Jeugdwerk 1884-1892

[p. 40]

Ik had gedroomd.aant.

Ik had gedroomd van gouden zonnestralen,
Van blauwe lucht en vreemden, wond'ren gloed,
Van bloemen die in purp'ren tinten pralen,
Van weeld'rig groen, door malschen dauw gevoed.

Ik had vertoefd in 't rijk van licht en kleuren
Daar klonk een englenzang uit hoogren sfeer,
Door 't loover ruischte' een stroom van zoete geuren
En kuste zacht het gansche bloemenheêr.

En ik ontwaakte... Vaalgrauw drong de morgen
Door 't vensterluik en spelde' een sombren dag.
Wat leek het leven zwart, vol angst en zorgen
Als 't daar in kille scheem'ring voor mij lag.

De regen ruischte', en viel in dichte stroomen,
De wind blies door de takken, dor en kaal,
O land vol gloed en kleur, land mijner droomen,
Zendt mij een enklen, enklen zonnestraal.

Haarlem 18 Dec: 88