Jeugdwerk 1884-1892(1969)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] IV. Ik heb een graf gegraven, breed en diep Voor wat mijn Liefde was, - want diè is dood. En schreide' ik ook mijn beide oogen rood, Niets is er, dat haar weer in 't Leven riep. 'k Heb mijne Liefd' in 't groote graf gelegd, En waande, dat ik nù bevrijd zou zijn. - Maar 't arme Hart, dat niet verblijd wou zijn, Heeft d' oude droomen nog niet weggelegd. Arm Hart! dat het verstand niet wìl verstaan, En stil geduldig op een Wonder wacht, Nòg voel ik het met luide slagen gaan. En wat haar jong verlangen wakker riep - De Liefde, die 'k soms dood voor immer waan - Zij leeft nog, in mijn Hart begraven diep. Januari 90. Vorige Volgende