Grondslagen en problemen der nieuwe kultuur in Sowjet-Rusland
(1932)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 131]
| |
VI. Gelukkige jeugd.Lenin heeft de verwezenlijking van het socialisme in de eerste plaats afhankelijk gesteld van de toeneming der produktiviteit van den arbeid boven het door het kapitalisme bereikte peil. In het materialistisch denken valt nu eenmaal de hoofdnadruk op de produktie-faktoren. Dit beteekent echter niet, dat Lenin de beteekenis der psychische faktoren voor het socialisme ontkend heeft. Hoe weinig hij dit deed, bewijst o.a. zijn bekende uitspraak, dat het kommunisme begint bij het punt, ‘waar de massa der werkers een offervaardige gezindheid aan den dag legt, om de produktiviteit van den arbeid te verhoogen.’ Toegepast op de jeugd, beteekent dit, dat zij haar ‘gezicht’, dat is haar aandacht, nu in de eerste plaats op de produktie behoort te richten. Dit is wat in Rusland nu ingescherpt wordt aan de jeugd, van het oogenblik af, dat in het kind het zelfbewustzijn begint te ontwaken. Hier ligt haar taak. In de vervulling van die taak groeien kinderen en jonge menschen in de Sowjet-Unie op, worden zij innerlijk geordend en vinden zij bevrediging. Het is of de geschiedenis het hoofdbeginsel in de Montessori-opvoeding, dat toegewijde arbeid de weg bij uitnemendheid is tot ordening en harmonischen groei der innerlijke krachten, heeft afgeluisterd en daarmee nu een proef neemt op reusachtige schaal. De jeugd, dat is nu in Rusland de kommunistische jeugd. 5 millioen leden telt de Komsomol: volle driekwart van de arbeidersjeugd. Daarbij komen dan nog de sympathiseerenden: de rest telt niet mee. De Pioniers hebhen 3 millioen leden; de Oktober-kinderen 2 millioen. En al die millioenen wordt tot plicht gemaakt het gezicht naar de produktie te richten. De kinderen moeten helpen het vijfjaarsplan te doen slagen. Zij hebben ook hun eigen vijfjaarsplan, ‘het kleine | |
[pagina 132]
| |
plan’, dat zij even toegewijd ter harte nemen, als de volwassenen het groote. Het bestaat uit twaalf ‘artikelen’, twaalf punten van een program-van-aktie, die te samen een geweldige produktie- en kultuurtaak omvatten. Punt 1 luidt: het zoeken naar kalk- en phosphorlagen. Punt 2: het verzamelen van bruikbaren afval, als lompen, touwen, vilt, metaalstukken en beenderen. Elke pionier moet minstens 20 K.G. afval per jaar verzamelen. Punt 4 heeft betrekking op het bouwen van ontvangtoestellen en luidsprekers; punt 5 op het sorteeren en ziften van zaaizaad. Van de andere punten zijn het belangrijkst die, welke den pioniers het verdelgen van schadelijke dieren (marmotten en insekten), het aanleggen van nesten en voederplaatsen, het planten van boomen en het fokken van leghennen tot plicht stellen. Het laatste punt betrekt de pioniers in den strijd tegen het analfabetisme. Roept dit program niet de herinnering op aan de fantasieën van Fourier, die eveneens in zijn phalanstères de kinderen, naar hun aard en aanleg in ‘petites bandes’ en ‘petites hordes’ verdeeld, aan den arbeid voor de gemeenschap wilde doen deelnemen? De weg der russische kommunistische jeugdgaatnietlangs rozen, niet langs een zorgeloos er op los leven, niet langs het najagen van genot. Per jaar veertig pond afval verzamelen en sorteeren, en dan nog al die andere dingen volbrengen: het lijkt een heele prestatie voor kinderen tusschen 12 en 16 jaar. Het spreekt vanzelf, dat al dat werk gedaan moet worden in den vrijen tijd. Het is toch nog maar kinderspel, oefening voor het groote leven en den echten arbeid, zooals de spelen van jonge dieren, zeggen de biologen, een oefening zijn voor de jacht. Voor den komsomoletz en de komsomolka is die echte arbeid begonnen. Het grootste deel der leden van den Komsomol nemen al deel aan het produktieproces. Bijna 25 % der arbeiders en arbeidsters in de groote bedrijven | |
[pagina 133]
| |
waren in 1931 nog geen 22 jaar oud; heden is dat percentage zeker weer aanmerkelijk hooger. Op hun jonge, sterke schouders dragen zij moedertje Rusland door de jaren der ergste ontberingen en moeilijkheden heen. Sterk zijn die schouders door het enthousiasime, de prachtige overtuiging en de ontembare energie der jeugd. Lichamelijk is het geslacht zwak, nerveus door de hooge spanning, die de propaganda onmiddellijk opnieuw opwekt, zoodra zij even dreigt te verslappen, en zonder twijfel ondervoed, al doet men zijn best, het den kinderen zoo goed mogelijk te geven. Maar de geest blijft sterkGa naar voetnoot1). En op dien geest wordt onophoudelijk een beroep gedaan. Zoo aan den eenen kant de jeugd in de Sowjet-Unie een bevoorrechte positie inneemt, op den voorgrond geschoven en min of meer naar den mond gepraat wordt, - zoo wordt aan den anderen kant ontzettend veel van haar gevergd. Komsomolzen nemen een groot aandeel aan de reorganisatie van het onderwijs in polytechnische richting en de oprichting van fabrieksscholen. Zij namen het initiatief tot den ‘kultureelen kruistocht’, die voornamelijk de verspreiding van technische kennis onder de massa's ten doel had, en die tot een nieuwen opbloei van het leekentooneel heeft geleidGa naar voetnoot2). Ook de strijd tegen de kroegen, die tegen de vuilheid der arbeiderswoningen, en die tegen het ongedierte in die woningen, werden tot doel- | |
[pagina 134]
| |
einden van den ‘kultureelen kruistocht’ verklaard. Moet een onderdeel van het Sowjet-apparaat gezuiverd worden van vijandige elementen, hebben in een onderneming bureaukratisme en kliekgeest een gevaarlijke hoogte bereikt, - de jeugd is paraat; aan de Komsomolzen wordt opgedragen, hun ‘lichte kavallerie-brigaden’ (alweer het militaire jargon!) op het orgaan in kwestie, hetzij een staatsbank, een kommissariaat of een opvoedings-instituut, los te laten, om de noodig geachte zuivering uit te voeren. Onbarmhartig gaat de jeugd te werk bij dergelijke kruistochten tegen de vijanden van het nieuwe leven. Zij kent geen genade, immers geen twijfel aan het recht der gezamenlijkheid, zich met alle middelen tegen die vijanden te verweren. En zij behoeft geen speciaal mandaat om een inval te doen in een of ander bureau, het personeel te ondervragen, en de gevallen aan het licht te brengen, waarin ‘vijanden van het kommunisme’ zich in de Sowjetbureaukratie hebben genesteldGa naar voetnoot1). Komsomolzen worden verwacht vóóraan te staan in de anti-godsdienstige propaganda; van de groote campagnes voor het verwijderen van klokken en het sloopen van kerkgebouwen, hebben zij de leiding gehad. Op het gebied der produktie wordt het uiterste van hen gevergd. De ‘stootbrigaden’ in de fabrieken bestaan in hoofdzaak uit leden van den Komsomol. Zij zijn het ook, die vooraan staan, wanneer er in den drukken tijd extra hulp noodig is bij het zaaien en oogsten in de landbouwbedrijven. Men verwacht van hen zoowel nauwgezette studie van de kommunistische theorie en haar toepassing in de Sowjet-Unie, als een stelselmatig streven naar technische- en vakbekwaamheid. Bij dit alles komen dan nog hun organisatorische en militaire verplichtingen. Is de last niet te zwaar, die de russische jeugd op de schouders wordt gelegd? Gaan zij onder die last niet ge- | |
[pagina 135]
| |
bukt? Worden zij geen vroeg-oude mannetjes en vrouwtjes, die, wàt ze ook voor mogen hebben op de jeugd van andere landen, dàtgene missen waaraan de jeugd in de eerste plaats behoefte heeft: onbezorgdheid? ‘De russische jeugd is gelukkig’ verzekeren ons in koor haast allen, die de Sowjet-Unie in de laatste jaren bezocht hebben, om het even, hoe hun inzetting tegenover de nieuwe levensvormen is. Wij gelooven hen gaarne. De russische jeugd heeft werk, zij heeft brood; zij kent niet de knauwende zorg om beide; zij ziet een doel voor oogen, waarvoor het de moeite waard is te leven; zij kan daar al haar kracht, haar zuivere geestdrift aan wijden. Zij beseft, hoeveel van haar afhangt, hoezeer de toekomst der gemeenschap aan haar ijver, haar doorzetting, haar moed en bekwaamheid gebonden is. Zij weet, te gelden in de gemeenschap; zij ziet de toekomst dier gemeenschap groots en heerlijk opengaan; zij is zich bewust die te smeden. ‘De kinderen voeren een gelukkig leven,’ getuigt A. Feiler, ‘vervuld van trots, van hoop en groote doeleinden, en van den gloeienden drang, zelf medebouwers te worden aan den grooten dom eener nieuwe menschheid.’ De russische jeugd is gelukkig! Wie kan daaraan twijfelen, die de afbeeldingen van pioniers en komsomolzen bekijkt in tijdschriften of geïllustreerde werken over Sowjet-Rusland. De mond lacht, de oogen lachen; lachen; de uitdrukking der gezichten is haast zonder uitzondering vroolijk, levenslustig en energiek, getuigend van durf en zelfvertrouwen, zooals dit bij jonge sportslui ook uit an dere landen het geval is. Maar deze afbeeldingen zijn geen foto's van sportslui, maar van jonge arbeiders. Al doen zij dan ook ijverig aan lichaamskultuur, zoo is de russische jeugd nog met heel andere dingen bezig, dan met sportieve heldendaden en rekords. De foto's van een troepje jongens- en meisjesleerlingen van de vakschool eener gekollektiviseerde landbouwonderneming, wien door | |
[pagina 136]
| |
den leeraar blijkbaar het funktioneeren van een of ander toestel wordt verklaard, treffen door de gekoncentreerde aandacht der gezichten. Deze hebben iets van de spanning en het innerlijk vuur, die den toeschouwer opvallen in de trekken der studenten en artsen in Rembrandts Anatomische les in het Mauritshuis. In den tijd, dat dit schilderij ontstond, werd de studie der anatomie niet droog of vervelend gevonden, zooals heden doorgaans't geval is. Integendeel: de kennis van het menschelijk lichaam, van zijn bouw en zijn funkties passioneerde in de 16de en l7de eeuw geheele generaties van studeerenden. Door haar kreeg men toegang tot een wonderwereld van het menschelijk organisme, waar vroegere geslachten niets van hadden geweten. De natuurlijke wonderen, die de anatomie hun ontsloot, vervulden de studenten der renaissance-kultuur met religieuzen eerhied en opgetogenheid voor den onpeilbaren rijkdom der schepping. Een soortgelijke opgetogenheid, vermengd met begeerte te begrijpen, staat te lezen op de gezichten der russische jongens en meisjes, wien de bouw eener machine wordt verklaard. Maar de religieuze eerbied is afwezig. Immers, het is niet het geschapene, waar haar vurige weetgierigheid dieper in door tracht te dringen, niet een nietig onderdeeltje van het werk van den grooten Bouwmeester van het Heelal, maar het is het gemaakte, het werk van het menschelijk brein en van menschenhanden. Heden is het in Rusland niet de mensch, en het is ook niet de aarde in haar volheid, of de zon, of het planetenstelsel, waartoe de geestdriftige belangstelling van het opgroeiend geslacht voornamelijk uitgaat; het zijn de gemaakte dingen en de dingen die ze maakten, de machines. Haar geestdrift gaat uit naar techniek en technische wetenschap. Dit is nu ook weer niet enkel het geval in Rusland. Maar hoe ànders is de geestdrift voor de techniek er dan in de kapitalistische wereld, waar immers geen redelijk | |
[pagina 137]
| |
mensch van haar meer de oplossing der sociale vraagstukken verwacht! In Rusland is men overtuigd, dat wetenschap en techniek het leven goed zullen maken voor allen, omdat zij ten bate van allen, van de gemeenschap, worden gebruikt. Daarom beteekent zich in de techniek verdiepen voor hen niet ‘onderduiken in een koude, metalen wereld, waarin de ziel verbloedt’ (Berdjajew). Ook die wereld verwarmt heden nog het besef van den dienstder-gemeenschap. ‘De russische jeugd’, schrijft Hindus, ‘is misschien de gelukkigste der aarde’Ga naar voetnoot1). Hij had, dunkt mij, het ‘misschien’ gerust kunnen weglaten. Waar is de jeugd heden nog gelukkig, behalve in Rusland? Waar vindt zij werk en brood? Waar weet zij, dat op haar gewacht wordt? Waar groeit zij op in een atmosfeer van dapper zelfvertrouwen, van daadkrachtig sociaal optimisme? Waar vindt zij leiders, die haar eerbied inprenten voor arbeid-inkameraadschap als voor de hoogste levenswaarde? Waar geniet zij zooveel zelfstandigheid tegenover ouders en opvoeders en wordt zij tevens met zoo vaste hand gereedgemaakt voor haar taak in de gemeenschap?Ga naar voetnoot2) En ten slotte: waar voelt de jeugd zoo duidelijk deel uit te maken van een geheel, dat gevormd wordt? Waar weet zij met zoo juichende zekerheid dat ‘leven is, daar waar men meehelpt aan die vormgeving’? Wáár elders ‘leeft zij, en helpt zij met alle krachten mee’Ga naar voetnoot3). Dat, wat een toenemend deel van de west- en midden-Europeesche jeugd drijft naar het fascisme: verlangen, verlost te worden van haar innerlijke stuurloosheid, drang, om de verantwoordelijkheid voor de vorming van haar eigen leven, die haar krachten te boven gaat, over te dragen aan een leider en | |
[pagina 138]
| |
dien vol vertrouwen te volgen, omdat in hem een levensbeginsel klaar en vast verpersoonlijkt wordt, - dat alles vindt de russische jeugd in het kommunisme, als het heerschend beginsel van individueel-maatschappelijke ordening. In de eerste jaren der revolutie, toen de oude vormen in elkaar gestort waren en de leer ‘erlaubt ist was gefällt’ door velen als de ware kommunistische vrijheid werd beschouwd, - in die jaren verviel ook het deel der russische jeugd, dat met hevigen, maar vaak blinden drang de revolutie wilde dienen, tot grove losbandigheid. Op het gebied van het sexueele leven verwilderde zij; een deel van haar ging in ruwe uitspattingen en misdadigheid te grondeGa naar voetnoot1). Maar al sedert jaren is men die krisis te boven gekomen: het beste deel der kommunistische opinie protesteerde heftig; oudere, gezaghebbende kommunisten wezen den weg uit het moeras. Maar vooràl de maatschappelijke opbouw zèlf hielp dien weg betreden; hij maakt immers binding noodig op ieder gebied, regels en normen. Hun toepassing brengt wel is waar moeilijkheden en problemen mee, maar het nieuwe ideaal ‘de kollektieve mensch’, die leeft voor de gemeenschap, geeft de richting aan. De dadendrang der jeugd kan uitstroomen in ontelbare kanalen. Die kanalen liggen voor haar gereed, en tevens helpt zij mee, ze verder te graven, steeds verder in het onafzienbare gebied van den ‘maatschappelijken vooruitgang’. Dat prent men haar in. Daaraan te twijfelen, is verraad aan de revolutie. De jeugd denkt van nature simplistisch. Zij ziet geen schakeeringen en erkent de noodzakelijkheid niet van over- | |
[pagina 139]
| |
gangen. In Rusland worden haar fouten verergerd doordat men haar tot simplistisch denken opvoedt, haar leert, dat elk ander denken een dwaling is. Heel het levensland ligt open voor het zoeklicht van het historisch materialisme. Men kan zich vergissen, maar men vindt altijd den éénen weg terug, dank zij de onfeilbare methode. Daarom kan men overal aanpakken, zonder schroom. Gelukkige jeugd! De taken zijn reusachtig. Een wereld moet omgewenteld, een samenleving gevormd worden. Industrialisatie en kollektivisatie zuigen alle krachten op. Er is geen einde te zien aan het werk. En het werk, men vergete het niet, wordt opgevat als een worsteling op leven-en-dood, niet enkel met uiterlijke, maar ook met innerlijke vijanden. Het nieuwe leven komt niet van zelf; men moet het veroveren, ook op zich zelf; de nieuwe mensch moet in zich zelf den ouden mensch overwinnen. Dit heeft men heden reeds erkend, zoo ver is men reeds gevorderd. Hoe vèr is men in Rusland reeds uit boven het naïve geloof aan het luilekkerland, dat op den dag ‘na de revolutie’ zou openbloeien! De werkelijkheid is het beste korrektief voor alle wensch-fantasieën. En haar, àl inniger, kontakt met de werkelijkheid, door den arbeid, is voor de russische jeugd óók het beste korrektief op de simplistischdogmatische denkbeelden over de maatschappij, die men haar inprent. Door dat nauwe kontakt met de werkelijkheid wordt zij in zeker opzicht al reëel-ideëel ingesteld. Bewonderenswaardige jeugd! Niet alleen de gelukkigste, maar ook de gezondste ter wereld, het woord gebruikt in zijn zedelijke beteekenis. Maar.... haar geluk ontspringt uitsluitend uit, en haar moreele gezondheid wortelt enkel in, de sfeer van het vitale leven. Zij kent noch erkent het bestaan van een andere sfeer. Het transcendentale is voor haar als niet-bestaande. Men poogt nu in Rusland te leven ‘bij brood al- | |
[pagina 140]
| |
leen’. Rood brood, zeker, socialistisch brood: daarom, zegt men, is niets anders noodig. Alle menschelijke aspiraties zullen door den opbouw der socialistische samenleving bevredigd worden. En wanneer zij opgebouwd zal wezen? Wanneer het heilige land van industrialisatie, kollektivisatie en mechanisatie veroverd zal zijn op onwetendheid, ikzucht en sleurgeest; - wanneer ook het tweede en het derde vijfjarenplan uitgevoerd zullen zijn, en de lange rijen van wachtenden voor de koöperatieve winkels verdwenen; - wanneer de normen van het verbruik tot het drievoudige gestegen zullen zijn; - wanneer Awtostroj en Traktorostroj en Magnitogorsk en Dnjepr-kombinaat en tal van andere reusachtige industriekomplexen met vreemde namen vol barbaarsche sonoriteit, tot in het hart van Azië toe, zullen zijn verrezen, en het ideaal van Lenin ‘heel Rusland één fabriek en één kantoor’, vervuld zal zijn, - wanneer sociale idealen, nu schitterend in den gloed, die het heroïsche hart zélf omhoog zendt, verwezenlijkt zullen zijn, zooals elk ideaal dat wordt, stuksgewijze, en door die verwezenlijking van een glans, waar enkel de toekomst den mensch in verschijnt, beroofd; - wanneer men in Rusland ervaren zal hebben dat de natuurwetenschap, ook dàn wanneer zij in dienst der gemeenschap staat, den diepsten drang van het hart niet kan bevredigen, en alle wonderen der techniek zijn honger niet stillen, - wat dan? Dan zal de jeugd van heden verbruikt zijn in den strijd voor het nieuwe leven; een andere generatie zalopgroeien in Rusland, en zij zal anders gericht zijn. Dat, wat de jeugd van heden meesleept en verrukt, zal haar dagelijksch brood geworden zijn. De techniek zal haar niet langer betooveren: zij zal met de machine, met den traktor, met de elektriciteit zijn opgegroeid. Zij zal niet meer bezeten worden door den wil-tot-arbeid; immers hij zal | |
[pagina 141]
| |
niet meer het heroïsch avontuur zijn, dat aan het leven zin en inhoud geeft, niet meer de heroïsche worsteling, om nood te verkeeren in overvloed. Want de nood zal vergeten zijn en er zal overvloed heerschen.... Wat zal in die toekomstdagen de jeugd in beweging brengen? Welken droom zal zij willen realiseeren? Tot welke sterren zal zij opzien? Wij weten het niet. Wij kunnen het zelfs niet gissen. Wellicht zal datgene, waar de jeugd van nù in Rusland haar kracht aan wijdt, alles waarin voor haar de hoogste levenswaarden belichaamd zijn, aan een volgende generatie kinderspeelgoed toeschijnen. Hoe dit echter ook zij, heden strijdt de russische jeugd voor de verheffing van vele millioenen menschelijke wezens uit sociale ellende en barbaarsche zeden. Zij strijdt, om een produktiestelsel op te bouwen, waarvan de vruchten nog wel niet aan allen in gelijke mate ten goede komen, maar dat het gerechtigheidsgevoel toch meer bevredigt, dan het kapitalisme ooit heeft gedaan. Zij strijdt voor een maatschappelijke orde, die verworteld is in het gemeenschapsgevoel. Het besef daarvan maakt haar gelukkig en zedelijk-gezond. Zelfverdieping in psychologische problemen kent zij niet; maar ook geen onvruchtbaar ‘grübeln’. Van intens geestelijk leven, zooals een niet klein deel der duitsche jeugd dat leidt, is bij haar geen sprake, - hoe zou het anders kunnen zijn, daar waar zij elke metafysische verworteling der levensproblemen ontkent? Daarbij wordt zij heden nog te sterk in beslag genomen door den ekonomischen nood en den ekonomischen opbouw, dan dat haar belangstelling zich sterk op geestelijke vraagstukken zou kunnen richten. Maar haar honger naar kennis is, hoe eenzijdig georiënteerd ook, onverzadelijkGa naar voetnoot1). | |
[pagina 142]
| |
In de russische jeugd zijn geen sociale kloven en scheuren. Fabrieksarbeiders en studenten vormen eenzelfde sociale groep, met eenzelfde levensbeschouwing en eenzelfde levenswijze. De jonge komsomol-arbeider volgt ijverig politieke en ekonomische kursussen; wellicht zal hij morgen plaats nemen op de banken der akademische gehoorzaal. De student is een proletariër, die zich niet onderscheidt van het proletariaat in het algemeen. ‘Hij maakt geen erg jeugdigen indruk, ook is hij niet verintellektualiseerd; hij is in hoofdzaak arbeider gebleven, een arbeider, die slechts tijdelijk de machine of den ploeg heeft verwisseld met teekenmateriaal en boeken.’ ‘Wanneer's avonds de studenten uit een hoogeschool stroomen, met hun verfomfaaide petten en hun oude kaalgeworden jassen, zou men kunnen denken, voor de poort van een of andere fabriek te staan’Ga naar voetnoot1). Zoo werkt de praktijk van het leven in Rusland aan het dempen van de eeuwenoude kloof tusschen handen- en hersenarbeid. Men heeft den weg er toe betreden, door den handenarbeid in het centrum van het maatschappelijk leven te plaatsen. En zeker draagt ook het feit, dat die kloof gedempt wordt, er toe bij de russische jeugd gelukkiger en harmonischer te maken. In haar, met haar, groeit de sociale gelijkheid. Op haar wijze worstelt zij met de problemen van het nieuwe leven. Die worsteling is vaak zwaar. Haar uitbeelding vindt men in den jeugdroman der laatste jaren. Een jonge kommunistische vrouw, Wassiliewna, gaat volslagen op in den politieken en organisatorischen arbeid | |
[pagina 143]
| |
in het komsomol-komitée. ‘Op liefde’, meent zij, ‘heeft de komsomol geen recht; in zijn of haar leven moet de liefde de kleinst mogelijke rol spelen.’ En daar zij niet ascetisch wil of kan leven, geeft zij zich teugelloos over aan dierlijke drift. Haar tegendeel is Maroesja, die na haar huwelijk met een kameraad uit den Komsomol weldra geheel en al opgaat in de verzorging van huis en haard. Noch den eenen noch den anderen weg wil Panja gaan, Zij en haar geliefde Mitja streven naar harmonische vereeniging van het liefdesleven en de plichten tegenover de gemeenschap. Maar Mitja laat haar in den steek, als hun eerste kind geboren moet worden. Het konflikt tusschen het moederschap en het verlangen naar maatschappelijken arbeid dreigt haar te verteren. Zij is op het punt te bezwijken, wanneer het kind sterft: een oplossing door het toeval, die géén oplossing isGa naar voetnoot1). Werkelijk tragisch wordt de jeugdroman, wanneer hij figuren uitbeeldt die in de eerste jaren der revolutie als helden hebben gestreden, maar te kort schieten in de periode van den opbouw, omdat in hen te veel onverteerd bleef van den ouden mensch met zijn ongedisciplineerdheid, zijn egocentrisme. Zulk een figuur is Pedro uit ‘De Cel’ van Boris Gorbatow, die tegenover zijn jongeren broer Maxim de vaan hijscht van het verzet tegen de eischen van de ijzeren discipline en de zelftucht. Een oogenblik lijkt hij te zullen triomfeeren. Maar Maxim overwint: ‘Je bent een schurk, Pedro. Je zuipt. Hoe zie je er uit! Smerig, beschonken. Ziet een komsomoletz er zoo uit? Je hebt de revolutie verzopen. Wat zou men met je gedaan hebben aan het front, zeg? Je zoudt gefusilleerd zijn.’ Niet alle helden van den burger-oorlog zijn geschikt voor de discipline van den arbeid. Wie zich daarin niet kan schikken, wordt ter zijde geslingerd. En elke komsomo- | |
[pagina 144]
| |
letz moet bedenken, dat hij een vertegenwoordiger is van de kommunistische jeugd en een voorbeeld moet zijn voor alle jongeren. Natuurlijk worden ook de tegenstellingen tusschen de oude en de nieuwe generatie en de daarmee samenhangende konflikten uitgebeeld. Maar die uitbeelding kan ons niet bevredigen. Wij vinden haar oppervlakkig. Er is immers geen band meer, die beide generaties verbindt; zij verstaan elkaar niet meer. Zij kunnen niets meer voor elkaar zijn. Enkel dan, wanneer de vader den zoon op het terrein van den ‘socialistischen opbouw’ volgt, zooals in de novelle ‘Poroda’ van A. Isbach, kunnen zij, ondanks alle verschillen in wereld- en levenskonceptie, zich met elkaar verzoenen. De oude generatie is onwerkelijk geworden, met heel haar wereld- en levensidealen. Even onwerkelijk, even weinig belangwekkend, als God. Uit de nieuwe levensverhoudingen ontstaan de konflikten, die de russische jeugd als reëel voelt. Hindus geeft er op blz. 157 e.v. van zijn ‘Ontredderde wereld’ eenige voorbeelden van. Hoe moet een roode jeugdgroep staan tegenover een kameraad, die zelfmoord gepleegd heeft? Een goed revolutionair heeft immers het recht niet om een einde te maken aan zijn leven, zoolang hij kan werken voor de zaak. Hoe tegenover een meisje, dat zich voor abortus liet behandelen, zonder haar groep te raadplegen? Een revolutionair mag niets doen, wat zijn gezondheid kan benadeelen: hij of zij moeten hun verplichtingen tegenover de nieuwe maatschappij bovenaan stellen. Een jonge man, atheïst, heeft zich kerkelijk laten trouwen, omdat zijn meisje dat tot een voorwaarde van hun verbintenis maakte. Hoe moet zijn groep handelen? Hem uitsluiten of niet? Een jonge revolutionair is bevriend met den zoon van een Nepman; hij heeft zelfs een geschenk aangenomen van den vader van zijn vriend. Had hij dat niet hehooren te weigeren? | |
[pagina 145]
| |
De russische kommunistische jeugd, die door buitenstaanders losbandigheid wordt verweten, is in werkelijkheid puriteinsch gezind. Althans haar beste deel is dit. Zij heeft het gevoel, te leven in een belegerde vesting: men moet hard zijn, voor anderen, maar ook voor zich zelf. Men mag niet denken aan zich zelf; men moet denken aan de gemeenschap. Ook in de meest persoonlijke aangelegenheden moet haar dienst op den voorgrond staan. Of inderdaad het ‘nieuwe rijpe Wij’, of de broederlijke gemeenschap in Rusland wordt opgebouwd, daarover kan men heden nog niet oordeelen. Maar dat het beste deel der jeugd gelóóft dat het opgebouwd wordt en leeft volgens dat geloof, staat vast. Zou dit niet het essentieele verschil zijn tusschen de russische jeugd en die van buiten Rusland, dat in de kapitalistische landen naar dat geloof te leven voor de overgroote meerderheid der menschen bijna onmogelijk is, doordat het leven op een ander beginsel is ingesteld? Zou dit misschien de oorzaak zijn, dat de jonge Rus in vele gevallen het waarom, de eigenlijke portée van een vraag niet meer begrijpt, die aan den niet-Rus van het grootste belang toeschijnt?Ga naar voetnoot1) Zou dit langs elkaar heen vragen misschien de proef zijn op de som, dat inderdaad in Rusland een waterscheiding overschreden is? |
|