Grondslagen en problemen der nieuwe kultuur in Sowjet-Rusland
(1932)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 70]
| |
IV. Mechanische elementen in de wordende kultuur.Het moderne kapitalisme vraagt met betrekking tot den mensch enkel, in hoever hij dienstbaar gemaakt kan worden aan het voortbrengen van winst. In mechanisatie, rationalisatie en specialisatie, alle drie tot het uiterste opgevoerd, ziet de kapitalistische ekonomie slechts middelen om de produktiekosten te verlagen en de winst te verhoogen. Welke gevolgen dit alles heeft voor de arbeiders, laat haar te eenenmale koud. Ook dan, wanneer aan den psychologischen faktor aandacht wordt geschonken, is dit alléén omdat de ervaring heeft uitgewezen, dat volledige verwaarloozing van dien faktor het rendement verlaagt. In Sowjet-Rusland is de ekonomie niet langer kapitalistisch. Het meer-produkt, dat de arbeiders voortbrengen, komt niet aan een klasse van ondernemers - immers deze bestaat niet langer - ten goede, maar aan de geheele gemeenschap, - in de eerste plaats aan de arbeiders zelven, die in die gemeenschap de dragers der politieke macht zijn, de ‘heerschende klasse’. Dit is de theorie. De praktijk stemt daarmee in zooverre overeen, dat de arbeiders inderdaad tegenover andere sociale groepen tal van voorrechten genieten, materieele zoowel als kultureele. Hun wordt voortdurend ingeprent, dat zooals de staat, ‘hun’ staat is, zoo ook het produktie-apparaat hun behoort, dat de fabrieken en machines hun eigendom zijn, dat het voor hen zelven is en hun kinderen, dat zij werken en dat alle offers die zij nu brengen, hunzelven voor een deel, en voor een grooter deel aan hun kinderen, ten goede zullen komen. Men leert hun, die offers te zien als noodzakelijk tot het bereiken van het socialisme, en even trotsch te zijn op hun magerte, hun verschoten kleeren en gelapte laarzen, als | |
[pagina 71]
| |
soldaten, die in den oorlog waren, trotsch zijn op hun litteekens. En daarbij: het is nog slechts een vraag van enkele jaren. Dan zijn overal de machines in bedrijf, die den menschelijken arbeidslast voor een groot deel overnemen, dan zal de produktie zoo overvloedig zijn, dat er voor allen van alles ruimschoots genoeg is. De leidersgroep, die dit alles dag aan dag den massa's inprent, heeft geen geldelijk belang bij de uitvoering der gekollektiviseerde industrialisatie. De russische kommunisten zijn, evenals de vroegere japansche Samurai, een aristokratische orde, die zich door vrijwillige armoede en een zekere mate van ascetisme tegen de verleidingen der wereld pantsert, voor zoover die verleidingen in de Sowjet-Unie nog bestaan. Maar zij zijn met alle vezels van hun denken en willen saamgegroeid met het welslagen van de gekollektiviseerde-geïndustrialiseerde planmatige produktie in den kortst mogelijken tijd. Dat welslagen beteekent voor hen - de verwerkelijking van de idee, die hun veel dierbaarder is dan hun leven. Het beteekent verder het behoud van hun invloed, hun politieke macht en hun geestelijk prestige. Falen beteekent kort en goed - de katastrofe. In dezen zin kan men zeggen, dus met uitsluiting van de materieele beteekenis van het woord, dat de heerschende groep absoluut belang heeft bij de uitvoering van het eerste vijfjaarsplan - en niet minder van het volgende - in den kortst mogelijken tijd. Dat zij dat belang vereenzelvigt met het heil der gemeenschap, behoeft haast niet gememoreerd te worden: het ligt nu eenmaal in de menschelijke natuur dit te doen. Dat zij zichzelven gerechtigd acht - ja en ook verplicht - de produktie aan te jagen met alle mogelijke middelen: dwang, geweld, belooningen, beloften, overreding, suggestie, evenmin. Maar is dit onjuist? Zijn de leiders niet inderdaad gerech- | |
[pagina 72]
| |
tigd en verplicht, de massa aan te drijven tot arbeid in dienst van planmatige geïndustrialiseerde en gekollektiviseerde produktie, al toonen ze zich naar ons oordeel te hardhandig? Het is immers wáár, dat de arbeidsmiddelen aan allen behooren en het arbeidsprodukt aan allen ten goede komt? Is de heerschende groep iets anders, dan het denkende brein en de besturende hand van het ontzaggelijk lichaam der Sowjet-Unie? Kan dat lichaam in den grond iets anders willen dan zijn eigen heil? Is de K.P. niet de wijze mentor die, zoolang het russische volk nog niet rijp is om zijn ware heil te begrijpen en naar dit begrip te handelen, het voorgaat op den goeden weg? Zeker is dwang geen socialistisch ideaalmiddel, maar bij de opvoeding van een volk van 160 millioen menschen tot kollektieve arbeids- en levensvormen is eenige dwang onontbeerlijk. Bewijst niet het onmiskenbaar arbeids-enthousiasme van de arbeiders en vooral dat van de jeugd, dat de massa's beseffen: ‘wij werken voor ons zelven; wij bouwen aan ons eigen huis’? Bij de beantwoording van deze vragen zou veel te zeggen zijn over de verhouding tusschen sowjetstelsel en diktatuur. Maar dat behoort tot het gebied der politiek; het ligt buiten het bestek van dit werkje. Ik wil er mij toe bepalen, te wijzen op de werkingen der centralisatie in het ekonomisch leven en op de verhouding tusschen leiders en massa's. De diktatuur brengt van zelf een hooge mate van centralisatie mee; tot aan de periode van het vijfjaarsplan was deze echter in het ekonomische leven nog verre van absoluut. De verschillende staatshedrijven werkten op eigen initiatief; de bedrijfsleiders droegen een zeker risiko; zij konden een zeker initiatief ten toon spreiden; subsidies werden door den staat slechts bij uitzondering verstrekt. Pas toen tot de uitvoering van het eerste vijfjaarsplan werd besloten, werd de staatsindustrie in haar vollen omvang gecentraliseerd. Van toen af aan gold | |
[pagina 73]
| |
voor de bedrijfsleiders nog slechts dit ééne gene gebod, de produktiecijfers van het plan te bereiken. Zij waren moreel gedwongen, de produktie op te jagen, de kwantiteit te vermeerderen ten koste van alles, - van de kwaliteit allereerst natuurlijk, en óók van de betrekkelijke gelijkheid der loonen en van de overblijfselen der zelfbepaling-vande-groep, die de arbeiders nog uit het eerste tijdvak der revolutie gered hadden. Dat absolute centralisatie van het bedrijfsleven en zelfbepaling-van-de-groep elkaars antipoden zijn, behoeft niet aangetoond te worden. Men hoont in Rusland het westersch begrip van vrijheid, als een individualistisch begrip, dat afstamt uit de liberale ekonomie. Hiervoor is inderdaad iets te zeggen; dat veel van datgene, wat door den West-Europeeschen intellektueel en arbeider als ‘persoonlijke vrijheid’ voor onmisbaar wordt gehouden, in een gekollektiviseerde maatschappij-orde verdwijnen zal, lijkt mij zeker. Hier steken wij allen nog diep in de klein-burgerlijke veroordeelen, en het russische begrip van vrijheid als iets gemeenschappelijks, kondigt den dageraad van een hoogere ontwikkelingsfase aan. Wil echter de gemeenschappelijke vrijheid reëel zijn, dan moet zij verworteld zijn in de zelfbepaling van iedere groep, iedere kleine gemeenschap die gezamenlijk werkt of woont of beide doet. En dan moet de groote gemeenschap uit de federatie dier groepen worden opgebouwd, zooals het Radenstelsel dit oorspronkelijk wilde. Alleen door een zoodanige ordening blijft de massa haar eigen wil beheerschen; alleen dáárdoor is het waariijk haar eigen wil en geest, zijn het haar eigen aspiraties welke die ordening bepalen, opbouwen, verrijken, veranderen. Door centralisatie vervreemdt de massa op onherstelbare wijze van haar eigen wil, - en in des te erger mate, hoe vollediger die centralisatie is. De groep vindt dan geen mogelijkheid, om haar wil te doen binnen dringen in het formidabele | |
[pagina 74]
| |
apparaat, dat tegenover haar werd opgericht en haar zijnen wil oplegt. De middelen die haar daartoe ter beschikking staan, zijn in verhouding tot dat apparaat belachelijk zwak. Zij worden nòg zwakker, wanneer achter dit apparaat de staat oprijst met zijn geweld- en dwangmiddelen, zijn politie en zijn leger, zijn gevangenissen en koncentratiekampen. Niet de arbeiders hebben in 1927 besloten, heel Rusland binnen enkele jaren met fabrieken, hoogovens, elektrische centralen, enz. te overdekken. Niet de arbeiders hebben besloten, dat men met de zware industrie zou beginnen en de verbetering van de outillage der lichte nijverheid uitstellen tot na de voltooiïng van het eerste plan. En niet de arbeiders hebben, uit eigen vrijen wil en uit redelijk inzicht, nadat met de uitvoering van het plan begonnen was, de termijnen aldoor korter gesteld en de totaal-cijfers aldoor hooger opgejaagd,Ga naar voetnoot1) al zijn er natuurlijk heel wat personeelen van fabrieken, die onder den invloed van de reusachtige propaganda, en aangespoord door premies en belooningen, besloten de voor hun onderneming vastgestelde quota te overtreffen. Het vijfjaarsplan werd den arbeiders van bovenaf opgelegd. En tevens werd het hun voorgesteld als het middel dat zij zelf in de hand kregen, om aan nood en ontbering een einde te maken. Dit scheen logisch. Hoe kàn de planmatige regeling, gepaard met de opvoering der produktie anders dan den leden der gemeenschap ten goede komen, wanneer er geen uitbuitende klasse meer bestaat? De russische arbeiders hebben voor hun revolutie en hun Sowjetstaat offers gebracht, die zonder weerga zijn in de | |
[pagina 75]
| |
geschiedenis. In de kritieke jaren van burgeroorlog en boykot zijn vele duizenden van honger en kou gestorven. Maar die jaren zinken al weg in het verleden; de schooljeugd van heden heeft er geen herinnering meer van. De russische arbeider denkt ‘de periode van den opbouw is sedert een aantal jaren begonnen; het socialisme is op weg, verwezenlijkt te worden - wat zijn de vruchten voor ons?’ Men kan zich, meen ik, de ‘verwerkelijking van het socialisme’, wanneer men deze woorden niet in een geheel ànderen zin gebruikt, dan waarin zij altijd gebruikt zijn, niet anders voorstellen dan als een voortdurende vermindering van nood en armoe, een wellicht langzame, maar toch onafgebroken verheffing van het levenspeil der massa's - een groei van de sociale gelijkheid en de autonomie der groep; een groei ook van kennis en wetenschap, een groote voorwaartsche beweging van den drang naar waarheid, die zoo lang door klassevooroordeelen geknot en door klassescheidingen in zijn bewegingen belemmerd werd, en ten slotte, een toeneming van goeden wil en kameraadschap tusschen de leden der gemeenschappen, waaruit de groote gemeenschap is opgebouwd, een versterking van de Wij-gevoelens in het karakter van een toenemend aantal personen. Het is niet gemakkelijk na te gaan, in hoeverre het vijfjaarsplan, wat deze dingen betreft, een begin van vervulling heeft gebracht, in hoeverre het is te kort geschoten. Maar wij zullen het toch beproeven. Men zou denken, dat het nagaan van den stoffelijken toestand der arbeidersklasse nog de minste moeilijkheden zou opleveren. Maar ook hier stuiten wij onmiddellijk op tegenspraak tusschen verschillende berichtgevers, zelfs tusschen hen, welke de Sowjet-Unie kort geleden in denzelf den tijd bezochten. Eén voorbeeld slechts. De heer Matthijsen, die in het voorjaar van '32 Rusland bereisd | |
[pagina 76]
| |
heeft, laat zich in zijn reisbrieven aan ‘Het Volk’ over den toestand der arbeidersklasse, voor wat het heden betreft, zeer pessimistisch uit. Volgens hem zijn de loonen wel is waar sedert 1926 verdubbeld, de prijzen zijn echter met het drie à viervoudige gestegen. Daarenboven is de verscheidenheid der artikelen met meer dan de helft verminderd en is het veel moeilijker geworden, zich van iets te voorzien. Daarentegen laat I.E.J. Gumbel in ‘de Stem’ van Juli-Augustus veel optimistischer tonen hooren. Wel is waar deed hij zijn indrukken op in Moskou, terwijl Matthijsen uit het zuiden schreef, maar voor wat de verhouding tusschen loonen en prijzen betreft zal dat wel niet zooveel verschil maken. Ook hij vergelijkt de toestanden met die van zes jaar geleden. ‘Het stadsbeeld’, schrijft hij, ‘is belangrijk verbeterd; het aantal bedelaars kleiner dan te Berlijn in den besten tijd. De straten zijn schooner, beter geplaveid; het aantal dronkaards is verminderd. Er zijn minder marskramers met een bak voor hun buik....’ Van de troepen verwaarloosde kinderen is niets meer te bemerken.... De menschen zien er beter uit; meer hemden, meer boorden; beter schoeisel’Ga naar voetnoot1). Alleen was, volgens hem, door den niet-te-stuiten trek van het land naar de stad, de woningnood nog erger geworden. Veel sneller dan de huizen, nemen de menschen toe; zoodat ook de nieuwgebouwde woningen naar Europeesche begrippen onmiddellijk overbevolkt raakten. Wat moeten wij nu van dergelijke tegenstrijdige berichten gelooven? Is de stoffelijke toestand der arbeidersklasse in de Sowjet-Unie gedurende het vijfjaarsplan werkelijk achteruitgegaan? Liet Gumbel zich door een oppervlakkigen indruk tot een te gunstig oordeel verleiden? Ik geloof het niet. Het lijkt mij dat Matthijsen te veel generaliseert met zijn bewering. De verhouding tusschen prijzen | |
[pagina 77]
| |
en loonen is bij lange na niet de eenige faktor, die den toestand der arbeidersklasse bepaalt, zelfs niet de voornaamste in de Sowjet-Unie, waar immers een aanmerkelijk deel van het arbeidersloon den vorm aanneemt van sociale diensten. Onder den invloed van de reusachtig-stimuleerende werking van het vijfjaarsplan, o.a. blijkend uit de opslorping der stedelijke werkloozen door de industrieGa naar voetnoot1), vindt in de arbeidersklasse een groote verandering plaats. Millioenen ongeletterden hebben lezen en schrijven geleerd; honderdduizenden ongeschoolden vakkennis verworven; tienduizenden boeren- en arbeiderskinderen nemen jaarlijks plaats in de rangen der technische kaders. Zeker; de levensstandaard is laag, het leven uiterst sober; waarschijnlijk moet men zelfs, al verzekeren verschillende ooggetuigen, dat ‘na de kinderen de arbeiders er het beste uitzien’, spreken van chronische ondervoeding door het bijna algeheele gebrek aan melk, boter, vet, vleesch, eieren, om van versche groenten en vruchten niet te spreken. Maar desondanks is er geen sprake van sociale ‘Verelendung’ op groot schaal, zooals die zich nu voltrekt in de landen van het kapitalisme. Integendeel: ondanks alles is er sociale stijging, opgang naar beschaving, toeneming van kultuurbehoeften. De toeneming van het aantal arbeiders met hemden en boorden, die Gumbel in het voorjaar van '32 te Moskou troffen, had het twee jaar te voren ook elders reeds Hindus gedaanGa naar voetnoot1). Direkt na de revolutie, schrijft deze, was het bijna gevaarlijk zich met een boord en een das om te vertoonen: enkel de gehate ‘burszjui’ droeg dieGa naar voetnoot2). Tien jaar later begonnen de arbeiders zelf na hun werk, burgerlijke kleeren te dragen, niet anders | |
[pagina 78]
| |
dan hun engelsche en noord-amerikaansche kameraden. In 't algemeen blijken zij, een feit dat te denken geeft, niet immuun voor kleinburgerlijke kultuurinvloedenGa naar voetnoot1). Onder de faktoren, die den toestand der arbeidersklasse bepalen, behooren behalve voedsel, kleeding, woning o.a. ook de sport en de mogelijkheden tot ontwikkeling, waar onder ik niet alleen alle mogelijke klubs en kursussen, de film, de radio, het tooneel, de koncerten, maar ook het reizen reken. Wie een levendig en aanschouwelijk beeld wil krijgen van de vermeerdering van levensvreugde, die de sport (of, beter gezegd, de lichaamskultuur) en de vakantie-reizen naar de bergen, de zee, de groote stroomen, voor honderdduizenden jonge arbeiders en arbeidsters beteekenen, van de enorme verrijking-van-hun-bestaan, die de nieuwe mogelijkheden op dit ééne gebied aan talloozen brengen, die leze het aardige, vlotte boekje van Ella Maillart, ‘Parmi la jeunesse russe de Moscou au Caucase’. Hij zal er beter door begrijpen, wat de revolutie voor de massa's doet en wat haar kultureele werkingen zijn, dan uit vele bladzijden met tabellen en cijfers. Een werkelijke verslechting in de levensvoorwaarden der massa's zien wij in de toenemende verschillen in de loonhoogte tusschen verschillende kategorieën van arbeiders onderling en ook tusschen die der arbeiders, met uitzondering van de meest-geschoolden, en die der technici en ingenieurs. De hooge honoraria, die vele letterkundige en wetenschappelijke schrijvers verdienen, bewijzen eveneens, dat ook in Rusland de geestelijke arbeid finantieel nog zeer bevoorrecht is boven den handenarbeid en dat er van het werkelijk toenemen der sociale gelijkheid door | |
[pagina 79]
| |
nivelleering der inkomsten geen sprake is. Ongetwijfeld is in deze dingen en in den geest die ze mogelijk maakt, sedert het vijfjaarsplan tot uitvoering kwam veel veranderd. De groote behoefte aan technisch-wetenschappelijke leiders en specialisten heeft tot betere betaling hunner prestaties genoodzaakt. De geestesgesteldheid paste zich bij de feitelijke veranderingen aan: de eisch der gelijkheid, die zich onmiddellijk na de revolutie met de grootste felheid doorzette, geldt nu voor kleinburgerlijkGa naar voetnoot1). Maar behalve de ongelijkheid in de belooning van den arbeid, die Rusland met de overige wereld deelt, lijdt men er ook onder de ongelijkheid van prijzen voor dezelfde waren en van de mogelijkheid, zich van die waren te voorzien. Er zijn immers vijf soorten winkels: die van de verschillende verbruiksvereenigingen, die van de staatsbedrijven, die voor buitenlandsche arbeiders en specialisten, de zgn. valutawinkels, en de vrije markt. Tusschen de winkels der verbruiksvereenigingen bestaan ook weer prijsverschillen al naar de kwaliteit der waren, die zij verkoopen. Men koopt er de gerantsoeneerde artikelen tegen tamelijk lage prijzen. Maar in deze winkels zijn de artikelen, die men het meest noodig heeft, suiker b.v., in den regel spoedig uitverkocht. De winkels der vreemde arbeiders en specialisten hebben waren van veel beter kwaliteit dan die, welke voor de Russen zelf bestemd zijn. Ook vindt men er een ruimer keuze van artikelen. De valuta-winkels komen evenmin voor de Russen zelf in aanmerking, daar men in goud of in buitenlandsche valuta moet betalenGa naar voetnoot2). En dan is er de vrije markt, dat wil zeggen de bazars en de straathandelGa naar voetnoot3). Maar daar zijn de prijzen vele malen hoc | |
[pagina 80]
| |
ger, dan in de koöperatieve- en staatswinkels. Toch maakt de arbeider er wel gebruik van, bijvoorbeeld om zijn tekort aan brood aan te vullen. Al deze prijsverschillen komen natuurlijk neer op de bevoorrechting der beter-betaalde russische en der buitenlandsche arbeiders. Maar daarmee is de ongelijkheid niet ten einde; integendeel zij begint pas. In de gewone koöperatieve winkels met hun gesloten distributie moet de arbeider of de arbeidster vaak zeer lang in de file staan, met de kans, dat als hij of zij aan de beurt komen, de begeerde waar uitverkocht ɩs. Maar er zijn bevoorrechte kategorieën, die zich in de staatsbazars of in de winkels voor vreemde arbeiders mogen voorzien van wat zij noodig hebben. Zij behoeven niet in de rij te staan; en daar waar anderen 25 roebel betalen voor een paar laarzen, kosten die hun 9 roebel het paar. Die bevoorrechte arbeiders zijn de leden der stootbrigaden, de oedarniki. Hier openbaart zich een van de bedenkelijke werkingen van het opjagings-stelsel, waartoe het vijfjarenplan gevoerd heeft. Toen men àlles ging zetten op de bereiking der cijfers van het plan, moėst men er onherroepelijk toe komen, aan de meerdere of betere arbeidsprestatie van den oedarnik een materieele extra-belooning te verbinden. Deze ontwikkeling was fataal. Immers, zooals Hindus terecht opmerkt, ‘de materieele belooning is de drijvende kracht van het zakenleven.’ Door de stoffelijke bevoorrechting, die de leden der stootbrigaden genieten, verandert deze instelling van karakter en ontaardt; de oedarniki worden door hun kameraden niet langer bewonderd en gerespekteerd om hun meer dan gewone prestatie, maar benijd om hun betere levensvoorwaarden. Uit het voorgaande blijkt wel, dat het onmogelijk is om op de vraag, of de materieele toestand der arbeidersklasse onder het vijfjaarsplan beter of slechter geworden is, eenvoudig met ja of neen te antwoorden. Er zijn daartoe te | |
[pagina 81]
| |
veel elkaar doorkruisende en gedeeltelijk opheffende faktoren in het spel. Maar dit eene is wel zeker. Door het gedwongen sparen der bevolking werden in enkele jaren tijds reusachtige grond- en bedrijfskapitalen ten dienste der productie gevormdGa naar voetnoot1). Dit was onmogelijk, zonder dat de massa veel ongerief en ontberingen leed. Men vertroost haar echter met het vooruitzicht, dat het gevormde gemeenschapskapitaal weldra onmetelijke rente zal afwerpen. En die rente zal aan de geheele gemeenschap ten goede komen.
Nog moeilijker wordt de beantwoording van de vraag ‘wat bracht het vijfjaarsplan aan de massa der arbeiders’. wanneer we denken aan datgene, wat de westersche proletariër, en vooral de westersche socialist, het hoogste goed acht: de persoonlijke vrijheid. Op dit gebied hebben de russische arbeiders, vooral in de laatste twee jaren, offers gebracht, die in beteekenis de materieele evenaren zoo niet overtreffen. De beroemde redevoering, die Stalin den 25en Juni '31 op een konferentie van Sowjetstaathuishoudkundigen hield, is het program geworden voor een algemeene vernieuwing der methoden in het industrieele leven, die belangrijke gevolgen heeft voor alle bij het produktieproces betrokken kategorieën van werkers. Weg met de oerawnilowka, de mechanische gelijkmakerij der arbeidsloonen, die voor een groot deel schuld is aan | |
[pagina 82]
| |
het onzinnige verloop der arbeidskrachtenGa naar voetnoot1)! Wie heden het tariefsysteem instelt op den grondslag der gelijkmakerij, zonder rekening te houden met het onderscheid tusschen gekwalificeerden en niet-gekwalificeerden arbeid, die breekt met het marxisme en het leninisme, oordeelt Stalin. Behalve ‘leidende arbeidersgroepen’, mogelijkheden tot vooruitkomen, prikkels tot het opstijgen naar de groep der geschoolden, zijn noodig verbetering van de verzorging en de huisvesting, ‘ter bevestiging der arbeiders aan de onderneming’. Weg met de even verderfelijke obeslitschka, het ontbreken van elke verantwoordelijkheid voor de opgegeven taak, voor de machines en werktuigen! Weg met de verwaarloozing der machines door de voortdurende wisseling der arbeiders, die ze bedienen! In zijn rede karakteriseerde Stalin de obeslitschka als ‘de geesel der industrie’, de onwettige gezellin van den ononderbroken arbeidsduur. De logge lichamen der reusachtige industrieondernemingen worden in kleinere onderdeelen gesplitst, het beheer der afzonderlijke ondernemingen aan verantwoordelijke direkteurs opgedragen. Het beginsel der persoonlijke verantwoordelijkheid worde op alle trappen der bedrijfshierarchie op den voorgrond gesteld! Weg met de gelijkvormigheid der arbeidersklasse! Het reusachtig aantal leidende en technische krachten, die de exploitatie van nieuwe produktiegebieden (de Oeral, Siberië, Turkestan) en de ontwikkeling van het spoorwegnet noodig maakt, kunnen bij lange na niet door de hoogescholen en technikums geleverd worden, ondanks de voortdurende uitbreiding van deze instellingen en de invoering van ‘spoed-kursussen’. Ook uit de arbeiders in de bedrijven moet de ‘nieuwe bovenlaag’ gevormd wor- | |
[pagina 83]
| |
den. Plaats voor de begaafden, ook wanneer zij geen communisten zijn! Weg met de slordigheid in de boekhouding der bedrijven, de verwaarloozing van alle ekonomische gezichtspunten bij de produktie. Weg met het weren van partijlooze arbeiders uit de hoogere rangen en met de onhebbelijke behandeling der specialisten! Ook hun goede wil moet worden erkend en beloond. ‘Het produktie-plan is de levende arbeid in de praktijk van millioenen menschen. De werkelijkheid van het produktieplan zijn de millioenen werkers, die aan het nieuwe leven vorm geven. De werkelijkheid van het program zijn levende menschen, zijn wij allen.’ Aldus Stalin. Stalin, die inziet, hoe de weg dien men insloeg nieuwe taken oplegt, naar nieuwe situaties voert, nieuwe problemen schept, die men slechts langs nieuwe wegen kan oplossen. Stalin, die er nadruk op legt dat het menschen zijn, die het plan verwerkelijken, en uitspreekt, dat rekening moet worden gehouden met de psychologische faktoren in de werkenden.... Dit was het nieuwe element in zijn rede; deze eenvoudige waarheden van hoogerhand erkend te zien, daar was men in Rusland aan ontwend. Wat hij zeide kwam er op neer, dat men menschen niet moest behandelen als machines, en dat levende ontwikkeling geen onbewegelijke eenvormigheid beteekende, maar voortdurende differentiatie. De toepassing van zijn rede op de praktijk, beteekende, dit differentiatieproces bewust ondersteunen. Dat gebeurt nu sedert bijna een jaar in Rusland. De arbeidersmassa differentieert zich. Sommigen stijgen omhoog; anderen blijven achter. Wellicht is het de meerderheid, die achter blijft. Een smartelijk denkbeeld, voor hen, voor wien de waan der absolute gelijkheid bekoring heeft. Maar, is differentiatie geen begeleidend verschijnsel van elken kultuurbouw? En dan: is het opstijgen der minderheid tot meer verant | |
[pagina 84]
| |
woordelijk werk, tot meerdere kultureele behoeften, geen vereischte opdat ook de achterblijvende meerderheid, in een langzamer tempo, den weg omhoog betrede? Zeker zal de bewuste ondersteuning der differentiatie veel onrechtvaardigheid meebrengen, veel smart en grievende teleurstelling. In het algemeen echter zien wij haar als een progressieve faktor, een positief kultuurelement. ‘Men moet zich inspannen; men is verantwoordelijk voor zijn taak, voor de machine, de grondstoffen’.... In haar kinderdroom had de arbeidersklasse zich, en niet enkel in Rusland, de verwezenlijking van het socialisme anders gedacht. Het vijfjaarsplan helpt haar, dien kinderdroom achter zich to laten.... Maar er zijn aan de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden in het vijfjaarsplan ook andere kanten. Die ontwikkeling heeft sterkere bindingen van den arbeider aan het produktie-proces gebracht, dan het kapitalisme ze kent. Door de verordeningen van '31 wordt de arbeider ‘vastgebonden’ aan de onderneming, waar hij werkt. Vóór het einde van het vijfjaarsplan, heet het in die verordening, mag hij de onderneming niet verlaten. Wie het toch doet, moet een boete betalen. In sommige gevallen worden zijn rantsoeneeringskaarten eenigen tijd ingehouden, wat beteekent, dat hij zijn levensmiddelen moet koopen op de vrije markt, tot voor hem onbetaalbare prijzen. Wel is waar wordt hieraan nog niet met alle gestrengheid de hand gehouden; het verloop van arbeidskrachten is niet gestuit, de zwerflust der massa's blijkt voor 't oogenblik nog sterker dan de wet, op den duur echter zal de wet de sterkere kracht blijken. Immers achter haar staat de dwingende macht van den staat. Maar niet enkel de arbeider en de arbeidster zijn aan de onderneming, waarin zij werken gebonden; hun kinderen zijn dat feitelijk ook, of, althans, de ontwikkeling gaat in die richting. De jongen en het meisje, die een ‘fabrieks- | |
[pagina 85]
| |
school’ bezoeken, dat is een school annex aan, en behoorend tot, een bepaalde onderneming, worden op die school voor het technisch arbeidsproces in die onderneming voorbereid. Bij het einde van hun leertijd gaan zij automatisch naar haar over. Ditzelfde is het geval voor de studenten aan de technische hoogescholen, die - zooals al meer gebruikelijk wordt - eveneens aan groote industrieele ondernemingen ‘vastgehecht’ (prikrepitj) worden. Al meer wordt de mensch aan het materieele produktieproces ‘vastgehecht’. In de praktijk wordt hij - ondanks Stalins waarschuwing: ‘menschen maken het vijfjaarsplan’, al meer als een aanhangsel van dat proces beschouwd. Maar de arbeiders worden niet alléén met betrekking tot, en gedurende de uren van, hun werk aan de produktiemiddelen en het produktieproces ‘vastgehecht’. Dat proces vormt het middelpunt, waar heel hun lèven om draait. ‘Men bezichtige een fabriek, zooals b.v. de ‘Krasnuj bogatur’, een fabriek van overschoenen in een voorstad van Moskou. Men neemt alles in zich op: de verzorging met grondstoffen, het produktieproces, de loonmethoden, de fabriekskantine, klub, cinema, huisvesting der arbeiders, fabrieksschool, crèche, ziekenhuis, melkverzorging voor de kinderen, alles voor ongeveer 13.000 arbeiders met hun gezinnen, als een voorstad van wellicht 30.000 menschen geprojekteerd. De groote fabriek staat daar als een zelfstandige ekonomische en sociale eenheid; men voelt haast de herinnering in zich opkomen aan het middeneeuwsche ‘grangium’, de ekonomische eenheid, zooals b.v. een klooster die vormde. In deze onderneming gaat het den arheider niet slecht, maar er uit komen wordt al moeilijker. De fabriek voedt zijn kinderen op tot voortzetting van de taak der arbeiders van heden en daarmee van de partij; de fabriek bindt den arbeider, vooral den geschoolden, aan de plaats van zijn arbeid, terwijl zij te- | |
[pagina 86]
| |
vens al sterker op de arbeidstucht drukt. Zeker is de arbeider heer en meester over het produktiemiddel, dat deze fabriek van overschoenen in het geheel der volkshuishouding beteekent. Hij werkt niet om winst te maken voor een partikulieren ondernemer. Maar hij moet maken dat het staatsbedrijf rendeert, en door dit feit, en het daarmee samenhangende van steeds toenemenden druk en dwang, wordt hij, de heer en meester van het produktiemiddel: fabriek van overschoenen met alles wat er bij behoort, tevens voortdurend meer de slaaf van dit produktiemiddel en van hen, die het voor de gemeenschap hebben ingevoegd in het veel-omvattende plan der staatshuishouding.’ Zoo schrijft niet een of ander syndikalist of anarchist, maar een duitsch konservatief geleerde, professor Otto Hoetzsch, een der beste kenners van de sowjet-ekonomie en zeker allerminst een vijand van Sowjet-Rusland. En wanneer wij zijn voorstelling der feiten overdenken, zullen wij in elk geval moeten toegeven, dat het sowjetrussische begrip van ‘vrijheid’ zich met het west-europeesche haast nergens meer dekt. De redeneering van Prof. Hoetzsch klemt nog meer, wanneer wij haar toepassen op de ontzaggelijke fabriekskomplexen en fabriekssteden die nu in Rusland overal in wording zijn. Zij worden gebouwd voor 50.000 à 100.000 menschen. ‘Socialistische steden’, noemt het plan deze reusachtige produktie-eenheden, waarin hetzij verschillende organisch verbonden bedrijven samengevoegd zullen worden, hetzij één enkel gespecialiseerd monsterbedrijf zal bestaan, zooals met Awtostroj, de stad der auto's, het geval is. Hier herhaalt zich op grooter schaal al datgene, wat bij de enkele fabriek geschiedt: de binding der eenlingen, van hun wieg af tot aan hun graf, aan een komplex van instellingen, waarvan de plaats der produktie het centrum en de kern is. In die steden, - géén ‘toe- | |
[pagina 87]
| |
komststeden’, immers in Awtostroj en Magnitogorsk wordt reeds gewerkt en gewoond, al is hun bouw nog bij lange na niet voltooid, - zal ook de kollektivisatie niet meer de belemineringen ontmoeten, die het verleden in de oude steden nog op tal van wijzen opricht. Wel is waar houdt de bouworde der ‘socialistische steden’ nog rekening met het bestaan van het gezin: er worden nog appartementen van twee à drie kamers met eigen keuken en badhokje gebouwd, en elk daarvan kan door een deur van de anderen worden afgezonderd; - maar er wordt toch bij den bouw op gerekend, dat het grootste deel der bewoners hun leven in gemeenschap zullen voeren, samen eten, samen hun kinderen opvoeden, samen studeeren, hun vrijen tijd doorbrengen, enz. Het ‘tehuis’ zal nog slechts de plaats zijn, waar man en vrouw met kortere of langere tusschenpoozen samenkomen, en waar hun kinderen hetzij's nachts bij hen komen, hetzij, zoo ze in de kinderkommune slapen, hen af en toe bezoeken. Men zou den ondoordringbaren nevelwand der toekomst met zijn blikken willen kunnen doorboren, om iets van de vormen te zien, die het leven in die ‘socialistische steden’ zal aannemen. Het afsterven der sociale en ekonomische funkties van het gezin verschrikt hem of haar niet, die weet, dat de inkrimping der gezinsfunkties ook in West-Europa op zijn minst al sedert anderhalve eeuw aan den gang is. Wat in Rusland treft, is, naast het snelle tempo van het proces, de aandrang, die er van bovenaf doelbewust op wordt uitgeoefend. Ook, zoo weldra in de Sowjet-Unie, zooals Hindus dit waarschijnlijk acht, van het gezinsleven enkel een schaduw zou overblijven, ook dàn behoefde dit niet per se een verarming van het leven te beteekenen. Het komt er slechts op aan, ten eerste, of de diepste kern van den gezinsband het verlies van de ekonomisch-sociale funkties overleeft. Waarom zou dit niet mogelijk zijn? Waarom zou de innerlijke rijk- | |
[pagina 88]
| |
dom, die in de, met elkaar eng vervlochten, betrekkingen tusschen man, vrouw en kinderen, besloten kan liggen, zich niet op nieuwe manieren manifesteeren, wanneer de laatste overblijfselen van het gezin als maatschappelijke produktie-eenheid verdwenen zullen zijn? In de tweede plaats echter hangt de vraag, of wat men gewoonlijk den ondergang van het gezin noemt, en wat in werkelijkheid een transformatie van het gezin kàn wo den, in het leven al dan niet een leegte zal achter laten, van het feit af, wat daar voor in de plaats zal komen. Zullen de funkties van het gezin overgenomen worden door den staat, door zijn bureaukratische instellingen? Zal in de ‘socialistische steden’ het centralistisch beginsel de overband krijgen, zal het leven er van boven-af geregeld worden en de kringloop van produceeren-konsumeeren steeds op meer mechanische wijze afgelegd worden? Of zullen, om het reuzenhedrijf, dat de sociale kern vormt, heen, talrijke kleine levens-eenheden ontstaan, kleine autonome organismen opkomen, waarin het leven in duizenden facetten flonkert, tot openbaring komt in duizenden gestalten, allen doorstroomd van zijn warme bloed, allen doortrild van eigen willen en begeeren, eigen liefhebben en bewonderen, allen van eigen vormkracht vervuld? Zóó was het in de middel-eeuwen; door alle levenskringen, alle autonome organismen, pulseerde de geest; van de uiterste periferie stuwde hij zijn golven naar het centrum; de levende kracht dier talrijke kleine gemeenschappen voedde de groote gemeenschap, verrijkte haar en stroomde weer uit tot hen allen. Zou iets dergelijks niet in de Sowjet-Unie nu kunnen geschieden? In haar zet toch niet uitsluitend het centralistisch beginsel zich door? In sommige opzichten wordt het nieuwe leven toch ook in autonomie gegrondvest? Men denke slechts aan de verregaande autonomie op kultuurgebied, die de nationale minderheden er genieten, | |
[pagina 89]
| |
en aan den rijken kultuurbloei, waartoe zij leidt. Professor Hoetzsch heeft het beeld opgeroepen van de grangium, het gesloten bedrijf der middeneeuwen met de daarom heen gegroepeerde instellingen. Maar waarom kunnen wij ons ook niet voorstellen, dat het leven zich meer naar analogie van de middeneenwsche stad zal ontplooien? Wanneer men denkt aan het groote aantal instellingen, waarin het leven in de Sowjet-Unie nu zijn nieuwen vorm krijgt, - te menigvuldig zijn ze, om hier opgesomd te kunnen worden - dan lijkt ons dit laatste allerminst uitgesloten. Mits het aan den levenden geest van kameraadschap, die enkel waarlijk gestalte krijgt in de kleine kultuur- en levensgemeenschappen, waarin men elkaar als menschen nader komt, als menschen lief en leed deelt, en elkaars lotgemeenschap bepaalt, gelukt om den geest van centralisatie, militarisatie en bureaukratisme terug te dringen. Hier treedt de staat op als de driehoofdige hydra, die de gevaarlijkste vijand is van de doeleinden der kultureele revolutie: verrijking van het levens-milieu en groei van de kiemen en geestelijke krachten in allen, in voortdurende wisselwerking. Wanneer men probeert, zich rekenschap te geven van de ontwikkeling der laatste jaren in de Sowjet-Unie, ziet men op elk gebied de centralistische elementen, die tot een dood mechanisme drijven, met den van omlaag opborrelenden drang tot leven, die autonoom zijn vormen schept, worstelenGa naar voetnoot1). Wij zien de gemeenschap in haar vollen omvang op weg, een gedwongen dienstgenootschap te worden, wij zien de ontwikkeling op weg, waardoor men als arbeider of technikus in een bepaald bedrijf wordt geboren, en daaraan voor zijn leven gebonden Wij zien organen, die aanvankelijk tot funktie hadden, hetzij voor de speciale belangen van een onderdeel der gemeenschap | |
[pagina 90]
| |
op te komen, zooals de vakorganisatie, of in bepaalde behoeften der gemeenschap zelfstandig te voorzien, zooals de verbruiksvereenigingen, door den staat opgeslokt worden en in zijn ontzaggelijk raderwerk ingevoegd. Wij zien, hoe door een ‘onbeschrijfelijke overorganisatie’, de verschillende deelen van het reusachtig apparaat langs elkaar heen werken en vaak een beduchtheid voor alle verantwoordelijkheid ontstaat, die zich in niets van het vooroorlogsche regiem onderscheidtGa naar voetnoot1). Wij zien den geest van militaire tucht van het militaire gebied naar alle andere gebieden van het maatschappelijk leven overslaan, steeds meer tot uiting komen in de taalGa naar voetnoot2) en de vormen der opvoeding bepalenGa naar voetnoot3). Wij zien - naar het oordeel van schrijfster dezes, - den reusachtigen produktietoestel zich al meer verzelfstandigen en tegenover de leden der gemeenschap optreden als een onafhankelijke macht. De doeleinden van dit vijfjaarsplan, en die van de volgende plannen, komen los te staan van de idealen van een vrij, innerlijk rijk, in broederschap gevoerd leven, die de eigenlijke doeleinden der Novemberrevolutie waren, zooals zij de kern van elke socialistische beweging zijn. In de sociale atmosfeer, geschapen door het geronk van millioenen motoren, het gedruisch van millioenen vliegwielen, het getik van millioenen schrijf- en rekenmachines, in de jacht waarmee het geraamte van een nieuwen maatschappelijken opbouw haastig-ruw in elkaar wordt getimmerd, in de monsterachtige aanzwelling eener bureaukratie, die altijd en overal de vijandin van menschelijkheid, durf, persoonlijk verantwoorde- | |
[pagina 91]
| |
lijkheidsbesef en geest van initiatief geweest is, in dit alles wordt het geluid van het socialistisch verlangen overstemd, zijn gestalte schijnt aan het gezicht onttrokken te worden en al verder weg te drijven, een bloedelooze schim. Dit alles moèst gebeuren toen men besloot, alle beschikbare energie en alle materieele hulpmiddelen in de eerste plaats op den bouw van een ontzagwekkend produktie-apparaat te koncentreeren. Toen men besloot, terwine der vorming van een zware industrie, ‘de grootste der wereld’, die in hoofdzaak machines en werktuigen voortbrengt, de verbetering der outillage van de lichte industrie, die verbruiksgoederen voortbrengt, en der uitbreiding van deze laatste, nog uit te stellen. Toen men, tenslotte, besloot om het vijfjaarsplan uit te voeren in vier jaar en zich daarmee overleverde aan de daemonen van haastigheid en van het opdrijven der kwantiteit. En wie zij eens te pakken hebben, die houden deze daemonen stevig vast! En toch is er, ondanks dit alles, zonder twijfel in Rusland een sfeer te vinden van geluk en vrijheid als in geen enkel kapitalistisch land, immers van moed en kollektief zelfvertrouwen; een bewustheid, allen te samen naar een grootsch levensdoel te streven, een sfeer van menschelijke kameraadschap óók, ondanks het vele gekijf, de geprikkeldheid en gemelijkheid, slechts àl te verklaarbaar door het gebrek aan kleeding, aan levensmiddelen, aan woningruimte, en het eeuwig moeten vechten om zijn deel te krijgen. Die kameraadschap is de eerste gave vrucht der sociale gelijkheid, der gelijkheid van belangen en aspiraties van de overgroote meerderheid, die heden nog bestaatGa naar voetnoot1). | |
[pagina 92]
| |
Er vindt heden in Rusland binding plaats op ontzaggelijke schaal van eenlingen en sociale groepen aan het produktieproces. Maar er vindt ook, en eveneens op ontzaggelijke schaal, bevrijding plaats uit vroegere gebondenheden, het meest wellicht bij de boeren, ondanks al de hardheid, waarmee de geforceerde, met liefdelooze ruwheid doorgevoerde industrialisatie-kollektivisatie juist hen treft. Er is het proces van het ontwaken tot zelfbewustzijn van millioenen boeren, hun ontwaken tot het besef, redelijke wezens te zijn, die eischen mogen stellen aan de regeering en den moed vinden dit te doenGa naar voetnoot1). Er is de wil om de kinderen, van de wieg af aan, op te voeden tot zelfstandige wezens en tevens den gemeenschapsgeest in hen te wekken en te versterkenGa naar voetnoot2). Er is het geloof aan de mogelijkheid der regeneratie van alle sociaal-minderwaardigen als dieven, dronkaards, verwaarloosde kinderen, prostituées, door verplaatsing in een beter milieu, door arbeid in gemeenschap, door vertrouwen en kameraadschap, en wat meer beteekent, er is de geslaagde toepassing, hier en daar, van dat geloof in de praktijk. Zoo is er overal uitbottend leven, overal opgang tot vrijheid-in-gebondenheid-aan-de-gemeenschap. Zeker, de banden waarmee de individuën aan het produktieproces en aan den staat zijn vastgehecht, worden veelvuldiger en sterker, maar ook de individuën groeien en de individualiteiten nemen in aantal toe. Behalve voor een uiterst kleine minderheid, bestond er tot nu toe geen mogelijkheid voor den Rus, zich als individu te voelen met eigen levensbegeerten, een eigen smaak, een eigen taak | |
[pagina 93]
| |
in het leven. Thans ontstaat die mogelijkheid in Sowjet-Rusland voor duizenden en duizenden, allereerst op het gebied van den arbeid en de kultuur. Het beeld dier evolutie ziet men in de literatuur, waar in de laatste jaren de persoonlijke konflikten en problemen steeds meer de aandacht vragenGa naar voetnoot1). Het is de dwaling van den verindividualiseerden Europeaan, te denken, dat de persoonlijkheid in de bindingen van het kollektivisme niet groeien kan. |
|