Jeugdwerk 1884-1892

[p. 59]

III

Zult ge dan altijd uw Profeten dooden,
O Volk? - Een groote wandelt in uw midden,
Een Gods-gezant - En gij, gij blijft aanbidden
Uw fetische'en uw gouden kalf vergoden!

Voelt ge dan niet hoe in zijn ziel moet zwellen
De bittre vrucht van doodelijk-verachten?
Hoe hij de dingen van ùw gunst moet achten
Als 't ijdle spel van holle waterbellen?

Waakt op - en luistert naar zijn stem, en staat
Verbaasd - vlecht lauwers tot een krans, en laat
Verrukking stijgen als een hooge Vlam,

Dàn met berouw en droefheid zonder ende
Dat gij uw konings-zoon niet eer erkende,
Dankt God, dat hij een kind is van uw stam!

8.3.92.