Heldensage(1927)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Moedertehuizen. Toen vonden daar in elke stad de vrouwen die moesten baren, een tehuis gereed; die het betraden, voelden het vertrouwen instroomen tot hun hart; zij leerden bouwen op de liefde, die kameraadschap heet. Wél was hij nog heel arm, de jonge staat der arbeiders, bloedend uit vele wonden, maar rijk genoeg toch voor de broederlijke daad. Wat linnen werd voor elk boorlingetje gevonden, wat brood voor elke voedster. Over het gelaat van veel jonge moeders gleed in die dagen voor 't eerst de glans van stille zaligheid waarmee natuur bewijst haar welbehage' aan 't moederschap en beloont het zware dragen dat het leven bestendigt in den tijd. In den groenen vrede van oude tuinen lagen zij, half belommerd half bezond: lichttintelingen dansten op den grond, een zoete geur wolkte uit de zware kruinen der linden neder. Breed daarachter stond het huis met zijn frissche lichte zalen. Aan de wand was meenge spreuk geschreven van geloof in het broederlijke leven dat kwam. Zijn oogst zouden de kindre' inhalen, [pagina 82] [p. 82] zij zouden eten van zijn geluksbrood. De moeders-van-morgen voelden die woorden dringen diep in hun hart; wie van haar d' oogen sloot leek het, of zij ze in zich zingen hoorde.... En dan droomde zij van de gouden velden waarin haar zoon een goed maaier zou zijn.... Glimlachend wachtten zij hun jonge helden en dapper leden zij de barenspijn. Wanneer het kindje was geboren, bleven zij nog een poos in het veilig tehuis. De gemeenschap beschermde 't jonge leven en aan de moeder werd een weinig tijd gegeven om blij te wezen, eer zij weer haar kruis opnam, het zware kruis dier worsteldagen en te beseffen haar verrijkt bestaan. Maar soms rolde' in die stille luwten aan de donkere echo's der zware slagen daarbuite' en allen werden meegedrage' op de hooge rythmen van 't heroïsch gaan. Vorige Volgende