| |
| |
| |
De held op de toppen des levens (I)
| |
| |
IV De held op de toppen des levens (I) I. De worsteling om Rome
In het begin van '49 hadden de ‘partijen der orde’ overal gezegevierd; door heel Europa won de reaktie veld. De revolutionairen zelven geloofden echter nog algemeen, dat het getij spoedig zou keeren. Ook Marx en Engels, de geniale baanbrekers eener nieuwe, wetenschappelijk gegrondveste politiek, de eenige geestelijke leiders der Europeesche revolutie die haar objektieve faktoren poogden te doorgronden, - ook zij verkeerden nog in de meening aan het begin van een revolutionair tijdperk te staan. Velerlei teekenen schenen hierop te wijzen. In Duitschland leek de aanval der Pruisische reaktie op de grondwet, door het Rijksparlement te Frankfurt in elkaar geprutst, het sein te zullen geven tot hernieuwde worsteling. In Frankrijk wekte de sterke vooruitgang der linker partijen bij de verkiezingen onder de socialisten en demokraten groote verwachtingen op. Wat Italië aangaat: Sicilië was niet ten onder gebracht en nog wapperde zoowel van den San Marco als boven het Kapitool de republikeinsche vaan. Het scheen geen redelooze hoop dat de nationale demokratie zich in deze twee bolwerken zou handhaven, tot zij door heel Italië kracht verzameld had voor een nieuwen algemeenen aanval.
Maar weldra brengen militaire en politieke gebeurtenissen aan die hoop slag op slag toe. De ramp van Navarra (22 Maart) beteekent méér dan de militaire ineenstorting van Sardinië: zij stelt Metternich in staat zijn klauwen weer uit te strekken naar Midden-Italië. In het demokratische Livorno, de eenige stad van Toscane waar de burgerij het heeft gewaagd de macht in handen te nemen, wordt met geweld van wapenen het oude regiem hersteld; het verfijnde Florence duldt rillend van afschuw den smaad eener Oostenrijksche bezetting; op Sicilië valt de eene stad voor de andere na den Napelschen generaal Filangieri in handen; den 20sten April staat hij voor de poorten van Messina. En wat het ergste is: zoowel ten
| |
| |
zuiden als ten noorden sluit de reaktie haar ijzeren ring rondom de Romeinsche republiek.
Daar hadden intusschen in alle rust en orde de verkiezingen voor de Konstitueerende Vergadering plaats gevonden; de bedreiging met excommunicatie schrikte de groote meerderheid der bevolking niet van deelneming af. Garibaldi, door de kiezers van Macerata tot afgevaardigde gekozen, was in de eerste dagen van Februari naar Rome gekomen om de opening der Konstituante bij te wonen. Zijn voorstel om onmiddellijk de republiek uit te roepen als den eenigen regeeringsvorm Rome waardig werd verworpen: drie dagen lang vloeiden stroomen van retoriek eer de vergadering tot plechtige proklameering der republiek besloot. Den doorslag gaf de pressie van het volk, dat door voortdurende betoogingen de Konstituante naar links dreef. Pius werd van de wereldlijke macht vervallen verklaard op denzelfden dag dat hij, van Gaëta uit, de gewapende hulp der vier voornaamste mogendheden inriep.
Dat dezen bereid zouden zijn aan zijn verzoek te voldoen, was zeker: de leiders der Europeesche reaktie begeerden niets liever dan de gelegenheid te gebruiken om de revolutionaire demokratie in een van haar laatste steunpunten terneer te slaan. Reeds waren de Jezuïeten druk in de weer om de publieke opinie tegen Rome op te hitsen. Zij exploiteerden den aanslag op Rossi en enkele op zichzelf staande uitspattingen tegen priesters, om gruwelverhalen te verspreiden over de nieuwe Romeinsche regeering, het driemanschap Mazzini-Armellini-Saffi, die zij voorstelden als een regeering van bandieten en moordenaars, van ‘kommunisten’ in één woord. Te Rome heerschte volgens hen bloedige anarchie, de bezittingen der rijken werden zonder erbarmen gekonfiskeerd; straffeloos woedde het gepeupel, het bloed der priesters kleurde den Tiber rood.
Al deze gruwelverhalen waren pure fantasie. Het volk van Rome gaf zijn antiklerikale gevoelens lucht in veel heftige, opgewonden woorden; het had een paar biechtstoelen verbrijzeld en de gala-karossen van enkele bijzonder gehate kardinalen in brand gestoken; verder was er niets gebeurd; niemand was een haar gekrenkt geworden. Bijzonder ongerijmd was de voorstelling van de nieuwe regeering als een ‘kommunistische’. De afkeer van socia- | |
| |
listische, kommunistische en anarchistische denkbeelden was bij de mannen van het Triumviraat even sterk als bij hun klerikale tegenstanders. Mazzini, het hoofd en het hart der regeering, beschouwde de rechten van den eigendom als het heilige fundament der samenleving, waar geen revolutie aan raken mocht. Onder geen bewind konden de burgerlijke voorrechten veiliger zijn dan onder dat van Mazzini, dien de reaktie als een aartsvijand der burgerlijke orde brandmerkte.
De eerste maatregelen van het Driemanschap werden gedragen door een geest van verdraagzaamheid en menschelijkheid, die na de wreede willekeur en stelselmatige domperij van het oude stelsel, het volk het gevoel moesten geven alsof het, uit een donkere spelonk ontkomen, de zoete reine lucht inademde en het blanke hemellicht zag openbreken boven zijn hoofd. Maar tevens gaven die maatregelen blijk van gebrek aan revolutionaire doorzetting; uit hen sprak neiging de bourgeoisie te ontzien en haar door gematigdheid nationaal en internationaal voor zich te winnen.
Het beginsel, dat de regeering bij haar binnenlandsche politiek leidde, omschreef zij in haar begin April gepubliceerd program aldus: ‘geen klassestrijd, geen vijandschap tegen rijkdom en bezit; geen onrechtvaardige schennis der rechten van den eigendom, maar een onafgebroken pogen om de stoffelijke levensvoorwaarden der klasse te verbeteren, die het minst door de fortuin gezegend werd.’
De anti-proletarische, anti-kommunistische neigingen, die het halfslachtig optreden der Romeinsche regeering in binnenlandsche aangelegenheden kenmerkten, hadden ook een noodlottigen invloed op haar buitenlandsche politiek. Uit vrees voor het spook van het kommunisme had de bourgeoisie van alle landen hetzij zich reeds verzoend met de absolutistisch feodale en klerikale machten, of wel zij streefde naar die verzoening. Reeds hierdoor was het uitgesloten, dat de Romeinsche republiek door de verdoezeling van haar antiklerikaal en radikaal karakter den steun der buitenlandsche bourgeoisie - in de eerste plaats der Fransche - tegen den paus en tegen de Jezuïeten verwerven zou. En toch bleef Mazzini in zijn ideologische verblinding op dien steun vertrouwen. Inplaats van de militaire macht der republiek door bewapening der volksmassaas zoo
| |
| |
hoog mogelijk op te voeren, inplaats van te pogen de revolutie door aanvallen naar het noorden en het zuiden lucht te geven, wachtte hij, waanbevangen, de hulp der Fransche bourgeois-republikeinen af.
De vlucht van den paus naar het hof der Italiaansche Bourbons was voor de Fransche regeering een pijnlijke diplomatieke nederlaag; voor de Fransche klerikalen echter een reden tot groote ontstemming. Uitgewischt kon die nederlaag enkel worden zoo het de Fransche wapenen waren, die den paus de poorten van Rome weer openden. Die daad zou tevens de prijs zijn tot welken Louis Napoleon, de nieuwe president der republiek, de gunst of althans de welwillende neutraliteit van zijn klerikale landslieden zou koopen. En hieraan was den sluwen politieken avonturier die zich opmaakte om de roemrijke tradities van het eerste keizerrijk te prostitueeren zeer veel gelegen. Het lag daarom in den aard der zaak dat de Fransche regeering onmiddellijk besloot den hulpkreet van Pius te verhooren en een expeditie naar Rome uit te zenden. Wilde zij echter de burgerlijke republikeinen niet al te zeer voor het hoofd stooten, dan kon niet openlijk als het doel dier expeditie het herstel van het pauselijk absolutisme worden aangekondigd. Men moest zekere politieke gevoeligheden ontzien, zekere vormen in acht nemen; daarom werd dat doel omschreven als ‘de bevrijding der Romeinsche natie van de vreemde demagogen, die haar met geweld hun wil opleggen.’ Zoo hielp de Fransche regeering de fabel verspreiden van de ‘slechte leiders’, de uitheemsche socialisten en kommunisten, die het Romeinsche volk heetten te terroriseeren. En zoo maakte zij het den Franschen bourgeois-republikeinen gemakkelijk, om den aanval tegen de Romeinsche republiek aan te zien zonder een hand uit te steken om haar te redden.
Ook van de zijde van Engeland had Rome geen hulp te verwachten. Op de paniekstemming, die de aangekondigde Chartistische opstand in het voorjaar van '48 gewekt had, was een sterke reaktie gevolgd. Alle demokratische en revolutionaire stroomingen werden vereenzelvigd en in de ban gedaan: de tijd, dat de zaak der Italiaansche onafhankelijkheid in Engeland hartstochtelijke sympathie en vurige geestdrift zou wekken in toonaangevende kringen, was nog niet gekomen. De groote pers koos openlijk partij voor de
| |
| |
Bourbons, den paus en de Habsburgers. Haar korrespondenten bij het legertje van Oudinot wisten niets beters te doen, dan voor hun lezers een laster te herhalen over de lafheid van het Romeinsche volk, ‘dat niet wilde vechten’, en den onzin op te disschen dat de stad ‘enkel door vreemdelingen verdedigd werd.’
Den 21sten April ging de Fransche expeditie te Marseille scheep naar Civita Vecchia. In diezelfde dagen bezette een Napolitaansche divisie Velletri; een tweede rukte op naar de Sabijnsche bergen. Van het noorden uit maakten de Oostenrijkers aanstalten Midden-Italië verder binnen te dringen. De Romeinsche republiek was aan alle zijden door vijanden omringd; het uur der opperste worsteling naderde.
Twee mannen waren door de geschiedenis verkoren om de massaas van het Romeinsche volk in die worsteling te bezielen; de kracht hunner persoonlijkheid zou hen maken tot de leiders, waarin het volk zijn eigen heroïsme heerlijk belichaamd zag.
Mazzini was de groote apostel der burgerlijke demokratie, welke in Italië door verschillende omstandigheden, zooals de nationale verdrukking, het ontbreken van een modern proletariaat en de zwakte van den klassenstrijd, in een revolutionairen stralenkrans prijkte. Hij was dit door zijn vage ideologie, saamgevat in de schoonklinkende maar nietszeggende formule ‘God en het volk’, door zijn patriottische exaltatie, zijn haat tegen de vorsten en de Kerk. Zijn onbuigzame energie, zijn fanatieke overtuiging, zijn ascetisch wezen, vermagerd en vergrijsd in de ballingschap, de standvastigheid waarmee hij allen tegenslagen ten spijt de worsteling twintig jaar lang had volgehouden, - alles werkte samen om hem in de oogen van het volk te maken tot een heroïsche figuur, den drager van een verheven strijd-ideaal en een groot levensbeginsel.
Aan alle openbare gebouwen waren de proklamaties der triumviri aangeplakt; zij verkondigden in hoogdravende taal aan de bevolking van Rome de besluiten van het nieuwe bewind en riepen haar op, zich tot de verdediging der republiek aaneen te sluiten. En begeerig dronk het volk de vlammende woorden, kinderen van Mazzini's geest. Het stootte zich niet aan hun vaagheid en holheid, vroeg niet naar scherper omlijnde leuzen en vas- | |
| |
ter begrippen. Die woorden lezend, voelde het zijn zelfbewustzijn toenemen en zijn vertrouwen groeien in de zegepraal zijner rechtvaardige zaak. Meer begeerde het niet.
Symboliseerde Mazzini de idee der burgerlijke republiek in haar onvermijdelijk vage, schimmige grootheid, Garibaldi zou aan die idee weldra meer konkreten vorm geven; haar rijken glans en weldadige warmte verleenen; den strijd voor haar verdediging zetten in gloed van romantische aantrekkelijkheid. Zijn afstamming, zijn opvoeding, de sympathieën van zijn wezen, zijn bestaan als zeeman, zijn leven in Zuid-Amerika, alles maakte dat de republikeinsche idee voor hem een meer bepaalden en ten deele een anderen, meer demokratisch-revolutionairen inhoud had dan voor Mazzini; alles trok hem naar de zijde der arbeidende massaas. Hij wilde een republiek van en voor de kleine burgers, de ambachtslieden en de boeren, die de kern waren van het volk. Hij had geen geestverwanten onder de doktrinaire liberalen van andere landen, hij koesterde geen angst, de groote Fransche bourgeoisie te ontstemmen of te kwetsen; hij alleen kon de verdediging van Rome voeren zonder bijgedachte of aarzeling, met de voorbehoudlooze vastberadenheid, die den revolutionairen strijder in een groote krisis past.
Te Macerata, waar Garibaldi in opdracht der Voorloopige Regeering in November garnizoen had genomen, was zijn voornaamste werk de organisatie en oefening der vrijwilligers, die zich in Midden-Italië bij hem hadden gevoegd. De kern der ruim 500 man die zijn vrijkorps telde, bestond uit de veteranen van Uruguay, door den Italiaanschen volksmond ‘de tijgers van Montevideo’ genoemd; de anderen waren afkomstig uit verschillende streken van Italië en behoorden tot alle klassen der maatschappij. Het talrijkst vertegenwoordigd was de middenklasse: studenten, ambachtslieden en kooplui; alleen de lanciers door den Bologneeschen edelman Angelo Messina aangeworven en aan het legioen als kavallerie toegevoegd, waren voor het grootste deel patriciërs-zonen uit Midden-Italië. Een groot kontrast met deze aristokratische ruiters vormden de ontslagen gevangenen, wier verzoek in het legioen te mogen dienen Garibaldi had ingewilligd, overtuigd als hij
| |
| |
was dat de strijd voor de vrijheid elkeen die daaraan deelnam, van vroegere smetten reinigde. Zoodra dit feit bekend werd, kolporteerde de internationale reaktie ijverig het sprookje dat de Garibaldianen een troep ontslagen of gedroste tuchthuisboeven waren; hij echter stoorde zich daar weinig aan, even weinig als aan de protesten van den patriottischen adel, die hem zijn vrije opvattingen en zijn met voeten treden der maatschappelijke konventies heftig verweet. - Ook in leeftijd liepen de leden van het legioen sterk uiteen; alle treden van den trap des levens waren vertegenwoordigd: men vond zoowel vergrijsde strijders tusschen hen, uit een lange ballingschap teruggekeerd, als mannen in de volle kracht hunner dagen en jongelingen, wier koppende jeugd amper was ontbloeid. Opmerkelijk was het aantal baardelooze knapen, halve kinderen soms nog. Zij waren de vurigsten en de geestdriftigsten van allen en de trots van den aanvoerder, die over hen waakte met vaderlijke zorg.
Het was geen gemakkelijke taak om uit al deze verschillende elementen een strijdbare eenheid te smeden. Maar de liefde en het ontzag, die Garibaldi allen inboezemden, gevoegd bij den steun, dien Medici en andere vertrouwde Zuid-Amerikaansche officieren hem gaven, stelden hem in staat die taak te volbrengen. In Januari verliet Garibaldi op bevel der Voorloopige Regeering Macerata en begaf zich naar het grensplaatsje Rieti in het zuiden der republiek. Zijn opdracht daar was de konkelarijen der landsverraderlijke geestelijken tegen te gaan, die van Rome uit in voortdurende verstandhouding met Gaëta stonden en het rooverwezen te beteugelen. Rieti lag in een uithoek waar de priesters nog almachtig waren: hun onzinnige lasterverhalen over den woesten condottiere, den papenvreter en brandstichter, die door de Romeinsche godloochenaars met zijn tuchthuisboeven op hen af werd gestuurd, vond onvoorwaardelijk geloof bij de bevolking. Deze was, zooals Garibaldi zelf glimlachend erkende, banger voor den beschermer dan voor de roovers tegen wie hij haar beschermen moest. Maar weldra verjoeg zijn stralende persoonlijkheid het schrikbeeld waarmee de priesters dien armen lieden angst hadden aangejaagd, en ofschoon het vervullen van zijn opdracht niet mogelijk was zonder onverbiddelijke, soms bloedige gestrengheid, erkende de be- | |
| |
volking weldra, nog nooit zoo veilig te zijn geweest voor daden van willekeur en wreedheid als onder zijn bestuur.
Te Rieti kreeg Garibaldi steun van een zijde, waarvan hij die niet had verwacht. Een jonge priester, Ugo Bassi met name, kwam tot hem met het verzoek de strijdmacht der republiek als geestelijke te mogen vergezellen. Even aarzelde Garibaldi: zijn klerikale antipathieën rezen in hem op. Maar hij zag naar het vergeestelijkte gelaat van den vrager, zag de milde oogen, het ruime voorhoofd, hoog en edel van welving, heel de verschijning, louterheid en het zuiverste idealisme uitdrukkend: hij gaf zijn toestemming, op voorwaarde dat Bassi zijn soutane zou verwisselen voor de roode kiel van het legioen. Het priesterkleed was voor hem het symbool van al wat hij haatte. Het duurde niet lang of zijn hart en dat van den jongen geestelijke neigden tot elkaar in innige vriendschap. Een fijngevoelig, begaafd en geleerd man was Bassi; en meer dan dat: een apostel der idee, uitverkoren om de martelaarskroon te dragen.
Dien ganschen winter lang, tot einde April toe, bleef Garibaldi op den ondergeschikten post waarop de regeering der republiek hem geplaatst had. Maar zijn gedachten waren voortdurend met groote dingen bezig: in die dagen van betrekkelijke rust ontwierp hij een algemeen veldtochtplan dat hij den triumviri toezond. Zoowel zijn militaire ervaring als zijn revolutionaire intuïtie zeiden hem, dat de Romeinsche republiek verloren was zoo zij zich bepaalde tot de verdediging. Daarom stelde Garibaldi voor, dat hij aan het hoofd van zijn legioen zich een weg zou banen naar de Via Emilia, de groote heerbaan naar het noorden, overal waar hij langs trok het volk tot de wapenen roepend en den troepen der republiek, die te Bologna en op enkele andere plaatsen stonden, gelegenheid biedend zich bij hem te voegen. Met zijn gezamenlijke macht zou hij Toscane en Ligurië binnen vallen, al verder optrekkent naar Lombardije. Daar zou hij zich vereenigen met de overblijfselen der Sardinische legers en de scharen der Noord-Italiaansche vrijwilligers om dan met zijn geheele strijdmacht, voortdurend versterkt, als een rivier die al stroomende steeds breeder aanzwelt, den Oostenrijkers opnieuw op het lijf te vallen. Binnen twintig dagen, van dien van den opmarsch af gerekend, zou hij zijn posities
| |
| |
tegenover den vijand kunnen innemen; wapens zou hij zich verschaffen uit alle steden waardoor hij trok.
Het was een grootsch opgezet en stoutmoedig plan tot ontketening van den revolutionairen volksoorlog, dat Garibaldi het Driemanschap voorlegde. Voor datzelfde plan, in wezen onveranderd, enkel in bijzonderheden gewijzigd naar de situatie vereischte, zou hij in de komende jaren telkens en telkens opnieuw de politieke leiders der vrijheidsbeweging trachten te winnen. Het gansche volk wilde hij oproepen tot den strijd, zelf echter met een kleine keurbende het initiatief nemen, om door zijn voorbeeld bij de massaas bezieling en strijdlust te wekken.
Maar in den wil om een beroep te doen op de ziel van het volk en dit te leeren dat zijn bevrijding het werk van zijn eigen handen, van zijn eigen moed, zijn eigen offervaardigheid moest wezen, in dien wil stond Garibaldi zoo goed als alleen. De gematigden vreesden de konsekwenties van den revolutionairen volksoorlog: zij lieten Italië liever in ketenen dan de sluizen te openen, waardoor de kracht der massaas uitstroomen zou; de republikeinen wiegden zich in den droom van vreemde hulp. En heel die Aprilmaand door, terwijl Fransche, Napolitaansche, Oostenrijksche en Spaansche troepen van alle kanten op de republiek aanrukten, liet men den eenigen man die misschien de krachten had kunnen oproepen tot haar behoud, te Rieti politiediensten verrichten, welke ook een bekwamen officier der gendarmerie hadden kunnen worden toevertrouwd. Zelfs toen bekend werd, dat een Fransche expeditie van 6 à 7000 man op weg was naar Civita Vecchia, zelfs toen droeg men Garibaldi het kommando over dit meest bedreigde punt niet op. Men liet de haven van Rome in handen van lauwe, onbekwame of onbetrouwbare officieren, zooals de gouverneur der stad en de kapitein van het fort weldra bewezen te zijn.
Waarom liet het Triumviraat Garibaldi werkeloos te Rieti, terwijl de republiek gebrek had aan goede militaire aanvoerders? Waarom noodigde zij hem niet uit, zijn veldtochtplan uiteen te zetten voor de Konstituante? Waarom beriep zij hem niet op den post waarop hij recht had, hem benoemend tot opperbevelhebber van de strijdkrachten der republiek?
Mazzini en zijn kollegaas beriepen Garibaldi niet op
| |
| |
dien hoogen post, omdat ook zij zijn genialiteit als militair aanvoerder miskenden. Zij lieten zich beïnvloeden door de minachting der beroepsmilitairen voor den man, die enkel als leider van ongeregelde benden in een woest, halfbeschaafd land was opgetreden. Zij leenden het oor aan den raad der gematigden die zeiden dat Garibali tot opperbevelhebber te benoemen, gelijk stond met een onoverkomelijken hinderpaal op te richten voor een mogelijke verzoening met den paus; zij wenschten het bekrompen partikularisme van vele Romeinen te ontzien, die een stadgenoot op den hoogsten post te zien begeerden. Zij voelden zich ook in hun eigen burgerlijke vooroordeelingen gekrenkt door sommige van Garibaldi's uitlatingen en daden. Hij had openlijk verklaard, den oorlog bij gebrek aan geweren met messen en steenen te zullen voeren; te Rieti had hij de muildieren der paters opgeëischt ten behoeve van zijn soldaten; aan Mazzini had hij verzocht een aantal burgers uit Ancona, ter dood veroordeeld wegens deelneming aan een aanval op de kloosters, gratie te verleenen en te vergunnen dienst te nemen in het legioen. Verontwaardigd had Mazzini geweigerd: op het vaandel der republiek mocht geen enkele smet kleven. Het doodvonnis was aan de veroordeelden voltrokken geworden.
Garibaldi was een te roode revolutionair en een te onvoorwaardelijke anti-klerikaal voor den bourgeois die in Mazzini stak; hij was niet ordelievend genoeg, stoorde zich te weinig aan de burgerlijke konventies en aan de begrippen van burgerlijk fatsoen. Ook daarom werd hij niet benoemd tot opperbevelhebber.
Toen Garibaldi eindelijk den 29sten April naar Rome teruggeroepen werd, - Oudinot was reeds geland, de aanval op de stad een kwestie van dagen, - toen was het om te dienen onder den beroepsgeneraal Roselli, een militairen nul. Het liep wel anders dan hij verwacht had, toen hij zijn zwaard der Voorloopige Regeering van Rome had aangeboden. Maar hij kwam en deed wat hij zijn plicht achtte: hij stelde in de Konstituante voor, om zonder dralen een militairen diktator te benoemen. Allen voelden dat hij daarmee zichzelf bedoelde en zagen vreemd op: zij begrepen in hun doktrinairheid van burgerlijke demokraten niet hoe Garibaldi als waarachtig revolutionair inzag, dat de diktatuur van den vastberaden eenling of van enkelen in som- | |
| |
mige oogenblikken noodzakelijk kan zijn voor de zaak der revolutie. Nadat zijn voorstel verworpen was, deed hij opnieuw wat hij zijn plicht achtte, den ondergeschikten post aanvaardend dien men hem bood.
Vele malen nog zou het zoo gaan in de komende jaren. Vele malen zou hij, achteruitgezet door de politieke leiders der beweging, in zijn hart een moeilijken strijd moeten uitvechten tegen zijn menschelijke ijdelheid, zijn militair inzicht, zijn gevoel van eigenwaarde en gerechtvaardigden trots, een strijd zwaarder dan die tegen den vijand. Maar altijd zouden liefde voor de zaak en plichtsgevoel het in hem winnen op toorn en gekrenktheid; altijd weer zou hij, rustig en waardig, de taak op zich nemen waartoe men hem riep. Altijd, zelfs toen de man die hem riep verantwoordelijk was voor den kogel welke kort tevoren een zijner beenderen verbrijzeld had, zelfs toen zou hij den hem opgedragen post niet weigeren. Dat hij alle kwaad zijn persoon aangedaan terwille van de zaak wist te vergeven, zou in hooge mate bijdragen aan zijn beeld dien trek te geven van zedelijke grootheid, welke hem den eerbied der besten van alle geslachten waardig maakt.
Den 29sten werd te Rome bekend dat het Fransche expeditie-korps op de stad aanrukte; Oudinot had de gevolmachtigden, door de Konstituante gezonden om te onderhandelen, zelfs niet willen ontvangen. Vluchtelingen uit Civita Vecchia vertelden hoe de ontscheping in haar werk was gegaan en uitten hun verontwaardiging tegen de autoriteiten die instee van naar Mazzini's bevel tot het uiterste tegenstand te bieden, de stad zonder slag of stoot hadden overgegeven. Oudinot's huichelachtige bewering dat hij Rome tegen een aanval der Oostenrijkers kwam beschermen had den lafaards tot voorwendsel gediend. Italiaansche en Fransche vlaggen voor zich uitdragend, waren de Franschen onder de kreten ‘Leve Italië, leve de republiek’ de stad binnengerukt. Zoodra was deze echter niet in hun macht, of de Italiaansche soldaten werden ontwapend en het fort bezet. De Fransche bevelhebber had eerst ook gelast een bataljon Lombardische bersaglieri dat kort te voren geland was te ontwapenen. Het bestond uit mannen, die na den slag van Navarra waren uitgeweken en, ofschoon voor het meerendeel geen republikeinen, liever dan doelloos rond te zwerven in den vreemde, hun zwaard
| |
| |
ter beschikking der Romeinsche republiek stelden. Hun aanvoerder was Luciano Manara, een jong Milaneesch edelman, die zich bij de straatgevechten in zijn vaderstad door zijn stoutmoedigheid en zijn initiatief in het oog loopend had onderscheiden. Met kracht van redenen betoogde hij tegen Oudinot, die zich immers de vriend van Rome noemde, dat de gevangenneming van het bataljon een schandelijke, verraderlijke daad zou zijn. Ten slotte had deze vergunning gegeven dat de vrijwilligers zich weer mochten inschepen om in de een of andere meer zuidelijk gelegen haven te landen; echter verlangde hij hun eerewoord, dat zij niet vóór de eerste dagen van Mei de wapens ter verdediging van Rome zouden opnemen. Dan, dacht de hoovaardige Franschman, zou de stad zeker in zijn macht zijn.
Het bericht van de landing der Franschen bracht de bevolking van Rome met een schok het gevaar tot besef dat de jonge vrijheid bedreigde. De verhalen der vluchtelingen, - er waren een aantal soldaten onder die kans hadden gezien te ontsnappen - deden de opwinding nog toenemen. Het toppunt bereikte deze toen het onderhoud bekend werd tusschen Mazzini en den Franschen kolonel Leblanc, door Oudinot naar de triumviri afgevaardigd om vrije toegang te eischen voor de Fransche troepen. Op Mazzini's vraag, welk doel zijn regeering met het zenden der expeditie beoogde, antwoordde de Franschman rondborstig, dat haar doel was de wereldlijke macht van den paus te herstellen. Toen Mazzini hierop zeide dat het volk geweld met geweld zou keeren, had de Franschman de schouders opgehaald, smalend: ‘de Italianen zullen niet vechten, zij zijn veel te laf.’ Als door een onzichtbare veer omhooggedreven sprong het volk overeind onder de plompe beleediging van den ijdelen praler, het sidderde van toornige begeerte den indringers te toonen waartoe het in staat was, zoo laaghartig overvallen.
Rome zoemde als een bijenkorf in die glanzend-gouden voorjaarsdagen, dat de warme zonnestralen een kleurigen bloementooi te voorschijn tooverden in tuinen en parken, den verweerden steen der bouwvallen half verborgen onder duizend slingers en ranken van teeder groen en in de harten der menschen vele hoopvolle gevoelens wekten, veel lichte en blijde verwachtingen. De stad was vol geklikklak van wapenen, vol geroes van opgewonden stem- | |
| |
men die de indringers verwenschten, elkaar het laatste nieuws toeriepen en opwekten tot moedige daden. Op alle hoeken der straten was de oproep ‘All' Armi’ der triumviri aangeplakt; de groote plakkaten, in het blakende zonlicht blinkend, oefenden een felle suggestie uit. Door de stad trokken onder luid schallend gezang lange slierten jongelingen en mannen naar de kommissariaten der verschillende wijken om zich voor een der vele vrijwilligerskorpsen op te geven. Onder hen waren alle klassen vertegenwoordigd: de jonge aristokraat met zijn trotsche houding, zijn blanke handen en fijne trekken, de werkman, rustig gaande in zijn bedwongen kracht; de arme boer van het heuvelland en de herder der Campagna, uitgedroogd en geblakerd door de gloeiende zon. Opvallend was het groote aantal intellektueelen, zoowel studenten als kunstenaars, niet enkel Italianen maar ook vreemdelingen. Van de ambachtslieden en andere middenstanders meldden de meesten zich aan voor dienstneming bij de burgerwacht; de studenten en artiesten hadden hun eigen legioen opgericht, dat spoedig meer dan 1200 man telde; ook de vrijwilligers van buiten de stad sloten zich tot een afzonderlijk korps aaneen.
Al deze strijders van morgen hadden de behoefte gemeen om het gevoel waarvan hun hart overliep uiterlijk kenbaar te maken. Emilio Dandolo, de telg van een oud Venetiaansch geslacht, evenals zijn broeder Enrico tot Manara's vrijwilligers behoorend, werd onaangenaam getroffen door den bonten overvloed van vaandels, kokardes en insignes van allerlei soort. Langs de straat was veel noodeloos gerinkel van sabels, veel schittering van epauletten; een haast oneindig aantal officiersuniformen, alle opzichtig, bizar en flamboyant, maakten den indruk meer geschikt voor de planken dan voor den militairen dienst te zijn. Met minachtenden spot zagen Dandolo en de andere Venetiaansche aristokraten naar deze theatrale uitbundigheid. Het scheen hun toe dat menschen, zoozeer opgaande in de uiterlijke teekenen van hun nieuwen staat, zoo kinderlijk-ijdel daarmee pronkend, in hun hart niet den ernst der tijden konden beseffen, noch de grootheid der idee gevoelen waarvoor zij ten strijde trokken. Maar weldra zouden zij die zoo oordeelden, vol vreugde erkennen zich te hebben vergist.
Tusschen het luidruchtige gebaren en den bonten tooi der
| |
| |
Romeinsche vrijwilligers schreden de Lombardische bersaglieri statig-zwijgend, als vertegenwoordigers van den meer koelen, strakken en zelfbeheerschten typus der Noord-Italianen. Zij droegen de uniform van het koninklijke Piëmonteesche leger en beter dan woorden vermochten bracht dit schouwspel het feit tot aller besef, hoe de verdediging van Rome nu de zaak van geheel Italië was. De strenge tucht die in hun gelederen opviel en de zelfbewuste kracht, hun optreden kenmerkend, wekten bij het Romeinsche volk een bewondering waarin ontzag misschien sterker was dan liefde, en hoopvol vertrouwen den boventoon had.
Maar de indruk door deze onberispelijk-marcheerende krijgers teweeg gebracht, zonk in het niet bij de ontroering welke het volk aangreep, toen eindelijk die ééne waarop het sedert maanden wachtte, toen Garibaldi aan het hoofd van zijn mannen de stad binnenreed. De leden van het ‘Eerste Italiaansche legioen,’ - zooals de naam van het korps, bewust aanknoopend bij de traditie van Montevideo, luidde, - onderscheidden zich door hun sobere en praktische kleedij zoowel van de opera-achtige uitdossing der andere vrijwilligers als van de geregelde troepen der republiek, die de smakelooze, ondoelmatige parade-uniform van het oude regiem nog niet hadden afgelegd.
De Garibaldianen droegen allen lange donkerblauwe jassen, door een zwarten gordel bijeen gehouden, grijsgroene mantels zonder eenige versiering en kleine, breedgerande hoeden van Calabreesch model. De veteranen uit Uruguay hadden hun oude dracht behouden: verbaasd zag het volk naar de roode kielen en wapperende vederbossen dezer bruin-geblakerde ruiters, wier ruige haardos en borstelige baarden het woeste, rooverachtige aspekt van hun uiterlijk nog verhoogden.
Voor de vrijwilligers uit reed Garibaldi. Zijn gelaat, zijn gestalte, de gansche verschijning van den blonden statigen ruiter, één met het edele paard dat hem te dragen trotsch scheen, verrukte door haar plastische schoonheid de oogen van een volk, ten zeerste gevoelig voor het wonder van vormen en kleuren, en tooverde der verbeelding vele stoute heerlijke daden voor. Majestueus reed hij, recht in het hoog gezag van zijn edele kalmte, nu waar was gewor- | |
| |
den wat hij altijd had verwacht. Die in zijn nabijheid stonden zeiden later, dat zijn oogen waren als lampen waar een vlam van vertrouwen in brandde, stadig en sterk. Hen trof in de rustige fierheid van dat gelaat een trek van eerbiedige, bijna beschroomde vreugde, die daar telkens verscheen en verdween. Terwijl Garibaldi vriendelijk groetend de toejuichingen van het volk beantwoordde, rees het beeld in hem op van dien verren dag, toen hij, een knaap, Rome voor de eerste maal had aanschouwd met haar trotsche bouwvallen en grootsche monumenten, de steenen getuigen van ondergeganen roem. Weer voelde hij dien vloed van smart, uit diepe hartebronnen wellend, toen hij het volk had gezien, sluipend in zijn vernedering en slaafschheid; weer dien drang van zijn overmachtig begeeren: Rome vrij te zien, groot als weleer. En in hem zwol zijn hart van ootmoedige dankbaarheid, dat hij tot haar verdediger verkoren was.
Telkens wanneer Garibaldi uitreed in de volgende dagen, om de verschillende korpsen te inspekteeren of den bouw der versterkingen na te gaan die in de stad werden opgeworpen, stroomde de menigte saam om hem te zien. Jubelende drommen omstuwden zijn paard, trachtten hem te naderen, zijn mantel aan te raken; moeders hieven hun kinderen hoog, dat zijn geluk-aanbrengende blik die zou treffen; jonge knapen, zóó van hun werk geloopen, nieuwsgierig naar de drukte en het oorlogsvertoon in de straten, zagen hem, volgden, magnetisch getrokken, in een extase van liefde en hunkerende offervaardigheid. Ook van buiten de stad kwamen velen, door zijn roep gelokt, begeerig naar het geluk onder hem voor Rome te strijden. De kracht en de moed en de wil, de liefde en eenheidsdrang van duizenden harten, hij bond ze saam tot de massakracht en den massawil van een volk.
Al den tijd, dien hij vrij kon maken van andere militaire plichten, bracht Garibaldi op de wallen door. Het aanleggen van versterkingen in de binnenstad beschouwde hij enkel als een maatregel van voorzorg; niet binnen, maar buiten de muren van Rome moest Rome verdedigd worden, op het heuvelachtige terrein, voor dat deel van de wallen gelegen waar de aanval der Franschen werd verwacht. Tusschen de Porta San Pancrazio en de Porta Cavallegieri strekte zich een stelsel van versterkingen uit, welks sleutel
| |
| |
de Janiculum vormde, een hooge heuvelrug achter de Trastivere-wijk, van de stadzijde af steil oploopend, om in zachte glooiingen naar den kant der Campagna te dalen. Van zijn hoogen top af kon men de geheele stad onder vuur nemen: voor de kansen der verdediging was zijn behoud beslissend. De vestingwerken, waarvan de Janiculum deel uitmaakte, waren van betrekkelijk jongen datum en verkeerden in tamelijk goeden staat, zoodat zij de stad van de westzijde vrijwel tegen een aanval beschermden. Het zwakke punt van deze verdedigingslinie echter was, dat het terrein buiten de wallen onmiddellijk weer opliep, zoodat sommige van de landhuizen die daar gebouwd waren, op één hoogte lagen met de verdedigingswerken, of zelfs nog een weinig hooger. Van het aanzienlijkste dezer landhuizen af, de villa Corsini, om zijn hooge, vrije ligging op den heuveltop ook wel het Huis der Vier Winden genaamd, een monumentaal gebouw van drie verdiepingen, door een lommerrijk park omgeven, zag men neer op de poort van St. Pancras, die vlak tegenover den Janiculum toegang gaf tot de stad. Slaagde een belegeraar er in, om het Huis der Vier Winden te bezetten en in het park der villa geschut op te stellen, dan kon hij de vestingwerken die Rome beschermden gemakkelijk platschieten. Het bezit van dit geheele golvende terrein buiten de wallen was dus even gewichtig als dat van den Janiculum zelf; ging het verloren, dan moesten de verdedigers ook den heuvelrug prijsgeven en was de val der stad een kwestie van korten tijd.
In den avond van den 29sten April berichtten de verspieders dat de Franschen naderden. Alles was gereed om den aanval af te weren. De verdediging der meest bedreigde punten had Garibaldi aan zijn eigen korps, versterkt door het studentenlegioen en een deel der Romeinsche vrijwilligers, toevertrouwd. Hij wist, dat zij allen liever zouden sterven dan den vijand doorlaten. Een deel van de burgerwacht en de vroegere pauselijke troepen, die tot de republiek waren overgegaan, bewaakten de wallen om het Vatikaan, een ander deel lag in de binnenstad in reserve.
Heel dien zoelen lentenacht was de stad vol onrustige spanningen, vol helle lichten en roezend geluid. Van de pleinen waar de troepen bivakkeerden steeg de gloed der
| |
| |
kampvuren omhoog, ros en grillig, terwijl de lampen voor de open vensters der huizen de straten verlichtten met rustigen geelblanken schijn. De binnenstad wemelde van menschen; tusschen de vrijwilligers in volle uniform liepen hun verwanten en vrienden, gekomen om hun een laatsten groet te brengen vóór het gevecht. Men zong, praatte en schertste; in diepe nissen en schaduwhoeken hield menig jong paar elkaar omvat in teedere omarming; het zachte gefluister duurde den ganschen nacht. Die nacht zou misschien de laatste zijn hunner liefde. Zoet en begeerlijk lokte het leven, statig schreed door de straten de schoone dood. In de sfeer van vervoering waartoe de zielen gestegen waren, kregen alle dingen een nieuwen zin, onvergelijkelijk veel dieper en rijker dan die van het dagelijksch bestaan ooit geweest was. Vreemde verwantheden gingen open; vurige draden bonden ziel aan ziel en liefde aan liefde. De stem der klokken, beierend door de zoele duisternis, riep een drang wakker die geen woorden vond en ze ook niet behoefde. Het geluk der zielen-eenheid werd ervaren en doorproefd. Leven was tot vreemde hoogten omhoog gewiekt; in de zielen der geletterden begonnen de zangen der groote dichters te klinken; de gestalten hunner verbeeldingen kwamen nader uit wazige verten, schenen één te worden met het wonder van dien nacht.
In het morgenuur leidde Oudinot zijn troepen met dom geweld recht tegen de muren van Rome; de vijand zou niet vechten, meenden allen; hij had het zelfs niet noodig geacht stormladders en belegeringsgeschut aan te voeren. Van de wallen af zag het volk de lange kolonne der vijanden door de vlakte naderen; met zware galmen dreunden de klokken alarm en weldra wemelden de wallen en de bastions van soldaten, ook talrijke burgers boden zich aan om te helpen bij het aandragen van munitie en proviand en het vervoer der gewonden. Toen de Franschen op schotsafstand gekomen waren, openden enkele Romeinsche kanonnen het vuur; een Fransche veldbatterij antwoordde, van weerszijden vielen de eerste slachtoffers. Tot den middag duurde het geweer- en kanonvuur voort zonder veel verandering te brengen. Toen besloot Oudinot den storm op een der stadspoorten te wagen, maar deze, de Porta Pertosa, was al sedert jaren dichtgemetseld: de Fransche staf had verouderde kaarten gebruikt. Nadat hun
| |
| |
aanval afgeslagen was trokken de Franschen terug op het heuvelachtige terrein buiten de stad en brachtten daar nieuwe batterijen in stelling; talrijke verdedigers werden getroffen maar nieuwe strijders namen onmiddellijk hun plaatsen in.
Van de trappen der hooggelegen kloosterkerk Trinita dei Monti en van den top van den Monte Pincio volgden duizenden burgers den ganschen dag in spanning den strijd. Angstig luisterden zij naar de geluiden van het gevecht; wanneer het geratel der geweren naderbij scheen te komen, betrokken de gezichten, men hoorde halfgesmoorde kreten en verwenschingen; maar dreef de rook verder weg en klonk het schieten flauwer, dan schitterden alle oogen, gejuich rees omhoog. Ook op de wallen stonden velen die, het gevaar niet achtend, het vechten in de onmiddellijke nabijheid wilden volgen; met hartstochtelijke uitroepen en gebaren moedigden de vrouwen van Trastivere hun strijdende mannen en zonen aan. Kort na den noen waagde Oudinot een tweede poging, ditmaal tegen een der poorten dicht bij het Vatikaan. Hij wist dat daar in de buurt vele klerikalen woonden en hoopte dat die hem den toegang tot de stad in handen zouden spelen. Maar zijn troepen moesten optrekken langs een zeer slecht pad, waar zij blootgesteld waren aan het flankvuur der verdedigers: zij leden zware verliezen en opnieuw moest het bevel gegeven worden: ‘terug.’
Nu was het oogenblik gekomen waarop Garibaldi den ganschen dag had gewacht: dat voor den tegenaanval op de Franschen. Door een diepe ommuurde laan voerde hij zijn voorhoede, voor het meerendeel studenten, van onder de wallen den vijand tegemoet. Velen van deze strijders waren slechts enkele dagen geoefend geworden en hadden nog nooit een gevecht bijgewoond. In twijfel of hun vleesch hun wil zou gehoorzamen, hadden de jongelingen elkaar in den nacht voor den strijd plechtig beloofd, dat wie teekenen van vrees gaf onmiddellijk door zijn kameraden gedood zou worden. Maar geen hunner behoefde de gelofte gestand te doen: onder het oog van den aanvoerder streden allen als helden. Het ging er om, de Franschen te verjagen uit de tuinen en bosschages rondom de villa's waar zij zich genesteld hadden. Onder het vlosse lichtgroene bladerdak der kurkeiken, waar dien morgen
| |
| |
een jubelend vogelkoor de zon had begroet, klonken nu de woeste kreten der elkaar met dolk en bajonet te lijf gaande strijders, klonk het gesteun der gewonden en het gerochel der stervenden. Menig arme Fransche boer lag stil en wit tusschen de struiken der rozelaars, wier lichtroode bloesems de lucht doorgeurden; menig vurig, levenslustig jongeling, opgegroeid tusschen de statige paleizen der Noord-Italiaansche steden, viel ter aarde, den kreet ‘Leve Italië’ voor 't laatst op de lippen, de heerlijke liefde voor het ideaal van vrijheid en eenheid nog eenmaal flitsend door het dappere hart.
Toen de studenten alleen te zwak bleken om de Franschen te verdrijven bracht Garibaldi zijn eigen legioen in het vuur; het gelukte aan enkele afdeelingen daarvan tot in de buurt der villa Pamfili door te dringen, maar de vijand hield nog stand. Toen liet hij de reserves oprukken: meest vrijwilligers uit Lombardije die aan den veldtocht van '48 hadden deelgenomen. Een gloed van trotsche vreugde sloeg van hem uit, nu eindelijk die dag had gedaagd waarop hij zooveel jaren wachtte. Hij droeg de overwinning in zijn hart, hij zag haar aanwieken; in zijn oogen straalde vertrouwen zoo vast en groot dat wie hem aanzagen werden als hij... En nu wankelden de Franschen; juichend vlogen de vrijwilligers vooruit; heel het golvend terrein voor de wallen werd bezet, de vijand teruggedreven. Oudinot, bemerkend dat zijn troepen gevaar liepen tusschen twee vuren te raken, liet het signaal blazen tot den aftocht: met achterlating van honderden dooden, gewonden en gevangenen trok de kolonne naar Civita Vecchia terug.
De dag was voorbij, de avond daalde over de stad, die blank en goud gespreid lag over de heuvelen. Het volk vierde de overwinning zonder uitbundigheid, als droeg het behoedzaam tusschen zich in een wezen van edele, broze schoonheid. Allen beseften het: offervaardigheid en vertrouwen waren de vleugels geweest, waarop de zege was neergestreken. In de oogen gloeide een diepe vlam, om de hoofden lag een glans van fiere en toch schuchtere blijdschap. De avond was luw, de lucht mild en geurig, in de volte der straten liepen overal tusschen de drommen der burgers kleine groepen strijders, hun gelaten, zwart van stof en kruitdamp, waren schoon om te zien.
| |
| |
Ontspanning effende de trekken; de toekomst schemerde, een kelk van licht. Toen de duisternis gevallen was, straalde opnieuw uit de huizen der voornamen en rijken de bleekgele lampenschijn, maar voor de kleine vensters in de achterbuurten brandden kaarsen, elk een sterretje van vreugd.
Een groote reiniging had de harten schoongewasschen van den smaad der knechtschap, van onderdanigheid en menschenvrees; het verzoek der triumviri, om de gevangenen zacht te behandelen, was te nauwernood noodig; allen voelden: wreedheid en wraak waren goed voor tyrannen en slaven, vrije burgers oefenden geen vergelding uit maar bewezen grootmoedigheid.
In zijn hoofdkwartier in de villa Spada zat Garibaldi, overdenkend den dag en wat nu gebeuren moest. Aan zijn vriend Ugo Bassi dacht hij, een der weinigen die van Italiaansche zijde in gevangenschap was geraakt. Terwijl het gevecht heen en weer golfde, wat hij, achterblijvend om een stervende bij te staan, door de Franschen meegevoerd toen zijn makkers een oogenblik achteruit waren gedrongen. Garibaldi voelde geen onrust over zijn lot, al vermoedde hij dat de geestelijken bij Oudinot's troepen zich woedend zouden ergeren over den afvalligen priester, die de soutane verruild had voor de roode kiel, het symbool der opstandigheid tegen God en menschen. Maar zij zouden blij zijn Bassi uit te wisselen tegen hun kolonel Picard of een der andere Fransche officieren, de gevangenen van Nino Bixio. Garibaldi's trekken verhelderden toen hij aan het wapenfeit van den jongen officier dacht: met een handvol vrijwilligers had Bixio een groote Fransche afdeeling omsingeld, het zwaard in de vuist was hij op den kolonel toegereden, hem sommeerend zich met zijn manschappen over te geven... Allen hadden de wapens neergelegd, bijna driehonderd man. Een lastige duivel was Bixio; opvliegend, lichtgeraakt, half waanzinnig van drift soms, maar energiek en voortvarend als geen tweede en de vermetelheid zelf... Dat was het menschensoort, dacht Garibaldi, die hij voor de bevrijding van Italië noodig had... Het flitste door hem heen dat de militaire grootheden van Piëmont nu wellicht zouden inzien, dat hij toch iets meer was dan een aanvoerder van rooverbenden. ‘Il brigante’, den roover, noemden zij hem. Hij nam geen aanstoot aan den
| |
| |
naam op zich zelf; het Romeinsche volk gaf hem nooit een anderen. Maar in den mond der beroepsmilitairen had die naam een smalenden bijklank; hun minachtig ergerde hem. Als een ondoordringbare nevel stond die in tusschen hem en zijn eerzucht: de militaire aanvoerder te worden van het Italiaansche volk in diens strijd voor de vrijheid. Zou de jonge koning van Sardinië nu begrijpen dat een bevelhebber, die er in geslaagd was met onervaren rekruten de geregelde troepen eener oude militaire natie in het open veld terug te slaan, toch iets in zijn mars moest hebben? Hij wist het niet, maar hoopte van ja, voor de toekomst van Italië.
Garibaldi dacht hoe het eerste wat nu gebeuren moest het organiseeren van de vervolging was. Men moest de Franschen morgen aan den dag nazetten, tot aan Civita Vecchia toe, hen in zee drijven of dwingen te kapituleeren. Dan enkel zou de overwinning vruchtbaar zijn en de offers niet vergeefs gebracht. Bleef men nu werkeloos dan zou Oudinot zeker na eenigen tijd met een sterker troepenmacht terugkomen om den aanval te hervatten. Garibaldi was vermoeid en pijnlijk; hij had een schampschot in de zijde gekregen, dat hem in de volgende weken nog veel last zou veroorzaken. Maar hij kon geen rust nemen eer hij den triumviri zijn militaire plannen had voorgelegd. Hij begaf zich tot hen en vroeg verlof, bij het krieken van den dag met alle beschikbare troepen de Franschen te mogen vervolgen. Toen hij uitgesproken had nam Mazzini het woord: van zuiver militair standpunt was Garibaldi's voorstel zeker uitstekend; maar hij moest het op politieke gronden afwijzen. Men moest de overwinning niet op de spits drijven, er zich voor wachten de nationale gevoeligheid van het Fransche volk te kwetsen en de liberalen te ontstemmen, die aanstuurden op een bondgenootschap met de Romeinsche republiek. Het was waar, op dit oogenblik hadden reaktionairen en konservatieven de macht in handen, maar volgens de algemeene verwachting zou de demokratie spoedig weer sterker worden. Uit hoofde van deze motieven moest het Driemanschap zich strikt bepalen tot de verdediging. En zoo Oudinot in naam zijner regeering een wapenstilstand mocht voorstellen, dan was hij, Mazzini, van meening dat men daarop in moest gaan.
De twee andere triumviri knikten van ja: het was alge- | |
| |
meen bekend dat zij in geestkracht en oordeel niet tegen Mazzini op konden. Garibaldi trachtte tegenwerpingen te maken maar Mazzini liet hem niet uitspreken: hij had, zei hij, de grootste waardeering voor de militaire bekwaamheden van den generaal, die dien dag weer zoo schitterend waren gebleken, maar in politieke zaken moest hij zijn eigen inzicht volgen. Ook had de regeering Garibaldi's diensten elders noodig: zij had besloten hem de leiding toe te vertrouwen van een expeditie naar de Albaneesche heuvelen, die zoo spoedig mogelijk zou worden uitgerust.
Garibaldi mat zijn vroegeren meester en vriend met een blik van bevreemding. Hij voelde hoe een scheur sloeg in het vertrouwen, waarmee hij Mazzini's leiding vele jaren was gevolgd. Hij wilde vragen welke gronden deze had voor de hoop dat in Frankrijk het getij spoedig zou keeren, terwijl het toch duidelijk was dat de demokratie er steeds onmachtiger werd. Of het niet beter was te vertrouwen op eigen kracht, dan zijn hoop te vestigen op omstandigheden waarover men niets vermocht? Maar hij begreep het ijdele van zoo te vragen en zweeg. Zijn hart was zwaar toen hij naar de villa Spada terugkeerde: hij besefte dat het genomen besluit een politieke en militaire fout was die niet meer goed gemaakt kon worden. Den volgenden dag stuurde het Triumviraat de gevangenen, rijkelijk voorzien van leeftocht, naar het Fransche kamp terug. Enkel de gewonden bleven achter; zij werden liefderijk verpleegd, even zorgvuldig als de Italiaansche. Weldra gaf nu ook Oudinot, die niet kon dulden dat de veel-belasterde vijand hem in grootmoedigheid overtrof, aan Ugo Bassi en eenige anderen gevangenen die in zijn handen waren gevallen de vrijheid terug. Stilzwijgend werden de vijandelijkheden opgeschort.
Enkele dagen later vertrok de expeditie waarover Mazzini gesproken had. Zij bestond uit ongeveer 2300 man, waarvan het Eerste Italiaansche legioen en het regiment Lombardische bersaglieri de kern vormden. Haar voornaamste doel was een einde te maken aan de strooptochten der Napolitaansche invallers, die de Albaansche heuvels achter Tivoli afliepen. Maar wellicht was haar beste uitkomst dat zij de ongelijksoortige wapenbroeders, die weldra zij aan zij tegen een overmacht van vijanden zouden strijden, waardeering en achting leerde voor elkaar.
| |
| |
Het grootste deel van Garibaldi's vrijwilligers was onder de vanen gekomen, bewogen door zuivere drift van vrijheidsliefde en patriottisme. Maar er waren ook mannen bij, - al vormden zij de kleine minderheid - die kwamen aangelokt door het uitzicht op avontuur en de bandelooze vrijheid, welke in hun voorstelling onafscheidelijk van oorlogvoeren was. Vooral de lieden van dit soort zagen half spottend half wantrouwend naar de aristokratische ingetogenheid en de strenge tucht der Lombardische bersaglieri. Dezen van hun kant, hoe verheugd ook over het feit aan de expeditie te mogen deelnemen - ingevolge hun belofte aan Oudinot hadden zij bij het gevecht van 30 April werkeloos moeten toezien - voelden zich in het verband der republikeinsche strijdkrachten nog niet goed thuis. Hun aanvoerder Manara schaamde zich zelfs een weinig, onder den ‘panter’, den ‘rooden duivel’ gelijk hij Garibaldi betitelde, te dienen. Alles was even bevreemdend voor hem en zijn vrienden in de wijze waarop de expeditie geleid en het kampleven geregeld werd. Met verbazing zagen zij dien eersten morgen, toen na een vermoeienden nachtelijken marsch door de Campagna het kamp bij Frascati werd opgeslagen, het ongewone doen der Garibaldiaansche troepen aan. Hier bestond geen spoor van de soort tucht die in het Sardinische leger onder alle omstandigheden werd gehandhaafd; en evenmin bestond de strenge scheidingslijn, in dat leger tusschen meerderen en minderen getrokken. Het was of Garibaldi en zijn staf opzettelijk hun minachting toonden voor de militaire gebruiken en vormen, die aan geregelde troepen als het voornaamste werden ingeprent. Reeds de dracht der officieren: hun roode kielen, hun hoeden van alle mogelijke model, hun algeheel gebrek aan onderscheidingsteekens, maakte het voor de bersaglieri, gewoon als dezen waren met het begrip meerdere de voorstelling van den stijven, impeccabelen Piëmonteeschen officier te verbinden, in het begin moeilijk te gelooven
dat deze woeste ruiters over hun manschappen gezag uitoefenden. Al spoedig echter wekte hun energie de bewondering op van mannen, die in den veldtocht tegen Oostenrijk het gemis daarvan bij velen van de uiterlijk zoo onberispelijke Piemonteesche officieren pijnlijk ervaren hadden. Maar vooral leerden de bersaglieri in deze dagen den aanvoerder zelf waardeeren, al doorzagen zij nog niet dadelijk hun
| |
| |
dwaling, dat Garibaldi in strategische bekwaamheid de mindere zou zijn van den geschoolden beroepsmilitair. Zijn snelheid van beraad en doortastendheid, zijn voortdurende zorg voor de veiligheid der expeditie, zijn rustelooze aktiviteit en zijn vermetelheid waren voor hen iets geheel nieuws. Zoodra de vijand in de buurt was, gunde hij zich geen oogenblik rust, maar bleef voortdurend te paard om persoonlijk alles na te gaan. Telkens inspekteerde hij de voorposten; dan weer beklom hij den een of anderen heuveltop om het terrein te bestudeeren en de bewegingen van den vijand ga te slaan; een enkele maal ook ondernam hij, als boer verkleed, stoutmoedige verkenningstochten.
In deze dagen van herhaalde kleine schermutselingen gewende Garibaldi zijn rekruten aan het vuur; ook werden zij zooveel mogelijk geoefend in manoeuvreeren en schieten. Deze oefeningen werden somtijds voortgezet tot de vijand vlak bij was; het geviel wel, dat terwijl de trom reeds geroerd en de trompet geblazen werd, de jonge soldaten nog rustig de handgrepen stonden uit te voeren, als bevonden zij zich op een exercitieterrein. Weldra bemerkten Manara en zijn vrienden, hoe de afwezigheid van militairen dril en de kameraadschappelijke omgang tusschen meerderen en minderen volstrekt niet, gelijk zij eerst gedacht hadden, de afwezigheid beteekenden van iedere tucht. Integendeel: aan alle voorschriften die bedoelden den militairen samenhang van den troep te versterken en zijn prestaties te verhoogen werd streng de hand gehouden; ook werden de enkelen die zich aan kleine diefstallen ten nadeele van de boeren schuldig maakten, al stalen zij maar een tros druiven, streng gestraft.
Zoo onbarmhartig Garibaldi tegen dieven en plunderaars in eigen rijen optrad, zoo mild behandelde hij de gevangenen, in een der kleine ontmoetingen met den vijand die in die dagen plaats vonden gemaakt. De Napolitaansche soldaten rilden van angst toen zij voor den gevreesden ‘rooden duivel’ gebracht werden; jammerend wierpen zij zich op de knieën, de handen wringend en smeekend om genade. Het was een ellendig gezicht, die stoere, baardige kerels in hun wezenlooze ontzetting, behangen met allerlei amuletten en de zakken volgepropt met relikwieën en prentjes van heiligen... Een oogenblik overmeesterden Garibaldi verachting en afkeer: terwijl hij de gevangenen
| |
| |
zwijgend monsterde, verrees voor zijn geest het beeld van de zonen der wildernis, de trotsche gaucho's: weer zag hij hun fiere houding en de plooi van minachtende onverschilligheid om hun mond, wanneer het lot hen in handen hunner vijanden bracht. Zijn hart kromp ineen van pijn en teleurstelling: waren dit de mannen waarmee hij Italië één maken moest? Maar hij dacht aan de lange dienstbaarheid en de bittere verwaarloozing, aan den druk der vorsten en de verleugening der priesters en meedoogen welde op in zijn hart. Met een gebaar beduidde hij den ongelukkigen dat zij zouden opstaan; toen zeide hij: ‘Ge zijt vrij: gaat naar huis en verhaalt hoe Garibaldi zijn gevangenen behandelt.’ Versteld keken zij hem aan, eerst nog niet durvend gelooven wat hij zeide; toen kwam een grijns van vreugde op hun gezicht, opnieuw vielen zij hem te voet en trachtten zijn handen te kussen. Garibaldi wendde zich af; zijn blik viel op Ugo Bassi. Deze was hem nog dierbaarder geworden sedert hij vernomen had, wat de jonge priester in die dagen had gedaan. Alleen en onverzeld was Bassi uitgereden tot vlak bij de vijandelijke voorposten, zóó dicht deze naderend dat de Napolitaansche soldaten zijn stem konden verstaan. Terwijl de kogels hem om de ooren floten, had hij hun in hartstochtelijke woorden hun verraad aan het vaderland verweten, hun laffe onderworpenheid aan den bloedigen tyran die hun koning was. Hij had hen bezworen Garibaldi te volgen, den door God gezondene om Italië één te maken, al haar kinderen tot vrije, fiere burgers. Garibaldi zag naar hem, denkend: ‘Ook hij is een Italiaan, ook hij is een priester.’ Vertrouwen, even verduisterd, hief haar lampen weer op door de zalen van zijn hart.
Reeds na een week werd de expeditie plotseling teruggeroepen: de triumviri meenden reden te hebben om een nieuwen aanval der Franschen te vreezen. Maar spoedig bleek dat zij zich vergisten: juist in die dagen kwam een gevolmachtigde der Fransche regeering, de Lesseps, met een vriendschappelijke missie te Rome aan. Hij had opdracht een wapenstilstand voor te stellen. Het volk juichte hem toe; de triumviri herademden; Mazzini scheen gelijk te krijgen met zijn politiek van gematigdheid en ontzien van den Franschen nationalen trots.
Zoodra de wapenstilstand geteekend was, werden de
| |
| |
vijandelijkheden tegen Napels op grooter schaal hervat. Een legertje van 11.000 man werd uitgerust en onder bevel van Roselli gesteld; Garibaldi, den opperbevelhebber als divisie-generaal toegevoegd, zou de voorhoede aanvoeren. Zoo zouden, meenden de regeering, de strategische kennis van den beroepsmilitair en de onstuimige vermetelheid van den veelervaren kondottiere elkaar aanvullen. Maar de poging om zoo ongelijksoortige elementen aan elkaar te koppelen liep op louter mislukking uit: de expeditie, door de worsteling tusschen twee tegenstrijdige willen verlamd, kon niets uitrichten. Terwijl Garibaldi met de voorhoede snel optrok, volgde Roselli zonder eenige haast. Bij het plaatsje Valmonte bemerkte Garibaldi aan verschillende teekens dat het Napolitaansche leger zich gereed maakte tot den terugtocht. Zonder dralen viel hij aan: zijn plan was de achterhoede af te snijden en den vijand op Napolitaansch gebied te vervolgen... Zoo zou het republikeinsche Rome toch nog den ring doorbreken, waarin de vijanden het wilden klemmen; onrust verwekken in het koninkrijk Napels; aan de patriotten aldaar de gelegenheid bieden zich bij de revolutie aan te sluiten... Bode op bode stuurde Garibaldi naar Roselli met het dringend verzoek onmiddellijk versterkingen te zenden. Maar deze, woedend dat zijn ondergeschikte op eigen gezag het gevecht begonnen was, hield zich doof en talmde opzettelijk tot het te laat was. Ongehinderd trok het Napelsche leger dien nacht uit Velletri terug; Garibaldi's verkenners, die in de vroege morgenuren de stad binnenslopen, vonden haar verlaten: de kans voor een inval op Napolitaansch grondgebied was voorbij. Tusschen de beide generaals kwam het tot een heftig tooneel: de opperbevelhebber verweet Garibaldi, door diens eigenmachtig optreden zijn eigen weidsche omvattingsplan te hebben doen mislukken en dreigde hem voor een krijgsraad te dagen; gekrenkt en beleedigd trok Garibaldi zich terug.
Kort daarna werd de expeditie ten tweeden male teruggeroepen. Zwijgend reed Garibaldi aan het hoofd van de voorhoede door de Campagna; zijn stemming was somber; ook lichamelijk leed hij. In het begin van het gevecht bij Valmonte was hij, pogend een kleine afdeeling van Masina's lanciers onder wie een paniek was uitgebroken tot staan te brengen, in volle vaart tegen de vluchtende ruiters aan- | |
| |
gerend. De schok van de botsing wierp hem uit het zaâl; een oogenblik vormden mannen en paarden een verward kluwen; Garibaldi liep gevaar, den vijand in handen te vallen. Maar hij was spoedig op de been en nam onmiddellijk het bevel weer op zich, schijnbaar geheel ongedeerd. 's Avonds echter toonde hij zijn lijfarts Ripari de sporen der paardenhoeven over zijn geheele lichaam, dat vol builen en kneuzingen zat.
Den hoed diep in de oogen gedrukt reed Garibaldi, gelijk zijn gewoonte was wanneer hij zich koncentreeren of zijn gemoedsaandoening verbergen wilde, voor zijn mannen uit. De droom was voorbij van den propaganda-oorlog in het zuiden waarvan hij zooveel had verwacht. Bitter besefte hij, hoe ook de triumviri niet de koene, onvoorwaardelijke revolutionairen waren, waarvoor hij althans Mazzini gehouden had. Had hij zijn eigen inzicht maar kunnen volgen: tweemaal had de fortuin het revolutionaire Rome een kans geboden, tweemaal had hij die willen grijpen maar zijn meerderen hadden het hem belet. Nu was het waarschijnlijk te laat: de vijanden rukten op van alle kanten, men zou zich moeten bepalen tot de verdediging.... Wellicht kon men toch nog dat andere beproeven.... Was hij maar vrij eigen inzicht te volgen, van eigen ervaring ten volle partij te trekken.... Hij klemde de lippen opeen; zijn trekken werden hard en duister.... zou hij? .... Maar hij bedacht hoe openlijke twist tusschen de leiders het grootste onheil zou wezen, wat de republiek nu overkomen kon. Hij schudde het hoofd, zuchtte diep. Een wonderlijk samengestelde uitdrukking van smart, verlangen, liefde en eerbied vloog over zijn gelaat. Toen effenden zijn trekken zich tot vrede.
Den 30sten Mei was de expeditie te Rome terug waar de onderhandelingen tusschen de Lesseps en de triumviri nog voortduurden; zoodra deze tot een goed einde waren gebracht, - en volgens de algemeene verwachting zou dit spoedig het geval zijn, - zou een troepenmacht worden uitgestuurd tegen de Oostenrijksche legers, die Ancona omsingeld hadden en op Perugia aanrukten. Reeds was het voorloopig verdrag opgesteld, waarbij Oudinot zich verplichtte zijn troepen niet binnen Rome te brengen en de stad zoo noodig te helpen verdedigen; het moest nog
| |
| |
enkel door de Fransche regeering geratificeerd worden.
Maar terwijl de triumviri argeloos wachtten op het bericht dat Frankrijk officieel tot bondgenoot der Romeinsche republiek zou proklameeren, ging een afgrond van leugen en verraad open onder hun voeten. De Lesseps werd onverwachts teruggeroepen: het doel der onderhandelingen was enkel geweest tijd te winnen tot groote versterkingen aan materiaal en manschappen Oudinot bereikt zouden hebben. Den 1sten Juni brak deze de onderhandelingen plotseling af en zond den triumviri bericht dat hij den wapenstilstand als afgeloopen beschouwde en van zins was den 4den de vijandelijkheden te hervatten; tot op dien datum zou hij geen nieuwen aanval op de stad doen. Voor zichzelf had de Fransche bevelhebber bij het opstellen van die mededeeling het jezuïetisch voorbehoud gemaakt, dat de villa's Corsini en Pamfili niet tot de ‘stad’ behoorden: immers lagen zij buiten de wallen. Hij achtte zich daarom zedelijk gerechtigd, deze belangrijke stellingen aan te vallen vóór de door hem opgegeven termijn verstreken was.
Opnieuw stelde Garibaldi met het oog op het van alle kanten dreigende gevaar aan de Konstitueerende Vergadering voor, hem te benoemen tot militair diktator. Maar de halsstarrigheid van den doktrinairen Mazzini die van den demokratischen vorm een fetisch maakte en het kleingeestig partikularisme van vele leden der volksvertegenwoordiging deden zijn voorstel opnieuw verwerpen. Roselli bleef als opperbevelhebber gehandhaafd, aan Garibaldi werd enkel de verdediging van den linker Tiberoever toevertrouwd. Den 4den Juni, den datum van de hervatting der vijandelijkheden, zou hij zijn nieuwe funktie aanvaarden. Op aandringen van zijn arts Ripari had hij er in toegestemd, zich daarvóór enkele dagen rust te gunnen. Dit was te meer noodig daar hij, behalve aan de kneuzingen opgedaan bij den val van zijn paard te Valmonte, ook nog leed aan de gevolgen van het schampschot dat hem den 30sten April had getroffen.
In den nacht van 2 op 3 Juni lag Garibaldi in diepen slaap, toen hij onverhoeds door den chef van zijn staf Daverio met haastige woorden gewekt werd: de Franschen vielen aan. Snel schoot hij in de kleeren, in de verte donderde het Fransche geschut, reeds antwoordde het Ita- | |
| |
liaansche. Zwaar en angstig dreunden de alarmklokken door den valen schemer; van alle kanten holden soldaten aan, op weg naar de verzamelplaatsen. Allerlei wilde geruchten gingen van mond tot mond.
In het holst van den nacht waren de Franschen aangeslopen, stil als katten, de lichten gedoofd. Zij hadden een gedeelte van den muur doen springen, die het park waarin de villa's Pamfili en Corsini lagen omsloot en waren dit door de opening binnengedrongen; sommigen van de Italiaansche wachtposten waren in hun slaap gedood geworden; anderen hadden dapper tegenstand geboden tot zij door de overmacht overweldigd werden. In diepe, dichte gelederen stroomden de Franschen aan; weldra waren de beide villa's en het geheele omliggende terrein in hun handen.
Het was niet alleen zijn vrije en hooge ligging die het Huis der vier Winden voor den aanvaller zoo waardevol maakte. Deze vond in de lanen en boschjes rondom overal gelegenheid zich te nestelen; terwijl ook het gebouw zelf met zijn uitspringende terrassen en beeldengalerijen uitmuntende dekking bood. Een kleine troepenmacht kon de villa met betrekkelijk geringe verliezen houden tegen iederen vijand, die van de zijde der stad naderde. Deze daarentegen moest voorwaarts rukken over geheel open terrein, van de wallen opglooiend tot aan het groote hek, dat stond juist daar waar de muur die het park omsloot een scherpen hoek vormde. Alle Romeinsche troepen die op dien rampspoedigen 3den Juni langs een nauwen, steilen weg naar de Poort van St. Pancras geleid werden om vandaar den stormloop tegen de villa te beginnen, waren, zoodra zij dien hoek bereikten, blootgesteld aan een vernietigend vuur. Achter de lange rijen vensters van het groote gebouw met zijn drie verdiepingen, achter de tallooze siergewassen en beelden op de terrassen opgesteld, achter elken boom en elken struik loerden de Fransche schutters; hun goedgerichte kogels maaiden de bestormers neer. En wanneer een deel van dezen er in slaagde, dien hoek-des-doods ongedeerd voorbij te komen, de villa te bereiken en haar binnen te dringen, dan trokken de Franschen eenvoudig terug naar de meer achterwaarts gelegen villa Pamfili, waar het terrein zich waaiervormig ontplooide, om daar hun gelederen te herstellen, reserves op te hoo- | |
| |
pen en met nieuwe krachten weer tot den aanval over te gaan.
Onmiddellijk na de overwinning van 30 April had Garibaldi met Avezzana, den minister van oorlog der republiek, het terrein van den strijd nauwkeurig geïnspekteerd: er was toen besloten, dat dit terrein geducht versterkt zou worden. Maar kort daarna was Avezzana naar het bedreigde Ancona geroepen en Garibaldi door de regeering naar de zuidergrens gestuurd. Rosselli echter, die het optimisme van Mazzini deelde, had niets gedaan om te zorgen dat het genomen besluit ook ten uitvoer werd gebracht. Zelfs had de opperbevelhebber in onbegrijpelijke lichtvaardigheid verzuimd om, nadat de wapenstilstand door Oudinot was opgezegd, de kleine bezetting van de stelling bij de villa Corsini, die hij toch wist een der sleutels tot de stad te zijn, te versterken. Ja nog erger: den 2den Juni had hij den kommandant bericht gestuurd dat bijzondere waakzaamheid gedurende het eerste etmaal onnoodig was: de Franschen zouden de vijandelijkheden niet voor den 4den hervatten.
Garibaldi wist al deze dingen nog niet, toen hij in den kleurloozen morgenschemer met zijn adjudant spoorslags naar de Poort van St. Pancras reed. Maar wel wist hij, dat een overval haast niet mogelijk zou zijn geweest, zoo Rosselli de waarde van deze stellingen had ingezien en daarnaar gehandeld. Door zijn overwinning van 30 April had hij der verdediging als het ware de fundamenten geleverd waarop zij steunen kon. Nu vond hij die fundamenten verbrijzeld terug. In zijn afwezigheid hadden anderen bedorven, wat door hem en zijn dappere vrijwilligers was opgebouwd. Hoeveel bloed zou het nu kosten, de villa Corsini te heroveren! En heroverd moest zij worden, wilde Rome niet verloren zijn.
Het stormde in Garibaldi's hart gedurende dien snellen rit door de schemervale stad, ontwakend met teekenen van angst en ontsteltenis, als een mensch ontwaakt tot het besef van naderend onheil. Het stormde in zijn hart, maar het was nu niet de tijd voor verwijten en vragen. Al zijn gedachte ging uit naar redden, afweren van de dreigende ramp.
De dageraad bloosde, toen Garibaldi de poort bereikte. De hemel was een schelp van rozerood en parelmoeren tin- | |
| |
ten, op de wingerden en weiden buiten de poort glinsterde als diamantstof de dauw. De verrukkingen van een jongen, ongerepten zomerdag gingen open over de wereld, maar op dit stukje aarde kwamen zijn schoonheid en vrede menschen niet tot besef.
Bij de poort stonden groepen mannen in het teere zilverige licht, sommigen verslagen van uitzicht, anderen grimmig-vastberaden. Allen begroetten Garibaldi met teekenen van verlichting en vreugde, zooals de huisgenooten van een ernstigen zieke den vertrouwden arts begroeten bij zijn komst. Nadat hij den toestand had overzien en kort met enkelen van zijn officieren gesproken, gaf hij zijn bevelen. Het eerste wat hij deed was zorg dragen dat het Vascello, een villa in den vorm van een schip op het golvend terrein vlak buiten de poort gelegen, zoo sterk mogelijk werd bezet. Hier vestigde Garibaldi zijn hoofdkwartier; hij gebruikte het gebouw als een steunpunt, waar zijn mannen zich konden verzamelen voor den stormloop en zich herstellen, telkens als zij door den vijand terug gedreven waren. Die dag werd van den blinkenden morgen tot den donzigen avond een heilig feest van menschelijke offervaardigheid. Hij werd tot een tempel van glorie en van rouw, van purperen liefde en wijnmoer-donkere verschrikking, van juichende extase en snikkende vertwijfeling. Hij werd tot een bittere worsteling tusschen het jonge bloeiende vleesch dat leven wilde en de geestelijke kracht der liefde, levensbegeerte beschamend met haar vasten, naar onzichtbare verschieten gerichten blik.
De eerste versterkingen die ter plaatse aankwamen waren de vrijwilligers van het Italiaansche legioen. Hen voerde Garibaldi in de vroege morgenuren in vergeefschen stormloop na stormloop tegen de Franschen, tot hun onstuimige kracht ganschelijk was verbloed. Toen was de beurt aan Manara's bersaglieri, door een ongelukkig bevel van Roselli van het gevechtsterrein verwijderd gehouden juist op het tijdstip, dat hun geoefende en gedisciplineerde massa misschien iets zou hebben vermocht. Nu werden ook zij nutteloos opgeofferd: zij streden en gaven niet op, tot van elke honderd hunner vijf en twintig gewond of dood terneer lagen. In de wingerden en onder de schaduwlanen aan gene zijde van het groote hek lagen zij, zacht kreunend van pijn of verstild in de groote stilte van den dood.
| |
| |
Garibaldi was dien dag zichzelf niet: de schok der gebeurtenissen had hem verrast en de gedachte dat de villa Corsini hoe dan ook heroverd moest worden beheerschte hem met demonische macht. Hij, de geduldige, wachtte niet af tot zijn artillerie de muren der villa stormrijp gemaakt had om de bestorming te beproeven. Hij, de beleidvolle, verspilde de beperkte krachten die hem ten dienst stonden in een reeks wanhopige aanvallen zonder vast plan. Somtijds liet hij zijn mannen in dichte drommen stormloopen; dan weer, als van waanzin bevangen, beval hij enkelen te beproeven dat waarin velen hadden gefaald. En, toen de wil tot leven plotseling alle trenzen en toomen verbrak, hem door liefde en eergevoel aangelegd, toen de bersaglieri bij den hoek-des-doods voor den suizelenden kogelregen achteruit stoven en den heuvel afrenden terug naar de beschermende muren van het Vascello, toen vloog Garibaldi de vluchtenden tegemoet en stelde zich hun scharen in den weg. Met uitgestrekte armen stond hij midden op het pad, luidkeels en toch met een smeekenden klank in zijn stem hun toeroepend: ‘Niet hierheen, kinderen: de vijand is niet hier.’ Zijn woorden, zijn blik, zijn verschijning, wekten in de mannen weer dien stralenden stervensmoed, een oogenblik door opstroomende levensaandrift verduisterd. Beschaamd verzochten zij om opnieuw tegen den vijand te worden gevoerd.
Eenmaal gedurende dien langen dag van wanhopig geworstel tegen het overmachtige noodlot was het, als ruischten hoorbaar nabij de wieken der overwinning; in vervoering zagen de harten het wonder opengaan.
Het geschiedde in de late ure van den middag. Het Fransche geweervuur was een weinig verzwakt door de onophoudelijke kanonade der Italianen; de villa stond in vlammen. Garibaldi beval een nieuwe bestorming te beproeven, ditmaal zond hij kavallerie voorop. De menigte die zich op de wallen achter de borstwering verdrong, zag Masina's lanciers het groote hek binnenrijden, de glooiing op tot vlak voor het brandende gebouw. Het zag hun aanvoerder zijn paard de sporen geven, de treden van het hooge bordes opgaloppeeren en in de wijde voorhal tusschen rook en vlammen verdwijnen, om een oogenblik later te voorschijn te komen in een der galerijen bezijden het huis.
| |
| |
Bij dit fantastisch schouwspel steeg een razend vreugdegejoel op uit de duizendhoofdige menigte, wier blikken als betooverd den koenen ruiter waren gevolgd. Maar plotseling verstomde het gejubel: het dak der brandende villa stortte ineen, vlammengordijnen plooiden, myriaden vonken spetterden uit den fellen vuurpoel omhoog. Rondom dien vurigen haard golfde het gewoel der strijdenden; van de wallen af zag het volk de sabels en dolken flikkeren; het zag de donkere omtrekken der infanteristen zich scherp afteekenen tegen de roode avondlucht en Garibaldi's langen schoudermantel als een grooten witten vlinder fladderden over het slagveld.
Met vliegenden adem, met harten, die de schier ondragelijke spanning deed kloppen als hamers, volgde het volk op de wallen den ginds tusschen de heuvels heen- en weergolvenden strijd. Nù voelden allen, nù ging de beslissing komen. Angstig-vragende gezichten verdrongen zich om de gewonden, die alleen of in groepjes onophoudelijk van den heuveltop kwamen aanstrompelen op weg naar de verbandplaats. ‘Hoe stond het daar boven? Konden zij het houden?’ De mannen aarzelden, haalden de schouders op. ‘Allen deden hun uiterste best, maar zij waren weinigen en de vijand scheen over onuitputtelijke reserves te beschikken.’ Plotseling riep een gewonde lancier die moeizaam, door een wapenbroeder gesteund, de helling afwankelde, - het bloed stroomde hem langs wang en hals uit een sabelhouw over het voorhoofd - met rauwe, van smart trillende stem naar het volk: ‘Vrienden, onze aanvoerder is gevallen: Masina is dood.’ Van mond tot mond ging de treurmare: ‘Masina gevallen.’ Die heldenrit omhoog tusschen brandende puinen was zijn doodenrit geweest. En toen eensklaps, zooals een groote wind opsteekt, men weet niet vanwaar hij komt noch waar hij heengaat, zoo zwol een roep aan tusschen de menigte: ‘Wraak voor Masina.’ Een andere mengde zich daarin: ‘Voorwaarts, naar boven.’ Alsof het koor in een tragedie plotseling de handeling aan de spelers ontrukken en die zelve overnemen zou, zoo zette de menigte zich in beweging, woeste verwenschingen uitstootend, door luide juichkreten overstemd. Soldaten van alle wapens, leden der Nationale Garde, studenten en burgers stroomden in één grooten stroom, ternauwernood beseffend wat zij deden of wetend wat zij
| |
| |
wilden den heuvel op. Muzikanten die den ganschen dag tartend luid op de wallen de Marseillaise geblazen hadden, wierpen hun speeltuig weg, grepen een wapen en vlogen mee naar boven. Over lijken van menschen en paarden vloedde de menschenstroom voort, over stukgeschoten hekken en weggeworpen wapens, over puinhoopen en boomstronken, door de wingerden en vertrapte bosschages tot aan de rookende bouwvallen der villa Corsini.
Een oogenblik scheen het of de razende hartstocht van het volk zou bereiken, wat aan de heldhaftige pogingen der troepen niet was gelukt. De onweerstaanbare kracht van den aanloop deed de Franschen wijken: zij werden van den heuveltop afgeworpen en vloedden terug naar het park van de villa Pamfili. De duizenden op de wallen schreeuwden hun kelen rauw van opgetogenheid; sommigen weenden, anderen omhelsden elkaar.
Maar evenmin als de moed en de heerlijke offervaardigheid van zoovele edele helden, dien dag gevallen, vermocht de elementaire drang der massaas de overwinning af te dwingen van het lot. De villa Corsini was nog slechts een groote puinhoop, de verdediging van het terrein moest in hoofdzaak geschieden van het park en de omliggende bijgebouwen uit. En eer de Italiaansche officieren tijd hadden gehad haar te organiseeren, eer zij samenhang hadden kunnen brengen in de ordelooze scharen van het volk en de vreeselijk gedunde gelederen hunner troepen herstellen, zette de Fransche tegenaanval met dichte drommen in. In paniek stroomde de menigte terug, gelijk zij was omhooggestroomd, in haar woeste vaart de soldaten met zich meesleepend. De laatste van allen reed Garibaldi den heuvel af, rustig en met onbewogen gelaat. Hem verzelde Manara, die de poort van het Vascello achter hen sloot.
De schemer steeg over de aarde, de strijd verstilde; de kracht was ten einde, de moed der dapperste harten verbruikt. Maar zooals een fontein voor het laatst een klaterenden straal omhoog zendt, eer haar fonkeling voor goed verschiet; of een rozelaar een laatste bloem voortbrengt, een wonder van geur en lieflijkheid, dan verdort en sterft; zoo bracht die dag, na zoovele offers van liefde, nog één liefdesoffer, het zuiverste van allen, voort.
Onder de vrijwilligers uit Genua was een jongeling van negentien jaar, Mameli met name; hij had de oogen van
| |
| |
een kind en het voorhoofd van een dichter. Brandende begeerte om voor Italië te sterven, rees haar pure schittervlam in hem omhoog. Den ganschen dag had Garibaldi den jongeling zooveel mogelijk bij zich gehouden om over hem te waken, want hij had hem zeer lief. Toen de schemer al floerste over de wallen en velden, allen stonden in zwijgende vertwijfeling, kwam Mameli tot den aanvoerder, smeekend: ‘O, laat mij nog één poging doen; een stem in mij fluistert dat ik zal slagen.’ ‘Ga, mijn kind: misschien dat goddelijke kracht je bezielt,’ antwoordde Garibaldi. Hij wist in zijn diepten, dat geen mensch het recht heeft de Liefde terug te houden, wanneer haar gouden vlamtong ombuigt, strevend naar het rijk des Doods. Hij wist dat de zuiverste offers noodig zijn voor de wedergeboorte der menschheid. Hij gaf bevel de laatste reserves te verzamelen om onder aanvoering van Mameli en eenige officieren nog éénmaal een stormloop te beproeven. Weldra werd Mameli bloedend naar beneden gedragen, de witte lippen half geopend in een extatischen glimlach; nog vóór het einde van het beleg stierf hij aan zijn wonde. Het strijdlied door hem gedicht in de dagen dier eerste worsteling werd, elf jaar later, het overwinningslied van de Duizend op Sicilië.
Nu was alles voorbij, de hoop en de angst en de martelende onrust. Garibaldi wist dat het noodlot niet meer van Rome kon worden afgewend. Tevergeefs had hij hen in den dood gestuurd, die vurige jongelingen met de zielvolle oogen, die stoere mannen met den vastberaden blik. Rondom hem had de groote Maaier zijn zeis gezwaaid: aan alle kanten was leegte. Velen van zijn beste officieren waren gevallen: Daverio, naar lichaam en geest het evenbeeld van Anzani; Masina, de inkarnatie van trotsche vermetelheid; Dandolo, de fijngevoelige aristokraat; Pallina, een oude krijgsmakker uit Montevideo. Hoe had hij al de gevallenen lief gehad, hen die sedert jaren zijn wapenbroeders waren, wier ziel hij kende als zijn eigene; hen wier heldendom in die onstuimige lentedagen onder zijn oogen was ontbloeid.
Over hen allen treurde Garibaldi; vaak in de jaren die kwamen zou weemoed om het verlies der makkers zijn hart omfloersen en heugenis hoe het zijn bevel was dat hen in den dood had gezonden in felle smart opslaan door zijn
| |
| |
gemoed. Maar treurend berouwde hij niet; geen wroeging, geen zelfverwijt knaagde aan zijn vrede. Niets berouwde hij van dien onheilsdag, niet den heiligen waanzin die hem vervoerd had, niet de vertwijfeling waarin hij stormloop na stormloop had bevolen, geen druppel van het kostelijke bloed dat hij had doen plengen. Hij wist het: dit bloed zou oneindig vruchtbaar zijn. De strijd waartoe het Italiaansche volk was ingegaan, was er een van vele jaren, een wier uitkomst niet afhing van het welslagen of het falen van ééne poging, hoe grootsch ook. Om in dien strijd te volharden had het volk noodig geloof aan zichzelven en aan zijn zaak, het had lichtende voorgangers noodig en roemrijke voorbeelden. Tegenover de tradities van het katholieke Rome moest een nieuw Rome verrijzen, met nieuwe martelaars en heiligen. De oude, taaie liefde kon enkel afsterven, zoo een nieuwe haar jonge ranken om de harten wond.
Al deze dingen droeg Garibaldi in zijn ziel, en het volk van Rome had hem lief en vereerde hem, omdat in hem het geloof leefde in de toekomst. Daarom vroeg de massa niet of haar lieveling dien dag te kort was geschoten in strategische bekwaamheid; zij stroomde haar liefde en vereering in warme golven uit over den eenzaam-gewordene; zij was hem dankbaar voor de ondoofbare sterren, die hij stralend gezet had in haar nacht.
Zooals een mensch tot zijn dood neigt, in pijn en lijden, zoo neigde de stad tot haar val na de schokkende worsteling, die de kracht der verdediging gebroken had.
Steeds nader tot de wallen brachten de Franschen hun sappen en loopgraven, zigzagsgewijze voortkruipend in de flanken van den Janiculum; steeds grooter werd hun overmacht aan manschappen en geschut. Terwijl de geteisterde regimenten der verdedigers hun verliezen niet konden aanvullen - de Romeinsche republiek was nu van alle kanten ingesloten - ontving Oudinot telkens versterkingen, tot zijn legermacht ten slotte bijna 30.000 man bedroeg. Onmiddellijk na de gevechten van den 3den Juni brachten de Franschen belegeringsgeschut in stelling en begonnen zij de stad te bombardeeren; hoe dichter zij haar naderden, des te erger verwoestingen richtte hun artillerievuur aan. Vooral te Trastivere-wijk had zwaar te lijden; een groot
| |
| |
aantal huizen werd in brand geschoten; ook vrouwen en kinderen kwamen in de vlammen om.
Oudinot had gehoopt, dat de Trastiverini, tot vertwijfeling gebracht door het bombardement van hun wijk, in opstand zouden komen tegen de regeering en de overgave der stad eischen. Maar hij kende het trotsche hartstochtelijke menschenslag niet, dat van ouder tot ouder den linker Tiberoever bewoonde. Toen het volk van Trastivere zijn kinderen gedood, zijn huizen tot puin geschoten zag, laaide in hem een groote woede op tegen den wreeden vijand, die schijnheilig en schaamteloos zich zijn vriend en beschermer durfde noemen, gekomen om Rome te verlossen van vreemde tyrannen. Bij den gloed der vlammende puinhoopen kwamen de mannen bijeen en de handen omhoogheffend waarin het staal van mes of dolk glinsterde, zwoeren zij bloedig wraak te nemen op de vernietigers van hun geluk.
Na de patriottische opwinding der eerste dagen was het grootste deel der bevolking verder lijdelijk toeschouwer gebleven bij de verdediging der stad. Wanneer de afgematte soldaten schansen groeven, stonden de burgers toe te zien zonder een vinger uit te steken. Het bombardement bracht den schok teweeg, noodig om aan deze apathie een einde te maken. De vurige taal en het energieke voorbeeld van den dapperen, toegewijden Ciceruacchio kregen vat op de menigte. Waar hij zich vertoonde, een krachtige, vertrouwenwekkende figuur met zijn kloeke gestalte, zijn sterken gespierden nek, zijn blonden ietwat grijzenden baard en lachende vrijmoedige oogen, daar voelde de massa haar zelfvertrouwen en geestdrift wassen. Dagelijks trok hij uit met een schaar vrijwillige werkers, om te helpen bij het opwerpen van versterkingen op de meest bedreigde punten. Onverschrokken volbracht hij zijn taak, zonder vrees voor de vijandelijke bommen die rondom hem barstten, door gebaar en woord zijn makkers aanmoedigend om vol te houden. Nooit wilde hij voor dit werk eenige betaling aannemen. Garibaldi stelde hem hoog om zijn moed, zijn onbaatzuchtigheid en zijn fieren, franken aard; hij voelde hoe in dezen man, den geboren volkstribuun, iets van de kracht herleefde die in oude tijden een Arnold van Brescia en een Colas Rienzi hadden bezield.
Het hoofdpunt waar de verdediging in de laatste weken
| |
| |
haar krachten samentrok, was het Vascello. Nog op den avond van den 3den Juni had Garibaldi zijn hoofdkwartier in de onmiddellijke nabijheid van dezen vooruitgeschoven post gevestigd en de verdediging ervan aan Medici opgedragen. ‘Houdt stand tot het uiterste,’ had hij dezen bevolen, ‘in de muren van het Vascello berust de verdediging van Rome, de eer onzer wapenen, het behoud der stad.’ En Medici hield met zijn mannen stand tot het uiterste: pas op den dag der overgave viel wat eens het Vascello geweest was den Franschen in handen, een rookende bouwval van steen en gruis.
Dat die dag naderde beseften nu allen. De dreiging van een onafwendbaar noodlot lag zwaar over de stad, versomberde den stralend-blauwen zomerhemel die zich over haar welfde en neep de harten in den greep der vertwijfeling. De hoop op omkeer in Frankrijk, waarmee de Triumviri het volk lang gepaaid hadden, was ijdel gebleken; de pogingen, een paar keer beproefd om door een uitval den ijzeren ring die de stad omklemde losser te maken, hadden gefaald. Velen onder de verdedigers wilden den dag der overgave niet beleven; liever dan dat, zeiden zij somber, zouden zij zich onder de muren der stad laten begraven. De Poolsche ballingen, toegesneld vol hoop in de Romeinsche republiek een nieuw vaderland te vinden, waagden dag aan dag hun leven met de roekeloosheid van mannen die niets meer aan het leven bindt. Ook in de oogen van Bassi had Garibaldi den wil tot den dood gelezen; hij durfde den vriend bijna niet van zijn zijde laten. Zelf ging hij door de dagen rustig-waardig als altoos in den glans zijner onwankelbare zekerheid. Ook hij waagde tallooze malen zijn leven, maar het was geen wanhoop die hem dreef zich bloot te geven: integendeel vertrouwde hij niet te zullen sterven eer hij zijn taak had volbracht.
Elk oogenblik dat zijn plichten als bevelhebber Garibaldi over lieten, toefde hij bij de gewonden. Velen hunner waren in kerken ondergebracht: de hospitalen konden ze niet meer bergen. Hun lijden werd verergerd door het gebrek aan linnen en geneesmiddelen, maar zoodra zij zijn gestalte zagen, schrijdend door het gedempte licht naar waar hun kribben stonden was het, of het smarten hunner wonden bedaarde en de koortshitte die hun vleesch verteerde viel. Zijn tegenwoordigheid was als een zon, de schaduwen
| |
| |
van pijn, zorg en mismoedigheid verjagend. De meesten van hen kende hij bij name; - waren zij niet zijn kinderen? Geen dofheid, geen vertwijfeling hield stand voor de innigheid van den blik waarmee hij tot hen overboog, voor de teedere zielvolle streeling in zijn stem, als hij vroeg naar hun smarten en hen vertroostte, zeggend hoe hun lijden vrucht zou dragen van geluk voor hun volk. Dan voelden allen weer de grootheid van hun pogen en de heerlijkheid van te lijden voor de stralende idee. Rustig stonden de trekken der stervenden die hun laatsten wensch zijn liefdevolle aandacht hadden toevertrouwd: zij stierven in vrede, wetend dat hun liefsten niet eenzaam zouden blijven en niet onvertroost.
In die dagen dat het noodlot naderkwam was in Garibaldi een nieuw voornemen gerijpt. Met de beste strijders wilde hij zich door de vijanden heenslaan en, de leden der regeering meevoerend, de wijk nemen naar de Apennijnen. Daarheen, in de ontoegankelijke bergwereld, zou de zetel der Romeinsche republiek verplaatst worden; vandaar uit zouden zij den strijd voor de vrijheid blijven voeren, jaren lang zoo het moest, zoo lang tot het volk opnieuw in beweging kwam, tot een groote wind van verzet weer aanloeide over de landen. Wat in Montevideo mogelijk was geweest, zou ook mogelijk blijken in Italië.
Bij Roselli, bij Mazzini vooral, vond Garibaldi heftige tegenkanting. Zij verwierpen zijn plan als militair-onuitvoerbaar en politiek-verderfelijk. Rome, zeide Mazzini, was het symbool der Italiaansche eenheid, die onderging met den val der stad. Tot het uiterste moest daarom gestreden worden om dien val af te wenden, geen offer mocht daarvoor te zwaar wegen. Was verder strijden onmogelijk geworden, dan moesten allen den dood zoeken onder de brandende puinhoopen: de toekomst eischte dat offer.
Hoe hoog Garibaldi in Rome zijn hart droeg, Mazzini's overspannen waardeering van de beteekenis der stad deelde hij niet. Rome was veel, maar meer waren de levende menschen, de mannen en vrouwen van Italiaanschen stam. Waar zij zich schaarden rondom een vaandel in de wildernis, dààr leefde de Romeinsche republiek.
Dit verschil van opvatting voerde in de laatste weken der verdediging telkens tot oneenigheid tusschen Garibaldi en Mazzini. ‘Voor Rome mag geen offer te groot zijn,’
| |
| |
herhaalde deze laatste hardnekkig. Maar Garibaldi, die wist dat de stad niet gered kon worden, wilde geen nieuwe hekatomben ter wille van de nationale eer. En aan dien wil hield hij onwrikbaar vast.
Den 21sten Juni slaagden de Franschen er in, door een nachtelijken overval een deel van den buitenmuur in handen te krijgen. Het volk liep te hoop, smeekend zelf tegen den vijand gevoerd te worden, nu de uitgeputte troepen de kracht misten voor een tegenaanval. Maar Garibaldi weigerde met alle beslistheid: hij had kortelings nog ervaren hoe weinig op een ongeoefende menigte staat valt te maken, hij wist hoezeer nacht en duisternis de kansen van het uitbreken eener paniek verhoogen. ‘Wij zullen het daglicht afwachten’, luidde zijn besluit. Toen de morgen aanbrak werden de toebereidselen tot den aanval getroffen; Mazzini en Roselli wilden dien doorzetten tot elken prijs. Maar weer weigerde Garibaldi het bevel te geven: hij kende de grenzen der menschelijke kracht.
Toen Mazzini hem zijn weigering verweet in woorden, die priemden als dolken, verloor Garibaldi een oogenblik de macht over zichzelf. Toornige drift brak los in zijn ziel, als een wild dier losbreekt dat den blik van den temmer ziet weifelen. Hij verklaarde het bevelhebberschap neer te leggen en riep zijn vrijwilligers van den Janiculum terug. Maar toen Manara tot hem kwam, hem smeekend Mazzini's beleediging te vergeven ter wille van wat hun allen het meeste was, schaamde hij zich over zijn drift. Het volk juichte toen de vrijwilligers na een korte afwezigheid hun plaatsen weer innamen.
In deze dagen van uiterste spanning der krachten en rusteloos jagende werkzaamheid was voor Garibaldi teruggekomen een milde koestering, een heerlijke warmte, die hij lang had ontbeerd. Anita was gekomen om samen met hem tot den laatsten hoogen top van strijdvervoering te stijgen, samen tot den afgrond der nederlaag in te gaan. Naar Nizza, waar zij met de kinderen bij moeder Rosa was achtergebleven, had hij haar in het voorjaar geschreven: ‘Eén uur van ons leven te Rome is eeuwen waard van een gewoon bestaan.’ Zij had dien brief niet afgewacht om te vertrekken; zij begreep wat na den 3den Juni onafwendbaar was geworden en zij wilde bij haar held zijn als de golven zich zouden sluiten over zijn hoofd. Op een morgen
| |
| |
verraste zij hem in zijn observatiepost in het Casino Savorelli, hoog boven de poort van St. Pancras gelegen. Hij gaf een schreeuw van vreugde toen zij plotseling voor hem stond en hem het geschenk bracht van haar alles overwinnende liefde. Hoe kort, hoe kort nog maar zou hij die genieten.
Sedert de Franschen een deel van den buitenmuur veroverd hadden en in de bres kanonnen in stelling gebracht, was de toestand in de stad onhoudbaar geworden. Dag en nacht gierden de bommen door de straten; deze lagen vol gewonden, kreunend en smeekend om in veiligheid te worden gebracht; op tal van plaatsen waren branden uitgebroken. Het Italiaansche geschut beantwoordde het gedonder der Fransche kanonnen haast niet meer; de artilleristen waren allen buiten gevecht gesteld en de infanterie-soldaten die hen vervingen wankelden van uitputting. Het garnizoen was zoo verzwakt, dat de reserves nog enkel uit lichtgewonden bestonden. De poort van St. Pancras was tot puin geschoten: het bleek onmogelijk de bres te herstellen, daar de vijand haar voortdurend beschoot. De stad lag voor de Franschen open: een nieuwen stormaanval kon zij niet meer doorstaan.
Het was de 29ste Juni, de dag aan de heiligen Petrus en Paulus gewijd. Op den avond van dien dag plachten de stad, de groote Pieterskerk en het plein daarvoor schitterend geïllumineerd te worden; het Romeinsche volk, hoezeer ook door de verschrikkingen van het beleg geschokt, had er zijn zinnen op gezet het feest der twee heiligen dat jaar met den gewonen luister te vieren. Verbaasd zagen de Franschen van de omliggende heuvels af de stad in het avondlijk duister gloeien als een reusachtigen vuurhaard, naar alle kanten een vurige atmosfeer uitstralend. De koepel van den St. Pieter, scherp tegen de donkere heuvels afgeteekend, leek een ontzaglijke ondergaande zonnebal.
Binnen de wallen dronk het volk zich een korten roes aan den stralenden luister der ontelbare lichten en den veelkleurigen, fantastischen gloed van het bengaalsch vuur. Het vergat de ellende die het had doorgemaakt, vergat den worgenden greep van het noodlot om verrukt de tooverpracht te genieten der klaterende fonteinen, die hun kleurige waterkolommen omhoogspoten in veelvoudige stralen, verstuivend in diamanten fonkeling. En toen tot slot een
| |
| |
reusachtig scherm van wit en groen en rood licht de geheele kerk omhulde, rumoerde wild gejuich over het onmetelijke plein als ging het wonder nu dalen, als had die bonte, valsche gloed macht het onheil af te wenden van de menschen en de stad.
De gloed werd donker, het gejuich verstomde. Daverend zette het koper der militaire korpsen een van de nationale hymnen in. Machtiger nog dan de toover van licht en kleur de zinnen had meegesleept, deed die der muziek het de harten. Duizenden kelen stemden mee in met het lied, schallend klonken zijn hartstochtelijke maten, als waren de geesten van moed en trots en vrijheids-extase ontembaar in de massa opgestaan. Als een zingende stroom zette zij zich in beweging en trok, muziek voorop, langs den Tiberoever de stad in. Leeg en verlaten bleef het plein achter, stil in sprookjesachtigen glans.
De dag was drukkend heet geweest; sedert den namiddag broeide onweer. In den laten avond vielen de eerste druppels, zwaar en groot als hagelkorrels; uit den verschroeiden grond sloeg een stank van zwavel omhoog. Te middernacht dreunde een hevige donderslag: de bui ontlaadde zich vlak boven de stad; de hemel leek van vuur, de rommelende slagen grepen in elkaar als een keten van ratelend geluid. De Fransche kanonnen, die in de beklemmende zwoelte van den stervenden dag een poos hadden gezwegen, hervatten als op een sein met woedende kracht de beschieting. Het gegier der kogels, vermengd met de wilde geluiden van wind en regen, veegde als een woeste symfonie door de straten, waar brokken muur, dakpannen en steenen door elkaar dwarrelden. In de verschrikking der zwarte duisternis, doorweekt van den regen die hun gutsend in het gelaat sloeg, marcheerden de bersaglieri naar de poort om hun plaatsen in te nemen.
Zoodra het onweer bedaarde, liepen de Franschen storm op de bres; het was twee uur 's nachts en stikdonker. De verdedigers streden met hun laatste kracht maar de overmacht was te groot: zij moesten wijken, de vijand maakte zich meester van den binnenmuur en drong in de stad. De dag brak aan, een dag van bloedige vertwijfeling; de strijd werd voortgezet achter de wallen, in de straten; weer stroomde het bloed der jonge helden, weer maaide de dood de edelsten weg. Onder hen die vielen was Morosini, een
| |
| |
jongeling van achttien jaar, zuiver als een lelie, de afgod zijner makkers. Ook Manara viel, doodelijk gewond in den strijd van man tegen man in de bouwvallen der villa Spada. Boven alle andere aanvoerders eerde hem het volk, niet enkel om zijn schitterende dapperheid maar ook om zijn bezonnenheid en wijsheid; men wist dat hij het was, die Mazzini en Garibaldi herhaaldelijk weer tot elkaar had gebracht en hun botsingen geëffend. Toen zijn lijk naar de kerk St. Lorenzo werd overgebracht, bestrooide de menigte de baar met bloemen; boven de litany uit klonk luide het schreien en snikken des volks.
In de morgenuren verzamelde Garibaldi de laatste strijdbare mannen van alle regimenten en leidde ze tot een wanhopigen tegenaanval op de Fransche stellingen. Het was of hij nu pas goed besefte, met elken druppel bloed en iederen zenuwvezel besefte, dat Rome verloren was. Een razernij greep hem aan; nimmer te voren had de roode strijddrift hem vervoerd gelijk zij hem dien dag vervoerde; zijn zwaard scheen een levend wezen, begeerig naar der vijanden bloed. Telkens weer stortte hij zich in het strijdgewoel; zijn witte mantel dook onder als een meeuw onderduikt in het schuim der klotsende golven. Die hem toen zagen strijden scheen het als zocht hij den dood; maar ongedeerd kwam hij uit het woedende handgemeen te voorschijn; de legende van zijn onkwetsbaarheid sloeg diepe wortels in het volk.
Tegen den middag werd een wapenstilstand van enkele uren gesloten om de gewonden te verzorgen en de dooden weg te dragen. Garibaldi werd naar het Kapitool geroepen: de Konstituante beraadslaagde. Eene adem van ontroerden eerbied doorvoer de vergadering toen hij binnentrad, het beeld van den held in zijn vergeefschen strijd tegen een onverbiddellijk lot. Zijn verweerd gelaat was grauw van vermoeidheid; zijn uniform besmeurd met donkere vlekken, de vederbos op zijn hoed verfomfaaid en geknakt. Spontaan rezen de volksvertegenwoordigers overeind en juichten hem toe: een lichte blos steeg hem naar de wangen bij de onverwachte ovatie; half onbewust trachtte hij zijn sabel, die een eindweegs uit de scheede stak, daarin terug te duwen maar de kling was verbogen, het gelukte hem niet.
Nadat het gejuich verstild was nam Mazzini het woord:
| |
| |
drie wegen, zeide hij, stonden hun open: de stad overgeven; haar voet voor voet op de barricaden verdedigen en onder de puinhoopen sterven, of zich met de laatste troepen door de vijanden heenslaan en den zetel der regeering verplaatsen naar de wildernis; hij verzocht Garibaldi de volksvertegenwoordiging met zijn raad te dienen en mee te deelen, welken weg hij voor den besten hield.
Garibaldi kwam op de tribune en hield een korte rede; hij spaarde de regeering niet. Stand houden op de barrikaden was onmogelijk: van de heuvels af kon de vijand ze binnen enkele uren in puin schieten. Had men in Februari zijn raad gevolgd en hem benoemd tot militair diktator, dan was het mogelijk geweest in een maand tijds 100.000 man te wapenen. Maar zijn openhartig voorstel had moeten wijken voor dat van anderen, die de kronkelpaden verkozen der diplomatie. Wat toen geschied was, kon nu niet meer ongedaan worden gemaakt: thans gold het moed te houden, al viel de val der stad niet te verhoeden. Men wist dat hij een voorstander was van het plan om met de regeering en de beste troepen uit te wijken; wat hem zelf aanging, hij was in ieder geval besloten zulks te doen. Vele goede strijders, hoopte hij, zouden hem vergezellen. Beloven of voorspiegelen kon hij niets, maar al wat een man vermocht te doen dat zou hij doen, en daar waar zij waren zou de Romeinsche republiek voortleven.
Op sommige banken weerklonk gejuich toen hij had uitgesproken; toen viel een stilte: het was of allen in hun hart zochten naar een middel om af te wenden dat wat niet meer af te wenden was. Eindelijk rees Cernuschi op, een der helden van den Milaneeschen opstand; hij was het die den bouw der barrikaden te Rome had geleid. Met schorre, trillende stem zeide hij: ‘Het is niet mogelijk de Franschen langer tegen te houden; wij moeten de stad overgeven: er is geen andere mogelijkheid.’
Opnieuw viel een stilte: zwijgend dronken allen den beker van bitterheid.
Tot een formeele overgave kwam het niet: er werd besloten de verdediging eenvoudig voor geëindigd te verklaren. Het besluit bracht onder de bevolking geen uitbarsting te weeg van luide ontsteltenis: er rezen geen kreten,
| |
| |
er vonden geen betoogingen plaats. De dag werd zwart voor de verslagen harten; het diepe blauw van den hemel doofde uit.
Garibaldi had het einde van de zitting niet afgewacht om het Kapitool te verlaten; spoorslags reed hij naar den Janiculum terug.
Den 3den Juli zouden de Fransche troepen Rome binnentrekken; op Oudinot's vraag naar de voorwaarden der overgave had Cernuschi geantwoord, dat de Triumviri de vrijheid en het eigendom der Romeinsche burgerij aan geen overweldigers versjacherden. ‘Trekt de stad binnen en handelt naar goeddunken; enkel dit eene verzoeken wij u in naam der menschelijkheid: spaart leven en bezittingen der inwoners.’
Op het groote plein voor het Vatikaan verzamelden zich in den laten namiddag van den 2den Juli zij die besloten hadden Garibaldi te vergezellen. Het waren ettelijke duizenden. Niet allen dreven gelijke motieven; sommigen vertrouwden dat het wonder toch nog zou gebeuren; het volk van Italië zou opstaan als hun schare het riep. Anderen droomden in grimmige vastberadenheid van den vrijen staat, dien zij gingen stichten verweg in de bergen. Velen dreef vrees voor de wraak der reaktie: erger dan de gevaren van het onbekende verschrikte de dreiging der pauselijke kerkers, der martelingen en terechtstellingen. Maar in allen die kwamen leefde dit eene: verlangen te gaan daarheen waar Garibaldi ging. Met hem zijn was volheid van geluk, rijke vrede; zonder hem een eenzaam dolen, hongerig van hart.
Niet allen die te komen begeerden hadden hun drang kunnen volgen; soldaten waren door hun officieren opgesloten geworden; jongelingen had de smeekbede van een moeder of een meisje teruggehouden; mannen het klagend vermaan eener gade. Rondom de schare van wie gereed waren te vertrekken stonden de drommen van het volk, naar hen ziende met blikken verteederd half, half bewonderend. Afgebroken woorden klonken, korte uitroepen, hier een teeder gefluister, ginds een droog gesnik. Af en toe kwam een jongeling of een knaap haastig aanloopen, die zich met geweld had losgerukt van de zijnen of tersluiks ontkomen was; ademloos dook hij onder in de gelederen
| |
| |
der makkers, met kloppend hart wachtend op het sein van vertrek.
In de verte rumoerde een groot gejuich; de galm kwam nader; de menigte, op het plein geschaard, zwaaide uitbundig met hoeden en doeken, uit duizenden monden steeg de kreet op: ‘Leve Garibaldi, leve Italië’. Langzaam reed Garibaldi door de drommen van het volk, recht voor zich uitziende met strakken blik, als bemerkte hij den jubel niet die hem omstuwde; zijn trekken stonden scherp door oververmoeidheid en gebrek aan slaap, maar hun uitdrukking was gelijk doorgaans, rustig-mild en ernstig. Om zijn gestalte was niets van de sfeer van den overwonnene, niets van beklemming, verwarring of gebrokenheid, maar enkel onverzettelijke standvastigheid en majestueuze kalmte. Bij de obelisk midden op het plein gekomen, trok hij de teugels aan, hield stil en hief de hand omhoog om aandacht te vragen. Het gejuich verstomde, als een golf plantte de stilte zich voort door de menschenzee; in plechtige spanning hingen alle blikken aan den glanzenden ruitersman, onbewegelijk midden op het zonnige plein, dat lag in rijpen glans van het murve middaglicht. Een voor een vielen de woorden, gouden klankdruppels in de doorzichtige schalen van den dag.
‘De Fortuin, die ons heden verraadt, zal ons morgen toelachen. Ik ga heen uit Rome; laat elkeen die den strijd tegen den vreemdeling wil voortzetten mij vergezellen. Van wie mij volgt eisch ik moedige liefde tot het vaderland, de daden van een vurig hart. Soldij kan ik niet beloven, noch zachte rust, enkel brood en water en zelfs dat niet altijd. Wie zich niet sterk genoeg voelt blijve hier. De poorten van Rome eenmaal achter ons gesloten, beteekent elke stap terug een stap naar den dood.’ Hij zweeg, zijn doordringende blik gleed zoekend langs de scharen; als een woud van klanken steeg de jubel rondom hem op: ‘Wij allen gaan, waar gij zijt is Italië.’ Langzaam reed Garibaldi door de menigte verder; naast hem Anita, bleek en lijdend van uitzicht, een zwangere vrouw. Onmiddellijk achter hen volgden Ugo Bassi en Brunetti met zijn twee jonge zonen. Onder het rijden stak Garibaldi telkens zijn beide handen van onder den langen schoudermantel uit naar de voorste rijen van het volk; zij die hem het dichtst konden naderen grepen die en bedekten ze met vurige kussen. Bij de
| |
| |
stadspoort nam hij afscheid van Cernuschi en de andere leden van de volksvertegenwoordiging die hem uitgeleide hadden gedaan; nog eenmaal wuifde hij de menigte vaarwel toe, toen gaf hij zijn paard de sporen en verdween onder de poort.
|
|