| |
II. Italie in de revolutie van '48.
Tot aan het jaar '47 had, zagen wij, de beweging in Italië een zuiver nationaal en politiek karakter gedragen. Met dit feit hing natuurlijk het andere samen dat zij beperkt was gebleven tot de hoogere standen. De eigenlijke volksklasse bleef óf passief, óf zij liet zich door de oude machthebbers tegen de liberalen gebruiken. Wanneer te Milaan het volk zag, hoe jonge lieden door de Oostenrijksche soldaten met stompen en slagen naar de gevangenis werden gesleept, zei het onverschillig: ‘O, dat zijn de studenten,’ en bemoeide zich verder niet met de zaak. Meer naar het zuiden, te Napels vooral, waren de volksmassaas op de hand van het oude regiem op welks kosten zij leefden; hier, waar zelfs de kiem van een moderne arbeidersklasse niet bestond, was het bijgeloovige, ontzenuwde lompenproletariaat een gewillig werktuig in handen van regeering en geestelijkheid.
Zooals de patriottisch-liberale beweging in het land zelf tot enge kringen beperkt was gebleven, zoo was de invloed van het internationaal gebeuren op haar - behalve gedurende een korten tijd na de Juli-revolutie - zeer gering geweest. Pas in '47 en '48 veranderde dit: de beweging verloor haar uitsluitend nationaal karakter, de invloed deed zich gelden der omstandigheden die, tot diep naar het oosten van Europa, tot een geweldige revolutionaire uitbarsting drongen. Italië werd meegesleept in de draaikolken der Europeesche omwenteling.
Men weet hoe de onmiddellijke aanleiding tot de omwenteling van '48 de groote handelskrisis is geweest, die het jaar daarvóór de ekonomisch meest ontwikkelde landen had geteisterd en wier werking voor de gepauperiseerde massaas, voortdurend op den rand van den hongersnood levend, door de misoogsten die elkaar sedert eenige jaren opvolgden in het ondragelijke werd verscherpt.
De ekonomische achterlijkheid van Italië maakte dat de krisis daar lang niet zulk heftige vormen aannam als in
| |
| |
Engeland of zelfs in Frankrijk. Maar in Lombardije en Toscane drukte zij toch zwaar op de volksmassaas, die daar, even als elders op het vasteland van Europa, zoowel onder de kwellingen der beginnende industrialiseering leden als onder de tyrannie van een politiek stelsel dat, stinkend van ontbinding, zich nog met geweld aan het leven vastklemde. Duurte en schaarschte dreven het volk tot opstandigheid; de buitengewoon strenge winter van 1847-48 verergerde de algemeene ellende. De werkelooze landarbeiders trokken naar de steden, vermeerderden daar het aantal nooddruftigen en deden den reeds abnormaal hoogen prijs der levensmiddelen nog stijgen. Honger en nood leidden tot rooftochten en plunderingen; het aantal diefstallen, aanslagen en moorden nam sterk toe. Vooral in de Romagna was het uiterst onrustig; daar en ook elders kwam als onderstrooming van de patriottisch-liberale propaganda met haar uitsluitend politieke en nationale doeleinden een nieuwe agitatie op, die een meer revolutionair-sociaal karakter droeg. Verhalen deden de ronde over een geheim Komitee van Algemeen Welzijn, dat in stilte een aanslag voorbereidde op den staat. De gegoeden verbleekten van schrik bij het hooren van die verhalen; zij mompelden het woord dat de harten der bourgeois deed sidderen, het spook van het Kommunisme doemde voor hen op. Men wist dat de gevaarlijke leeringen der kommunisten van Zwitserland, Duitschland en Frankrijk uit ook Italië binnen gedrongen waren; hun geschriften betoogden dat de bourgeoisie met haar grondwettelijke instellingen niet het heil der massaas maar haar eigen heil en hun duurzame onderdrukking bedoelde: zij zweepten het volk op om door strijd zijn lot te verbeteren en toonden aan, hoe de ophooping van het grondbezit in handen der aristokratie het eerste was wat te niet moest worden gedaan, wilde de massa een beter bestaan veroveren. Alle konstitutioneele rechten zouden niets uitwerken, zoo de schreeuwende sociale ongelijkheid bleef
voortbestaan.
Maar de burgerlijke klasse-tegenstellingen waren in Italië veel te weinig ontwikkeld, dan dat van zelfstandige organisatie en aktie der massaas sprake kon zijn. Nergens bestond nog een moderne bourgeoisie en een modern proletariaat, want nergens nog had de machinale bedrijfswijze haar intree gedaan; op zijn best in enkele steden van
| |
| |
Lombardije was een eerste begin daarvan aanwezig. Echter juist in het noorden, waar het peil van ontwikkeling der volksklasse het hoogst was, volgde deze geheel en al de leiding der burgerlijke patriotten; juist daar kwam de algemeene ellende en ontevredenheid der liberale agitatie het meest ten goede. Maar nog eer deze agitatie er in was geslaagd het volk van Noord-Italië in beroering te brengen, korten tijd voordat de groote sociale brand, te Parijs, Berlijn en Weenen uitlaaiend, naar Lombardije oversloeg, brak in het achterlijkste en meest geïsoleerde deel van Italië, in Sicilië, een omwenteling uit.
Juist zooals in onzen tijd de proletarische wereldrevolutie niet het eerst tot doorbraak kwam in de politiek en ekonomisch meest ontwikkelde landen met het sterkste proletariaat, maar integendeel in de achterlijkste, omdat deze door de korruptie hunner heerschende klassen en de ontreddering hunner bestuursinstellingen den schok van den wereldoorlog het minste konden weerstaan, - juist zoo begon de revolutie in Italië niet daar, waar de middenstand het krachtigst en het meest bewust was, maar daar waar het absolutistisch-klerikale regiem het diepst ontaard was en bedorven: in het koninkrijk Napels.
Nergens was de burgerij als klasse zoo zwak, politiek zoo onbenullig, geestelijk zoo traag, zedelijk zoo minderwaardig als te Napels. De nationale gedachte had er ter nauwernood vat gekregen op de leiders der beweging, de wenschen der liberalen gingen niet verder dan tot lokale hervormingen; het onophoudelijk gestook en gehits der regeeringspers tegen het noorden had de verruiming van het enge partikularisme tot nationaal bewustzijn ten zeerste belemmerd.
In Sicilië waren de sociale en politieke verhoudingen zoo mogelijk nog achterlijker dan in het koninkrijk Napels en de ideologie was met die achterlijkheid in overeenstemming. Niemand van de velen, die er de revolutie wilden, verstond daaronder de eenheid en zelfstandigheid van Italië; de revolutie, dat was de bevrijding van het juk der Napelsche autokratie: ‘los van de Bourbons’ luidde het algemeene parool. De eenparigheid waarmee het geheele volk zijn onderdrukkers verfoeide moest het voeren op den weg van verzet, het algemeene smachten ten slotte vrucht dragen in daden, maar misschien waren deze nog lang uit- | |
| |
gebleven zoo de faam van den paus-bevrijder niet ook tot Sicilië doorgedrongen was.
In September '47 barstten te Reggio in Calabrië onlusten uit. Zij werden spoedig bedwongen, maar niet dan na op Sicilië de eerste sidderingen te hebben gewekt. Het volk liep te hoop en eischte zijn rechten; overal ontstonden revolutionaire komitees die de aktie leidden; weldra kon een petitie voor zelfbestuur, van 100.000 handteekeningen voorzien, naar Napels gezonden worden. Zoodra bleek dat de koning en zijn raadgevers deze uiting van het volk zelfs geen antwoord waardig keurden, begon de voorbereiding tot den gewapenden opstand. Den 12den Januari '48 brak deze in de hoofdstad uit: zwaar dreunde de stem der klokken door geheel Palermo; hun galm riep het volk als in oude dagen tot de heilige worsteling tegen de vreemde onderdrukkers op. Golven van woedende opstandigheid beukten nu dra die macht aan stukken; met een schok was de massa overeind gevlogen: jachtgeweren en karabijnen, knuppels en zeisen, messen en dolken, elk wapen diende haar. Vrouwen en kinderen hielpen bij het gieten van patronen en kogels; uit de vensters, van de balcons en de daken af der huizen, wierpen zij den gehaten Napelschen soldaten pannen en steenen op het hoofd. Tegen de woedende aanvallen van een geheel volk vermochten dezen geen stand te houden: zij zochten bescherming in de forten en weigerden de straatgevechten te hervatten. Toen bombardeerden de kanonnen uit de forten en van de oorlogsschepen op de reede de stad. Maar de bevolking bleef standvastig en toen de Napolitaansche opperbevelhebber na het bombardement den opstandelingen een schikking liet aanbieden, antwoordden de leiders dat het volk de wapenen niet zou neerleggen, eer Sicilië een grondwet en een eigen parlement verworven had. Van Palermo uit verspreidde het vuur van verzet zich in alle richtingen; de eene stad voor, de andere na, moest ontruimd worden en binnen enkele weken was het eiland vrij. Alleen van het fort te Messina stak de gehate vlag der Bourbons het volk nog in de oogen.
Op het eerste bericht dat Sicilië was opgestaan kwam ook Napels in rep en roer. De liberalen gebruikten de opwinding om straatbetoogingen te organiseeren. Het volk riep ‘Leve Pius IX, leve Italië’, maar trad tegen het
| |
| |
leger niet vijandelijk op. Er was iets feestelijks in de lucht; van de balkons, kleurig gemaakt met bloemen en kostbare tapijten, sloegen bevallige vrouwen glimlachend de optochten gade. Vroolijk lachten menschen elkaar toe, verteederd door de nadering van een nieuw geluk. Alleen de reaktionairen slopen rond met vale gezichten: de gedachte aan hun wandaden deed hen sidderen van vrees. Zij bezworen den koning toe te geven eer de toorn van het volk, uit diepe kraters opstijgend, hen allen verdelgen zou. Angst voor hun leven maakte de laffe heerschers klein; enkel ééne gedachte konden zij denken: het lijf te redden en misschien iets van de macht. De koning liet bekend maken dat hij bereid was een grondwet uit te vaardigen: de dapperheid der Sicilianen scheen voor het volk van Napels het wonder der verlossing te hebben gewrocht. De liberalen zetten een hooge borst, als hadden zij zelven het absolutisme ter aarde geworpen; maar norsch, met nijdigloerende blikken schoolden de lazzaroni samen; sinistere figuren doken tusschen hen op en verdwenen; fluisterend werden de plannen gesmeed voor het pogrom, dat aan de liberale schijnmacht een einde maken zou.
Na de gebeurtenissen te Napels kon Piëmont niet meer achterblijven. Voor de patriotten in het ‘verlichte’ nooredn was de gedachte onduldbaar, dat het zuiden, waar zij om zijn achterlijkheid en korruptie laag op plachten neer te zien, in politiek opzicht de leiding zou nemen. De politieke storm die in Frankrijk opkwam gaf den laatsten stoot: ook te Turijn werd, vlak voor het uitbreken der Parijsche Februari-revolutie, de grondwet geproklameerd.
Op Sardinië volgde bijna onmiddellijk Toscane. Evenals in het koninkrijk Napels en in Piëmont kwam de konstitutie, door groothertog Leopold zijn volk geschonken, in hoofdtrekken overeen met de Fransche van 1830, die in deze zelfde dagen te Parijs onder de barrikaden begraven werd. Zoo was dan de Kerkelijke Staat, waar de ‘paus-bevrijder’ regeerde, het laatste bolwerk gebleven van het absolutistische regiem. Nog altijd volgden de demonstraties elkaar daar onophoudelijk op; men leefde op straat, in een sfeer van brandenden politieken hartstocht. Het groote vraagstuk van den dag was de benoeming van leeken tot ministers; Rossi, de almachtige raadgever van den paus, - een dier figuren zooals zij aan den aan- | |
| |
vang van elke revolutie opduiken, die wanen een vergelijk tot stand te kunnen brengen tusschen de stervende en de opkomende machten, den ouden staat van zaken door aanpassing te kunnen bevestigen, - was vóór deze koncessie. Wat Pius zelf aangaat, als gewoonlijk wist hij niet wat hij wilde. Toen bekend werd dat de leiders op Nieuwjaarsdag een groote demonstratie op touw zetten, durfde hij zich niet aan het volk vertoonen en hield zich schuil. Maar op het bericht, dat zijn wegblijven hartstochtelijke uitingen van verontwaardiging had gewekt tegen de slechte raadgevers, die trachtten den paus van zijn volk te vervreemden, werd hij benauwd voor zijn populariteit en besloot den volgenden dag als gewoonlijk uit te rijden. Terwijl hij den Corso, waar de menigte schouder aan schouder geschaard stond, langs reed, hief plotseling een man vlak bij zijn koets een groot bord omhoog dat het opschrift droeg: ‘Heilige Vader, vertrouw op het volk’. Het was de populaire leider Brunetti, om zijn welsprekendheid Ciceruacchio bijgenaamd, een dapper, oprecht en edelmoedig man, waar al de oerkracht van het volk in omhoog bruiste, die den kerkvoogd op deze ongewone wijze poogde te beïnvloeden. Maar in den paus
zat geen stof voor een held van het demokratische patriottisme. Al zijn doen bleef weifelen, dobberen, schommelen. Begin Februari scheen een nieuwe koncessie aan het leeken-element een koers naar links aan te kondigen; spoedig daarna echter verscheen een edikt, waarin nadruk werd gelegd op het universeele karakter van het pausdom. In de praktijk beteekende dit, dat in den naderenden onvermijdelijken bevrijdingsoorlog tegen Oostenrijk op den paus niet te rekenen viel. Opnieuw kreeg de volkswaan een harden slag, maar hij was taai en wilde niet sterven.
In den moeilijken winter van '47 hadden de liberale patriotten te Milaan handig politieke munt geslagen uit de ellende van het volk en dit door filantropische maatregelen nog vaster dan voorheen aan zich verbonden. Als een wassende vloed was de nationale beweging: bestendig won zij terrein, elke gewonnen positie werd weer gebruikt als uitgangspunt voor nieuwe pogingen. De beweging won nog aan kracht toen advokaat Manin, de leider der patriotten te Venetië, zich solidair verklaarde met de in Lombardije gevolgde taktiek. Maar het Oostenrijksche
| |
| |
bewind dacht niet aan toegeven; het waande zich sterk genoeg om de beweging met geweld te kunnen onderdrukken. De ultra's te Weenen vonden den onderkoning zelfs lang niet doortastend genoeg. Zijn regeering, zeiden zij, was een oude-wijvenregeering; men moest den onverbeterlijk-stommen en koppigen Milaneeschen adel op den stang rijden, zijn landgoederen met een groote troepenmacht bezetten, de hoofdstad terroriseeren. De oude maarschalk Radetzky, die den storm voelde naderen, ried aan het bezettingsleger tot ten minste 150.000 man op te voeren, maar men bleef doof voor zijn raad.
De berichten die in den loop van den winter Milaan uit andere deelen van Italië bereikten, wekten blijde verwachting dat weldra ook voor Lombardije het uur der bevrijding zou slaan. Fantastische verhalen deden de ronde: dan had de paus Oostenrijk den oorlog verklaard, dan weer maakten 100.000 Piëmonteezen zich op, om hun verdrukten broeders te hulp te komen. In die atmosfeer van algemeene spanning der geesten viel het bericht van de Februari-omwenteling te Parijs; de republikeinen, die tot dusver op den achtergrond gebleven waren, voelden zich of pennen van moed en zelfvertrouwen opeens hun kracht bevleugelden en drongen tot opstand, maar de gematigden hielden hen terug: het was nog te vroeg, zeiden zij, om te handelen. Den 17den Maart ervoer Milaan met een onbeschrijfelijken vreugdeschok het uitbreken der omwenteling te Weenen. De keizer was gevlucht, de macht van Metternich gebroken; de hatelijkste, kleinzieligste en benauwendste despotie van Europa was ineengestort; de vreemde heerschers in Boven-Italië zagen een afgrond opengaan voor hun voeten. Nog trachtten de autoriteiten het noodlot te bezweren door koncessies aan te bieden, maar het was te laat. Reeds prijkten de tegen-eischen der patriotten: algemeene amnestie, instelling van een Voorloopige Regeering en een Nationale Garde, op de hoeken van alle straten; reeds stroomden dichte massaas naar het raadhuis en het paleis van den gouverneur. Een onbeduidend voorval leidde tot de eerste botsing; de wacht werd overweldigd en ontwapend; een deel der menigte drong het paleis binnen, terwijl een ander deel slaags raakte met de troepen die van alle zijden kwamen opzetten. Van hoogerhand was den soldaten bevolen geen kwar- | |
| |
tier te geven en wee hem, die den woesten benden der Kroaten en Tsjechen in handen viel: hij stierf onder duizend pijnen een wreeden dood. Het bericht van de bloeddorstigheid waarmee de Oostenrijkers hun gevangenen behandelden - ook vrouwen en kinderen werden
vermoord - sloeg als een bliksemflits door de stad en maakte de bevolking razend. Onder het dreunend gebeier der klokken liep alles te wapen: het plaveisel werd opengebroken, karren en wagens werden omvergegooid, meubels uit de vensters naar beneden gesmeten; als door tooverij verrezen de barrikaden; van kerken en torens woei triomfantelijk de nationale vlag.
Maar Radetzky's troepen bestonden uit heel andere soldaten dan die van den koning van Napels; het waren meest veteranen, vechtlustig als duivels. Het grootste deel van het volk bezat enkel primitieve wapens: de taak, de Oostenrijkers uit de stad te drijven, eischte zware bloedoffers en vijf dagen van onafgebroken strijd. In dien strijd onderscheidde zich een keurbende van arbeiders, studenten en jonge lieden uit de aristokratie door hun onstuimige dapperheid, maar hier zoowel als te Palermo werd de zege in hoofdzaak behaald doordat de geheele bevolking, zonder onderscheid van stand, geslacht of leeftijd, het optreden van haar eigenlijk-militante deel steunde met hartstochtelijke offervaardigheid.
Aan het einde der vijfdaagsche straatgevechten waren de Oostenrijkers van de meeste versterkte punten in de binnenstad verdreven, ook de voornaamste poorten waren door de opstandelingen bezet. Met woede in het hart gaf de ijzeren maarschalk bevel de stad te ontruimen: zijn troepen waren murw en zijn terugtocht liep gevaar afgesneden te worden. Op dien terugtocht trachtte Radetzky door nieuwe wreedheden de plattelandsbevolking schrik aan te jagen; elk dorp dat tegenstand bood, werd zonder genade verwoest. Maar zijn onmenschelijkheid werkte het tegendeel uit van wat zij beoogde: ook op het platteland en in de steden van noordelijk Lombardije werd de opstand nu algemeen. Uit de dorpen trokken troepen jonge lieden onder leiding der geestelijkheid naar de hoofdstad om zich ter beschikking van het Voorloopig Bewind te stellen; Como, Modena, Parma, Brescia en Pavia riepen binnen verloop van enkele dagen hun onafhankelijkheid uit.
| |
| |
Ook naar Venetië was de volksbeweging overgeslagen; den 20sten Maart werden Manin en Tomasseo door een juichende menigte uit de gevangenis bevrijd; dienzelfden dag ontbrandden de eerste gevechten. Maar hier scheen de Oostenrijksche bevelhebber, om welke reden dan ook, order te hebben een strijd tot het uiterste te vermijden: het garnizoen kapituleerde; zonder bloedvergieten wierpen Padua, Udine, Treviso en de andere steden op het grondgebied der vroegere Venetiaansche republiek het juk af. De gansche landstreek tusschen de Tessino en de Adriatische zee was weldra vrij en met een verlies van 40.000 man aan gevangenen, gewonden en dooden moest het Oostenrijksche leger terugtrekken in den beroemden vierhoek, gevormd door de vestingen Verona, Legnago, Mantua en Peschiera.
Te Milaan was onder de nieuwe machthebbers van het Voorloopig Bewind het zelfvertrouwen als een wonderplant omhoog geschoten; 2500 vrijwilligers werden Radetzky achterna gezonden: dit troepje zou sterk genoeg zijn, meende men, om met het Oostenrijksche leger verder af te rekenen. De meest overspannen plannen kregen een schijn van uitvoerbaarheid: men zou Radetzky vóór hij de Alpen bereikt had afsnijden; Istrië en Illyrië veroveren, wat al niet meer. En toen te midden der algemeene opwinding verluidde dat Piëmont thans werkelijk Oostenrijk den oorlog had verklaard en Karel Albert aan het hoofd van 24.000 man over de Mincio was getrokken, toen overstroomde een vloed van bruisende verwachting alle dammen en dijken, die rede opricht in den mensch.
De tijding van de oorlogsverklaring van Piëmont aan Oostenrijk werd door geheel Italië met uitbundige vreugde ontvangen. Als de eerste gordde de jongelingschap van Toscane zich aan om het leger van Karel Albert te versterken; de studenten en professoren te Pisa gaven het voorbeeld; weldra volgden 6000 man regeeringstroepen waarvan de helft vrijwilligers. Te Rome, waar de spanning der geesten het grootst was, voer door alle klassen een stroom van geestdrift om aan den ‘heiligen oorlog’ deel te nemen. Allen wilden iets offeren op het altaar der Italiaansche eenheid: vrouwen gaven haar kostbaarheden, kardinalen boden het komitee tot uitrusting van vrijkorpsen geld en paarden aan; leden der hoogste aristocratie,
| |
| |
ja der pauselijke familie zelve, kwamen op als vrijwilligers. Geen van de duizenden die zich aanmeldden twijfelde, of de paus zou met hen zijn. Had niet Pius, toen in Februari verluidde dat Oostenrijk op het punt stond den Kerkelijken Staat binnen te vallen, openlijk verklaard dat zoo het hoofd der Christenheid gekrenkt werd, de ontelbare scharen zijner kinderen zouden opstaan om hun vader te beschermen? Niet aan het slot van zijn toespraak Gods zegen over Italië afgesmeekt op het eigen oogenblik, dat iedereen het onmiddellijke uitbreken van den oorlog verwachtte? Het was waar: later, toen het er op aan kwam de pauselijke troepen die naar de noordelijke grens trokken te zegenen, had de paus zich weer dubbelzinniger uitgedrukt, door te zinspelen op het keeren van een dreigenden inval. Maar de liberalen hadden over deze dubbelzinnigheid opzettelijk gezwegen: het was hun alles waard, dat het geloof in den paus-bevrijder ongeschokt bleef. Daarenboven, meenden zij, was Pius reeds te ver gegaan om terug te kunnen; hij zou worden meegesleept in de algemeene vaart.
Ook te Napels ging een sterke ontroering door de gelederen der patriotten. In het licht van het groote gebeuren ginds in het noorden verscheen voor de eerste maal de nationale eenheid vol kleur en leven, een heerlijk beeld dat in de harten vreugde wekte en liefde. Weldra scheepten honderden vrijwilligers onder geleide van de prinses Belgiocosa, vermaard om haar geëxalteerd patriottisme, zich naar Genua in. Zoo sterk was de gemoedsbeweging der scharen die de inscheping bijwoonden, dat van al de honderden kleine booten het groote schip omringend waarop de kruisvaarders weg voeren, één bruisende bede opklonk ‘neemt ons mee, o neemt ons mede.’ En toen het overvolle schip eindelijk het anker lichtte en koers zette naar zee, steeg uit honderdduizend kelen de kreet omhoog, ‘wij volgen u, spoedig.’
De regeering, nog steeds in vrees voor een revolutionaire uitbarsting, durfde den volkswil niet dwarsboomen; de koning beval een expeditiekorps van 20.000 man uit te rusten, dat gesteld werd onder bevel van generaal Pepe, den leider der beweging van 1821.
Zoo stonden dan van de Alpen tot aan den Vesuvius talrijke gewapende beroepssoldaten gereed om, gesteund
| |
| |
door geestdriftige vrijwilligers-scharen, de Oostenrijkers van het Italiaansche grondgebied te verdrijven. Het Sardinische leger alléén werd geschat op 72.000 man goed bewapende en gedisciplineerde troepen; de Lombardische, Venetiaansche, Toscaansche, Romeinsche en Napolitaansche kontingenten zouden zich daarbij aansluiten. Het scheen onmogelijk dat Oostenrijk, dat in de stuiptrekkingen lag van den burgeroorlog, een zoo sterke macht kon weerstaan. Italië zou zich bevrijden, geheel uit eigen kracht zou het zich bevrijden, zonder de hulp van vreemde staten; paus Pius zou zijn geestelijke leider zijn, Karel Albert zijn zwaard.
Dit was de algemeene verwachting, - hoe smadelijk werd zij teleurgesteld! Onder den glanzenden schijn van enthousiasme, eensgezindheid en strijdlust was veel zwakheid verborgen; niet uit eigen kracht was het juk afgeworpen; de vrijheid, op den wassenden vloed der Europeesche revolutie aangedragen, zou weer weggespoeld worden door haar eb.
De strijd tegen Oostenrijk begon voorspoedig; de vereenigde Piëmonteesche en Toscaansche troepen, die zonder verzet den vierhoek waren binnengerukt, behaalden verschillende voordeelen; zelfs slaagden zij er in de vesting Peschiera te vermeesteren. Op het bericht van dit succes was de vreugde door geheel Italië groot, overal werden Te-Deums gezongen; alle steden prijkten in feestelijke verlichting. Maar de verovering van Peschiera bleek het hoogtepunt van den oorlog, de teruggang begon onmiddellijk daarna.
Hij begon, nog voor militaire tegenslagen Italië beukten, met het verraad van den paus. Deze verbrak einde April zijn sfinxachtig zwijgen en verklaarde in een encycliek, dat hij het Duitsche volk den oorlog niet aan kon doen, daar uit kracht van zijn verheven apostelschap alle volken zijn kinderen waren, hem allen gelijkelijk lief. Hadden zijn troepen de grens overschreden, dan was dit tegen zijn bevelen geschied.
Deze verklaring verwekte groote ontsteltenis. Het ergst bleken haar gevolgen te Rome; den Romeinschen vrijwilligers en hun nabestaanden ontviel opeens de pauselijke sanctie, die hun sterkste steun was geweest. In die dagen stierf de waan dat een paus de vader kon zijn der vrij- | |
| |
heid. Het volk kwam in beroering, oploopen vonden plaats waarbij eenige vrouwen, familieleden der uitgetrokken vrijwilligers, gekwetst werden. Het ministerie trad af; de liberale leiders, die met den paus als met de hoofdfiguur in hun spel hadden gerekend, wisten niet wat te beginnen. Zij voelden de patriottische bezieling rondom verflauwen, weifeling en tweedracht de gelederen binnensluipen. En of Pius, door de uitwerking van zijn woorden zelf verschrikt, deze door nieuwe uitlatingen trachtte te neutraliseeren: het kwaad was geschied en kon niet meer ongedaan worden gemaakt.
Te Napels had de reaktie zich onmiddellijk op de pauselijke verklaring als op een reddingsplank geworpen: haar agenten kolporteerden de encycliek onder de volksmassaas en hitsten deze als vanouds tegen de patriotten op. Weldra voelde de kontra-revolutie zich sterk genoeg voor den aanval; half Mei, het tijdstip, dat de koning den eed op de Konstitutie zou afleggen, werd daarvoor bepaald. De liberalen zagen het noodlot naderen, maar konden niets doen om het af te weren; 20.000 fanatiek-koningsgezinde troepen stonden gereed elke poging tot opstand te dempen; vooral de lijfgarde en de Zwitsers hunkerden om de vernedering, den koning in de Februari-dagen aangedaan, te wreken. De 15de Mei werd een dag van verschrikking, kwartier werd niet gegeven, honderden gevangenen werden afgemaakt. Met den avond kwamen de lazzaroni opzetten uit hun sloppen en stegen, begeerig naar wellust van plundering en moord. Den ganschen nacht door woedde de pogrom; de soldaten staken geen hand uit om aan de uitspattingen een einde te maken; de Fransche oorlogsschepen op de reede, waarvan de liberalen bescherming hadden gehoopt, bepaalden zich tot een platonische demonstratie. De konstitutie bleef nog een poosje op papier bestaan, maar dit was niets dan een wreede scherts der reaktie: de liberale partij was verpletterd, het absolutistisch-klerikale regiem sterker dan ooit. Weldra werd nu ook het expeditie-korps teruggeroepen; tevergeefs deed generaal Pepe een poging om de onder zijn bevelen staande troepen voor de nationale beweging te redden; enkel een kleine macht vrijwilligers volgde hem op Venetiaansch gebied.
Intusschen was zoowel de militaire als de politieke
| |
| |
positie van Piëmont steeds slechter geworden. In Lombardije werd de Voorloopige Regeering verlamd door tweedracht. De aristokraten wenschten onverwijlde samensmelting met Piëmont: zijn sterke monarchie, zijn machtige adel, zouden in den nieuwen staat een tegenwicht vormen tot de overmoedige burgerlijke demokratie van de Lombardische steden. Daarentegen agiteerden Mazzini en zijn aanhangers voor de bijeenroeping van een al-Italiaansche konstituante. Een referendum, einde Mei gehouden, verklaarde zich met groote meerderheid vóór de annexatie bij Piëmont, maar de republikeinen lieten zich hierdoor niet ontmoedigen. IJverig zetten zij hun propaganda voort, in de eerste plaats onder de soldaten. Dezen, die ook van reaktionaire zijde voortdurend bewerkt werden, voelden zich naar twee tegengestelde richtingen getrokken; het onvoorwaardelijke enthousiasme der eerste dagen maakte plaats voor een weifelmoedigen, ontevreden geest.
Bij de politieke moeilijkheden kwamen de militaire. Na den afval van Midden- en Zuid-Italië kreeg Sardinië, enkel door Venetië en Lombardije gesteund, den geheelen last van den oorlog te dragen; in snel handelen en vermetel doortasten lag de eenige kans op redding. Nu dit niet geschiedde verschoven de militaire machtsverhoudingen bij den dag meer ten gunste van Oostenrijk. Half Juni stond het Sardinisch-Lombardische leger nog altijd werkeloos midden in den vierhoek, terwijl een stroom van versterkingen Radetzky voortdurend toevloedde. Einde Juli voelde deze zich sterk genoeg om het offensief te nemen. Met 50.000 man viel hij de 24.000 waarover Karel Albert bevel voerde onverhoeds op het lijf. In den slag bij Custozza werd het Sardinische leger verslagen en tot den terugtocht op Milaan gedwongen. Daar verkeerde de bevolking in doodsangst: niemand had aan de mogelijkheid van den terugkeer der gehate witjassen geloofd; militaire maatregelen ter bescherming der stad waren niet genomen; te elfder ure werd een komitee van verdediging opgericht, dat alle burgers tusschen 18 en 40 jaar onder de wapens riep, maar geweren en munitie ontbraken. Den 5den Augustus bereikte Karel Albert Milaan; in den nacht daarop besloot de krijgsraad de voorwaarden van Radetzky aan te nemen: het leger kreeg twee dagen tijd om den Tessino over te trekken; de bevolking van Milaan zou
| |
| |
ongemoeid worden gelaten en haar eigendommen behouden; hun, die verkozen de stad te verlaten, werd een etmaal toegestaan om te vertrekken. Machtelooze toorn schoot in het arme volk omhoog tegen de Piëmonteesche verraders, die het zonder een schot te lossen aan zijn oude wreede meesters overleverden. De radelooze menigte deed een poging barrikaden op te werpen; verontwaardigde eenlingen trachtten het koninklijk paleis binnen te dringen of schoten hun geweren door de vensters af. Maar dit waren ijdele wanhoopsdaden, zij konden het noodlot niet afwenden van de stad.
Terwijl den volgenden dag, 6 Augustus, de Oostenrijksche soldaten Milaan aan de eene zijde met trotschen overwinnaarstred binnentrokken, stroomde aan de andere een eindelooze stoet sombere mannen, angstige vrouwen en weenende kinderen ter poorte uit. Bijna 100.000 burgers, zegt men, verkozen de onzekerheid der ballingschap boven den terugkeer onder het hatelijke juk der Habsburgers. Dezen schenen niets geleerd te hebben: ondanks de uitdrukkelijke beloften van Radetzky werd de stad geplunderd.
Drie dagen later teekende Karel Albert het verdrag van wapenstilstand, waarbij hij zich verbond zijn geheele krijgsmacht uit het Lombardo-Venetiaansche gebied terug te trekken. Het Sardinische leger viel van nu af aan nog meer ter prooi aan de intriges der kontra-revolutionairen; op de spanning en opwinding der zomermaanden volgde een algemeene ontzenuwing; de desertie nam massale afmetingen aan. Lombardije en Venetië, in den steek gelaten door het overige Italië, konden niet anders dan na een pijnlijken doodstrijd bezwijken, zoo de Italiaansche revolutie niet alsnog nieuwe krachten zoog uit de ontwikkeling der Europeesche. De kansen daarop werden echter steeds geringer.
In Duitschland en Oostenrijk hadden de reaktionaire klassen zich van den schok der Maart-revolutie hersteld en verzamelden zij alreeds hun krachten voor den tegenaanval. En ook in Frankrijk, het land waarop de Italiaansche demokratie haar voornaamste hoop had gevestigd, verliep het getij der volksbeweging meer en meer. De algemeene verkiezingen, tegen den wil der uiterst-linksstaande partijen doorgezet, gaven aan een Nationale Vergade- | |
| |
ring het leven, waarin openlijke en vermomde reaktionairen de meerderheid hadden. Alle pogingen van de socialisten en de arbeiders, om door massale demonstraties den stroom der ontwikkeling weer in revolutionaire richting te stuwen, liepen op versterking van de ‘partijen der orde’ uit. De laatste dezer demonstraties die den 16den Mei gehouden werd en ten doel had gewapende tusschenkomst ten gunste der Poolsche opstandelingen af te dwingen, eindigde met de arrestatie der revolutionaire leiders. Van dat oogenblik af liet de regeering het masker vallen: terwijl zij de arbeiders steeds meer achteruit dreef, nam zij op groote schaal militaire maatregelen; zoodra zij zich zeker van de overwinning voelde, tartte zij de ellendige massaas tot den wanhopigen Juni-opstand, waarin het Parijsche proletariaat verpletterd werd. Zijn verplettering beteekende den val van de uiterste posities door de Europeesche revolutie veroverd; de bourgeoisie van alle landen herademde, het schrikbeeld van het kommunisme werd ijl en dun.
Het volgend voorjaar verbrak Karel Albert, door den toenemenden druk der patriotten gedwongen, den wapenstilstand met Oostenrijk en trok opnieuw over de Mincio. Maar zoowel de nationale als de internationale omstandigheden waren aldoor ongunstiger geworden. Het Sardinische leger, op papier opgevoerd tot 135.000 man, was in moreele kracht en gevechtswaarde sterk achteruitgegaan; de hoofdofficieren en de geheele staf waren tegen de hervatting van den oorlog gekant en voerden openlijk oppositie. De Milaneesche vrijwilligers, wier élan het vorige jaar de geregelde troepen had meegesleept, ontbraken: de bloem der Lombardische jeugd was weggetrokken en zwierf in den vreemde; de massa, geterroriseerd en machteloos, boog onder het juk.
Radetzky beschikte over 100.000 man beproefde troepen; voor een deel dezelfde die in November van het vorige jaar Weenen in bloedige straatgevechten heroverd hadden en het keizerschap hersteld. Aanvankelijk terugtrekken en voorzichtig manoeuvreeren was ditmaal niet noodig: onmiddellijk nadat Karel Albert den wapenstilstand had opgezegd, vielen de Oostenrijkers Piëmont binnen. Het Sardinische leger moest haastig op zijn schreden terugkeeren ter verdediging van het eigen gebied. Gedu- | |
| |
rende dezen terugtocht werd het bij Navarra onverwachts aangevallen en volkomen verslagen: in enkele dagen was de kampagne beslist. Karel Albert deed afstand van den troon ten behoeve van zijn zoon Victor Emanuel, wien geen andere weg openbleef dan die van een vernederenden vrede. Militair overwonnen, ekonomisch uitgeput en zedelijk vernederd was Sardinië, dat daarenboven aan binnenlandsche tweedracht ter prooi viel, in de eerste jaren tot geen nieuwe krachtsinspanning in staat. Oostenrijk nestelde zich opnieuw in Noord-Italië; enkel van de tinnen van Venetië bleef, dank zij zoowel de natuurlijke sterkte der stad als de energieke wijze waarop Manin de verdediging voerde, de republikeinsche vaan nog een poos lang wapperen.
Maar Venetië was niet de eenige, zelfs niet de voornaamste burcht der Italiaansche onafhankelijkheid. Met hartstochtelijker meegevoel en dieper bewondering nog dan op de oude Dogestad waren in deze maanden de blikken der revolutionairen van alle landen gevestigd op Rome, door den loop der gebeurtenissen tot den hoofdpost geworden der Europeesche demokratie. Gedurende den ganschen zomer van '48 had Rossi in den Kerkelijken Staat zijn valsch spel van schijnkoncessies en schijnhervormingen verder gespeeld. De verbittering der demokraten tegen den sluwen volksbedrieger, die allen werkelijken vooruitgang tegenhield, werd grooter en grooter, tot eindelijk de haat, opstuwend door alle harten, de hand wapende van den geëxalteerden enkeling. Het was in de maand November, het parlement stond op het punt geopend te worden. Rossi, bevreesd dat deze plechtigheid het sein zou geven tot onlusten, had een groot aantal carabinieri uit de provincie naar Rome laten komen en hen om het volk schrik aan te jagen op uittartende wijze langs den Corso gevoerd. Toen besloot een jong patriot, wiens hartstochtelijk gemoed als een brandglas den algemeenen toorn in duizendvoudige kracht in zich opving, den man te dooden waar hij geen mensch meer, enkel nog de belichaming der tyrannenmacht in zag. Zijn hand stiet Rossi neer terwijl deze onder het luide gefluit en gejoel van een groep teruggeroepen vrijwilligers, - ‘reduci’ gelijk men ze noemde, - de bordes-treden van het gebouw der volksvertegenwoordiging beklom. In de algemeene ver- | |
| |
warring die op den aanslag volgde wist de dader te ontkomen; pas veel later werd bekend, dat het Luigo Brunetti, de oudste zoon van den beminden volksleider Ciceruacchio was geweest. Toen de liberale leiders werkeloos bleven, stroomden de massaas de straat op en eischten een zuiver-demokratisch bewind. De raadslieden van den paus weigerden, er ontstond groot tumult; gewapende benden bezetten de toegangen tot het Vaticaan en
drongen dit tenslotte binnen. Onder den bijna lichamelijken drang der menigte gaf Pius toe, den volgenden dag echter was hij verdwenen. Als lakei vermomd was de paus gevlucht naar Gaëta, het zomerverblijf van koning Ferdinand van Napels. Van daar uit riep hij officiëel de vier katholieke staten: Frankrijk, Oostenrijk, Spanje en het koninkrijk der Beide Siciliën, tegen de Romeinsche revolutie te hulp.
Te Rome drongen de gebeurtenissen nu snel naar een revolutionaire ontknooping.
Na de vlucht van den paus waren onzekerheid en verwarring nog erger geworden; de algemeene ontreddering maakte dat de macht kwam binnen het bereik der partij, stoutmoedig genoeg om de hand naar haar uit te strekken. De gematigden bezaten deze stoutmoedigheid niet: bevreesd zich te kompromitteeren, wachtten zij lijdelijk de ontwikkeling der dingen af. En nu sloeg het uur voor de republikeinen.
Van Toscane uit, waar hij dien winter de agitatie leidde, was Mazzini op het eerste bericht van de vlucht van Pius naar Rome gesneld. Hij en zijn vrienden bezaten de revolutionaire eigenschappen, die den leiders der gematigden ontbraken: idealisme, doortastendheid, daadkracht, moed. Voor de oogen van het volk steeg het stralend beeld op der Romeinsche republiek, die de wieg zou zijn der Italiaansche eenheid.
Maar de demokratische republiek geproklameerd binnen de muren van Rome; de roode vaan naast de Italiaansche driekleur uitwapperend van de torens der Eeuwige Stad, dat was iets onduldbaars voor de nationale en de internationale reaktie. Het kon niet anders, of de gansche kracht der Europeesche kontra-revolutie zou samenspannen om die vaan naar omlaag te halen. Wat zou het volk van Rome doen, als de aanval zich tegen zijn grondgebied keerde? Zou het demokratische element in
| |
| |
de nationale revolutie dezelfde zwakheid toonen als het dynastieke had getoond in de Lombardische veldtochten van '48 en '49? Of zou de demokratie, wier geest thans voor het eerst gelegenheid kreeg zich te manifesteeren, haar aanhangers weten te bezielen met dappere volharding?
Door het Romeinsche volk was in het vorige jaar, toen het zijn beste zonen naar het noorden had gezonden om in Lombardije te strijden, een ademtocht gevaren van heldhaftigheid, maar het verraad van Pius had zijn geestdriftigen wil toen gefnuikt. Zou het thans een leider vinden zijner waardig, een Held dien het zonder aarzelen kon volgen tot de overwinning of in den dood? Mazzini kon deze held niet zijn, reeds daarom niet wijl hij weinig verstond van de krijgskunst. Van de verdere republikeinsche leiders in Italië kwam niemand hem nabij in prestige en gaven.
Maar er waren andere zonen van het Italiaansche volk, die, door de vervolgingen verdreven, in vreemde streken vol ongeduld het uur hadden gebeid om het zwaard aan te gorden. Sommigen van dezen muntten uit door dapperheid en geestkracht; en één begenadigde was er onder hen, die door zijn stoutmoedigheid, zijn geluk in den krijg, zijn edel karakter en zijn wonderbaarlijke aantrekkingskracht het woord Italië tot een gouden klank in verre landen over den wijden oceaan had gemaakt. En over den wijden oceaan had de faam zijn naam teruggedragen; de Mazzinisten hadden dien verspreid in hun propaganda-geschriften; alle Italiaansche patriotten kenden de schitterende krijgsdaden van den vermetelen guerilla-aanvoerder te land en ter zee, die in Zuid-Amerika gestreden had voor de vrijheid der volken, zoolang er in Italië zelf niet te strijden viel.
Op een avond in Mei '48, in die dagen dat de vrijwilligers uittogen, - de lucht beefde van hartstochtelijke verlangens en aspiraties; een siddering ging door het ontwakende volk, - zat een jong Hollandsch kunstenaar op straat voor een café, geboeid door het schouwspel der af- en aanvloedende menigte, toen een Italiaansch vriend, haastig langs komend, hem in het voorbijgaan toeriep: ‘Heb je het gehoord? Garibaldi komt terug uit Montevideo!’
Een klank van oneindige verwachting lag in de stem die deze woorden sprak.
|
|