De ontgoocheling.
Toen zonk het leven uit zijn duizelende
hoogten, als in een droom wel, naar omlaag,
naar d' angsten en zorgen, de kleingewende.
De koorts van exaltatie die gestaag
de harten had doorgloeid, nam af. Gelijk
een afgrond gaapte, zwart en diep, de vraag:
‘Waartoe? waarvoor?’ Velen die maatloos rijk
gewaand zich hadden, voelden als te voren
hun armoe weer: ach, zij hadden verloren
hun schat, niet wetend hoe. Hun harten flapten
dicht, lage' als vodden in 't versleten lijf.
Er waren velen die de ster vertrapten,
eens gloeiende aan hun borst. Donker en stijf
werd hun droom in hen, een levenlooze.
Maar vergeet hen, zing niet van hen, mijn lied:
zing niet van in de knop verdorde rozen:
zing van die andren, met teedren eerbied....
Te staan in het afbrokkelende leven
als de aarde wegzinkt onder den voet, -
te voele' aldoor dat onophoudlijk zinken
van alles, behalve van d' eigen moed,
en te blijven geven zijn kracht, zijn bloed
in liefde, als moeders hun kindren zoogen
in liefde, al zijn ze ziek: - te late' uit zijn
wonde borsten vele zwakken drinken
kracht, moed, vertrouwe', al doet het nog zoo'n pijn: -
zélf geen zwakheid te kennen, zélf te staan,
een rots, - te warme', een vuur, - een ster, te blinken:
den twijfel van zich te hebben gedaan....
Arbeider, in 't ochtendgrauwen te gaan
naar de koude en morsige fabriek: -
de wangen bloedeloos, het lichaam ziek,
maar 't hart vol sterke, dappere gedachten
en toch vol deemoed, als een bruid opgaat
tot haar bruigom, of als ginge' oude helden
der fabel tot den tweekamp met het dier,
het monster dat zij versloegen en velden, -
| |
zóó te gaan, onverschrokken, sterk en fier: -
heel den dag in te spannen al zijn krachte' om
den zwakke een steun te zijn: - heel den dag
te doen wappren boven de grijze klachten
der moedeloozen uit een heldre vlag, -
en altijd te dragen recht-opgericht
het trotsch gelaat; met overwinnaarsgang
te gaan, als d' aarde onder uw voeten zwicht....
Het jaar heeft veel dagen: het jaar is lang,
en na het eerste kwam een tweede jaar
van dat afbrokkelen en dat verzinken, -
en toen nog een.... Húnner harten blinken
bleef, als van vaste sterren, even klaar.
O heldendom van den arbeid, ge zijt
voor het eerst over d' aarde opgeblonken....
Wat lijkt de roem van allen die zich dronken
een roes aan den bloedigen wapenstrijd
naast den roem, die uw deel is, dun en schril,
- roem van strijders die niemand doodde' of wondden,
niets vernietigden, als de oude zonde
van menschelijke zelfzucht.... 't Hart wordt stil
van eerbied, gedenkend uw stille daden....
In diepten van 't leven daaldet ge neer,
te leggen levens nieuwe fundamenten,
en in die diepten stierft gij.... Blauwe tenten
spant de hemel: d' aarde draagt groene wade',
in haar vernieuwing keert ge eeuwig weer....
|
|