toch besloten haar vertrek niet te verhinderen, zorgend, zelf gedekt te blijven. Weer kwamen donkere wolken opzetten aan den horizont der internationale politiek: Oostenrijk, het koninkrijk
| |
| |
Napels en de pauselijke staat stonden op het punt zich tegen Noord-Italië te verbinden. Werkeloos afwachten beteekende gevaar loopen alles te verliezen, wat door drie oorlogen en tien jaar van diplomatieke werkzaamheid gewonnen was. Daarom had Cavour besloten Garibaldi te laten begaan. Slaagde deze, dan ging een schitterend verschiet voor Piëmont open; faalde hij, dan zou men hem verloochenen en er was niets verloren.
Maar op den vooravond van den dag, voor het vertrek der expeditie vastgesteld, ontving Garibaldi een cijfertelegram van Fabrizi uit Napels, dat plotseling als een zwart gordijn over alle hoop en verwachting neerviel. De opstand, berichtte het telegram, was volkomen onderdrukt, zoowel in de provincie als te Palermo; Engelsche schepen met bestemming naar Malta hadden een aantal vluchtelingen aan boord genomen.
Angstig wachtten de vertrouwden die te Quarto bijeen waren, tot het telegram ontcijferd zou zijn. Toen het voorgelezen was, zagen allen zwijgend naar Garibaldi; ook deze zweeg, de tranen waren hem in de oogen gesprongen. Een paar jongelieden in zijn buurt mompelden iets van ‘evenwel te gaan, wat konden die berichten hun schelen.’ Garibaldi schudde het hoofd: ‘Het zou waanzin zijn,’ zeide hij zacht en treurig. Weer zwegen allen. ‘Geduld, onze dag zal komen,’ voegde hij er bij. Toen trok hij zich terug en liet hen alleen.
Het bericht, dat de expeditie was afgelast, verspreidde zich in een oogwenk onder de deelnemers. In de ruime voorhal der villa Spinola verschenen telkens nieuwe gezichten, sommige bleek en verslagen, andere vertrokken van teleurstelling en spijt. De Siciliaan La Masa, een ijdeltuit en een schetteraar, maar een der aktiefste propagandisten, herhaalde tegen elk die het hooren wilde, dat zoo Garibaldi weigerde te gaan hijzelf de expeditie wel zou aanvoeren. Bertani en Crispi waren geruimen tijd met den generaal in zijn kamer samen; men hoorde hun stemmen, vol heftige bewogenheid, betoogen, manen, aandringen; daartusschen door zijn klankvol orgaan in korte, hamerende zinnen. Toen zij eindelijk terugkwamen, ontmoedigd maar niet overtuigd, stoof Bixio naar binnen: hij sprak driftig-luid, bijna dreigend; Garibaldi, die veel van hem kon verdragen om zijn uitstekende eigenschappen, trachtte hem tot bedaren te
| |
| |
brengen, maar hij slaagde niet. Als een zinnelooze vloog Bixio ten slotte het vertrek uit, de vuisten stijf tegen het voorhoofd gedrukt. De dag duurde eindeloos lang; bij den maaltijd werd weinig gesproken en ook dat weinige fluisterend, als lag er een doode in huis. Tegen den avond kwamen eenige afgevaardigden van de vrijwilligers te Quarto en eischten onmiddellijk bij den generaal toegelaten te worden. Het waren heel jonge jongens; zij beefden van opwinding en schenen door de teleurstelling geheel in de war. Als Garibaldi bevreesd was om te gaan, zeiden zij tot den adjudant die hen naar binnen leidde, moest hij hun het geld en de wapens maar geven, die de patriotten bijeen gebracht hadden: hij had geen recht dat alles te houden. Garibaldi, die iets van hun dwaze gepraat had opgevangen, ontving de opgewonden jongelieden met een boozen blik; ‘zegt wat gij te zeggen hebt,’ zei hij kortaf. Een oogenblik zwegen zij bedremmeld, maar weldra gingen de sluizen open, een stroom van hartstochtelijke woorden brak daar door heen. Hun kinderlijke oprechtheid en aanhankelijkheid, hun gloeiende liefde voor de zaak, deden zijn toorn spoedig bedaren. Toen zij uitgesproken hadden, sprak hij tot hen mild als een vader, hun verklarend waarom hij niet mocht gaan, hun vragend hem zijn plicht niet zoo moeilijk te maken. Zijn stem trilde; hij brak plotseling af en keerde zich naar het venster, hun met een vriendelijk gebaar te kennen gevend dat het onderhoud was afgeloopen.
Den volgenden morgen verscheen Crispi reeds vroeg in de villa Spinola; met een stralend gezicht trad hij bij Garibaldi binnen, triomfantelijk een papier omhoog houdend: hij had, zei hij, langs buitengewonen weg bericht gekregen dat de staat van zaken op Sicilië volstrekt niet hopeloos was, maar eerder gunstig. Vorschend zag Garibaldi hem in de oogen: Crispi sloeg de zijne niet neer, alleen steeg even een lichte blos naar zijn matgeel gelaat. ‘Geef mij dat papier,’ vroeg Garibaldi. Toen trok hij zich terug in zijn eigen kamer, gaf bevel dat niemand hem mocht storen en bleef den geheelen dag onzichtbaar.
Garibaldi zag in, niet langer te kunnen dralen; er moest een besluit genomen worden: de zaak opgeven of den sprong in het duister wagen. Nogmaals ging hij alles goed na: de verschillende berichten, de inlichtingen van den loods, de beweringen der Siciliaansche patriotten. Hoe meer
| |
| |
hij nadacht, des te beter begreep hij dat geen enkel bericht te vertrouwen viel, de goede zoomin als de slechte. Alle waren gekleurd door de gezindheid van hen, die ze hadden opgemaakt. Het was onmogelijk zich van Genua uit een juist oordeel over den stand van zaken op Sicilië te vormen; daarom deed het er ook weinig toe, of Crispi loog, ja dan neen. Langen tijd zat Garibaldi verdiept in gedachten, de schemering viel, het werd avond: hij merkte het niet. Aldoor was zijn ziel geheel vervuld met dit eene: zou hij wagen? Was hij verantwoord het te doen? Hij dacht hoe vaak hij anderen haast en ongeduld had verweten, hoe voorbarigheid op dit oogenblik de zaak die heel zijn leven was voor jaren achterop kon brengen; hij durfde de stem in zijn hart niet vertrouwen, hem drijvend te zeggen: ‘wij gaan.’
De nacht steeg over de aarde; in de stilte die hem omspon zat Garibaldi met gesloten oogen, het voorhoofd tusschen de handen gesteund. Hij poogde niet langer de kansen te wegen, zijn brein was leeg van gedachten, maar in zijn hart begon een licht open te gaan. Hij dacht aan Pilo en Carrao, die met hun tweeën de gevaarlijke reis over zee ondernomen hadden om hem een weg te banen; aan de dappere mannen uit het volk van Palermo, die gewaagd hadden en waren ondergegaan, maar ondergaande een fakkel hadden geslingerd in het wachtende volk. Hij dacht aan de arme boeren van het squadre, waarvan de koeriers uit Sicilië hem hadden verteld; hij zag ze met hun oude roestige jachtgeweren de Napolitaansche patrouilles trotseeren, zag hoe zij telkens uiteen gejaagd, zich telkens opnieuw verzamelden. Hij hoorde de jonge arbeiders in de gevangenis tartend roepen tegen hun cipiers ‘Wacht maar: weldra komt Piddu’; hij hoorde de vrouwen op straat de gendarmen bespotten met een dapperen lach. Zijn hart werd àl lichter en warmer; vertrouwen brak door de twijfelingen heen, zooals de zon heenbreekt door nevels. Eerst is zij nog enkel een flauwe schijf, die geen weldaden kan bewijzen; allengs wint zij krachten; de vale dampen vervlieten; zegevierende straling zet den hemel in gloed.
Zoo won het vertrouwen aldoor veld in Garibaldi, van een stralend middelpunt uit zich spreidend door de ruimten zijner ziel. En terwijl hij daar zat, met gesloten oogen het doorbreken der innerlijke zekerheid genietend, voelde hij zijn
| |
| |
kracht tot hem terugkeeren. Het was of hij door onzichtbare handen omhoog werd getild uit lichtlooze sferen naar een zonnig plateau; het was of de gloed in zijn hart samensmolt met een sterkeren gloed, van alle kanten op hem aandringend. En nu begon de stilte van geluiden te ruischen; flarden van liederen klonken in de duisternis: hij voelde zijn hart groot worden in zijn borst, want het waren de wijzen van strijd en van liefde, die hij en zijn makkers gezongen hadden op de wallen van Rome en in de bergen van Lombardije. Daartusschen hoorde hij stemmen zijn naam roepen; eerst enkele, toen meerdere, toen vele dooreen. Diepe, klankrijke mannenstemmen riepen luid tot hem, bevende vrouwenstemmen herhaalden zijn naam met smeekenden aandrang; ook kinderstemmen riepen, het klonk als zilveren schelletjes. Toen plotseling vulde een groot gebeier van zware klokken de lucht, een wild-hartstochtelijk kleppen, donker als bloed, alle andere geluiden verzwelgend. Hij hoorde in de bronzen dreuningen een woord terugkeeren, altijd hetzelfde woord en spande zich in om te verstaan. En eindelijk verstond hij: ‘te wapen, te wapen’ klepten de klokken. En ‘te wapen, te wapen’ hoorde hij nu roepen uit duizenden menschen-kelen, met dienzelfden klank van hartstochtelijke opstandigheid, als die kelen van metaal doorklonk. Toen viel een stilte, strak en zwaar van groote verwachting; een fluistering rees daaruit omhoog, als een fontein murmelt in den nacht. Achter hem sprak een stem zacht maar nadrukkelijk deze woorden: ‘Mijn hart zegt dat ik slagen zal.’ Hij herkende Mameli's stem en was oneindig verheugd maar keerde zich niet om, want hij wist dat de stem kwam uit een onzichtbare wereld. Toen hoorde hij opnieuw zijn naam roepen, in veelheid van zwellende klanken, of alle boomen in een ontzaglijk woud een tong hadden gekregen. Hij wilde antwoorden, zeggende ‘ik kom broeders, ik kom,’ maar enkel zijn hart sprak de woorden,
want eer zijn lippen ze hadden kunnen vormen, brak opnieuw klokkengelui uit; thans niet in diepe, angstig-jagende dreuning als de eerste maal, maar jubelend-blijde, zooals de klokken luiden op den dag van Christus' opstanding. Weer hoorde hij hoe al die zilveren tongen één woord spraken. En nu was dit woord ‘zegepraal.’ Verrukt luisterde hij, zich verwonderend voorheen nooit de stem der klokken te hebben verstaan. Toen steeg
| |
| |
boven dat zilveren luiden een groote jubelroep, of een geheel volk zijn blijheid als een zuil van klank tot de oneindigheid opwerpt der hemelvelden. Hij voelde zijn eigen ziel in dien roep opgenomen; het was of hij louter vlammende vreugde werd.
De klanken verstomden; de stilte van den nacht keerde weer in tot Garibaldi; om hem heen was geen ander geluid dan het ruischen van den nachtwind door de boomkruinen van het park. Hij zat nog gelijk hij gezeten had toen de stemmen van verleden en toekomst in zijn hart waren opengegaan: de oogen gesloten, het hoofd in de handen gesteund. Zijn ziel was vol eerbied, of een groote tegenwoordigheid haar had beroerd en vol ootmoedige dankbaarheid, als had zij een heerlijk geschenk ontvangen.
Den volgenden morgen bij het krieken van den dag kwam Garibaldi uit zijn afzondering te voorschijn; glanzend, vertrouwend en sterk. ‘Wij gaan’, sprak hij tot zijn verrukte gezellen; ‘zoo spoedig mogelijk - morgen zoo het kan.’
Het was de eerste dag van Mei; de wereld stond in gloed van lente: de zee, de bergen en de harten, alles was vol licht.
Dag en nacht werd nu gewerkt om klaar te komen, maar het bleek onmogelijk den datum van vertrek vroeger vast te stellen dan op den 5den. Met Fouché werd overeengekomen dat op dien datum twee groote stoombooten der Rubattini-Maatschappij beschikbaar zouden zijn. De overeenkomst werd voor allen geheim gehouden, zelfs voor de zeelui, aangemonsterd om de beide schepen te bemannen. Op den vastgestelden avond kwamen zij na het vallen van de duisternis op een afgelegen plek van de haven bijeen. Weldra verscheen Bixio, die zich als hun bevelhebber kenbaar maakte. Eenige oogenblikken daarna roeiden twee booten onhoorbaar naar de plek, waar de bewuste stoomschepen, de ‘Lombardo’ en de ‘Piëmonte’, voor anker lagen. De bemanning werd uit den slaap gewekt; aan een paar matrozen hield men een pistool voor, opdat zij later zouden kunnen verklaren enkel voor geweld geweken te zijn. Nu moesten de vuren gestookt en de machines op gang gebracht worden; dit kostte echter alles veel meer tijd dan waarop gerekend was. De maan was ondergegaan; van zijn woning aan de kade tuurde Fouché in angstige spanning door de duisternis over het water: niets bewoog.
| |
| |
De nacht werd dunner, reeds doken de flauwe omtrekken der dingen op uit het zwarte ledig waarin zij gedompeld waren geweest en nog altijd niets. Eindelijk, de ochtend schemerde reeds, kwam er beweging in de donkere massaas der beide schepen; weldra wendde de Piëmonte den steven en voer langzaam de haven uit, de veel grootere Lombardo, wier machines niet geheel in orde waren, achter zich aansleepend.
Den avond te voren waren de vrijwilligers bij kleine troepjes van Genua over den straatweg naar Quarto gekomen; daar zou de inscheping plaats vinden
Verwanten en vrienden deden hun uitgeleide; langs den geheelen weg stond een menigte geschaard, die voor elk voorbijkomend groepje eerbiedig het hoofd ontblootte. Er werd niet gezongen en niet gejuicht; ontroerd zagen allen naar die jonge mannen, zoo blijmoedig van wezen, bereid zichzelven op te offeren dat Italië zou opstaan uit hun bloed.
De zon daalde aan de kim toen de laatste vrijwilligers door het groote hek in het park verdwenen. Zij die hun uitgeleide hadden gedaan keerden naar de stad terug, bedrukt door het afscheid; zij die verkoren waren te gaan, zetten zich in den lauwen avond op het gras onder de oude steeneiken, denkend hoe de droom van hun leven nu waarheid ging worden; hun oogen straalden of zij een ster droegen in hun borst.
In Garibaldi's werkkamer brandde nog licht; hij schreef zijn laatste afscheidsbrieven. Aan den koning schreef hij: nu de Sicilianen waren opgestaan met de leus der eenheid van Italië op de lippen, mocht hij niet langer weifelen. De onderneming was hachelijk, hij wist het, maar hij vertrouwde in de dapperheid zijner metgezellen: zij zouden slagen. Hun parool zou zijn: Italië en Viktor Emanuel. Zoo hij den koning zijn voornemen niet had meegedeeld, dan was dit alleen omdat hij vreesde dat zijn groote liefde voor zijn vorst hem zou bewegen zijn plan op te geven, zoo deze het hem ontried. Ook schreef hij aan Bertani, die ziek moest achterblijven. Hij drukte hem op het hart te zorgen, dat geregeld versterkingen naar het zuiden werden gestuurd. Men moest nu alles doen om het volk in te prenten dat het niet voldoende was geld te geven, maar dat persoonlijke offervaardigheid noodig was. Werd nu flink door- | |
| |
getast, dan zou waarschijnlijk geheel Italië bevrijd kunnen worden, met weinig offers en binnen korten tijd. Het reeds bevrijde deel moest 50.000 vrijwilligers wapenen; in verhouding tot de bevolking was dit nog niet veel en met zulk een leger zou Italië geen vreemde hulp meer behoeven.
Ten slotte schreef Garibaldi nog een korte proklamatie aan het Italiaansche leger. Zijn belofte getrouw bezwoer hij dit, zich niet te laten verleiden tot tuchtelooze daden. Ook in het noorden waren vijanden die bestreden en broeders die bevrijd moesten worden! Allen moesten zich scharen om de dapperste officieren en om den koning, die, al werd hij somtijds tegen gehouden door kleinzielige raadgevers, toch eindigen zou met hen te voeren op den weg van strijd en overwinning.
Toen Garibaldi gereed was met schrijven, trad hij naar buiten in den zoelen Mei-nacht. De maan ging al onder; door de ijle takken der kurkeiken heen scheen haar koperkleurige schijf verwonderlijk groot. Het oude park was vol geheimenissen; in de oleanderboschjes achter het kasteel puurde een kleine vogelkeel allen toover, alle zoete verwachtingen der lente tot klank.
De officieren die Garibaldi opwachtten zagen verbaasd en verheugd naar zijn verschijning; hij scheen hun een ander toe dan de man dien zij altijd gekend hadden; vrijer en stouter, of zijn persoonlijkheid zich had losgemaakt uit kwellende banden. Ditmaal droeg hij niet, gelijk in de kampagne van het vorige jaar, de stijve Piëmonteesche generaalsuniform, zoo weinig passend bij zijn wezen, maar een nieuwe dracht, los en gemakkelijk, half die van den zeeman, half van den Zuid-Amerikaansche guerilla-aanvoerder. Heel zijn verder leven zou hij geen andere dan deze kleedij meer dragen; zóó zou zijn beeld voortbestaan voor latere geslachten; zij was als het zichtbare teeken van de volkomen uitleving zijner persoonlijkheid, waartoe die wonderbare zomer van 1860 hem een gelegenheid zou bieden als hij nimmer daarvoor had gevonden en daarna nooit weder vond.
De poncho om de schouders geworpen, de zijden das om den hals gestrikt, een grijzen vilthoed op het hoofd, zijn groote sterke sabel in de hand, trad Garibaldi door de laan waar een deel der vrijwilligers nog wachtten: eerbiedig stonden zij bij zijn nadering op. Langs een smal
| |
| |
steenig voetpad daalde hij naar den voet der klippen: daar lagen de roeibootjes gereed, die de mannen naar de transportschepen zouden overbrengen. Die van de eerste ploeg hadden hun plaatsen al ingenomen, ten einde onmiddellijk te kunnen afvaren zoodra de beide stoombooten in het gezicht kwamen.
Opgewekt beantwoordde Garibaldi den groet der mannen; het was of de werkelijkheid pas goed tot hen doordrong toen hij in hun midden plaats nam, zich zette op een steen en rustig, als over iets heel gewoons, tegen hen begon te spreken over het groote werk dat zij samen gingen volbrengen.
Het wachten op de stoombooten duurde lang, maar toen zij eindelijk gesignaleerd werden, ging de inscheping vlug en vlot in haar werk en nog eer het dag was, verwijderden de beide schepen zich weer van de kust. Eenmaal in volle zee gekomen, verminderden zij hun vaart, alsof zij ergens op wachtten. En dit was ook zoo: de ammunitie en een klein deel der wapens moest nog aan boord gebracht worden. Een paar jonge patriotten uit de buurt hadden op zich genomen hiervoor te zorgen; de lichters, kenbaar aan een groene lantaarn aan den achtersteven, zouden den beiden stoombooten ter hoogte van Kaap Bagliasco tegemoet varen. Maar de door Bixio aangeworven zeelui bleken onbetrouwbaar; toen de maan onder was, roeiden zij in den donkeren nacht weg en lieten de jonge patriotten hulpeloos achter; de lichters verdwaalden en misten de stoombooten, die in de morgenschemering tevergeefs naar het afgesproken signaal uitzagen. Een poosje bleven deze nog bij Kaap Bagliasco kruisen, toen beval Garibaldi niet langer te wachten en de vaart voort te zetten: langer talmen zou alles in gevaar brengen en hij vertrouwde in een van de forten op de Toscaansche kust zich wel van munitie te kunnen voorzien.
Alvorens naar Sicilië koers te zetten, moesten zij toch ergens aan land gaan, niet alleen om de geringe voorraden proviand en water aan te vullen, maar ook om een begin van militair verband te brengen in wat nog enkel een ongeordende menschentroep was. In de bekrompte ruimte aan boord kon dit onmogelijk geschieden: beide schepen waren overvol.
Te Talamone, een klein plaatsje aan de Toscaansche
| |
| |
kust, werden de ankers uitgeworpen. De vrijwilligers - het waren er 1150 - gingen aan land om geïnspekteerd en ingedeeld te worden; toen Garibaldi hun rijen op het strand zag geschaard sloeg hij de handen ineen; ‘Wat een menschen’, zei hij. Van nu af waren zij geen ordelooze menigte meer: zij waren nu ‘de Duizend’.
Intusschen had Garibaldi een zijner officieren, den Hongaar Türr, naar de naburige kleine vesting Orbetello gestuurd met een brief aan den kommandant, kolonel Giorgini, waarin hij dezen verzocht ‘ter wille van den roem van Viktor Emanuel en de grootheid van Italië’ alles te doen wat in zijn macht stond om de expeditie te helpen. Aanvankelijk aarzelde Giorgini toen Türr hem vroeeg de ammunitie die hij onder zijn berusting had aan Garibaldi af te staan; maar hij was een warm patriot en liet zich weldra door Türr overtuigen, dat zijn plicht was datgene te doen wat hij met zijn geheele hart te doen verlangde. De in het fort voorradige ammunitie werd aan boord gebracht; daarenboven werden nog honderd goede Enfield-geweren en een paar kleine bergkanonnen ter beschikking der expeditie gesteld.
In den morgen van den 8sten werden de ankers gelicht; te Monte Argentario moest nogmaals gestopt worden om kolen in te nemen; daarna verwijderden de beide schepen zich in zuidoostelijke richting van de Italiaansche kust. Waarheen de vaart ging wist niemand, zelfs de stuurman niet; de weg dien de generaal hun gelast had te volgen scheen om Sicilië heen te voeren; onder de vrijwilligers waren er velen die geloofden dat Garibaldi naar Afrika wilde of naar Malta, om daar een gunstige gelegenheid voor de landing af te wachten. Allen aan boord begrepen, dat zij elk oogenblik aangevallen konden worden door Napolitaansche oorlogsschepen, maar noch dit vooruitzicht, noch de gedachte aan de onzekere toekomst drukte de stemming ook maar in het minste. Integendeel was deze er eene van vroolijken overmoed; er werd gelachen en geschertst en uit volle borst gezongen; eenmaal zelfs ging het schaterend rumoer op de Piëmonte zoozeer alle perk te buiten, dat Garibaldi aan dek moest komen om met een paar woorden van gezag de uitgelatenheid te temperen. Aan boord van zijn schip, zei hij met rustigen nadruk, mocht enkel zijn eigen stem gehoord worden. Op de Lombardo handhaafde
| |
| |
Bixio op zijne wijze de tucht: met vloeken, getier en fantastische dreigementen.
Dagenlang voeren de beide schepen over een leege zee; geen mast steeg aan den einder omhoog, geen rookpluim streepte de grijze luchten. De Napolitaansche oorlogsvloot scheen door de baren verzwolgen. Hun eenige avontuur op den geheelen tocht beleefden de mannen toen de schepen in een donkeren nacht van elkaar afraakten. Garibaldi gaf bevel dat de Piëmonte, die de leiding had, terug moest stoomen om de verloren Lombardo te zoeken. Toen hij deze naderde liet Bixio, wanend dat de donkere massa die op hem aan kwam zetten een Napolitaansch oorlogsschip was, aanstalten maken om met volle vaart op den vijand in te loopen en dezen te rammen. Pas op het allerlaatste oogenblik werd de vergissing bemerkt en de aanvaring vermeden, doordat Garibaldi luidkeels Bixio's naam over de wateren riep.
Van dat oogenblik af bleven de beide schepen dicht in elkaars buurt, tot de mannen op den morgen van den 11den in het zuiden een flauwe streep zagen opduiken. Zij begrepen dat dit de kust van Sicilië moest zijn; verheugd zagen zij elkaar aan; zij waren dus al dicht tot het doel genaderd.
Evenwijdig met de kust, maar op vrij grooten afstand daarvan, werd de vaart voortgezet; weldra steeg in het oosten de steile rot van het eiland Favignana uit de golven omhoog. Daar, op die eenzame rots, verhief een vesting haar naakte, sombere muren en binnen die muren zaten de overlevenden van Pisacane's expeditie gevangen. Eenigen hunner waren in gevangenschap gestorven, maar Nicotera leefde nog en allen aan boord voelden zich ontroerd, denkend aan zijn moed en zijn lijden, toen zij die kale, grijze rots zagen opduiken, weer klein worden als een stip en verdwijnen.
O, dat zij het mochten zijn, die hem en zoovele anderen uit de klauwen der dwingelandij verlosten! Als een vuurpijl schoot het verlangen naar den strijd door hun harten op.
Nicotera had vanuit zijn eenzame cel de twee schepen voorbij zien stoomen, die zonder vlag of wimpel snel en vast aanstuurden op een onbekend doel. Verwonderd vroeg hij zich af, vanwaar zij kwamen en wat zij waren; een
| |
| |
siddering van hoopvol verwachten schoot door zijn hart.
Gedurende de vaart zat Garibaldi veel in zijn kajuit beneden. Somtijds bestudeerde hij kaarten van Sicilië die hij had meegebracht en maakte aanteekeningen; somtijds luisterde hij in schijnbaar niets-doen naar de stemmen, opzingend door zijn hart. Een sterke vreugde doorstroomde hem, een heerlijk-wellende warmte, als hij in lang niet had gevoeld. Eens kregen die vreugde en warmte in hem klank, zich verbindend tot rythmisch-vallende woorden; toen het vers gereed was, gaf hij het aan een van zijn jonge adjudanten, half-beschroomd dien vragend of het misschien op muziek kon worden gezet. Maar er was geen komponist aan boord: het lied werd ingestudeerd op de wijze van een der koren uit de Norma, onder veel gelach en plezier.
Tot in de laatste dagen der vaart toe had Garibaldi nog geen besluit genomen ten aanzien van de plek waar hij de landing zou beproeven. Hij overwoog verschillende mogelijkheden; eindelijk gaf de raad van den kapitein van de Piëmonte, een ervaren zeeman die de kust van Sicilië goed kende, den doorslag; op zijn advies werd Marsala gekozen, aan de uiterste westpunt van het eiland. Een vast-omlijnd plan hoe hij verder zou handelen had Garibaldi niet; dit echter stond voor hem vast dat de expeditie zoo snel mogelijk uit de lage, gevaarlijke kuststreek naar het bergachtige binnenland moest oprukken en daar verbinding zoeken met het squadre om zich dan met vereende krachten op Palermo te werpen.
Alvorens op Marsala aan te sturen, werd een visschersboot gepraaid en op sleeptouw genomen, die dienst zou kunnen bewijzen bij de landing. Tevergeefs trachtte Garibaldi van den kapitein inlichtingen te krijgen: de man trilde op zijn beenen van angst en stamelde enkel onverstaanbare klanken. Ver aan den horizon daagden twee schepen op, in volle vaart naar de haven terugstoomend; een paar andere vaartuigen lagen op enkele mijlen afstand van de kust voor anker. De eerste werden gemakkelijk herkend als Napolitaansche kruisers: het was een vraag van leven en dood hun vóór te zijn. Maar tot welke nationaliteit behoorden die twee andere schepen? Daarvan hing de mogelijkheid eener landing af. Weldra bleek het eene een Engelschman; het andere werd gehouden
| |
| |
voor een Napolitaanschen oorlogsbodem, dien den toegang tot de haven bewaakte.
Aan boord van de Piëmonte was het stil geworden; Garibaldi had bevel gegeven, de bijlen en enterhaken gereed te maken, de mannen haalden hun wapens en schaarden zich op het dek om de officieren... Maar gelukkig kwam een Engelsche brik met volle zeilen uit de haven aanzetten: gepraaid, antwoordde de kapitein dat allebei de vaartuigen Engelsche oorlogsschepen waren, die sedert kort op de reede voor anker lagen. Met allen spoed werd nu verder gestoomd, recht op de haven aan.
Na een paar dagen regen en donkere luchten was de zon dien morgen stralend doorgebroken; de zee was een wiebeling van paarse en groene glanzen; de hemel een hooge koepel van zuiver lazuur. Witblinkend in den warmen noen lag Marsala te stoven met zijn pier, zijn haven en zijn groote fabriekachtige gebouwen, door stevige muren omringd. Dat waren de faktorijen en pakhuizen der Engelsche kooplieden, waar de beroemde wijn bereid werd en zoolang bewaard, tot hij geschikt was om over zee vervoerd te worden. Buiten de stad lagen de landhuizen der Engelsche kolonisten, wit-lachend tusschen groene welverzorgde tuinen. Achter dien groenen gordel leek de kuststreek grauw en vaal, een dorre woestenij van zand en steenen. Ver op den achtergrond blauwden de lijnen der bergen.
De matrozen der Engelsche oorlogsschepen, door de regeering gezonden om de kolonisten in geval van onlusten te beschermen, wisten niets van het vertrek van Garibaldi en zijn Duizend uit Genua, maar toen zij op de twee vreemde schepen, die in volle vaart naar de haven koers zetten, de Italiaansche driekleur geheschen zagen worden, met het kruis van Savoye in het midden, toen zij de dekken zagen wemelen van donkere poppetjes en uit een der geschutpoorten den loop van een kanon flikkeren, toen begrepen zij wat die schepen daar kwamen doen en juichten den stoutmoedigen kruisvaarders spontaan toe.
Reeds was de Piëmonte de haven binnen geloopen; het anker werd uitgeworpen vlak tegenover het Engelsche konsulaat. In een oogwenk waren vijftig Genueesche karabiniers, uitgelezen schutters, die onder bevel stonden van Türr, aan land gezet; zoo snel mogelijk volgden de
| |
| |
anderen. Met de Lombardo ging het niet zoo voorspoedig; door de onbesuisdheid van Bixio liep het schip aan den ingang van het havenkanaal vast. Een aantal visschersbootjes werd in allerijl opgekommandeerd om de 750 man die aan boord waren naar den vasten wal over te brengen. Maar nog was slechts een klein deel daarvan ontscheept, toen de Napolitaansche oorlogsbodems de haven bereikten. Op het dek van de Lombardo verdrongen zich honderden vrijwilligers; elk oogenblik verwachtten zij dat de scheepskanonnen van den vijand zouden losbarsten en de eerste kogels tusschen hen ontploffen; de spanning klopte in hun keel. Maar wonderlijk! De Napolitanen schenen de ontscheping niet te willen verhinderen: geen schot viel, tot de laatste man de Lombardo verlaten had. Later werd het raadsel opgelost: de kommandant, die strenge orders had gekregen om alles te vermijden wat den bevelvoerder van het Engelsche eskader, admiraal Mundy, aanleiding kon geven tusschenbeide te komen, was bevreesd geweest dat zijn kanonniers een van de Engelsche schepen zouden raken.
Terwijl de vrijwilligers met versnelden pas over de pier naar den vasten wal marcheerden, floten de eerste kogels boven hun hoofden; weldra bombardeerde de vijand de zee, de haven, de kade, de pier en de stad met zulk een woede, of hij het onverklaarbare verzuim van daar straks door verdubbelde inspanning inhalen wilde. Gelukkig was zijn vuur zeer slecht gericht en daarenboven ontploften vele granaten niet, zoodat de Duizend zonder verliezen de kade bereikten. Ook het geschut en de ammunitie werden veilig aan wal gebracht: de landing was gelukt, de eerste schrede gedaan tot de bevrijding van Sicilië.
Van de kade af had een klein aantal toeschouwers, sprakeloos van verbazing, met starre blikken de landing gevolgd, maar zoodra de eerste groep vrijwilligers den vasten wal naderden, stoven zij uiteen en verdwenen. Leeg en verlaten lag de kade in het blikkerende zonlicht; enkel een paar opgeschoten jongens kwamen onder de stadspoort door aanloopen, gevolgd door een waggelenden monnik, die opgewonden met zijn hoed zwaaide en in Siciliaansch dialekt ‘welkom, welkom’, schreeuwde.
Onthutst stonden de vrijwilligers in den daverenden noen: de aankomst was in alle opzichten zoo heel anders
| |
| |
dan zij zich hadden voorgesteld. Al die weken van wachten was hun fantasie aan het werk geweest, zij had hun romantische beelden voorgetooverd van het land en de menschen: het land een verrukking voor de oogen met zijn woeste bergen en weelderige tuinen, zijn indrukkende ruïnen uit de oudheid en rijkversierde middeneeuwsche paleizen; het volk een en al romantiek en schilderachtige wildheid. De meesten hadden verwacht onmiddellijk iets groots en heldhaftigs te zullen verrichten, Napolitaansche troepen uiteen te moeten drijven, die de toegangen verdedigden tot de kust. Zij hadden gedroomd van oproer, bruisend door de steden; van benden gewapende boeren, in galop van de heuvels dalend om zich bij hen te voegen.... En inplaats van dit alles: de nuchtere leelijke stad, het grauwe dorre land en, wat erger was, de doodelijke onverschilligheid der inwoners. Velen van de jongelieden voelden door hun hart een stekende pijn van teleurstelling; Bixio en een paar andere officieren vielen smalend uit over de Sicilianen, die blijkbaar zelfs den moed misten te komen kijken hoe hun bevrijders er uitzagen. Zij die zoo smaalden wisten niet dat ook te Marsala kort na het oproer te Palermo betoogingen hadden plaats gevonden en een afdeeling Napolitaansche troepen er heen gezonden was om de stad te straffen: alle wapens waren in beslag genomen, de voornaamste leiders gearresteerd geworden. Zij wisten niet hoe diep de angst voor de wreedheid der Bourbons geworteld was bij de bevolking van de kuststreek, die geen mogelijkheid had om de wraak van haar heeren te ontvluchten, zooals de boeren in het gebergte.
Maar toen zij hun leider aan het werk zagen, schaamden de vrijwilligers zich weldra in stilte over hun wankelmoedigheid. Hij scheen niets te bespeuren van de dingen die de anderen teleurstelden en ergerden. Zijn blijmoedig vertrouwen en zijn heldere vastberadenheid schiepen een sfeer, waarin geen plaats was voor ontmoediging en twijfel. Hij gaf last onmiddellijk het post- en telegraafkantoor te bezetten, liet den gemeenteraad bijeenroepen en door de geheele stad een proklamatie aan de bevolking aanplakken. Op de schampere uitvallen van Bixio en anderen antwoordde hij rustig, dat zij geduld moesten hebben: alles zou beter uitkomen dan zij dachten. Het was
| |
| |
nu maar zaak te bewijzen, dat zij dapper konden vechten: hun die moed en geluk hadden, lachte de wereld altijd toe. Hij verbood ten strengste rekwisities te doen in de kloosters en monniken of priesters lastig te vallen. Dit verbod was noodig, want er waren heel wat fanatieke anti-klerikalen onder de Duizend, echte papenvreters, die geen zwartrok konden zien zonder lust te voelen opkomen dien te hoonen en te sarren. Garibaldi dacht over de kerk en haar heerschappij nog net zoo als in de dagen der Romeinsche republiek, hij verfoeide de klerikalen nog even hartgrondig; maar hij had met de jaren geleerd beter te onderscheiden tusschen de werkelijke machthebbers in de kerk en hun ondergeschikten, die door de grooten werden gebruikt en getyranniseerd. Hij wist dat de lagere geestelijkheid op Sicilië - met uitzondering van de Jezuïeten - het bewind der Bourbons verafschuwde en aan de zijde van het volk stond en hij begreep van welk ontzaglijk belang het voor het welslagen der onderneming zou wezen, zoo de monniken en dorpspastoors voor hem partij trokken. Dan alleen zou het mogelijk zijn het vertrouwen der onwetende, bijgeloovige massa met één slag te winnen en een werkelijke volksbeweging te ontketenen. De weg naar het hart der massa liep recht door de rijen der geestelijkheid heen: het was een eisch van goede taktiek alles na te laten, wat deze kon prikkelen of ontstemmen.
Op het oogenblik der landing waren geen Napolitaansche soldaten te Marseille aanwezig; de strafexpeditie was juist den vorigen dag over zee naar Palermo teruggekeerd, terwijl de versche troepen, uit de hoofdstad naar het westelijke deel van het eiland onderweg, nog twee dagmarschen van Marsala verwijderd waren.
Het verzuim der autoriteiten om in alle havenplaatsen een sterke bezetting te leggen was voor Garibaldi van onberekenbaar voordeel. Hij had daardoor kunnen landen zonder strijd te moeten leveren en zonder een soldaat te verliezen, en eenmaal aan wal, kon hij zijn legertje ongehinderd organiseeren en alle maatregelen treffen voor den opmarsch naar het binnenland. Het was of de machthebbers dezen man, wiens zeldzame energie en doortastendheid de sterkste krachten waren welke hij tegen de veelvoudige overmacht zijner vijanden in het spel kon brengen, met opzet alle gelegenheid boden ze te ontplooien.
| |
| |
Het was of een god om de expeditie te redden van den anders onvermijdelijken ondergang, de harten dier machthebbers geslagen had met besluiteloosheid, weifelmoedigheid en verdwazing. En waarlijk was het een machtig god, die dit volbracht. Het was de godheid der maatschappelijke ontwikkeling, het was de kracht, werkend door menschen in de geschiedenis, die, geestelijk van aard al behoeft zij stoffelijke middelen om zich door te zetten, moreel van wezen al kan zij het geweld niet altijd ontberen, als de tijden rijp zijn een keurbende van de onderdrukten bezielt met dapper zelfvertrouwen en vastberaden wil te overwinnen, terwijl zij de onderdrukkers en hun trawanten laf maakt en onzeker, angstig-verward en dom.
Het doel van den eersten marsch was Salemi, een stadje in het binnenland tusschen de bergen. Enkele patriotten uit Marsala begeleidden de kolonne een eindweegs buiten de poort; wie haar zoo in den klaren morgen de wijde vlakte in zagen trekken, scheen zij bijna belachelijk klein toe. Garibaldi las de gedachte in de oogen van zijn adjudanten; ‘weldra,’ zeide hij opgewekt, ‘zullen wij tienmaal zoo sterk zijn als vandaag.’
Terwijl hij het woord sprak, flitste door hem de herinnering aan die andere kolonne, onophoudelijk door den vijand opgejaagd, dag aan dag verzwakt door gevechten, ontberingen en verraad. Diep in zijn hart welde dankbaar gedenken aan wie toen trouw geweest waren: zij hadden gezaaid, nu kwam de oogsttijd.
De weg liep eerst een poos door de zandige kuststreek, om daarna, wegzwenkend van de kust, door een schaduwlooze vlakte, met prachtige tarwe en linzen beplant, de blauwe kammen der heuvels te naderen. De zon blakerde, de lucht was gloeiend heet, gesprekken en gezangen verstomden, brandende dorst schroeide de kelen dicht; vele uren aaneen marcheerden de mannen; enkel in het midden van den dag werd een korte rust gehouden onder de schaduw van een olijvenboschje. Toen de officieren bevel gaven den marsch te hervatten, begonnen sommigen te mopperen: zij wilden nog wat rusten, het was niet mogelijk verder te marcheeren in die Afrikaansche hitte. Bixio vloekte en dreigde, maar tevergeefs: de mannen bewogen niet, bleven languit op den heeten stoffigen weg liggen. Maar toen Garibaldi in het langs rijden den onwilligen
| |
| |
met heldere, bemoedigende stem toeriep: ‘Komt kinderen, wij hebben geen tijd te verliezen’, vlogen allen onmiddellijk overeind. Weer schaamden zij zich over hun gebrek aan volharding.
Dien avond werd gekampeerd bij het middeneeuwsche kasteel Rampagallo; voor Garibaldi was daar een kamer beschikbaar, maar hij beval als gewoonlijk zijn tent op te slaan. Vol zorg spreidden zijn adjudanten zijn veldbed en hielpen hem bij het ontkleeden ‘liefdevol als ware hij onze vader,’ schreef de jonge Bandi, een der weinige deserteurs uit het Sardinische leger die Garibaldi aangenomen had, later in zijn boek over den tocht der Duizend. Daar, te Rampagallo, zagen de vrijwilligers het eerste squadre. Een klein troepje opstandelingen kwam over de heuvels aanrijden, aangevoerd door de twee broeders Sant Anna, adellijke grondbezitters van de streek. De bende waarbij zij behoorden had in de verte het gebulder der Napolitaansche scheepskanonnen gehoord en een patrouille op verkenning uitgezonden. Vol vreugde zagen de vrijwilligers de vreemdsoortige ruiters opdagen, die met hun witte kappen en kromme sabels eenigszins op Bedoeïnen geleken; het was dan toch waar, er waren werkelijk opstandelingen op Sicilië.
Goedsmoeds ging men den volgenden morgen weer op weg; het had in den nacht geonweerd, doch de lucht was maar weinig koeler. De kolonne kwam nu in de heuvels, het pad was slecht, steil en zandig; de dorst kwelde niet minder dan den vorigen dag, maar niemand klaagde en allen hielden vol. In den namiddag werd Salemi bereikt, een oud stadje op een steilen kegel; nu bleek welk een ander menschenslag de bergbewoners van het binnenland waren dan de schuwe, schichtige bevolking van de kust. In drommen stroomde het volk de helling af om zijn bevrijders te begroeten: met luid gejuich werden dezen de stad binnengehaald. Verbaasd, bijna verbijsterd zagen de vrijwilligers zich in een oogwenk omstuwd door een joelende, tierende, brullende menigte; de toomelooze uitbundigheid dezer zuidlanders deed vooral de zonen van Noord-Italië wonderlijk aan. Wild rolden de oogballen in de kassen; de monden, vertrokken van hartstocht, schreeuwden hun opgewondenheid uit; de rappe handen begeleidden elk woord, iederen uitroep, met een gebarentaal wier
| |
| |
felle bewogenheid duizendmaal welsprekender was dan het boersche dialekt, waartoe de edele zangerigheid der moedertaal hier ontaard was. Jubelend en gillend verdrong het volk zich om Garibaldi: allen wilden hem zien, zijn kleeren aanraken; sommigen knielden neder en sloegen een kruis; anderen hieven de handen zegenend omhoog. Een oud man met een langen witten baard greep zijn hand en wilde die kussen, maar Garibaldi verbood hem dat, zeggen met een lach dat hij maar een sterfelijk mensch was, etend en drinkend en doende wat daaruit volgt gelijk zij allen; zij moesten hem geen eer bewijzen als enkel toekwam aan een hemeling. Toen, zijn armen wijd uitbreidend, zei hij tegen den ouden man: ‘Kus mij op het gelaat, mijn vader.’ En de grijsaard kuste hem. Toen reed hij verder door de drommen van het volk, rustig en waardig, met blijmoedigen groet hun gejuich beantwoordend. Zijn hart was vol vreugde, hij bedacht hoe zij de kuststreek nu achter zich hadden: het gevaar van vernietigd te worden eer zij voeling hadden gekregen met de oproerlingen in de bergen was voorbij.
Den volgenden morgen liet Garibaldi het legioen buiten de poorten der stad opstellen en hield inspektie. Hij sprak zijn mannen vertrouwen in en roemde moed en tucht als de steenen, waaruit de overwinning moest worden opgebouwd. Evenals te Marsala liet hij door de voornaamste burgers, in plechtige zitting op het raadhuis bijeen, de heerschappij der Bourbons voor geëindigd verklaren en zichzelf uitroepen tot diktator, om in naam van Viktor Emanuel het bewind te voeren. Daarna vaardigde hij twee dekreten uit; in het eene riep hij alle mannen tusschen 17 en 50 jaar onder de wapenen; in het andere ontbond hij de orde der Jezuïeten, wier bezittingen verbeurd werden verklaard. Ook richtte hij een proklamatie tot de Napolitaansche soldaten, waarin hij hen bezwoer zich naast hun volksgenooten te scharen om gezamenlijk een einde te maken aan de macht der vreemde tyrannen.
Dien dag voegden nieuwe benden squadre zich bij Garibaldi's strijdmacht, te zamen 5 à 600 man. De nieuw-aangekomenen werden zoo goed mogelijk met oude geweren, pieken en knotsen gewapend en in de eerste beginselen der krijgstucht ingewijd. Naar deze ‘picciotti’, gelijk de leden der boeren-militie genoemd werden, te oordeelen,
| |
| |
schenen de Sicilianen een wonderlijk mengsel van hartstocht en voorzichtigheid. Dit laatste bleek uit hun vragen, of het werkelijk de groote koning Vittorio was, die Garibaldi had gezonden, en zoo ja, waarom deze dan niet de koninklijke uniform droeg. Garibaldi's eenvoudige dracht en het weinig martiale uiterlijk der vrijwilligers, van welke velen in burgerkleeding waren - pas later kwamen voldoende roode hemden voor allen aan - wekten hun achterdocht. Zij hadden zich hun bevrijders even anders voorgesteld als deze zich de Sicilianen!
Te Salemi kreeg Garibaldi den eersten steun van den kant der geestelijkheid. Een jonge Franciskaner monnik, met oogen, gloeiend als kolen in zijn gelaat, dat door een ruigen zwarten baard en een profusie van ravenzwart krulhaar omlijst werd, wendde zich tot Bandi met het verzoek hem bij Garibaldi te brengen: hij wilde zich bij hun schaar aansluiten. Het zelfbewuste optreden van den frater, zijn hoogdravende rhetoriek en het pathos, waarmee hij zichzelf als een nieuwen Ugo Bassi aankondigde, maakten een weinig sympathieken indruk op de omstanders. Maar Garibaldi zag door deze wonderlijkheden heen; hij las in de oogen van den frater diens dappere, vurige ziel en hoorde door zijn stem de trouwhartigheid klinken, die een gevoelig oor nimmer bedriegt. Met de woorden: ‘Kom, gij zult onze Ugo Bassi wezen’, nam hij den jongen monnik tot zich.
Fra Pantaleo was lang geen Ugo Bassi, al had hij den titel van lektor in de filosofie. Hij bezat noch diens groote geestelijke gaven, noch zijn diepte en fijnheid van gemoed. Maar toch bleek Garibaldi's intuïtie juist te hebben gezien: de Franciskaner was een door en door oprecht man en een geestdriftig-overtuigde, wiens populair-pathetische welsprekendheid het volk meesleepte en bezielde tot den heiligen kruistocht tegen de tyrannie.
Tegen den avond keerden de verkenners, die Garibaldi naar het oosten had uitgezonden, terug; zij deelden mede dat een Napolitaansche troepenmacht van minstens 2500 man onder generaal Landi tegen de expeditie optrok. Sant' Anna, die de verkenners had begeleid, dacht niet anders dan dat Garibaldi den volgenden morgen het binnenland dieper intrekken zou; ook onder de Duizend geloofde men algemeen, dat hij van plan was door een
| |
| |
guerilla in de bergen de Napolitaansche troepen te verontrusten en af te matten. Geen hunner dacht dat hij rechtstreeks op Palermo wilde aanrukken; het kwam niet bij hen op, zooveel vermetelheid te onderstellen.
Met ontzaglijke moeite was Sirtori er eindelijk in geslaagd een goede kaart van de streek machtig te worden; Garibaldi bestudeerde die lang en aandachtig; toen hij zich met zijn staf aan het avondmaal zette, viel allen op hoe helder zijn gelaat stond, of een inwendig licht naar buiten brak. Er werd gepraat, geschertst en gelachen, als was de vijand honderden mijl ver. Spoedig na den maaltijd legde Garibaldi zich ter ruste, na Bandi gewaarschuwd te hebben in de buurt te blijven: hij zou hem waarschijnlijk heel vroeg noodig hebben. Nog hadden de hanen den dag niet ingekraaid, toen de aanvoerder den jongen man riep en hem verzocht zijn morgendrank gereed te maken. Hij liet Sirtori waarschuwen, dat de reveille geblazen moest worden en Türr bij zich roepen. Terwijl hij zijn koffie dronk en zich kleedde, hoorde Bandi hem tot zijn verbazing met volle stem een romance zingen. Schuchter vroeg de adjudant den aanvoerder of hij goede berichten had gekregen. Glimlachend antwoordde deze: ‘Men moet wel zingen, wanneer het goed gaat met de zaak.’
In de verte werd de reveille geblazen. De liefelijke melodie vol doorzichtige blijheid stemde wonderwel overeen met het pure, ongerepte licht van den jongen dag. Verrukt luisterde Garibaldi naar de zilveren klanken, het heugde hem ze meer te hebben gehoord. Ja... nu herinnerde hij het zich: het was te Como geweest, op den morgen van het gevecht waarin zij gezegevierd hadden. Hij liet den hoornblazer roepen, - den eenigen van het legioen - gaf hem een geschenk en beval hem voortaan nooit meer een andere reveille te blazen.
In den stillen koelen ochtend toog het legertje op weg; de lucht was koel en geurig als een vrucht; de zwaarbedauwde velden lagen nog in schaduw; door de peppels bij de beek ritselde de morgenwind. Men kon zich haast niet voorstellen den vijand tegemoet te gaan, in die wereld die was als een bad van glanzenden vrede. Een stille exaltatie deed de oogen schitteren; af en toe werd gezongen; krachtig en welluidend klonk Mameli's vrijheidslied tusschen de heuvels, rijzend aan weerskanten van het langge- | |
| |
strekte dal. In een armzalig dorpje, waar een paar oogenblikken rust gehouden werd, kochten de mannen sinaasappelen en citroenen; vandaar steeg de weg langzaam verder naar den top van Pietralunga, een der hoogste heuvels van de streek. Toen de kolonne daar aankwam, zagen zij hoe Garibaldi, op een rotsblok gezeten, door zijn kijker de Napolitaansche troepen opnam, die in de kom van het volgende dal en op de hellingen daarachter waren opgesteld. Aan hun kleurrijke uniformen herkende hij ze als jagers: het gaf hem een stille voldoening, dat de opperbevelhebber zijn keurtroepen tegen hem in het veld zond.
De zon stond al hoog aan den hemel, de warme lucht wemelde; de droomerige stilte van den zomernoen lag over de bergen. Ginds in de delling kwam de vijand in beweging: de soldaten voerden manoeuvres uit, stipt en zorgvuldig als op een exercitieterrein. Helder klonken de bevelen der officieren door de onbewegelijke atmosfeer. Nu spreidden de troepen zich waaiervormig uit; tegelijkertijd werd het signaal tot den aanval geblazen. Wild en krijgshaftig schetterden de trompetten, als riep een woedende oorlogsgod zijn scharen tot den strijd. Toen de schetterklanken zwegen, liet Garibaldi den hoornblazer roepen, wiens wijsje hem dien morgen zoozeer had bekoord. Verwonderd hoorden de leden van zijn staf hoe hij den man beval ‘de reveille van Como’ te blazen. Glanzend ontbloeide de zuivere melodie, haar serene weemoed en mild geluk over de toppen der bergen dragend. Allen voelden hoe hun hart het leven een groet bracht; in hoog-effen blijheid vervloeiden zijn grenzen met die van den dood.
Zoodra de laatste klank had uitgeklonken wendde Garibaldi zich tot zijn staf, zeggende, dat zij nu den heeren daarginds een duchtig lesje gingen geven. Hij gaf bevel dat men de aanvallers vlak bij moest laten komen zonder hun vuur te beantwoorden. Maar gelijk vaak het geval is bij onervaren troepen, bleek de zelfbeheersching der vrijwilligers daartoe niet groot genoeg. Toen de Napolitaansche soldaten luidkeels scheldwoorden en verwenschingen schreeuwend kwamen aanzetten en de kogels begonnen te fluiten, konden de Genueesche karabiniers, die den uitersten linkervleugel der kleine strijdmacht vormden het
| |
| |
niet langer uithouden. Zij beantwoordden het vuur; weldra sprongen ook anderen overeind en nu vlogen de voorste rijen der vrijwilligers de steile hellingen van den Pietralunga af en joegen den vijand met de bajonet over de beek terug tot waar de helling begon, die in vele terrassen naar den top van den volgenden heuvel omhoog voerde. Boven op dien top, de Pianto Romana, stond de hoofdmacht der Napolitanen opgesteld: tegen zijn kanon- en geweervuur in moesten de vrijwilligers de hoogte beklimmen.
Garibaldi wist dat de vijand dubbel zoo talrijk was als zijn eigen strijdmacht en veel beter bewapend; daarenboven was de positie der Napolitanen buitengewoon sterk; alle materieel-technische omstandigheden waren in hun voordeel. En toch twijfelde hij niet aan den uitslag, overtuigd als hij was, dat de wil te overwinnen oneindig grooter was in zijn mannen dan in de stompzinnige Napolitaansche soldaten. In zichzelven voelde hij de kracht, dien wil in hun harten tot het uiterste te spannen. Het ging dien dag niet om het terugdrijven van den vijand en het vermeesteren van een heuveltop: het ging om de toekomst van Italië, om de verwezenlijking van idealen, wier tijd gekomen was. Daarom moèsten zij overwinnen. En hij wist dat zij overwinnen zoùden. Zijn stem, zijn oogen, zijn gebaren, zijn geheele verschijning straalden die zekerheid uit.
Er kwamen oogenblikken gedurende dien middag, dat de vrijwilligers zich in den fellen zonnebrand van terras tot terras een weg omhoog baanden naar den heuveltop, waarin het allen scheen, of zij hun doel nooit konden bereiken, allen, behalve Garibaldi zelf. Velen van de Duizend waren gewond of dood of uitgeput achtergebleven, toen de overigen, een goede 300 man, na uren vechtens hijgend en doodmoede gevorderd waren tot aan den rand van het laatste terras. Van den top af beschoot de vijand hen onophoudelijk; zij konden zich niet vertoonen buiten de dekking, die de begroeide rand bood, zonder getroffen te worden. De besten van Garibaldi's onderbevelhebbers voelden hun hart wankelen; Sirtori reed op hem toe, vragend met angst in zijn oogen: ‘Generaal, wat moeten wij doen?’ ‘Italië maken of sterven,’ antwoordde Garibaldi. Bixio fluisterde hem in het oor: ‘Zouden wij niet terugtrekken?’
| |
| |
‘Terugtrekken? Maar waarheen, Bixio?’ antwoordde hij met iets van een lach.
Garibaldi wist dat de dag bijna gewonnen was. Het oogenblik was gekomen, dat over den uitslag van elk gevecht en elken veldslag beslist, om het even of honderden dan wel honderdduizenden daaraan deelnemen, het oogenblik tot het inzetten van de laatste kracht. Het was enkel noodig om den wil te overwinnen, die in de harten der vrijwilligers een weinig was verslapt, - als een stengel verslapt aan het einde van een heeten drogen zomerdag, - nog eenmaal te grijpen en op te richten; noodig, de veer der energie in hun zielen nog eenmaal strak te spannen. Zóó dicht onder den top stonden zij, dat Garibaldi de Napolitaansche officieren bevel hoorde geven hun vuur wat lager te richten. Het hoofd een weinig voorover gebogen, wachtte hij, tot zijn mannen op adem gekomen zouden zijn en enkelen achterblijvers zich bij hem gevoegd zouden hebben. Terwijl hij zoo wachtte trof een steen hem aan den schouder; met den kreet: ‘Zij werpen met steenen: zij hebben geen ammunitie meer’, vloog hij vooruit. Een paar minuten later stonden de eerste vrijwilligers op den heuveltop; een kort gevecht van man tegen man volgde, toen sloeg de vijand op de vlucht: gillend van angst stoven de Napolitaansche soldaten de helling af, onder het loopen hun wapens wegwerpend; tevergeefs poogden hun officieren hen te verzamelen; zij hielden pas stil bij het stadje Calatafimi, vanwaar zij dien morgen waren uitgetrokken.
Hijgend, ademloos, het eerste oogenblik nog ternauwernood beseffend wat zij hadden volbracht, zagen de overwinnaars den vijand in wanorde vluchten. Weldra barstten luide vreugdekreten los ‘overwinning, overwinning’; over bergen en dalen plantten die kreten zich voort. Nu daalden ook de benden van het squadre met veel gejuich en armgezwaai van de naburige heuvels, vanwaar zij het gevecht als prijsvechters een wedkamp hadden gadegeslagen. Toen zij de koninklijke troepen in hun bonte uniformen den heuvel af zagen hollen, of de duivel hen achterna zat, verdwenen plotseling hun achterdocht en twijfel. Die eenvoudige man, zoo rustig-ernstig van wezen, in zijn roode hemd en grijze zeemansbroek, die man zonder wuivenden vederbos op den hoed, zonder ordeteekenen of medailles,
| |
| |
was dan toch waarlijk de onoverwinnelijke held waarop zij gewacht hadden; hij en zijn gezellen beschikten over een tooverkracht, waartegen de koning van Napels met al zijn soldaten en kanonnen en schitterend bepluimde, goudbestikte generaals niets vermocht.
In verwonderlijk korten tijd verbreidde de mare der overwinning zich wijd en zijd over het eiland: van dorp tot dorp vloog zij verder, tot in de meest afgelegen streken drong zij door. Geloof stond op in de harten; vertrouwen in de zegepraal zette de hoofden in gloed. Op tal van plaatsen kwam het squadre weer bijeen; het kleine troepje dapperen, dat onder Pilo stand was blijven houden in de woeste bergen van Monreale, groeide spoedig tot talrijke benden aan. La Masa, door Garibaldi naar het midden van het eiland gezonden om den opstand te prediken, bracht waar hij kwam de boeren in beweging; in vele dorpen van het binnenland werden de plaatselijke autoriteiten afgezet en revolutionaire komitees gekozen.
Was de moreele werking van het gevecht bij Calatafimi op de onderdrukten enorm, niet minder groot was zij op de onderdrukkers en hun trawanten. Landi, bevreesd dat de oproerige boeren zijn verbindingen zouden afsnijden, besloot onverwijld op Palermo terug te trekken, wat beteekende het geheele westelijke deel van Sicilië prijs te geven. Hij had ditmaal slechts ruim een etmaal noodig om den afstand af te leggen, waarover hij in omgekeerde richting bijna een week had gedaan. Zijn sporen volgend, stieten de Duizend telkens op de bloedige, afschuwlijk verminkte lijken van achterblijvers zijner kolonne, waar de boeren hun wraak aan hadden gekoeld. Enkelen van de vrijwilligers konden niet nalaten hun afschuw over deze wreedheden te uiten in woorden die een blaam wierpen op het Siciliaansche volk. Maar Garibaldi schudde het hoofd en zeide met nadruk, dat wraakzucht een zaad is, even onvermijdelijk ontspruitend in de ziel der geknechten als onkruid op een lang verwaarloosden akker. Enkel de vrijheid kon een volk leeren, grootmoedig ook jegens vijanden te zijn.
Daags na het gevecht schreef Garibaldi aan Bertani; in korte, zakelijke woorden meldde hij hem de overwinning. Het had hem in de ziel leed gedaan, schreef hij, zijn mannen bevel te moeten geven hun vuur te richten op volks- | |
| |
genooten. Ook de vijand had dapper gevochten: hij begroette dit als een teeken tot welke groote dingen de Italiaansche natie, eenmaal vereenigd, in staat zou zijn. Wat de Sicilianen betrof, de geestdrift der bevolking deed hem het beste hopen voor de toekomst.
Zoo spoedig mogelijk, twee dagen na het gevecht, vervolgde Garibaldi zijn opmarsch naar het oosten. De gewonden moesten achtergelaten worden; zij werden verpleegd in de kloosters en hun lijden was groot; de monniken waren wel van goeden wil maar onder hen waren geen heelmeesters en de enkele doktoren onder de Duizend moesten bij de kolonne blijven. Langs den grooten heirweg trok deze door de heuvels tot aan de Renna-pas ten westen van Palermo: hier sloeg Garibaldi het kamp op. Na de drukkende hitte der laatste weken was het weer omgeslagen; dagen lang zwiepte de regen over de bergen, de beken zwollen, uit de ravijnen steeg hun bruisen als toornige stemmen omhoog. Zonder eenige beschutting kampeerden de Duizend op den doorweekten grond; standvastig verdroegen zij het kille geweld van den regen, zooals zij de felheid hadden verdragen van brandende zon en zengenden wind. Wanneer het regengordijn een oogenblik optrok, zagen de mannen diep onder zich het voorgebergte en de kuststreek als een heerlijk tooverland gespreid. In weeke golvingen daalden de heuvels naar de zee, lager en lager zich rondend; op hun nek en schouders verhieven zich de tinnen en muren der oude stadjes, de tempels en burchten, achtergelaten door de verschillende heerschers, die het schoone eiland in bezit hadden gehad, als blijvende teekenen hunner geestesbeschaving of als monumenten hunner heerschappij. Tegen de hellingen der onderste heuvels aan lag de gouden schelp gevlijd, de vruchtbare vallei, een oneindige weligheid van licht en donker geschakeerd loover. Uit den groenen krans der sinaasappel- en citroenplantages rees Palermo met zijn koepels en klokketorens, zijn paleizen en kerken en poorten. Achter de stad lag de haven, een woud van masten en achter de haven de zee: de golven kruifden, witte schuimstippen schoten over de grauwe woeling uit.
Verlangend staarden de mannen uit hun sombere bergwereld daarboven naar de groote, trotsche stad in de vlakte. Zij dachten dat zij eigenlijk nog niets volbracht hadden,
| |
| |
dat hun taak nog vóór hen lag. Te Palermo klopte het hart van het eiland; daar was het sterkste bolwerk der dwingelandij opgericht: daar moesten zij heen. Het was hun bekend dat de Bourbons nog over tienduizenden soldaten en honderden kanonnen beschikten, maar zij voelden hun harten stout en onverschrokken en zij wisten niet meer alleen te zijn. De toppen en hoogvlakten bezijden en achter hen wemelden van de benden der picciotti, van alle kanten stroomden de boeren toe. Wanneer zij zich het wonder indachten, dat zij daar waarlijk hoog boven Palermo stonden, neerziende op de stad en de kust, dan voelden zij geen twijfel maar onwrikbaar vertrouwen, dat hij die hen tot hier gebracht hadden hen ook brengen zou daarheen, waar het volk hen wachtte.
Pilo en de leiders van het squadre hoopten dat Garibaldi van den Rennapas af rechtstreeks op Palermo zou aanrukken; hij zelf echter was tot de overtuiging gekomen dat dit pure roekeloosheid zou zijn. Tusschen den pas en Palermo in lagen Monreale en een paar andere plaatsjes, die de Napolitanen sterk bezet hielden; werd hij teruggeslagen, dan was alles verloren. Daarom besloot hij zijn strijdmacht door de bergen naar Parco, zuidoostelijk van Palermo, te voeren, waar de heuvelreeks, die de stad in een halfmaan omsloot, haar dichter naderde. Aan Pilo verzocht hij een groot aantal vuren te ontsteken, ten einde den vijand te misleiden. Met ditzelfde doel liet hij zijn voorhoede een verkenning uitvoeren in de richting van Palermo. De legerautoriteiten, wanend dat Garibaldi inderdaad naar de hoofdstad oprukte, zonden een sterke afdeeling troepen naar Monreale om hem tegen te houden. Terwijl dezen met de benden van Pilo slaags raakte, voerde Garibaldi zijn mannen in stikdonkeren nacht langs steile, glibberige bergpaden naar Parco. In zoover was zijn plan gelukt; het squadre echter, dat er niet in slaagde tijdig terug te trekken, werd door de Napolitanen met bloedige verliezen uiteengedreven. Pilo zelf viel, doodelijk getroffen in het voorhoofd; de dappere heraut der revolutie beleefde haar zegepraal niet.
Zoodra de Napelsche verkenners Garibaldi's spoor teruggevonden hadden, stuurde de opperbevelhebber nieuwe kolonnes tegen hem uit. Deze stonden onder bevel van een paar der energiekste officieren van het Napolitaansche
| |
| |
leger: den Zwitser von Mechel en den Italiaan majoor Bosco. Garibaldi liep gevaar ingesloten te worden, maar hij ontkwam door een snellen terugtocht naar het binnenland in de richting van Piana dei Greci. Voor de benden van La Masa's squadre was deze terugtocht een groote teleurstelling. Zij geloofden dat Garibaldi de beslissende worsteling niet aandurfde en zich voorloopig tot een defensieve guerilla in de bergen wilde bepalen. Nu dit het geval was, zeiden de mannen, konden zij even goed naar huis terugkeeren; La Masa had de grootste moeite hen over te halen nog een paar dagen bijeen te blijven. Enkelen van hun leiders die Garibaldi in zijn kamp hadden bezocht, kwamen terug, ten zeerste ontstemd over zijn onverstoorbare kalmte. Het scheen hem weinig ter harte te gaan, zeiden zij geërgerd, dat de revolutie was mislukt.
Intusschen had Garibaldi, op het voetspoor van alle geniale legeraanvoerders zijn plannen onmiddellijk wijzigend naar de nieuwe omstandigheden, het middel gevonden zijn zwakheid te verkeeren in kracht en den gedwongen terugtocht om te zetten in een zegevierenden opmarsch.
In den avond van den 24sten toog de kolonne op weg. Terwijl von Mechel, overtuigd dat Garibaldi hun ditmaal niet kon ontsnappen, alles in gereedheid bracht om den volgenden morgen aan te vallen, hadden de Duizend zich van hem losgemaakt en volgden zij den weg naar Piana dei Greci. Na slechts enkele mijlen gemarcheerd te hebben, liet Garibaldi de kolonne splitsen. Een zijner officieren, Orsini met name, stuurde hij met de artillerie, de bagage, de zieken en een dekking van 50 man verder de bergen in naar het zuiden; zelf nam hij het bevel van de hoofdmacht op zich en brak na een korte rust weer op: het ging nu dwars door het land in noordoostelijke richting, dien nacht en den geheelen daaropvolgenden dag bijna in één ruk door. Den 25sten, omstreeks middernacht, bereikte Garibaldi Misilneri, een plaatsje ten noordoosten van Palermo in de heuvels gelegen; hij was daar in onmiddellijke aanraking met de benden van La Masa, die op de toppen van de Gibilrossa vlak boven hem hun kamp hadden. Door zijn terugtocht had hij in een etmaal tijd zijn positie in buitengewone mate verbeterd. Vóór hem lag de weg naar Palermo open; zijn flanken en schouders waren vrij van vijanden, zijn bondgenooten vlak in de buurt.
| |
| |
Een deel van het vijandelijke leger had hij uit de hoofdstad weggelokt; von Mechel en Bosco volgden met een sterke afdeeling uitgelezen troepen zijn schaduw naar het zuiden en zouden die blijven volgen, dagen achtereen tot vlak bij de kust. Zoo ooit de vermetele onderneming tegen de hoofdstad met kans op slagen gewaagd kon worden, dan was het thans, in de omstandigheden die zijn geest en zijn wil hadden gemaakt.
Onmiddellijk na zijn aankomst te Misilneri liet Garibaldi La Masa bij zich roepen en vergewiste zich, dat hij op de hulp van het squadre kon rekenen. Tegen den morgen belegde hij een krijgsraad, waar behalve zijn eigen officieren ook de voornaamste aanvoerders der Sicilianen aan deelnamen. Gelijk hun bekend was, zeide hij, besliste hij in den regel zelf over wat gebeuren moest, ditmaal echter wenschte hij van zijn gewoonte af te wijken: hij wilde niet alleen de verantwoordelijkheid op zich nemen voor een onderneming, die zoo zij faalde hen allen te gronde zou richten. Er waren op het oogenblik maar twee dingen mogelijk: onmiddellijk op Palermo aanrukken of terugtrekken, het binnenland in. Welk van de twee verkozen zij?
Zoowel de aanvoerders van het squadre als de meeste officieren der Duizend verklaarden zich voor den onmiddellijken aanval op Palermo; het was duidelijk dat deze oneindig beter kansen bood dan een terugtocht in de bergen. Draalde men, dan zou de volksbeweging waarschijnlijk verloopen; de vijand daarentegen, die aldoor nieuwe troepen kon aanvoeren, zou steeds sterker worden. Het oogenblik was te gunstig om het voorbij te laten gaan. Er werd besloten dienzelfden avond naar Palermo op te trekken.
In den loop van den dag verscheen in Garibaldi's kamp onverwachts een Hongaar, correspondent van een Engelsch dagblad te Palermo, die hem in opdracht van het revolutionaire komitee eenige mededeelingen kwam doen over den staat van zaken in de hoofdstad. De plaatsjes in de buurt en ook de buitenwijken waren sterk bezet; de binnenstad daarentegen was bijna ontbloot van soldaten. Was Garibaldi eenmaal daarin doorgedrongen, dan kon hij zich in haar netwerk van nauwe straten en stegen gemakkelijk verschansen. De groote moeilijkheid was, hoe de stad binnen te dringen; mogelijk scheen dit alleen door de Porte Termini
| |
| |
in het zuidoosten, die zwak bezet was, daar van die zijde geen aanval werd verwacht.
De Porte Termini was echter juist het punt door Garibaldi voor den aanval uitgekozen. Om dien te wagen beschikte hij over 750 man van het legioen - één vierde deel der vrijwilligers was gevallen of ziek of gewond of met Orsini op weg naar het zuiden - en over ruim 3000 picciotti. Van deze laatsten echter was slechts een deel bewapend en dat nog wel met primitieve wapenen als donderbussen, jachtgeweren en pieken. De formatie der strijdmacht was als volgt: de voorhoede bestond uit een keurbende onder leiding van Biixo; dan volgde een afdeeling squadre en de rest van het legioen; de overige picciotti vormden de achterhoede.
De zon neigde naar de kim toen de kolonne langs een smal pad, bezoomd met hooge, vleezige cactussen, steeg naar de pashoogte van Gibilrossa. Daar ging het vergezicht open naar de zee en de kust: in de teere klaarte van den gouden avond lag Palermo, schoon als een sprookjesstad; daarachter de amethisten baai, waar de schepen licht en stil doorheen gleden. Langzaam verschemerden de torens en kerken in den fijnen violetten nevel; de schakeeringen van den loovergordel, die de stad omkranste, vervaalden tot een donkergrijze massa. Toen de avond de kleuren en de vormen der dingen had opgedronken, sprongen alom op de heuvels onder den Gibilrossa vlammenteekens omhoog, roepend tot de bevrijders niet langer te marren. In den laten schemer ging men op weg. De kolonne moest eerst een poos naar beneden klauteren langs de droge bedding van een bergbeek, een in de duisternis bijna onbegaanbaar pad. De Sicilianen, niet gewend aan het bij nacht marcheeren, meenden telkens geritsel te hooren en hielden dan verschrikt stil; zoo werd het middernacht eer de kolonne de vlakte bereikt had. Nadat de formatie hersteld was trok men verder; allen was ingeprent de grootste stilte in acht te nemen. Men was niet ver meer van de stad verwijderd, toen een paar steigerende paarden een begin van paniek verwekten onder het squadre; een paar angstige picciotti schoten hun geweren af; alle honden in de vallei antwoordden met een woedend geblaf. Daarna werd alles weer stil. Doordat er in de laatste weken zoo vaak 's nachts geschoten was, kwamen de Napolitaansche voorposten niet
| |
| |
op het denkbeeld dat er iets bijzonders broedde; nog was het mogelijk hen onverhoeds op het lijf te vallen. De morgen schemerde toen de voorhoede de Ponte dell'Allizaglio naderde, waar de eerste sterke vijandelijke voorposten waren opgesteld. Maar plotseling steeg uit de gelederen van het squadre een luid vreugdegebrul op, geknal van geweerschoten scheurde de stille lucht: de picciotti, echte kinderen als zij waren, hadden in hun opgewonden gemoedsstemming de stilte niet langer kunnen uithouden en den vijand de nadering der kolonne verraden. Toen de voorhoede, die onder bevel stond van den dapperen Hongaar Tuckery, bij de Ponte dell'Allizaglio kwam, werd zij door hevige salvo's ontvangen. Tuckery liet zijn mannen zooveel mogelijk dekking zoeken; ondanks hun verliezen hielden zij stand. Het squadre echter stoof rechts en links uiteen, een goed heenkomen zoekend over de muurtjes van opgestapelde rotsblokken, die den weg aan weerszijden bezoomden. Een oogenblik dreigde het gevaar, dat tusschen voorhoede en hoofdmacht een gaping zou ontstaan, maar reeds voerde Garibaldi onder den kreet: ‘voorwaarts, de stad in,’ zijn mannen in stormpas naar de brug; na een kort gevecht werd deze genomen en de troepen holden voort, den weg op naar de Porte Termini. Garibaldi bleef met een paar officieren van zijn staf achter om de picciotti zooveel mogelijk te verzamelen; toen dezen zagen dat de brug genomen was vatten zij weer moed en keerden terug. Nu ging het in galop verder naar de poort; vlak daarvóór was de straat afgesloten door een hooge barrikade. De onversaagde Bixio stortte zich op de versperring en begon haar met zijn handen af te breken, zijn mannen volgden zonder weifelen het voorbeeld van hun aanvoerder, ofschoon de vijand hen van voren en in de flank onophoudelijk beschoot. Hoe slecht ook gericht, maakte zijn vuur talrijke slachtoffers: Tuckery werd gedood; Bixio kreeg een schot in de borst; Cairoli, een van de vijf zoons eener
dappere moeder, die vier van haar kinderen zou opofferen voor de vrijheid van het land, viel zwaar gewond neer; ook Canzio, een der officieren van het legioen, en die later Garibaldi's schoonzoon zou worden, werd getroffen.
Dit was het kritiekste oogenblik van den dag, maar gelukkig slaagde Garibaldi er in den ingang der twee dwarsstraten waaruit het flankvuur werd afgegeven door afdee- | |
| |
lingen squadre te doen bezetten; spoedig daarop bezweek de barrikade en nu stormde de geheele kolonne voorwaarts door de lange, nauwe straat, die naar de Oude Markt, het voornaamste plein in de binnenstad, voerde.
Het was zes uur in den morgen en helder dag, maar Palermo sliep nog; aan de vensters der oude paleizen en op de balkons verschenen verwezen gezichten, de oogen keken zonder begrijpen naar die hollende mannen, de enge ruimte tusschen de huizenrijen vullend met het gedreun hunner schreden en het luide geroep hunner hijgende stemmen. Op het marktplein begon het volk spoedig samen te stroomen; wild gejuich weerklonk, daartusschen stegen kreten van welkom: de menigte verdrong zich om den aanvoerder te naderen, zijn handen te kussen, zijn knieën, den zoom van zijn mantel. De vroeger gegeven bevelen opvolgend, zwermden de vrijwilligers onmiddellijk in kleine groepen uit, om de bevolking tot den strijd te roepen en de leiding te nemen bij de straatgevechten. Aanvankelijk aarzelde het volk nog: het had geen wapens en vooral, het vertrouwde het bericht niet, dat Garibaldi in persoon de stad was binnengetrokken.
Maar toen het ongelooflijke waar bleek, kwamen de massaas dra in beweging: met bijlen en ijzeren bouten en staven gewapende mannen verschenen op straat; vrouwen en kinderen zwaaiden met stokken en knuppels. Hamers werden in allerijl gehaald om de klepels der klokken te vervangen, die de politie had verstopt. Nog vóór den noen kookte en bruiste Palermo van opwinding en strijddrift; onophoudelijk dreunde de zware galm der alarmklokken door de straten; daar tusschen door klonken de geweerschoten der picciotti, die ten teeken hunner vreugde telkens salvo's in de lucht losten en de wilde kreten van het volk: ‘Garibaldi amicu - dood aan de Napolitanen.’
Dien dag had een bekwame en energieke bevelhebber nog gemakkelijk de binnenstad kunnen heroveren, het oproer dempen en het handjevol vermetele indringers vernietigen. Immers het garnizoen telde, ook zonder von Mechel's kolonne, 18.000 uitstekend bewapende soldaten; daarenboven konden de legerautoriteiten rekenen op den steun van de beide forten en van de oorlogsschepen op de reede. Maar het stervend absolutistisch regiem beschikte over geen enkele persoonlijkheid, in staat zich met Garibaldi
| |
| |
te meten, - de pas benoemde onderkoning Lanza was zulk een persoonlijkheid allerminst. Daarbij durfden de officieren, die wisten dat hun soldaten voor niets zoo bang waren als om tegen den ‘rooden duivel’ te moeten vechten, hun mannen niet tot den aanval voeren. Zoo besloot men tot een laffe en wreede taktiek, die de bevolking tot razernij bracht zonder de militaire kracht van den opstand te breken: van de vestingen en van de schepen af werd de binnenstad meedoogenloos gebombardeerd. Huizen, kloosters en paleizen werden in brand geschoten, vrouwen en kinderen wreed vermoord.
Intusschen won de opstand onophoudelijk terrein. Op den avond van den eersten dag reeds bevond het grootste deel der stad zich in handen van het volk; de troepen handhaafden zich enkel nog in de wijk rondom het Koninklijke Paleis en in eenige sterke stellingen aan het andere einde der stad bij de vesting Castellamare. Onder de leiding der Garibaldiaansche officieren verrees in de binnenstad een netwerk van barrikaden, dat van uur tot uur dichter werd.
Drie dagen duurde de strijd; somtijds bedaarde gedurende een paar uur het bombardement, om dan weer met nieuwe kracht te beginnen. Prachtige oude gebouwen werden een prooi der vlammen, een groot aantal huizen lag in puin. Tegen den middag van den derden dag gelastte Lanza, wiens strijdmacht door een paar versch aangekomen Beiersche regimenten versterkt was, een algemeenen aanval op de posities der opstandelingen. Aanvankelijk moesten deze enkele punten prijsgeven, maar vóór den avond hadden de Duizend, door een deel van het squadre gesteund, onder persoonlijke aanvoering van Garibaldi al hun oude stellingen hernomen. De Napelsche soldaten, ontmoedigd en afgemat, weigerden verder te vechten; allerlei fantastische verhalen deden onder hen de ronde, voedsel gevend aan hun bijgeloovige vrees. Sommigen zeiden dat Garibaldi een toovenaar was: geen kogel kon hem treffen; anderen hadden gehoord, dat hij als kind met een gewijde hostie ingeënt was geworden, vandaar zijn onkwetsbaarheid.
Dien nacht richtte de onderkoning Lanza, die tot op dat oogenblik absoluut geweigerd had, den ‘zeeschuimer en rooverhoofdman’ als oorlogvoerende partij te erkennen, een schrijven aan ‘Zijn Excellentie generaal Garibaldi’
| |
| |
waarin hij om een wapenstilstand verzocht en het houden van een konferentie voorstelde. Deze zou plaatsvinden aan boord van een der schepen van het Engelsch eskader dat op de reede lag; admiraal Mundi had er in toegestemd de samenkomst bij te wonen.
Dat Lanza er toe overging zich zoo diep te vernederen voor den tegenstander op wien hij tot voor enkele dagen vol minachting had neergezien, bewees hoe ellendig de toestand van zijn troepen was. De geest der soldaten werd bij het uur slechter, ook de gevolgen der opeenhooping van bijna 20.000 man op een zeer beperkt terrein werden reeds merkbaar. Zoo goed als alles ontbrak, noodig tot de verpleging van de 800 gewonden. Daarenboven dreigde gebrek aan levensmiddelen.
Toen Garibaldi den brief van Lanza gelezen had, was het hem als viel een steen van zijn hart. Hij las dien, gezeten op de marmeren treden van het bekken der monumentale fontein op de Piazza Pretorio, waar het raadhuis stond: in het oude Gemeentelijke Paleis had hij zijn hoofdkwartier gevestigd. Daar kwamen zijn officieren hun rapporten uitbrengen en hun instrukties halen en de eenvoudige lieden uit het volk hem hun gaven aanbieden, frissche bloemen en heerlijke vruchten. Hij dankte de gevers met een vriendelijken glimlach: tusschen hem en het volk van Palermo was in die dagen van verschrikking een warm liefdegevoel ontloken, als een bloem ontluikt in den vliegenden storm. Wanneer het volk hem daar zag zitten, rustig en onverstoorbaar blijmoedig, schijnbaar niets bemerkend van de granaten, die telkens in zijn nabijheid ontploften, dan voelde het iets van Garibaldi's heroïsche kalmte in zijn eigen ziel overgaan en het naïeve geloof aan de onkwetsbaarheid van den held daarin herboren worden tot de triomfantelijke zekerheid, dat het wreede, bloedige geweld zijner oude meesters het niet meer kon deren. Het volk had Garibaldi liefgekregen, niet enkel als zijn Helper en Bevrijder, maar als het symbool van zijn eigen hoogsten wil.
Hij van zijn kant voelde zijn hart opengaan voor de massa, die zonder morren of klagen de verschrikkingen van het bombardement doorstond. Dat niet één van de mannen en vrouwen, die hem hun gaven kwamen brengen en nieuwe kracht putten uit zijn glimlach, de minste toespeling maakte op onderwerping, vervulde hem met verteederde bewon- | |
| |
dering. Immers, er was geen eigenschap die hij hooger stelde dan dapperheid.
Maar zoo Garibaldi de bevolking van Palermo om haar dapperheid lief kreeg, haar gebrek aan volharding en doorzetting vervulden hem met ergernis en bezorgdheid. Na den eersten dag leek het revolutionair élan te verslappen; de burgers lieten de versterking en uitbreiding van het barrikadennet bijna geheel over aan de uitgeputte vrijwilligers; in plaats van aktief aan den strijd deel te nemen wachtte de massa standvastig, maar lijdelijk af.
Angstige uren bracht Garibaldi door bij het fonteinbekken op de Piazza Pretorio, oogenschijnlijk rustig en onbekommerd spelend met het snoer van zijn rijzweep, die het volk voor een talisman hield. In die dagen dat zijn stem en blik tot allen om hem heen moed en vertrouwen uitstraalden, zag hij de mogelijkheid voor oogen van met alle strijdbare mannen terug te moeten trekken naar het gebergte. Hij begreep dat aan het uithoudingsvermogen van de vrijwilligers eens een eind moest komen; ook was de ammunitie bijna opgebruikt. Tevergeefs had hij gepoogd admiraal Persano, den bevelhebber van het Piëmonteesche eskader, te bewegen hem een weinig van diens voorraad af te staan; zoo welwillend en sympathiek de Engelschman Mundy zich jegens hem gedroeg, zoo koel en vormelijk de landgenoot. Het was duidelijk, dat de gezindheid der militaire kaste van Piëmont nog de oude was.
Toen Garibaldi dien middag, van Crispi vergezeld, in de uniform van Piëmonteesch generaal - hij had die voor alle gebeurlijkheden naar Sicilië meegenomen - aan boord van het Engelsche vlaggeschip kwam, liet admiraal Mundy hem dezelfde militaire eer bewijzen als aan de Napolitaansche generaals Letizia en Crétien. Dezen sloegen in het eerst nog een hoogen toon aan; een der punten van hun voorstel luidde, dat de gemeenteraad van Palermo in een bescheiden petitie den koning de verlangens der bevolking uiteen zou zetten. Garibaldi, reeds inwendig woedend over een voorval dat dien morgen had plaats gevonden, - de troepen van von Mechel, eindelijk terug van de vergeefsche jacht en van den wapenstilstand niet op de hoogte, hadden zijn wachtposten onverhoeds aangevallen, wat allen schijn van een verraderlijken overval droeg, - kon zich niet bedwingen, toen hij den vernederenden eisch hoorde
| |
| |
voorlezen. Toornig riep hij uit, dat de tijd voor bescheiden petities voorbij was en verweet in heftige woorden den Napolitaanschen hoofdofficieren wat dien morgen was gebeurd. Zij antwoordden niet minder heftig; de twist liep zoo hoog, dat Mundy tusschenbeide moest komen. Overtuigd dat het bereiken van overeenstemming onmogelijk was, stond Garibaldi op om te vertrekken. Maar nu bonden de afgevaardigden van Lanza plotseling in en de onderhandelingen werden hervat. Men kwam overeen, dat de wapenstilstand een etmaal verlengd zou worden; den volgenden morgen zou de vice-koning doen weten of hij ja dan neen het bewuste punt wilde laten vallen. Veel hoop dienaangaande konden de beide generaals echter niet geven.
Terug in de stad, vaardigde Garibaldi onmiddellijk een manifest uit aan de bevolking van Palermo. Hij deelde haar daarin mede dat de vijandelijkheden waarschijnlijk den volgenden dag zouden worden hervat en deed een krachtig beroep op haar vrijheisdrang en haar revolutionair enthousiasme.
Weldra stroomden de massaas naar de Piazza Pretorio; van het balkon van het raadhuis af sprak Garibaldi hun toe. Toen hij van het vernederende voorstel der Napolitaansche afgevaardigden gewaagde, en zeide dit als beleedigend voor het volk geweigerd te hebben, ging door de menigte een siddering van verontwaardiging en strijddrift, zooals de zee siddert voor den storm. Fierheid en manlijke moed stonden op in de harten; allen dachten: ‘O, beter onder de puinhoopen der stad begraven te worden, dan weer te moeten dulden den ouden dwang.’ ‘Strijd, strijd tot aan den dood,’ was de kreet der mannen; de vrouwen riepen: ‘Wij danken u, Garibaldi’; en wuifden hem liefde en zegen toe. Hij stond, recht en stil, het gelaat bleek, de oogen donker van ontroering, voelend hoe zijn ziel één werd met de ziel van het volk.
De nieuwe geest die in de massa gevaren was uitte zich onmiddellijk in daden. Allen ijlden naar hun posten terug; den geheelen nacht door werd met koortsigen ijver gewerkt aan de versterking der barrikaden. Men was er in geslaagd om van een Grieksch schip in de haven een kleine hoeveelheid ammunitie te krijgen, zoodat ook deze zorg voor het oogenblik geweken was. Garibaldi dacht niet meer
| |
| |
aan terugtrekken in de bergen: nu vastberaden wil de harten staalde, wist hij dat de overwinning aan het volk zou zijn.
Den Napolitaanschen autoriteiten bleef de gezindheid der opstandelingen niet verborgen; een paar officieren, door Lanza naar Garibaldi gezonden om geneesmiddelen en linnen voor de gewonden te verzoeken, hadden de bewijzen daarvan met eigen oogen gezien.
Onder het garnizoen namen de deserties toe; ook liepen enkele soldaten over. Lanza, begrijpend dat het niet mogelijk was de stad te heroveren, liet Garibaldi voorstellen de vijandelijkheden voor onbepaalden tijd te schorsen. Maar deze, de verraderlijke politiek der Franschen in '49 indachtig, weigerde op het voorstel in te gaan. Ten slotte kwam men overeen den wapenstilstand met drie dagen te verlengen.
De onderkoning gebruikte dien tijd om Letizia nieuwe instrukties te laten halen bij zijn koninklijken meester te Napels. Daar heerschte groote oneenigheid; de koning en de militaire partij wilden tot het uiterste gaan: het bombardement hervatten, Palermo zoo noodig van den aardbodem verdelgen. Maar de meerderheid der ministers was voor een compromis; er werd gemompeld, dat zoo het bombardement werd hervat, de Engelsche regeering onmiddellijk tusschenbeide zou komen. Zoo dreven de gematigden hun wil dan door: eerst werd de wapenstilstand nogmaals verlengd; spoedig daarna, den 16den Juni, de kapitulatie geteekend. Deze bepaalde dat het geheele garnizoen van Palermo naar Napels ingescheept zou worden; dagelijks zouden troepen-transporten vertrekken, het laatst de bezetting der vesting Castellamare, waar de edellieden nog steeds gevangen zaten die de regeering den dag na het oproer van 4 April als gijzelaars genomen had.
De voorwaarden der kapitulatie werden stipt uitgevoerd; dag aan dag vertrokken transportschepen naar Napels; als sneeuw smelt op een zonnigen lentedag, zoo smolt de militaire macht der Bourbons onophoudelijk weg. Van de terrassen van het vroegere Koninklijke Paleis, waarheen het hoofdkwartier overgebracht was geworden, kon men de Napolitaansche soldaten zien zooals zij, in volle uniform en het geweer geschouderd, in lange rijen door de Via Toledo naar de kade marcheerden waar de booten klaar lagen die
| |
| |
hen zouden overbrengen. Wanneer Garibaldi en zijn vertrouwde onderbevelhebbers de schepen uit de haven zagen wegvaren, hun vore ploegen door het donkerblauwe water, klein worden en eindelijk in een rookpluimpje aan den horizon verdwijnen, dan spraken zij niet veel, maar keken elkaar aan met een blik van innige verstandhouding. Telkenmale dat weer een duizendtal Napolitaansche soldaten de haven verliet, ademden hun harten vrijer...
De Napelsche autoriteiten wisten niet, hoe nietig-klein in die dagen de militaire kracht was van den vijand, wiens vermetelheid hen geïmponeerd, wiens vastberadenheid en geestkracht hen moreel gebroken meer dan militair verslagen had. Garibaldi's dekreet over den algemeenen militieplicht werd nergens opgevolgd; erger nog: de ongedisciplineerde benden der picciotti, niet begrijpend waarom het noodig was nog bijeen te blijven nu de vijand hun Palermo overliet, trokken bij troepjes naar huis terug. De gelederen der Duizend waren sterk gedund door wonden en ziekten. Op den dag, dat het 20.000 man sterke garnizoen zijn nieuwe kwartieren buiten de stad betrok, beschikte Garibaldi over ternauwernood 400 geweren. Bixio, die half hersteld van zijn verwonding weer dienst deed, bekende den aanvoerder 's nachts niet te kunnen slapen van angst. Zou Lanza wanneer hij de ongelooflijke militaire zwakte van den tegenstander ontdekte, schromen om dezen met schending van het kapitulatie-verdrag op het lijf te vallen?
Gelukkig landde juist in die dagen het tweede expeditiekorps onder aanvoering van Medici eenige mijlen ten westen van Palermo. Met de aankomst van 3500 man versche troepen, goed bewapend en uitgerust, verviel elke reden tot bezorgdheid. De nieuwe strijders, die op het gevaarlijkste deel van hun tocht door een paar Piëmonteesche oorlogsschepen begeleid waren geworden, kwamen nog net bijtijds om de inscheping van het gros der Napolitaansche soldaten bij te wonen.
De dag waarop de laatste troepen van het garnizoen zouden vertrekken, was er een van vlekkeloos-stralende schoonheid. Schitterblauw stond de hemelkoepel gewelfd boven de blinkende stad, dieper en zachter van tint droomde de zee daar beneden. Weer bruiste Palermo sedert den vroegen morgen van uitbundig leven, maar ditmaal was het
| |
| |
niet toorn, verontwaardiging of ontsteltenis, die het volk de straat op dreef, maar feestelijke opgetogenheid. De laatste knechten der Bourbons gingen de stad verlaten; van hun kwartieren aan den voet van Monte Pellegrione kwamen de regimenten aanmarcheeren die tot nu toe de vesting Castellamare bezet gehouden hadden. Zwijgend defileerden zij voor Nino Bixio en zijn afdeeling vrijwilligers van een paar honderd man. Dof en stomp stonden de gezichten; niets menschelijks schenen de harten te gevoelen van schaamte of vreugde of verslagenheid. Enkel de Beiersche en Zwitsersche huurlingen keken met verbeten woede naar die armzalige handvol mannen in hun roode hemden, voor wie zij, geharde veteranen, de wapens moesten presenteeren. Von Mechel steeg een vloek naar de lippen, toen hij langs Nino Bixio trad.
Op het balkon van het Koninklijke Paleis stond Garibaldi: onder hem lag stil en verlaten het plein in straling van fellen zonnebrand; ook de Via Toledo daarvóór was leeg van menschen. Maar op alle daken, alle balkons, alle tinnen en torens, stond de menigte man aan man geschaard, met bonzende harten wachtend op het teeken, dat Castellamare in handen der Voorloopige Regeering was overgegaan. Te klokke twaalf werd de Italiaansche vlag boven de vesting geheschen; vroolijk ontbloeide het wit-groen-rood in de blauwe hemelvelden; tegelijkertijd begonnen alle klokken der Campaniles door de geheele stad te luiden, niet met sombere galmen roepend tot bloedigen strijd, maar verklankend de vreugde der harten, gelijk op den dag van Christus' opstanding. En nu sprong een groote jubelroep als een vuurkolom omhoog; van alle transen en torens juichte het volk, gezwaai van hoeden en doeken en sjerpen begroette die stralende vlag, het kind van veel hoop en smart en dadenrijke liefde.
Even voor twaalven was Garibaldi van het balkon naar de groote zaal van het Paleis teruggegaan. Door de deuren die wijd open stonden naar het terras, zagen zijn adjudanten weldra door de lange straat een dichte menigte aanstroomen. Zingend en juichend kwam de stoet nader, hoog op de schouders van sterke mannen werden de bevrijde gijzelaars meegedragen, de hoofden met bloemen omkranst. Een der adjudanten ging naar binnen om Garibaldi te waarschuwen en hem te vragen of hij niet op het balkon wilde komen,
| |
| |
maar hij antwoordde niet en drukte den jongen man enkel zwijgend de hand.
Toen de menigte het plein bereikt had, werd het gejuich sterker en sterker; duizenden stemmen riepen om Garibaldi; hun roep rees als de stem der golven tot hem omhoog. Hij trad op het balkon: zoodra het volk hem zag bedaarden de kreten; aandachtige stilte daalde over het plein als een wolk daalt naar de aarde; eerbiedig zwijgend wachtte de menigte tot haar held het woord zou vinden, de harten saambindend in sidderende vreugde, gelijk hij voor enkele dagen dat gevonden had, ze saambindend in onverzettelijken wil. Ontroerd zag Garibaldi neer op die zee van gezichten, elk tot hem opgeheven, een vreugdevlam gelijk. Hij dacht aan de martelaars van lang geleden en aan de helden van nu, aan de duizenden, die zich opgeofferd hadden door de jaren, opdat dit oogenblik, een glanzend eiland, zou rijzen uit de donkere vloeden van den tijd. Hij dacht aan de dappere strijders die gevallen waren het zwaard in de vuist, en aan hun gezellen, die méér hadden geleden, in de kerkers der dwingelandij te gronde gegaan. Waarom konden niet allen thans deelen in de extase der jonge vrijheid? Waarom was hun lot zoo anders dan het zijne geweest? Een golf van ootmoedige dankbaarheid overstelpte zijn hart, een stroom van oneindige liefde voor allen, die de overwinning nader hadden gebracht door offervaardigheid en trouw aan de idee. Een paar maal beproefde hij te spreken, maar zijn stem weigerde; tranen stroomden hem langs de wangen, hij bemerkte het niet. Stil en sprakeloos stond hij op het balkon; de menigte op het plein echter voelde een wijding over haar komen of een hoogepriester der vrijheid het Allerheiligste ontblootte, in plechtig zwijgen ontblootte voor de schare der geloovigen. En in dit zwijgen vereenden de geesten van levenden en dooden zich tot de Gemeenschap der Heiligen.
| |
II
Het bericht, dat Garibaldi met een vrijkorps was uitgevaren en het kort daarop volgende van de landing der Duizend te Marsala, hadden de Europeesche reaktie hevig doen opschrikken. Pruisen en Rusland protesteerden onmiddellijk en verklaarden dat zij, hadden zij over voldoen- | |
| |
de oorlogsschepen in de Middellandsche Zee beschikt, den ‘zeeschuimer’ zonder aarzelen tegengehouden zouden hebben. Ook Napoleon zond aan Cavour een heftig protest; het Fransche garnizoen te Rome, dat op het punt stond teruggeroepen te worden, bleef voorloopig gehandhaafd. Om den schijn te redden beval Cavour den gouverneur van Sardinië om, zoo de expeditie daar mocht landen, alle deelnemers gevangen te nemen. Met hetzelfde doel stuurde hij een paar oorlogsschepen naar de Toskaansche kust, voor het onwaarschijnlijke geval dat de Duizend daar nog te vinden zouden zijn.
Te Napels had het bericht van de landing bij al wat reaktionair was geweldige ontsteltenis gewekt: de stervende autokratie hoorde de doodsklok luiden over haar macht. Angstig zagen de koning en de camarilla uit naar hulp; maar Rusland en Oostenrijk, die in de eerste plaats in aanmerking kwamen, waren beiden verzwakt door ongelukkige oorlogen; daarbij sidderde Habsburg voor het spook van een Hongaarschen opstand. ‘Wendt u tot Piëmont,’ ried Napoleon zijn ‘dierbaren neef,’ ‘alleen Piëmont is in staat de revolutie te stuiten.’ Een verbond met Piëmont, autonomie voor Sicilië en een konstitutie voor het koninkrijk Napels: ziedaar het program, dat de Fransche keizer aan de Napelsche autokratie durfde voorstellen.
Volgens de officieele berichten waren de Duizend weken lang iederen dag opnieuw omsingeld, verslagen, gedecimeerd en in de pan gehakt geworden. Maar de kapitulatie van het garnizoen van Palermo kon niet stilgehouden worden en den 21sten Juni geschiedde het ongelooflijke: de ministerraad nam het program van Napoleon aan; de konstitutie van '49 werd uit haar graf opgedolven en een termijn voor de verkiezingen vastgesteld.
Als gewoonlijk kwamen deze koncessies te laat. Zij konden den val der dynastie niet meer verhoeden.
Terwijl de ultra's zich van den jongen koning afwendden om diens konstitutioneele neigingen, beschouwden de liberalen vol wantrouwen en achterdocht de geschenken van den listigen vijand. De pers, van haar banden bevrijd, overstroomde het land met vliegende blaadjes en pamfletten; ook de camorra, tot dusver stilzwijgend met de regeering verbonden, zwenkte naar links.
Einde Juni braken onlusten uit; het volk richtte zijn
| |
| |
woede voornamelijk tegen de politie; de archieven werden te voorschijn gehaald en verbrand. Het oude regiem kreeg een nieuwen schok; Don Libario, het type van den beginselloozen liberalen gelukzoeker, werd benoemd tot prefekt van politie, die hij met steun der camorra reorganiseerde. De onrust duurde voort, maar de revolutionaire ontwikkeling scheen stil te staan, de massaas waren te zeer ontzenuwd en verslapt om haar uit eigen kracht door te kunnen zetten. De hervormingen door de konstitutie ingevoerd lieten de lagere klassen koud. Dat deze het stemrecht enkel aan de bourgeoisie verleend had, kon hun niets schelen; de vrijheid van drukpers ging over hun hoofden heen, zij konden immers lezen noch schrijven. Maar dat de politie gebleven was, die dagelijks op hen loerde en hen kwelde, dat was voor de massaas een bewijs hoe alles bij het oude was gebleven. Het brood was te Napels even duur als voorheen; te Palermo echter was, naar men vertelde, de prijs tot vier stuiver het pond gedaald, sedert Garibaldi meester van de stad was. Allen wisten thans dat de heerschappij der Bourbons op Sicilië was ineengestort, wisten van de smadelijke kapitulatie van 20.000 man voor een kleine schaar helden. Niemand geloofde meer de officieele berichten over de vreeselijke verliezen van Garibaldi, over zijne herhaalde nederlagen, zijn naderende verplettering.
Leugens waren het, door doodelijken angst ingegeven; leugens ook wat de regeeringsorganen meldden over de onmenschelijkheden door de Duizend gepleegd; over de ruwheid en wreedheid van hun aanvoerder. De ellendigste bedelaar voelde als hij den naam Garibaldi uitsprak in zijn hart een halfbewusten drang naar verlossing geboren worden; verlossing niet enkel van armoe en druk, maar ook van zijn eigen slaafschheid, zijn stinkende ondeugden. Dien naam aanroepend had het volk zich op de archieven gestort om ze te verbranden; het had niet geroofd dien dag en niet geplunderd; het wilde niet gelijk vroeger zijn dronken lusten uitvieren, maar wraak nemen op de machten, die het zoo diep in het slijk hadden gedrukt. Wie lezen konden, grepen gretig naar de brochures en blaadjes der revolutionairen en lazen ze hun ongeletterden makkers voor. Portretten van Garibaldi en Viktor Emanuel werden openlijk op straat verkocht; de groote ideeën van het risorgimento sloegen als een lichtstraal in duizenden hoofden, die
| |
| |
in duistere, verwarde, half-middeneeuwsche voorstellingen hadden geleefd. Het oude regiem verviel snel tot algeheele ontbinding, maar de krachten die in zijn plaats moesten treden waren nog zwak en klein. Tweedracht maakte de revolutionairen machteloos; hun linkerzijde, het Mazzinistische komitee, wilde het initiatief niet nemen tot de verjaging der Bourbons, uit vrees dat Napels dan als een rijpe vrucht Cavour in handen zou vallen; hun rechtervleugel, georganiseerd in het komitee van orde, dat zijn instrukties ontving van Cavour, schrok terug voor het ontketenen der volksbeweging. Zoo wachtte de eene partij af, wat de andere doen zou; het oude stinkende bederf bleef voortwoekeren; alleen waren het anderen die er van profiteerden: de beurt was nu aan de liberalen, om uit de staatsruif gevoederd te worden.
Tevergeefs zond Frans II afgezant op afgezant naar Cavour, deemoedig om het verbond met Piëmont smeekend, waarvan hij vroeger gegruwd had. Maar Cavour, hoe gaarne hij de nationale bevrijding zonder de ontketening der revolutie-van-beneden zou hebben doorgezet, kon zich niet kompromitteeren door zijn naam te verbinden aan een regiem, zoo verafschuwd en veracht als dat der Napelsche autokratie, zonder gevaar te loopen in den val daarvan te worden meegesleept.
Echter, ook het botweg weigeren van de toegestoken hand was voor Cavour gevaarlijk. Hoe zou Napoleon, de geestelijke vader van het perfide voorstel, zulk een weigering opnemen? De listige staatsman zat in de webbe zijner eigen politiek gevangen; er was maar één mogelijkheid, die alle moeilijkheden tot oplossing bracht: een groote volksopstand te Napels. Dáárop stuurde hij aan.
Reeds in April had Cavour den zaakgelastigde van Piëmont order gegeven de revolutionaire beweging met alle middelen te steunen; heel het voorjaar door zag hij reikhalzend uit naar het bericht, dat te Napels de revolutie was uitgebroken. Maar revoluties vinden nu eenmaal evenmin als aardbevingen of vulkanische uitbarstingen plaats op bevel. Zoo was Cavour dan gedoemd om werkeloos af te wachten: de elementen waarmee hij zijn samengesteld spel speelde, doorkruisten elkaar en hieven elkaar op.
Enkel het initiatief, de energie en de geestdrift der strijdbare massaas konden de belemmeringen wegslingeren,
| |
| |
die zich den stroom der nationale omwenteling in den weg stelden. En ditmaal faalden de massaas niet. De berichten uit Sicilië: de landing, de opmarsch, de overwinning bij Calatafimi, de geslaagde overval te Palermo, de kapitulatie van het geheele garnizoen, - al deze dingen werkten op het Noord-Italiaansche volk als de opeenvolgende schokken van een elektrische batterij. Vooral in de steden van Lombardije en in de Ligurische havens ging een sterke drang door het volk. De middenstand, het intellekt en de arbeiders stortten zich vol enthousiasme in de beweging; enkel het platteland bleef, evenals in 1848 en '49, ook ditmaal in stompe apathie verzonken; tot de onwetende, afgebeulde massa der arme pachters en landarbeiders drong de nationale idee niet door: zij zouden hun menschwording pas veel later onder de vaan van het socialisme doorleven.
Drie maanden na de verovering van Palermo hadden ruim 20.000 vrijwilligers zich te Genua of te Livorno ingescheept; en dit ondanks het feit, dat een groot aantal jonge patriotten reeds vroeger dienst had genomen bij het Piëmonteesche leger. Bertani, die van zijn ziekbed af de organisatie der vrijwilligers leidde, kreeg duizenden brieven met aanbiedingen. Wel is waar was het grootste deel daarvan afkomstig van jongens onder de achttien, maar er waren toch ook vele bij van mannen met een vaste positie. Talrijke ambtenaren en officieren boden aan hun ontslag te nemen; van dezen laatsten vonden er heel wat hun weg naar Sicilië, ondanks Bertani's pogingen hen tegen te houden. De regeering scheen thans trouwens oogluikend toe te staan, wat zij in het voorjaar onvoorwaardelijk had verboden: Cavour wist, dat Garibaldi de beroepsmilitairen als instrukteurs en kader van de vrijwilligers niet missen kon. Nu de expeditie tot dusver boven verwachting was geslaagd, was hij ten volle bereid haar te steunen, natuurlijk binnen de grenzen die hij voor wenschelijk hield. En op dit punt kwam thans opnieuw het oude, diepgaande verschil van opvatting tot uiting, dat tusschen Cavour en de demokratische leiders der beweging bestond.
Mazzini, die in het geheim naar Genua was teruggekeerd, wilde evenals Garibaldi zelf den volksoorlog voortzetten en uitbreiden tot geheel Italië bevrijd zou zijn. De eerste slag was het uitheemsche absolutisme toegebracht op Sicilië, de tweede moest vallen in den Kerkelijken Staat.
| |
| |
Ook zonder verdere versterkingen, dachten Mazzini en Bertani, zou Garibaldi bij machte zijn de Straat van Messina over te steken en Calabrië in opstand te brengen; alle versche strijdkrachten moesten naar Midden-Italië gedirigeerd worden, om vandaar uit naar Rome op te trekken.
Cavour van zijn kant echter was vast besloten, het uitzenden van vrij-korpsen naar Midden-Italië onvoorwaardelijk te beletten. Bleek een aanval op den Kerkelijken Staat onvermijdelijk, dan moest het Piëmonteesche leger dien zelf doen, maar tot elken prijs moest voorkomen worden, dat het vrijwilligers zouden zijn die onder aanvoering van Garibaldi de Eeuwige Stad binnenrukten. Het gewapende volk mocht dit groote niet tot stand brengen, deze aureool niet het hoofd van haar uitverkoren leider omstralen. De mogelijkheid dat het daartoe kwam beteekende een gevaar, niet minder erg dan dat der interventie van Napoleon... De schaduw der Romeinsche republiek van '49 rees op voor Cavour, de toekomst van het huis van Savoye bedreigend.
Getrouw aan zijn eigen strijdleus, voerde Garibaldi het bewind te Palermo uitdrukkelijk in naam van Viktor Emanuel: sedert langen tijd beschouwde hij dezen als toekomstig koning van Italië. Maar hij maakte geen haast met het bevrijde gebied aan Piëmont over te dragen; integendeel wilde hij die overdracht liefst uitstellen tot op den dag, dat Napels en zoo mogelijk ook Rome bevrijd zouden zijn. Om den volksoorlog naar het centrum des lands te kunnen dragen, moest hij vrij zijn; hij wist niet hoever Cavour wilde gaan, maar wel wist hij op dezen nooit staat te kunnen maken: ter wille van de principieele en stoutmoedige politiek die hij wilde voeren, was het noodig dat hij de macht nog een poos in handen hield.
Cavour daarentegen wilde Sicilië liefst onmiddellijk bij Piëmont inlijven. Hij had Garibaldi's diktatorschap aanvaard als een onvermijdelijk kwaad, waaraan zoo spoedig mogelijk een einde moest komen. Hoe eerder de ongeregelde toestand op het eiland werd opgeheven, zooveel te beter: haar voortduur immers beteekende dat niet Piëmont en de dynastie, maar dat de republikeinen en radikalen de leiding hadden bij het opbouwen der nationale eenheid. En dit was voor het prestige der monarchie en het gezag der regeering gevaarlijk. Daarom besloot Cavour, dat op Sicilië een beweging voor onmiddellijke annexatie
| |
| |
moest worden opgewekt: hij stuurde La Farina, een zijner kreaturen, naar Sicilië om in het geniep tegen den diktator te intrigeeren.
Zoolang Garibaldi zelf op Sicilië vertoefde, slaagde Cavour er niet in zijn doel te bereiken. Wel is waar was de groote massa van het volk niet geestdriftig gestemd voor de voortzetting van den oorlog, maar tegen Garibaldi ophitsen liet zij zich niet: daarvoor waren de liefde en vereering te groot, waarmee zij hem aanhing.
Wie Garibaldi niet gezien heeft te Palermo, schreef Jessie White (toen Jessie Mario) vele jaren later, heeft hem niet gezien in het gelukkigste oogenblik van zijn leven. Alles lachte hem toe: de overwinning, de zonnige hemel en de schoone vrouwen; hijzelf was vreugdestralend en van een betooverende beminnelijkheid.
Wel ondervond Garibaldi van den aanvang af van zijn diktatorschap, dat regeeren geen lichte kunst is. Hij die de moderne bureaukratie altijd gehaat had als een instelling, dienend om het leven noodeloos ingewikkeld te maken en het volk in onzichtbare ketens te slaan, was er de man niet naar om het vreeselijk verwaarloosde administratieve raderwerk van het eiland weer in gang te brengen. Daarenboven zeide zijn revolutionaire intuitie hem dat een volk, door welks bloed de pas ontwaakte wil tot den strijd tegen de tyrannie pulseerde, niet onmiddellijk ‘rust en orde’ als het hoogste goed beschouwen kon. Aan de opbruisende levenskracht moest speling gelaten worden; de jonge held moest zijn leden vrijelijk kunnen strekken. Volgens Cavour's gehoorzame knechten heerschte daarom ‘anarchie’ op Sicilië: het was hoog tijd dat Piëmonteesche beambten en gendarmen aan het volk de beteekenis der burgerlijke vrijheid leerden...
Een andere moeilijkheid waartegen Garibaldi niet opgewasschen bleek, was de afschuwelijke baantjesjagerij der Sicilianen. Ternauwernood was de kapitulatie geteekend, of de wilde jacht op ambten, giften, pensioenen en onderscheidingen begon.
Garibaldi, wien het weigeren van nature moeilijk viel, stootte niemand af, was kwistig met beloften en liet aan zijn vice-intendant de ondankbare taak over van tusschen de duizenden aanvragen te schiften. Burgers en aristokraten wedijverden in begeerigheid. Tal van gelukzoekers
| |
| |
trokken uit de openbare kas belooningen voor diensten die zij nooit bewezen hadden en terwijl Garibaldi tien francs per dag voor zijn civiele lijst berekende en de soldij der vrijwilligers ternauwernood voldoende was om hen zelf en hun gezinnen in het leven te houden, werden groote geldsommen aan onwaardigen verspild.
Dit alles echter waren maar schaduwen, onafscheidelijk van het nieuwe licht dat over Sicilië was opgegaan. En geen oogenblik versomberden die schaduwen het gevoel van levensblijheid, zoet en machtig opwellend in alle harten, in die eerste weken na de bevrijding van den langen, zwaren, benauwenden druk.
Die blijheid lag over de straten, waar onmiddellijk na het vertrek der Napolitaansche troepen de barrikaden afgebroken werden en de bouwvallen zoo goed mogelijk opgeruimd. Zij verhelderde de gezichten van jong en oud, van burgers en arbeiders, wanneer hun stoeten naar het strand trokken om behulpzaam te zijn bij het sloopen der vesting Castellamare, het gehate teeken der vroegere slavernij. Een weerglans van haar drong door tot in de stille muur-omsloten kloosters, waar monniken en nonnen in het schemerlicht der kapel dagelijks den zegen van Maria en alle heiligen afsmeekten over den Bevrijder, van wien de volksmond vertelde dat hij een afstammeling was van den schutspatroon der stad. Alle harten sloegen op bewogen rythmen van liefde en dankbaarheid den vrijwilligers tegen; waar zij zich vertoonden, noodden vriendelijk-gebarende handen hen binnen, zachte stemmen heetten hen welgekomen. Uit de tuinen aan de zee, waar de lucht zwaar was van den geur van oranjebloesem, traden lieftallige vrouwen op hen toe, boden hun bloemen aan en vruchten. Het leven was ontbloeid tot een feest van zielvolle vreugden, de zwaarte der dagen in lichte verrukking verkeerd. Wanneer de felle zonnebrand minderde en de avondkoelte neerstreek uit zee, plachten de deelnemers aan de expeditie op het hoog gelegen terras van het Koninklijke Paleis bijeen te komen. Zij genoten de lieflijke avondklaarte, die de amethysten zee en de blanke stad met haar krans van groene gaarden omvloeide. Hun blikken stegen tot de grijze heuvelen: daar hadden zij gestreden; vandaar waren zij neergedaald. Als visschen door een kristalgroene zee gleden zij door het wonder der dagen; de herinnering aan hun
| |
| |
vroeger leven scheen in hen gedoofd. Enkel het heden bestonden, het warme-streelende, en het morgen, schemerend als een mysterieuze kelk. Alles scheen mogelijk in de sfeer van exaltatie waarin zij ademden; het geluk was immers met de moedigen en hun harten waren sterk. Calabrië zou opstaan, gelijk Sicilië was opgestaan; Rome op de tijding dat de bevrijders naderden zijn ketenen afwerpen, vóór den winter zou Italië vrij zijn, vrij van den muur der Alpen tot aan de Adriatische Zee.
Met de kapitulatie van het garnizoen van Palermo stortte de heerschappij der Bourbons over Sicilië ineen. De meeste steden wierpen in de daarop volgende dagen het juk af; weldra wapperde de vlag der Bourbons enkel nog van de muren der vestingen Milazzo en Syracuse. In de buurt van Milazzo was een strijdmacht van 8000 man gekoncentreerd, die, naar de reaktie hoopte, weldra tot het offensief overgaan en Palermo heroveren zou.
Garibaldi had enkel gewacht op de aankomst van versche troepen om den opmarsch te hervatten en de Napolitanen in de smalle strook waar zij zich nog staande hielden aan te vallen ten einde de bevrijding van Sicilië te voltooien.
Enkele dagen na de aankomst van Medici's korps zond hij twee kleine kolonnes onder Türr en Bixio uit naar het centrum en het zuiden van het eiland; hun voornaamste taak was de bevestiging van het nieuwe gezag en het aanwerven van zooveel mogelijk rekruten. Kort na deze kolonnes vertrok een derde, grooter korps onder aanvoering van Medici zelf; zijn opdracht was om langs de zuidkust trekkend het distrikt Messina binnen te vallen en de vijandelijke linie zoo dicht mogelijk te naderen. Artillerie bezat Medici's brigade evenmin als de beide andere afdeelingen en Bandi, die als bataljonskommandant meetrok, vroeg zich in stilte af hoe zij bij mogelijkheid de Napolitaansche troepen zouden kunnen verslaan. Deze toch waren door dikke vestingmuren beschermd en beschikten over tal van kanonnen.
Waarschijnlijk zou dit ook niet mogelijk geweest zijn zoo de besluiteloosheid, die in de regeeringskringen te Napels heerschte, niet eveneens de militaire bevelvoering had aangetast. Deze kon kiezen tusschen twee dingen: een
| |
| |
krachtig offensief op groote schaal, of het zich strikt beperken tot de verdediging der kustvestingen. Zoolang deze in handen der Napolitanen bleven, was Calabrië voor een inval veilig en bleef de revolutie gelokaliseerd. De opperbevelhebber maarschalk Clary echter koos het een noch het ander, maar besloot tot een gedeeltelijk offensief en dit besluit werd zijn noodlot.
Aan majoor Bosco, een der weinige officieren die bij de troepen populair waren, gaf de opperbevelhebber last met 3000 man het open veld in te trekken, ten einde de streek rondom Milazzo te verdedigen en een blokkade der vesting te beletten. Bij een botsing met Medici's brigade, in de buurt van het plaatsje Meri, moest Bosco eenig terrein prijsgeven aan zijn bekwamen tegenstander, wien het gelukte hem van de heuvels af te dringen naar de vlakte voor Milazzo. Bosco's positie was echter door den aard van het terrein en het feit dat hij een vesting in den rug had buitengewoon sterk en Medici, beducht dat de vijand door zou breken, verzocht Garibaldi telegrafisch om versterkingen.
Toen Garibaldi in den nacht van 17 op 18 Juli Medici's telegram ontving, nam hij een dier schijnbaar spontane besluiten, die in hem de rijpe vrucht waren van veel voorafgaand nadenken en overleg. Hij beval alle beschikbare versterkingen zoo spoedig mogelijk in te schepen. Zelf vertrok hij in den vroegen morgen op een oude Schotsche veeboot, enkel begeleid door zijn adjudanten en een kleine afdeeling Genueesche karabiniers. Verbaasd ervoer Palermo bij het ontwaken, dat de diktator vertrokken was en het gezag aan Sirtori had overgedragen. De bevolking, gewend die stoere gestalte waar zooveel goedheid en rustige kracht van uitstraalde, dagelijks in haar midden te zien verkeeren, bleef als verweesd achter; van zijn strijdmakkers gevoelden sommigen het als een krenking dat hij was weggegaan zonder hen te waarschuwen; zooveel mogelijk droegen zij hun post over aan herstellende gewonden en haastten zich hem achterna.
Te Patti, een kleine havenplaats in de buurt van Milazzo, ging Garibaldi aan land. De weg naar Medici's hoofdkwartier liep door het dorpje Barcelona, waar de gewonden van den vorigen dag in de kerk waren ondergebracht. Zij hoorden hoe door de dorpsstraat een rijtuig in snellen draf kwam aanrijden, hoorden luide evviva's en gejuich.
| |
| |
Dat moest Garibaldi zijn, die daar aankwam. Ondanks hun pijnen en zwakte stonden zij op en strompelden of kropen over de harde steenen naar de kerkdeur, juist bijtijds om een glimp op te vangen van zijn wezen, een gebaar van zijn hand. Eén oogenblik zagen zij zijn rustig, ernstig gelaat met een uitdrukking van oneindig meegevoel tot hen overbuigen; gesterkt en verkwikt kropen zij naar hun stroozakken terug. Een jongeling uit Lombardije die een schot door de long had en niet naar de waarschuwing zijner makkers te blijven liggen had willen luisteren, wankelde en viel dood neer.
Te Meri zaten de vrijwilligers in het kamp juist aan het avondmaal, toen Garibaldi kwam aanrijden. Verheugd vlogen allen overeind, lieten het eten in den steek en omringden hem met kreten van blijdschap; sedert het gevecht van den vorigen dag hadden zij aldoor met ongeluld naar hem uitgezien, aldoor zich afgevraagd ‘zou hij niet komen?’ Zijn begrepen dat het spannen ging en konden zijn bezielende tegenwoordigheid niet ontberen in den zwaren strijd die aanstaande was.
Den volgenden dag, zijn naamdag, gebruikte Garibaldi om de vlakte waar de slag geleverd zou worden zorgvuldig te verkennen. De streek was bezaaid met watermolens, gehuchtjes en alleenstaande hoeven; de akkers en wijngaarden waren van elkaar gescheiden door ondoordringbare cactus-heggen of hooge witte muren, waar de Napolitaansche soldaten tal van schietgaten in hadden aangelegd.
Lang en aandachtig tuurde Garibaldi door zijn grooten veldkijker, alsof hij alle bijzonderheden van de stad, de vesting daarachter en de vlakte daarvóór in zich wilde opnemen. Bandi, die naast hem stond, bespiedde tersluiks de uitdrukking van zijn gelaat, pogend daarop zijn geheime gedachten te lezen. Weer voelde de jonge man twijfel opkomen, of het mogelijk zou zijn den vijand van het terrein voor de stad te verdrijven en deze te nemen. Hij wist dat Bosco over ten minste 2500 man en eenige veldbatterijen beschikte, en daarenboven door de bezetting der vesting werd gesteund. Eindelijk liet Garibaldi den kijker zakken; zijn blik stond rustig en helder als gewoonlijk; zich tot een der officieren wendend, zei hij enkel: ‘Morgen zullen wij dien heeren daar een flinke afstraffing toedienen,’ wat een geliefkoosde uitdrukking van hem was.
| |
| |
Morgen kwam, een dag van tropischen zonnebrand, gelukkig getemperd door een lichte bries uit zee. Om vijf uur in den ochtend zette de aanval in; het begin was weinig fortuinlijk voor Garibaldi: zijn linkervleugel trok het volle vuur der Napolitaansche troepen tot zich en werd met zware verliezen teruggeslagen. Hij moest Cosenz met een deel der reserven sturen om de vluchtelingen op te vangen en tot staan te brengen. De rechtervleugel, die door Medici werd aangevoerd, kreeg daardoor een dubbel zware taak. Van punt tot punt moesten de jonge rekruten den vijand terugdringen, die hen van achter zijn heggen en muren met kogels overstelpte. Om hen aan te moedigen, trok Garibaldi met zijn staf telkens een eindweegs vooruit; dan wachtte hij, vaak op een plek die sterk aan het vuur was blootgesteld, rustig af tot zijn mannen hem volgden. Met gedempte stem sprak hij dan een paar woorden van bemoediging en ging weer verder; zoo trok hij hen mee, met zacht geweld, door de kracht van het voorbeeld en die der suggestie. De strijd was zwaarder en bloediger dan bij Calatafimi, maar in de harten der revolutionaire strijders waren naast den wil te overwinnen nieuwe krachten ontbloeid: trots op de reeds behaalde successen, verlangen het begonnen werk glorievol te voleindigen, intuïtief vertrouwen, dat de vijand geen stand kon houden tegen hun vastberaden moed. En deze krachten bleken de sterkste.
Toen de middag kwam, waren de Napolitanen teruggedreven tot aan hun laatste positie buiten de stad: een brug over een beek, waar eenige kanonnen stonden opgesteld. Hier kwam het tot een gevecht van man tegen man, waarbij Garibaldi gevaar liep neergeveld te worden door een Napolitaansch kavallerie-officier, die met opgeheven sabel op hem instormde. Zijn adjudant Missouri redde door een revolverschot zijn leven. De vrijwilligers slaagden er in de brug te nemen, maar het vuur van den vijand was zoo hevig, dat zij niet verder konden oprukken. Ondanks zware verliezen hielden de mannen dapper stand en hun meerderen, meest veteranen uit den veldtocht van '59 en beroepsofficieren van het Piëmonteesche leger, wezen hun hoe dekking te zoeken.
De middag neigde naar den avond, de slag stond stil. Weer was het oogenblik gekomen waarin elke nieuwe faktor, hoe onbelangrijk ook, den doorslag kon geven. Gari- | |
| |
baldi had de troepen een poosje verlaten om een punt te zoeken varwaar hij het geheele gevechtsterrein observeeren kon. Zijn blik viel op de ‘Tuckery’, een Napolitaansche kanonneerboot, wier kapitein een paar dagen geleden met zijn schip zich der revolutie ter beschikking had gesteld. Het vaartuig had zoo juist te Patti eenige nakomers uit Palermo ontscheept en lag nu in de nabijheid van het gevechtsterrein voor anker. Garibaldi liet zich naar boord roeien en klom in den mast om zich rekenschap te geven van den algemeenen stand van het gevecht. Daarna beval hij de boot zoo dicht mogelijk bij den wal te brengen en de kanonnen op te vesting te richten. Hun vuur had natuurlijk tegen haar zwaren aarden wallen geen de minste uitwerking, maar het feit alleen, dat hun partij nu plotseling ook over artillerie beschikte, vervulde de vrijwilligers met nieuwen moed. En toen een oogenblik daarna de kanonnen van de ‘Tuckery’ een vijandelijke kolonne, die uit de stad oprukte om de brug te heroveren, onder vuur namen, was de beslissing nabij. Onverhoeds in de flank aangevallen, raakten de troepen in verwarring en trokken haastig terug. Een luid gejuich steeg op uit de rijen der vrijwilligers en plantte zich naar alle kanten voort; dol van vreugde zwaaiden de mannen met hoeden en sabels; de zekerheid der overwinning straalde van elk verhit, opgewonden gelaat.
Even voor het vallen van den avond vereenigden Cosenz en Medici hun afdeelingen en trokken zij de stad behoedzaam binnen, half bevreesd voor een hinderlaag. Maar de vijand had haar ontruimd en een toevlucht gezocht binnen de wallen der vesting. Blij verwonderd zagen de vrijwilligers rond, zelf niet goed begrijpend hoe het mogelijk was geweest om Milazzo te veroveren. Pas toen zij bemerkten hoe velen hunner kameraden ontbraken drong het besef tot hen door hoe zwaar de strijd geweest was. Van de 4000 man, die aan den aanval hadden deelgenomen, waren er meer dan 600 gewond of dood.
Achter de vrijwilligers aan was allerlei verdacht volk uit den omtrek de stad binnengestroomd; de militaire magazijnen werden geplunderd, de wijn vloeide in stroomen, den heelen nacht door klonk dronken gezang en getier... Toen Bandi bij het krieken van den dag Garibaldi ging zoeken om hem te vragen of niet tegen het dronken gespuis opgetreden moest worden, vond hij den aanvoerder
| |
| |
zittend op den steenen trap, die naar een kapelletje dicht bij het strand leidde, in rustigen slaap. Zijn edel hoofd, tegen den zadel aangeleund, was als een bloem in het bleeke morgenlicht. Rondom hem zaten of lagen een paar leden van zijn straf eveneens te slapen. Geen schildwacht was in den omtrek te zien. Geen ander geluid klonk door de stille lucht dan de zachte stem der kabbelende golven.
De dag ging rustig voorbij zonder nieuwe gevechten. Van het grazige plateau af voor de buitenste poort, waar een deel der vrijwilligers was gelegerd, riepen sommigen van hen scheldwoorden of spotnamen naar boven tegen de dikke muren van het kasteel, maar daarbinnen bleef alles stil. Slechts eenmaal werd de stilte verbroken: de kanonnen der vesting losten een paar schoten op een stoomschip, dat naar Palermo koers zette. Zoodra echter werd niet aan boord de Engelsche vlag geheschen of het schieten hield op. Van de plaats waar zij kampeerden zagen de vrijwilligers aan hun voeten de vlakte waar zoovelen hunner makkers hun bloed hadden vergoten; vlak boven hen verhief uit een ruigte van struiken, cactussen en overhangende vijgeboomen, groeiend tusschen de spleten van de naakte rots, het kasteel zijn dikke muren met hun kleine ronde venstergaten. De massieve steenklomp, welks fundamenten nog uit den Sarraceenschen tijd dateerden, scheen iederen aanval te tarten; de mannen echter dachten dat zij er wel in zouden komen, al begrepen zij nog niet hoe. Door de zegepraal van den vorigen dag was hun zelfvertrouwen weer toegenomen, hun onverzettelijke wil tot de overwinning opnieuw versterkt.
In de vesting daarentegen ontbraken zelfvertrouwen en onverzettelijkheid ten eenen male. Het was of zoowel meerderen als minderen zich zelven voortdurend alle redenen voorhielden, die een spoedige overgave onvermijdelijk maakten. Erkend moet worden dat de toestand van het garnizoen verre van aangenaam was: er was weinig proviand en geen goed drinkwater; de stank der onbegraven lijken van menschen en beesten verpestte de lucht. De op half rantsoen gestelde troepen bleken van den eersten dag af aan ontevreden en muitziek. In zijn rapporten aan maarschalk Clary onderstreepte de bevelvoerder niet alleen al deze dingen, maar hij beweerde ook dat Garibaldi binnen drie dagen in de wallen een bres kon schieten, een be- | |
| |
lachelijke bewering, waar hem bekend was dat zijn tegenstander over zoo goed als geen artillerie beschikte. Te Napels dobberde men weer tusschen toegeven of aggressieve politiek. Eerst wisten de liberalen, die begrepen dat zoo Garibaldi verslagen werd de konstitutioneele heerlijkheid als een kaartenhuis in elkaar zou vallen, de kapitulatie door te drijven. Maar den dag daarna draaide de wind: de militaire partij kreeg de bovenhand; groote versterkingen zouden ten spoedigste van Napels uit vertrekken. Ditmaal echter verijdelde de dreigende houding der matrozen de uitvoering van het voornemen; admiraal d'Aguita, een oom des konings, steunde de muiterij. Onder den druk daarvan viel ten slotte het definitieve besluit Milazzo op te geven, wat feitelijk beteekende dat van elke poging tot herovering van Sicilië werd afgezien. Vier vaartuigen der oorlogsmarine en een paar Fransche stoombooten werden uitgestuurd om het garnizoen terug te halen. Toen de vrijwilligers deze flotille zagen opdoemen en koers zetten naar de haven, dachten zij niet anders of de vijand had het plan een uitval te doen, die van uit zee gesteund zou worden. De vreugde en verbazing waren groot, toen een Napolitaansch stafofficier, onder de witte vlag aan wal komend,
opdracht bleek te hebben over een kapitulatie te onderhandelen. Er werd overeengekomen dat het garnizoen zou aftrekken met behoud van wapens en bagage; maar alle voorraden, ook de munitie, de paarden en de muildieren zouden in de vesting worden achtergelaten.
Den 25sten had de uittocht van het garnizoen plaats; 5000 man defileerden in volle wapenrusting voor de vrijwilligers, die met hun magere vermoeide trekken vol intens leven, hun zelfbewuste houding en hun stoffige kleedij een zoo sterk mogelijke tegenstelling vormden tot de weldoorvoede soldaten van het absolutisme in hun gloednieuwe parade-uniformen, onberispelijk marcheerend als goed gesmeerde marionetten.
Met groote oogen en met monden, wijd open van verbazing, zagen de inwoners van Milazzo en de honderden boeren, uit de omliggende streek toegesneld om den uittocht der Napolitaansche troepen bij te wonen, het défilé aan. Geen kreet weerklonk, geen hand werd opgeheven; enkel toen Bosco, door eenige officieren van het legioen begeleid, in het gezicht kwam, braken luide verwenschingen
| |
| |
uit. De menigte wilde hem te lijf en zou hem vermoord hebben, zoo het escorte dit niet had belet.
Terwijl de soldaten aan het strand wachtten om ingescheept te worden, mengden velen van de vrijwilligers zich onder hen en poogden hen over te halen Garibaldi's vanen te volgen. Zwijgend hoorden de Napolitanen toe: niets bewoog op de afgestompte gezichten, in de doffe oogen flikkerde geen vonk; op zijn hoogst een dozijn artilleristen lieten zich overtuigen.
Kort hierop voerde Garibaldi zijn strijdmacht naar Kaap Faro, aan den noordelijken uitgang van de Straat van Messina. Van hun kamp in de duinen zagen de mannen de zeeengte, een breede rivier gelijk die kronkelend stroomt tusschen hooge dichtbegroeide oevers. Zij zagen de Napolitaansche oorlogsschepen onophoudelijk door de Straat open neer kruisen en aan den overkant de forten wier kanonnen klaar stonden hen in den grond te boren zoozij poogden naar Calabrië over te steken. Op de smalle kuststrook tusschen de zee en de ruige hellingen van den somberen Aspromonte - den Steilen Berg - zagen zij de soldaten der Bourbons, klein als poppetjes uit een speelgoeddoos, onophoudelijk manoeuvreerend en excerceerend in de blame zon. Dan lachten zij tegen elkaar en zeiden dat al zijn goedgedrilde soldaten den koning van Napels niet zouden helpen, wanneer zij maar eens in Calabrië voet aan wal hadden gezet. Urenlang lagen de vrijwilligers in het heete duinzand, naar den overkant turend en wenschend dat zij daar al waren. De overmoedige stemming die hen te Palermo had vervuld was vervlogen en het geëxalteerde optimisme had plaats gemaakt voor nuchterder waardeschatting der moeilijkheden die nog voor hen lagen. Maar niet één hunner die niet elken ochtend dacht: ‘Wellicht zijn wij morgen in Calabrië.’ Dat de vindingrijkheid en de stoutmoedigheid van hun aanvoerder hen daar zouden brengen stond voor allen vast.
Garibaldi was in die dagen stil en in zichzelf gekeerd, als wie een nieuw plan in zijn geest tot rijpheid brengt; ook verliet hij telkens het kamp. Op deze tochten liet hij zich door niemand vergezellen. Hij had last gegeven zooveel mogelijk kleine visschersbootjes bijeen te brengen, meer dan honderd lagen er gereed. Lang kon het verblijf te Kaap Faro niet duren; het kamp was moeilijk te proviandeeren
| |
| |
en er was bijna geen water; overdag leken de duinen een gloeiende oven, 's nachts stegen kille dampen op, die koortsen en malaria veroorzaakten. Van de Siciliaansche rekruten deserteerden er velen en keerden naar huis terug.
Zijn verkenningstochten hadden Garibaldi overtuigd, dat het onmogelijk was den overtocht door de zee-engte met zijn geheele strijdmacht te forceeren; hij wilde daarom beproeven kleine groepjes afzonderlijk naar Calabrië te brengen. In den nacht van 7 op 8 Augustus staken de eerste 200 man onder aanvoering van Musolino, een Calabrischen grondbezitter, over; zij hadden opdracht zich door verrassing meester te maken van de twee kleine forten die recht tegenover Kaap Faro lagen. Maar de overval mislukte en de mannen moesten de wijk nemen naar het woeste gebergte van Aspromonte. Een dag of tien doolden zij daar rond; soms hadden zij niets te eten, soms bereikten de levensmiddelen hen, die het revolutionaire komitee van Reggio hun op goed geluk toezond. Elken nacht ontstaken zij op de heuvels in het gezicht van de kust groote vuren, hun makkers aan den overkant tot een teeken dat zij nog leefden en vrij waren.
Een paar dagen na den 8sten Augustus beproefde Garibaldi opnieuw een grootere groep, ditmaal 400 man, de zeeengte te doen oversteken. Maar de booten werden door den vijand ontdekt en zoo hevig beschoten, dat zij naar Faro moesten terugkeeren. De poging werd niet herhaald en niet lang daarna, op den morgen van den 12den, verspreidde zich in het kamp het gerucht dat Garibaldi in den nacht was vertrokken, niemand wist waarheen.
Den 18den was hij weer terug te Faro, hij bleef er echter slechts enkele uren. Verbaasd zagen de vrijwilligers zijn rijtuig, met drie paarden bespannen, den grooten weg naar het zuiden inslaan en in een stofwolk verdwijnen. Zijn plannen waren rijp voor uitvoering. Terwijl de Napelsche autoriteiten zich in hun domheid verbeeldden dat Garibaldi absoluut van Faro uit zou willen oversteken, enkel omdat de afstand van dat punt naar de Calabreesche kust het kleinst was, had hij in het geheim zijn toebereidselen voor den overtocht op een ander punt getroffen. Te Giardina, dertig mijlen ten zuiden van Faro, in de buurt van Taormina, stond Nino Bixio met de afdeeling vrijwilligers, die hij uit Catanië noordwaarts had gevoerd; in het geheel een kleine 4000 man. Garibaldi had order gegeven, dat twee transport- | |
| |
schepen, die nieuwe versterkingen naar Sicilië hadden overgebracht, onmiddellijk na dezen te Palermo aan land te hebben gezet naar Giardino moesten opstoomen.
De schepen lagen klaar toen hij kwam aanrijden, maar de inscheping werd eenige uren vertraagd, doordat een der vaartuigen een lek had, dat maar niet gevonden kon worden. Ten slotte slaagde Garibaldi zelf er in om de plaats van het lek te ontdekken; volgens zijn aanwijzingen werd het op eenvoudige manier dichtgemaakt. Nu liep al het verdere voorspoedig en vóór het vallen van den nacht was de geheele strijdmacht ingescheept. De vaart was betrekkelijk veilig daar de meeste Napolitaansche schepen in de buurt van Faro kruisten. In den morgenschemer kwam de Calabrische kust in zicht: de schepen zetten koers naar Melitto, waar de landing zou plaats vinden. De Franklin, door Garibaldi zelf bestuurd, voer veilig de haven binnen; Bixio echter deed ook ditmaal zijn schip stranden: het liep een eindweegs buiten de kust vast op een zandplaat en werd door een Napolitaanschen kruiser ontdekt, eer de bemanning aan wal gebracht had kunnen worden. Toen de kruiser seinen gaf, dat het vreemde schip zijn nationaliteit bekend moest maken, doorleefden allen aan boord oogenblikken van angstige spanning. Maar Garibaldi gaf bevel de Amerikaansche vlag te hijschen: daarop verwijderde de vijand zich en de mannen konden naar den wal geroeid worden. De zon rees juist boven de begroeide hellingen van den Aspromonte, toen de geheele strijdmacht het strand bij Melitto bereikte: de overtocht naar Calabrië was gelukt.
|
|