Grondslagen en problemen der nieuwe kultuur in Sowjet-Rusland
(1932)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 48]
| |
III. Het russische materialisme.Iedere kultuur, zeiden wij hierboven, is een bepaalde levensvorm, waarin een geestelijk beginsel tot openbaring komt. Het beginsel, dat zich openbaart in de nieuwe russische kultuur, is het dialektisch materialisme. Een kultuurvorm wordt in Rusland gebouwd, die behalve bewust socialistisch, ook bewust materialistisch is. Het materialisme is in het bolschewisme tot een aan het socialisme gelijkwaardig element verheven. Het heeft daarin met het socialisme een onverbrekelijk verbond aangegaan. Laat ons probeeren er ons rekenschap van te geven, wat de konsekwenties daarvan zijn voor den kultureelen opbouw. Die konsekwenties zijn niet, zooals bijna de geheele kapitalistische pers het pleegt voor te stellen, het verval van de zedelijkheid, het toenemen van sexueele ongebondenheid, ruwheid en wreedheid, kortom het wegzinken van de menschheid in een poel van bederf. Ten eerste niet, omdat de ideëele inhoud eener wereld- en levensbeschouwing geenszins de eenige, en vaak zelfs niet de voornaamste faktor is, waar het gehalte der zedelijkheid in eene bepaalde samenleving van afhangt. Ware dat wèl het geval, dan zou het onbegrijpelijk zijn, dat ‘christelijk’ Europa en ‘christelijk’ Amerika in zedelijk opzicht tot in het merg bedorven zijn. En ten tweede omdat van de socialistische idee een kracht uitstraalt, die in de menschen, welke streven haar te verwezenlijken, het gemeenschapsgevoel tot sterker leven brengt. Zonder twijfel streeft heden in Rusland percentsgewijze een veel grooter aantal menschen, zich te bevrijden van ikzucht enikdienst, en slaagt daarin tot op zekere hoogte ook, dan in de kapitalistische landen. De nieuwe russische mensch, in zoover hij ‘bewust’ is, schaamt zich over de driften en hartstochten, die de vroegere eigendomsverhoudingen en alle verhouding van heerschappij-onderdrukking in de mensch- | |
[pagina 49]
| |
heid hebben versterkt, zooals: begeerte naar persoonlijk bezit, machtswil en jalousie. Hij voelt ze alle als atavismen en beproeft ze in zichzelf uit te roeien. De élite streeft in Rusland met hartstochtelijken ernst naar de verwezenlijking van hooge zedelijke idealen, van algemeene kameraadschap tusschen alle werkers, van de opheffing en genezing der sociaal minderwaardigen en sociaal-zieken door de moreele hulp der sterkeren, naar oprechtheid, waarachtigheid en reinheid in sexueele verhoudingen, naar het overwinnen van ruwheid en onbeschaafdheid. Zij streeft naar een aktief zich-voegen van den eenling in het geheel, naar een harmonie in de verhouding individu-gemeenschap, waardoor de eenlingen hunne maatschappelijke verplichtingen als iets even vanzelfsprekends zullen leeren vervullen als adem te halen. Men wil kultuur, dat is levensvorm, en die vorm is enkel mogelijk door zelfbeheersching en zelftucht, door het onderdrukken of het sublimeeren van bepaalde neigingen en driften. Maar, men wil een kultuur opbouwen, die geheel los staat van alle metafisische waarden. Men wil een kultuur, waar het verlangen van den mensch, zich open te stellen voor de krachten van het Oneindige, die tot zich te voelen instroomen en door hen gelaafd, gesterkt, gezuiverd te worden, uit gesneden is. Men metselt alle vensters dicht, die uitzicht geven op de Hoogere Werkelijkheid, om haar voor niet-bestaande te kunnen verklaren. Of wel: men verklaart haar voor een spiegelbeeld van de menschelijke onmacht, de menschelijke afhankelijkheid van natuurkrachten en maatschappelijke machten. Men beschouwt het geloof aan haar als de gevaarlijkste waan, de slaapdrank, waardoor het verzet in den mensch tegen hem onteerende toestanden, tegen onderdrukking, uitbuiting, dienstbaarheid, door de eeuwen werd gesust. In het bijzonder het christendom werkt op de bolschewiki | |
[pagina 50]
| |
even prikkelend, als de roode kleur op sommige diersoorten. Marx en Engels zagen in het christendom enkel datgene, waartoe de officieele lichamen der kerken en koncilies het al te veelvuldig hadden misvormd. Ze keerden zich vol haat tegen een geloof, dat zij als de voornaamste oorzaak beschouwden van de vervreemding des menschen van de sociale werkelijkheid, met haar heel het leven doordringende vertakkingen van menschelijke betrekkingen en verplichtingen, als de hoofdschuldige aan de fatale geesteshouding, die den mensch aftrekt van zijn taak in het sociale leven en hem in alle onrecht en elke gemeenheid berusten doet en daarvoor troost zoeken in een ‘hiernamaals’. De haat, die de stichters van het wetenschappelijke socialisme tegenover het christendom vervulde, had dus zijn oorsprong in de, verkeerde, voorstelling, als beteekende dat Christendom altijd en overalGa naar voetnoot1), een laffe vlucht uit de werkelijkheid en de opvocding tot een dualistische inzetting tegenover de wereld, die ten slotte enkel de heerschende machten ten goede kwam. In Lenin kreeg die haat een nog veel heftiger en verbitterder karakter. Niet alsof Lenin zich enkel in zijn woedende aanvallen tegen den christelijken godsdienst heeft gekeerd! Integendeel: hij heeft ieder geloof aan een metafysische geestelijke werkelijkheid bestreden met een felheid, waaraan, naast zijn sterk revolutionair temperament en zijn opvoeding, zeker ook indrukken van zijn allereerste kinderjaren ten grondslag moeten liggen. Het russische materialisme heeft zich altijd onderscheiden door zijn radikalisme en zijn onstuimigen aanvalslust. Ten deele moeten beide verklaard worden uit de politieke en sociale russische werkelijkheid, uit de innige verstrengeling van de kerk met de alle geestelijk leven onderdruk- | |
[pagina 51]
| |
kende autokratie en haar ontaarding tot een instelling, die in de eerste plaats de funktie had, de autokratie te schragen, door haar in den glans van het goddelijke te doen pralen. Ten deele is bij de bijzondere aggressiviteit, waardoor het russische materialisme zich altijd onderscheidde, ook de historische aanleg van den russischen mensch, zijn neiging, elke gedachte door te drijven tot haar uiterste konsekwenties, een faktor die men niet mag verwaarloozen. De ontwikkeling eener materialistische geschiedenisfilosofie en sociale theorie is in Rusland voornamelijk verbonden aan de namen van drie revolutionaire denkers en wel Herzen, Bjelinsky en Bakoenin. Vooral bij de twee laatsten vindt men reeds het verwereldlijkt chiliasme, dat in onzen eigen tijd de inspireerende kracht der revolutionaire politiek van Lenin zou worden. Elk materialisme ziet de menschen als enkel atomen in natuur en maatschappij, zonder diepere verbondenheid, zonder samenhang in het absolute. Het ziet de eenlingen als afhankelijk van natuurlijke en sociale krachten, zonder echte innerlijke vrijheid. Maar óók ziet het in hen de rede werken, de kracht, waarvan het verwacht, dat zij over alle zinlooze elementen in het leven de overwinning behalen en héél dat leven, héél de wereld-des-menschen, naar háár eischen vervormen, dat is verrationaliseeren zal. Als Marxisrne ziet het den redelijken wil der arbeidersklasse uitstroomen in haar klassebewustzijn en zich daadwerkelijk manifesteeren in haar revolutionaire politiek. Het marxistisch materialisme heeft met elk ander sociologisch-historisch materialisme dit gemeen, den mensch op te vatten als een abstraktie, al gelooft het ook van zich zelf, in de plaats van den abstrakten mensch van het burgerlijke denken, den reëelen mensch, die deel is eener klasse, gesteld te hebben. Maar ook die mensch is een | |
[pagina 52]
| |
abstraktie en het klasse-bewustzijn blijft een schematisch begrip. In de werkelijkheid is of werkt het klassebewustzijn anders al naar tijd, plaats en omstandigheden. En in hoe hooge mate verschilt het bewustzijn der bovenste lagen van de arbeidersklasse heden niet van dat der werkloozen en gedegradeerden! Absoluut reëel is alleen de kronkrete persoonlijkheid, maar van haar wil het materialisme niets weten. Zeker dekt het klasse-begrip zich met de werkelijkheid, al doet het dit niet absoluut, en zeker is het noodig, in den politieken strijd met dit begrip te werken. Maar wie er uitsluitend mee werkt, wie vergeet, dat de klasse uit individuën bestaat, en wie vergeet dat de scheidingslijn tusschen de klassen niet de eenige is, dat er óók zulk een lijn loopt midden tusschen elke klasse door en midden door elk menschenhart, wie dit alles vergeet, die abstraheert te veel van de werkelijkheid, die ziet ter wille van schema's het warme, bloedrijke, zich eeuwig vernieuwende leven voorbij. Doktrinair te zijn, kan men aan de bolschewiki, sedert zij de macht veroverden, niet verwijten; eerder overmatige aanpassing. Maar hun wijze, het klassebegrip tot spil hunner politiek te maken, heeft tot gevolg gehad zoowel hen veel en gruwelijk onrecht te doen begaan tegen niet-arbeiders, als van de arbeidersklasse zelf offers te eischen, die een niet materialistisch maar ethisch-religieus gericht socialisme niet zou kunnen verantwoorden. Het materialisme kent geen echte liefde en eerbied voor de persoonlijkheid, omdat het haar niet ziet opborrelen uit een ader, die zich in den oneindigen levensgrond verliest, zich verliest dáár, waar alle persoonlijkheden samenkomen. Het ontkent het recht der persoonlijkheid op begrepen, verstaan, geëerbiedigd, ontzien te worden. Het ziet in elken wil tot die eerbiediging en dat ontzien het uitvloeisel eener kleinburgerlijke gezindheid, die in den grond der zaak kontra-revolutionair is. | |
[pagina 53]
| |
Alle tegenstrijdigheden die in het bolschewisme steeds scherper aan het licht komen, tusschen zijn oorspronkelijke doeleinden, zooals deze door de November-revolutie werden geformuleerd, tusschen zijn wil tot de bevrijding van het menschelijk geslacht van dwang en onderdrukking, de verheffing van alle menschen tot subjekten der geschiedenis, met den koers die het heden volgt en moèt volgen, om de industrialisatie en de rationalisatie door te zetten, zonder welke de ‘grootst mogelijke produktiviteit van den arbeid’ niet bereikt kan worden, - al die tegenstrijdigheden zijn verworteld in de ééne, algemeenste, tusschen socialisme en materialisme. Onder ‘socialisme’ verstaan wij hier het streven naar verzuivering en vervolmaking der samenleving en der menschen die haar vormen, naar verwezenlijking van broederlijke gerechtigheid door sociale gelijkheid, naar het doordringen van het maatschappelijk leven met het besef der alverbondenheid, die in den enkelen mensch, én in de geheele menschheid, op voor het verstand ondoorgrondelijke wijze werkt. Onder materialisme, als element van een bepaald socialisme, verstaan wij de ontkenning van dat streven, van de kracht die het voedt, de overtuiging, door zuiver-mechanische middelen, door verandering van milieu, door rationalisatie en specialisatie van den arbeid, het ‘rijk der vrijheid’ en het ‘rijk der broederschap’ te kunnen vestigen. Het materialistisch socialisme leeft in het muurvaste geloof aan dit rijk, voor welks bouw het geheele daaraan voorafgaande verloop der geschiedenis het materiaal heeft geleverd. In het bolschewisme bereikt dit geloof een klimax; zijn eschatologische verzekerdheid kent in de eerste periode der omwenteling geen grenzen. Uit het revolutionaire materialisme vloeit van zelf een relativisme voort, dat zich op alle domeinen des levens wil doorzetten. De revolutionaire materialist is de relativist | |
[pagina 54]
| |
bij uitnemendheid; hij is het in de politiek, de psychologie, de moraal, de ekonomie. Dit relativisme leidt, wanneer het door een geniaal individu wordt toegepast, in de politieke sfeer soms tot de verwonderlijkste uitkomsten. Het maakt de toepassing van een ‘realisme’ in de politiek mogelijk, dat aan geen enkele grens gebonden is, omdat het geen enkel scrupule kent. De aanvaarding van een absoluut realisme en relativisme heeft het Lenin mogelijk gemaakt, tweemaal de revolutie van den ondergang te redden, de eerste keer door het sluiten van den vrede van Brest-Litofsk, de tweede door het instellen der N.E.P. Maar ditzelfde relativisme en realisme is óók verantwoordelijk voor de georganiseerde terreur, voor het roode militarisme, voor de ‘uitroeiing der koelaki als klasse’ en de gedwongen kollektivisatie der boerenbedrijven, voor tallooze daden van wreedheid, van verraad, van trouwbreuk tegen de eigen bondgenooten (zooals op groote schaal in China). Het berust op een wijze van denken, die geen onaanrandbare waarde erkent, die alles afmeet en afweegt naar de sociale nuttigheid, dat is het belang van de wordende russische gemeenschap. Het is daarbij natuurlijk overtuigd, dat het redelijk inzicht in alle gevallen bij machte is, te ontdekken wat nuttig en voordeelig voor deze gemeenschap is. De russische kommunist is een overtuigd rationalist, en het is de vrucht van de vermenging van zijn kommunisme en zijn rationalisme, wanneer de arbeidsters van een fabriek in Turkestan, die een zuigeling hebben, op gezette tijden bij elkaar moeten komen om hun borsten uit te drukken, zoodat de melk van tientallen vrouwen verzameld en beschikbaar gesteld kan worden voor de crècheGa naar voetnoot1). Het is de vrucht der, echtrussische, konsekwente toepassing eener rationalistischnaturalistische levensleer, wanneer de bolschewistische | |
[pagina 55]
| |
jurist Krylenko het niet mogelijk acht, in de russische wet bloedschande strafbaar te stellen, omdat de geneeskunde niet aan kan toonen, dat geslachtsgemeenschap tusschen ouders en kinderen, of tusschen broeders en zusters, voor de gezondheid nadeelige gevolgen heeft. Het absolute realisme van de politiek der bolschewiki, dat in hun moreel relativisme gegrondvest is, verklaart in het algemeen, hoe zij, door een energieke en bekwame toepassing van dit beginsel, zich hebben weten te handhaven in een wereld van vijanden. Het is, als aktieve aanpassing aan steeds wisselende omstandigheden, in hooge mate bewonderenswaardig. Maar het is óók de worm, die aan het hart van het bolschewistisch socialisme knaagt. Het is de diepste oorzaak der grenzelooze onbetrouwbaarheid der Kommunistische Internationale. Het is de oorzaak van het verschijnsel, dat men in de russische dingen nooit het gevoel heeft, op een vasten bodem te staan, nooit weet, of men te doen heeft met een uitvloeisel van het socialistisch beginsel of met een zet op het politieke schaakbord. Het russische materialistische revolutionaire socialisme beschouwt zichzelf als het eenige werkelijke humanisme. Zijn horizon wordt afgesloten door den maatschappelijken mensch, het kent niets anders dan hem, het wil niets anders kennen. Het tijdperk, dat uit den socialistischen klassenstrijd en den socialistischen opbouw te voorschijn zal komen, zal het tijdperk zijn van den mensch, van zijn bevrijding van den dwang eener heerschende groep, en óók van de banden waarmee zijn eigen onwetendheid en zijn eigen vooroordeelen hem bonden; het tijdperk waarin de mensch vrij zal zijn, doordat hij èn de natuur èn het maatschappelijk produktieproces, èn zijn eigen innerlijk leven zal beheerschen, doordat op elk terrein de geboden der rede gevolgd zullen worden, die den weg naar de doeleinden van het leven verlicht. Terwille van die doeleinden, | |
[pagina 56]
| |
van het grootst mogelijk geluk der massa, moet het leven gekneed worden als een bal deeg, in al zijn geledingen gevormd en vervormd, in al zijn gradaties klaar en overzichtelijk geordend. De maatschappelijke orde, die het bolschewisme wil vormen, zal volkomen zelfgenoegzaam en volmaakt rationeel zijn. Om haar te maken, moet elk ethiseh individualisme uitgeroeid worden, dat is elke eerbied voor enkel persoonlijke waarden. Het bolschewisme, dat den abstrakten mensch vereert en verafgoodt, dien mensch als het eenige doel van het leven beschouwt, heeft voor den werkelijken, persoonlijken mensch niet den minsten eerbied. Het wil hem uit den nood helpen, omdat en in zoover hij deel-dermassa uitmaakt, maar het beschouwt hem enkel als een middel en het is overtuigd, het recht te hebben hem opzij te slingeren, zoodra hij een belemmering is of schijnt te zijn voor het bereiken van de algemeene doeleinden, voor den heilstaat in de toekomst. Het stelt ook geen belang in den mensch, behalve voor zoover deze een faktor is in het produktieproces. Zijn ekonomische en sociale prestatie is het, die de huidige leiders interesseert, niet zijn wezen. Of anders gezegd: voor hen maakt die prestatie heel het menschelijk wezen uit, zij erkennen daarnaast, of daaronder, of daarboven, of daarachter, niets anders. Door deze denkwijze gaat de mensch geheel op in zijn sociale aktiviteit. Die aktiviteit is voor het materialistisch-naturalistische russische kommunisme de eenige menschelijke werkelijkheid. Het ziet de menschen enkel als verbonden door hun maatschappelijke belangen. Voor het geloof aan een geestelijke Alverbondenheid, van waaruit zin en rijkdom tot het leven instroomen, heeft het niets dan hoon en spot. Daarom vervalt het ten slotte zèlf weer in de burgerlijke onmenschelijkheid, in den mensch niet het subjekt te eerbiedigen, maar dien als objekt te gebruiken. Het voelt zich tegenover menschen even vrij | |
[pagina 57]
| |
in de keuze der middelen, die het voor doeltreffend houdt, als tegenover levenlooze voorwerpen. Het vernietigt menschelijk leven, in 't klein en in 't groot, niet uit lust te dooden of te kwellen, maar uit verstandelijke overwegingen. Het herleidt het vraagstuk van de verantwoordelijkheid voor den broeder tot een kwestie van berekening, van wat in een gegeven situatie het nuttigst is. Het speelt jaren achtereen een spel van kat-en-muis met tientallen millioenen russische boeren; het grijpt ze, wondt ze, knauwt ze, om ze dàn weer even los te halen, al naar de wisselende behoeften zijner politiek, zonder zich om hun leed, hun zielsangst en innerlijke ontwrichting te bekommerenGa naar voetnoot1). We kunnen hier niet op de tegenstrijdigheden in het historisch materialisme ingaan, noch op het ontaardings-proces, waardoor de brandende drang naar gerechtigheid, die het oorspronkelijk bezielde, hetzij verzwakte door de versterking van het geloof aan de zelfontwikkeling der maatschappij, hetzij plaats maakte voor overmatige beklemtoning van het klassen-standpunt en van eene daarmee gepaard gaande, op de spits gedreven, klasse-aggressiviteit. Het eerste gebeurde voornamelijk in West- en Centraal-Europa, het tweede in Rusland. Daar namen, in den loop van dit ontaardingsproces, het wraakgevoel en het triumfgevoel al meer de plaats in van den honger naar gerechtigheid, die de gloeiende kern was geweest van het niet-marxistisch russische socialisme. Het geloof aan een ‘hoogeren’ oorsprong der gerechtigheid, aan een metafysische werkelijkheid, waar zij in verworteld is, werd door het leninisme verworpen als een waan en een verkapt klasse-vooroordeel, dat reaktionaire belangen dient. En met het geloof aan eene, in den mensch immanente en toch meer-dan-menschelijke idee van gerechtigheid, verging dat aan het recht, dat hare - gebrekkige, onvol- | |
[pagina 58]
| |
komene, door maatschappelijke verhoudingen altijd beperkte, vaak ook vervalschte - realiseering in de empirische werkelijkheid is. De loochening van hetbestaan van het recht, in dezen transcendenten zin, zijn oplossing in het klasserecht, dat wil zeggen in een praktijk, een geheel van wetten en verordeningen, die in enkel-utilitarische overwegingen gegrondvest zijn, en in een theorie, die de klasse-macht tot den pijler, de klasse-belangen tot het doel van het recht proklameert, - dat alles te samen beteekent de ergste verminking, die het historische materialisme de socialistische idee heeft doen ondergaan. En niet minder beteekent het gemis van elk ethisch fundament van het sowjetrecht, voor het sowjetregiem een innerlijke zwakte, die alle versteviging op industrieel en agrarisch gebied en alle kultureele arbeid niet kunnen opheffen. In de politiek voert dat gemis rechtstreeks tot een onscrupuleus macchiavellisme, dat zeer zeker tot praktische oogenbliks-successen leidt, maar op den langen duur het moreel gezag van het bolschewisme en van de Sowjet-Unie juist bij de beste elementen onder de arbeiders ondergraaft. In de empirische werkelijkheid heeft het sowjetbewind wetten uitgevaardigd en een rechtspraktijk tot stand gebracht, die in vele opzichten den socialist mèèr bevredigen dan het beste, wat de burgerlijke maatschappij daartegenover kan stellen. De brandende wil naar gerechtigheid, die de November-revolutie doorbruiste, trilt daar nog in na. Dit is o.a. het geval met de wetten, die zich de bescherming van de vrouw, de moeder en het kind ten doel stellen, zooals in 't algemeen, die van de sociaalzwakken in de samenleving. Ook de berechting van arbeiders en van boeren door klasse-genooten, kameraden die hun moeilijkheden kennen en innerlijk-begrijpend staan tegenover de verleidingen waarvoor zij bezweken, heeft veel sympathieks. In dit opzicht kan men inderdaad van | |
[pagina 59]
| |
een embryonaire socialistische rechtsspraak in de Sowjet-Unie spreken. Wat echter de bescherming van sociaalzwakkeren betreft, moet men helaas erkennen, dat de overwoekering van de klasse-aggressiviteit, het dorre utilitarisme en de staats-raison die in het sowjetrecht elke humanitaire neiging doorkruisen, geleid hebben tot een partijdigheid in de handhaving van het recht, die een hoon is van elk gevoel van gerechtigheid. Waarborgen voor een rechtvaardige berechting bestaan in Rusland niet. Of men zou ze moeten zoeken in de omstandigheid, dat de wetten milder toegepast worden op leden of afstammelingen der arbeidersklasse dan op anderen. Maar ook deze waarborgen zijn te zwak om, zooals o.a. bij de berechting van leden van oppositioneele groepen in en buiten de K.P. gebleken is, grove partijdigheid en willekeur te verhoeden. Van eenige poging, om in het recht zelf en in den opbouw zijner handhaving, waarborgen op te richten tegen partijdigheid, bevangenheid, verblinding, wraakzucht, kortom tegen de gevaarlijkste belagers van het recht in de rechtspraak, is noch in de russische wetgeving, noch in het russische justitieele apparaat een spoor te vinden. Vandaar de afschuwelijke wandaden, de monsterlijke onrechtvaardigheden der russische rechtspleging. Niet, dat willekeur en onrecht, in de vormen van het recht optredend, in Sowjet-Rusland erger zouden zijn dan elders. Het tegendeel is het geval. Beestachtige excessen, zooals zij in de staten der militaire diktatuur bij de vleet voorkomen; monsterachtigheden van klasse- (en rasse-) angst en haat en woede, als die, waarvan zoovele processen in fascistisch Italië, in Noord-Amerika, in de fransche, engelsche, nederlandsche koloniën getuigen, zijn in Sowjet-Rusland in de latere jaren niet meer voorgekomen. Maar het recht zou er zich behooren te inspireeren, inplaats van op een, sterk militaristisch en utilitaristisch uitgelegd, historisch materialisme, op de ideeën en idealen | |
[pagina 60]
| |
van een veelzijdig, driedimensionaal socialisme. De verwerkelijking van dat socialisme is gebonden aan de gerechtigheids-idee. Een van de voorwaarden dier verwerkelijking is toenemende menschelijkheid, zooals in alle verhoudingen, zoo ook in de handhaving van het recht. - volledige overwinning van het ‘vergeldings’- en het ‘strafbeginsel’ in het recht ten gunste van het beveiligings- en opvoedingsbeginsel, - toenemende realisatie der almenschelijke verbondenheid ook in de schuld, toenemende schroom bij elken mensch, om als berechter van zijn medemenschen op te treden. In al deze opzichten is het sowjetrecht verre ten achter bij de ideeën en eischen van het humanitaire, ethische en religieuse socialisme en anarchisme - hier moet de naam van Clara Wichmann met eere vermeld worden, - in West-EuropaGa naar voetnoot1). Het bolschewisme als leer kent geeninnerlijkenstrijd, geen gewetenskonflikten in de verhouding tegenover klassetegenstandersGa naar voetnoot2). Het kent niet het pathos van den strijd, de tragische verscheurdheid en de verzoening, die de zoete vrucht is van haar leed, omdat het de geestelijke vereenzelviging niet erkent der subjekten in een boven het maatschappelijke uitgaande metafysische sfeer. Het kent makkerschap, - geen broederschap, - makkerschap van den strijd, en makkerschap van den arbeid; het verheerlijkt beide als hoogste levens-bindingen, het doordringt beide met alle warmte en alle teerheid, die het te voelen vermag; het eischt van beide, heel het menschelijk bestaan in gloed te zetten. Zijn schrijvers en kunstenaars spannen hun uiterste krachten in, om in een sfeer van louter vitale waarden en utilitarische doelstellingen, door de kracht van strijdmakkerschap en arbeidsmakkerschap, | |
[pagina 61]
| |
in dezelfde extatische verrukkingen van goedheid en schoonheid op te gaan, dezelfde bewogenheden van onbeschrijfelijk, oneindig geluk te doorleven, als eene religieuze waarden erkennende menschheid, in haar beste vertegenwoordigers en haar hoogste oogenblikken doorleeft, wanneer zij de krachten uit het Hoogere Rijk op zich voelt toestroomen, in hùn sfeer adem haalt en op hùn rythmen beweegt. Het bolschewisme streeft er naar, in een sfeer van volledige gebondenheid aan het aardsche een levensvorm te scheppen, die de menschheid op den duur bevredigt en het gelooft dit te kunnen doen. Thans willen wij nog pogen de vraag te beantwoorden: hoe kon dit materialisme, als grondslag der levens- en wereldbeschouwing van een politieke partij, zoo snel wortelschieten in de russische massa. Er is immers geen twijfel mogelijk, dat het dit doet. Veel uitgebreider dan de kring van hen, die iets van den nieuwen kultuurwil bewust ondergaan, en zijn positieve waarden erkend hebben, die de politieke en ekonomische doelstellingen van het kommunisme aanvaarden, die door de klub en het tooneel, door de pers, de film en de radio, de elementen der nieuwe levensopvatting inzogen, is de kring dergenen, die zonder meer losgeslagen zijn van den ankergrond van hun geloof. ‘Er is geen God’, ‘God bestaat niet’, - deze mare gaat sedert de revolutie van dorp tot dorp, door de onmetelijke russische vlakte, breede stroomen houden haar niet tegen, noch sneeuwbekroonde toppen of ontoegankelijke wouden; niets houdt haar zegevierenden loop nu tegen, tot in de verste uithoeken der Sowjet-Unie dringt zij doorGa naar voetnoot1). Wel voeren de bjezbojzniki nog eenfellen strijd tegen godsdienstige tradities der oudere generatie, voor de jongeren echter is God al bijgezet in het museum van oudheden. ‘God’, zei een arbeider tegen de Zwitsersche toeriste Ella | |
[pagina 62]
| |
Maillart, nadat zij samen de sedert afgebroken kathedraal van den Verlosser te Moskou hadden bezichtigd, ‘God was hier vroeger van veel belang.’ En na een oogenblik voegde hij er aan toe: ‘de menschen moeten er in jouw land wel heel gek uitzien, met hun handschoenen en hun parapluies.’ Wij weten, wat het mogelijk heeft gemaakt, dat de golven van het atheïsme en materialisme zich zoo snel verspreidden door het ontzaggelijke rijk: zij vonden geen weerstand in de harten. Er wàs geen ware vroomheid in Rusland, er leéfde onder de massa's niet de vreugde en de warmte, met betrekking tot een Hoogere Werkelijkheid, die wij geloof noemen. Er was haast enkel vormendienst; vermengd met veel afschuwelijk bijgeloof. De godsdienst was haast enkel façade. Hij had nog slechts één werkelijke funktie, te weten: het gezag te versterken van de wereldlijke overheid. De kerk prentte den moezjiek gehoorzaamheid in aan een bovenaardsch gezag, waarvan het aardsche gezag uitvloeisel, uitstrooming was. Tusschen beide bestond overeenkomst, tot vereenzelviging toe. God was de hemelsche tsaar, de tsaar was de aardsche god. Eeuwenlang had de kerk die vereenzelviging in de hand gewerkt, om het aardsche gezag te schragen. Het gevolg kon niet uitblijven: toen de tsaar van zijn troon viel, werd ook Gods troon omvergestooten. De hemel werd leeg. Wanneer de boerenkinderen nu zeggen: ‘er is geen God’ dan spreken zij in zekeren zin waarheid. De oude russische god, die vastzat aan een ondergegane wereld, een wereld van willekeur en wreedheid, van hoogmoed en verwatenheid, van onderdanigheid en slaafschheid, die oude God is niet meer. Hij stortte ter aarde, te samen met zijn aardschen vertegenwoordiger, den tsaar. Hij werd in diens val meegesleept. En te samen met hem, stortte heel een wereld ineen van halfvermolmde begrippen, van | |
[pagina 63]
| |
verstarde zedelijkheid, die tot doode sleur was verworden. Atheisme beteekent nu voor den russischen boer het zichbevrijd-voelen van de beklemming eener tweevoudige onderdrukking die hem eeuwen lang ter aarde gebogen hield, hem belette te ademen en zich vrij te bewegen. Het beteekent het ophouden van een uiterlijken druk, veel meer dan het vrij komen uit innerlijke gebondenheid, dan het ontsnappen van de driften en hartstochten uit den greep van een, in de Onzichthare Werkelijkheid verankerd, innerlijk gezag. Aan zulk een gezag waren de russische boerenmassa's nog niet toe (met uitzondering van sommige sekten). De kerk had hun geleerd, zich zekere formules in te prenten en die mechanisch te herhalen, zekere gebaren te maken, het hoofd te neigen, de knieën te buigen, zij had hun geleerd, door giften aan kloosters, kapellen, heiligdommen, hun zonden af te koopen, heiligen te vereeren en in wonderen te gelooven, maar zij had hen niet leeren luisteren naar de innerlijke stem, zij had hun niet geleerd, dat leven in dronkenschap, vuilheid, ruwheid, dat zijn vrouw mishandelen, zijn kinderen slaan, met zijn buurman krakeelen, in alles zijn voordeel zoeken, liegen en stelen, beteekent God te verloochenen en met terdaad te ontkennen. Daarom beteekent de afval van den russischen boer van God niet het verlies van religieuze waarden in zijn hart en zijn leven. Zij beteekent de breuk met een verleden, waarin hoogstens als een zwakke schemering, het besef van dergelijke waarden zich boven den geestelijken horizon verhief. En tevens beteekent zij: het opengaan van onmetelijke perspektieven. De russische mensch treedt uit het don kere woud der onwetendheid, - óók in den zin der onwetendheid van goed en kwaad, der half-dierlijke onbewustheid, - in het licht der redelijke wereld, van de kennis dier wereld en van zich zelf. De russische massa maakt | |
[pagina 64]
| |
heden in een vele malen versneld tempo, een verlaat ‘tijdperk der verlichting’ door. Uit dof-lijdelijk broeden, uit onmenschelijk zwoegen, uit beestachtige bedwelming wordt zij gewekt. Rappe, jonge, daadkrachtige mannen en vrouwen schudden haar wakker en instrueeren haar: ‘Zóó is de natuur, de aarde, de zon, de maan, de sterren; zóó de maatschappij; zóó ben jij: een met rede begaafd dier; een sociaal wezen; hier is je plaats in dat alles; arbeiden moet de mensch, in kameraadschap; de vruchten van zijn arbeid genieten, in kameraadschap; al de rest is zotteklap, of leugen. Hier: een a-b-c-boekje, een krant, een kommunistische brochure: leer lezen; hier: werktuigen, grondstoffen, gereedschap: leer werken, pak aan.’ Het socialistisch materialisme, met onbegrensde energie geladen, komt tot de russische massa als een hoogere beschaving, als een stootkracht tot lichamelijke, geestelijke en zedelijke verheffing, als een sleepboot, die hun trage stoeten meetrekt, al sneller en sneller, op den stroom der wordende kultuur. In zijn ongeëvenaard fellen en hartstochtelijken aanval op God loopt dat materialisme alles onder den voet, - ook de hooge, eeuwige waarden, die de kern van iederen ethischen godsdienst zijn en nog gloeien onder het stof en de sintels der eeuwen. Een weerschijn van dien gloed had de zielen der massa's soms even aangeraakt. Maar toch slechts even. En nu stort alles ineen; daar waar God zetelde op zijn troon gaapt een groote leegte; de massa, die tegen het einde van den oorlog ontdekte, dat het ‘heilige Rusland’, het groote ‘Wij’ waarvoor zij in den strijd toog en in den dood ging, niet bestond, moest wel tot de ontdekking komen, dat ookhet transcendentale spiegelbeeld daarvan niets was dan waan. Er kwam ruimte voor nieuwen innerlijken ophouw, mogelijkheid voor nieuwe oriënteering. Ooren en oogen keeren zich naar de uiterlijke wereld, vol onbepaalde verwachtingen en vol | |
[pagina 65]
| |
begeerlijkheid. ‘God bestaat niet; de mènsch bestaat, hij is rijk aan begeerten en vermag àlles.’ En die wereld - zij is onbeschrijfelijk verward en men voelt zich in haar dikwijls onuitsprekelijk eenzaam. Het kleine primitieve Wij, de gemeente, de familie, zij werden uiteen geslagen, verzwolgen, vernietigd; en het groote, rijpende Wij: de gemeenschap der werkers, is nog zoo vaag, zoo schimmig, zoo moeilijk te grijpen. Maar er zijn toch werkelijkheden, die men grijpen kan: werkelijk is de nieuwe arbeid met machines, en zijn sterk-gespannen rythme; werkelijk zijn de fabrieken, de gebouwen, de krachtstroomwerken, de nieuwe steden met den in hen overheerschenden gemeenschapsbouw. Werkelijk is het streven, om den arbeid, den mensch, de maatschappij, het leven te rationaliseeren. Werkelijk zijn de rationalisatie, de veruiterlijking, de technische omwenteling en haar gevolgen. En heel deze werkelijkheid sluit aan bij het russisch socialistisch materialisme, het schijnt bloed van zijn bloed en vleesch van zijn vleesch. Niets is begrijpelijker, dan dat dat materialisme zich met zulk een energie op de veramerikaniseering van leven en mensch heeft geworpen; dat het uit de rationalistischmechanistische denk-, arbeids- en leefwijze die aan de andere zijde van den oceaan haar vlucht begon en haar eerste triomfen vierde, ontzaggelijk veel kracht heeft geput; dat het 't daarin vervatte krachtenkomplex gebruikt als het instrument, met behulp waarmee het haar eigen beginsel verwezenlijkt. Het bolschewistisch materialisme heeft het amerikaansch machinisme op zijn knoestigen stam geënt; het had die enting noodig om de vruchten te kunnen voortbrengen, die het voortbrengen wilde. Aan den anderen kant heeft het bolschewisme, door dit machinisme in te voegen in zijn systeem, dit opgetild uit de sfeer der empire en tot een bestanddeel van een werelden levenskonceptie gemaakt. Pas door zijn invoeging in | |
[pagina 66]
| |
deze konceptie wordt het amerikanisme in Rusland een motor, die mensch en machine aanzet tot al sneller vaart. Bolschewistisch materialisme en amerikaansch mechanisme vereenigen zich tot den kultus van den dingen-makenden mensch, den Homo Faber, en tot den kultus der dingen, die deze mensch maakt: machines, vliegtuigen, lokomotieven, elektrische centralen. Maar het socialisme, het socialisme dat dan toch het andere, en zeker het oorspronkelijkste, element in het bolschewisme is? Verdraagt den wil tot het socialisme zich ook zoo zonder voorbehoud met den wil tot industrialisatie, rationalisatie, mechanisatie? Blijft in dit krachtenkomplex zijn eigen kern ongeschonden? Kan het to midden der stormen, die dit krachtenkomplex uitzendt over het leven, zijn wezen tot volledige uitdrukking brengen? Of bestaat tusschen deze beide een tegenstelling, die tot botsingen moet voeren? Is deze tegenstelling misschien verantwoordelijk voor vele dingen, die ons in de ontwikkeling, zooals zij zich in Rusland voltrekt, onbegrijpelijk voorkomen, ons slaan met pijnlijke verbazing en met onrust vervullen? Is het zoo zeker, dat het socialisme, zooals dit in het bolschewisme vurig leeft, zich met het amerikanisme kan vereenzelvigen? Anders gezegd: kan het socialisme op den duur de machine-kultuur voorbehoudloos aanvaarden, haar inkorporeeren in zijn ideaal?
Op een stratenkruising in Moscou, waar eertijds een Mariabeeld de voorbijgangers tot vrome gedachten bewoog, staat nu de figuur van een man, wiens gestrekte arm heen wijst naar een in den muur geschilderde spreuk: ‘Denkt er om: het vijfjaarsplan in vier jaar’. Duidelijker symbool van de ‘scherpe bocht’ die het geestelijk leven in Rusland gemaakt heeft, is niet mogelijk. Het russische volk heeft het oude geloof met zijn poëzie, zijn kinderlijk vertrouwen in de inmenging van boven-natuurlijke krachten, en met | |
[pagina 67]
| |
zijn kinderlijke innigheid achter zich gelaten, het geloof dat irrationeel en onwerkelijk als het was, voor den kinderlijken leeftijd van dat volk paste. In de fase, waarin het nu trad, liggen zijn groote taken op het gebied, dat gewoonlijk kortweg als de werkelijkheid wordt aangeduid, al omvat deze waarheid veel méér - het gebied van den arbeid en het sociale leven. Het russische volk ontwaakt, zooals het kind ontwaakt in de puberteitsjaren; het keert zich tot de ‘werkelijkheid’; het streeft zich haar aan te passen en haar te veranderen. De stroom der energie, die lang het innerlijk rijk besproeide, vloeit nu naar buiten om de velden van het uiterlijk zijn te bevruchten. Een nieuw geloof ontstaat: het geloof aan den arbeid. Op den arbeid koncentreeren zich nu in Rusland de religieuze krachten; op den arbeid, die door allen te samen voor allen te samen wordt verricht, den arbeid die is: dienst der gemeenschap. Dat is niet meer kindergeloof, het is geloof van volwassenen en van jeugd, die naar volwassenheid streeft, om volwassenheid worstelt; het is geloof dat verplicht, niet tot bidden maar tot werken, en tot werken in kameraadschap verplicht. Dàt: het werken in kameraadschap, het werken voor de gemeenschap, is het nieuwe element, dat Sowjet-Rusland nu toevoegt aan den godsdienst-van-den-arbeid, die van uit het westen komt en naar het oosten gaat. Elk kind dat nu in Rusland zichzelf ontdekt, elke knaap, elk meisje, ontdekt tevens de gemeenschap. Er is daar geen ik-bewustzijn mogelijk bij het opkomend geslacht, dat niet tevens Wij-bewustzijn is. Er is geen redding en geen heil voor den éénling mogelijk, dan door de redding en het heil voor allen. Dit is in Rusland geen ethisch postulaat, geen vrome bede, geen schoone leuze. Het is werkelijkheid, en heel de wordende levens-inrichting is er op gebaseerd aan allen in te scherpen, dat het werkelijkheid is, wordende werkelijkheid. | |
[pagina 68]
| |
Maar die wordende werkelijkheid is gebonden aan de industrialisatie met haar onvrijheid en haar hierarchie; aan de mechanisatie met haar geestdoodende eentonigheid; aan de centralisatie met haar verstikking van het persoonlijk initiatief. Zij is gebonden aan de machinekultuur met haar onderdrukking van alle spontane menschelijke krachten, haar rationaliseering van de menschelijke ziel en het menschelijk leven. Zij vereischt het zich schikken der menschen, niet slechts naar de behoeften der gemeenschap, maar naar die van het ontzaggelijk produktie-apparaat, dat ieder jaar nieuwe millioenen opslurpt. En hoe meer dit apparaat zich uitbreidt, des te grooter wordt zijn dwingende macht. Die macht is veel grooter dan die van Stalin, veel geheimzinniger dan van de Gepeoe; die macht is de eigenlijke tyran die beslist, hoe het leven der massa's in Sowjet-Rusland dit jaar zal wezen, en hoe over vijf en hoe over tien jaar. Stalin heeft voor die macht gebogen toen hij zeide: ‘Wij kunnen niet terug’. Wel is waar vermag de leiding de vaart van de industrialisatie en mechanisatie een weinig te temperen of een weinig aan te jagen, maar toch slechts een weinig. Zij vermag de gemaakte fouten en misslagen in zoover te herstellen, dat deze niet noodlottig worden. Maar de richting der ontwikkeling te veranderen vermag zij niet meer; er is geen kracht in Rusland die dat thans vermag, noch van boven, noch van onderen. Men kan de industrialisatie niet ophouden, men kan de mechanisatie niet stopzetten; het produktieapparaat is autonoom geworden; zijn opbouw, zijn versterking en vervolmaking werd het noodlot, dat zich voltrekken moet over het russische volk. Tenzij.... het socialistische element in de nieuwe kultuur toch nog onvereenigbaar blijkt te zijn met het materialistisch-mechanistisch, en sterker dan dit. Maar het is waarschijnlijk, dat pas aan het einde van een bepaald ontwikkelingsproces zij die het doorliepen, die zijn dragers, zijn | |
[pagina 69]
| |
helden en tevens zijn slachtoffers waren, zullen inzien wat zij hebben gedaan. Zij zullen misschien beseffen, dat de oplossing van het sociale vraagstuk en de bevrediging der fysiek-geestelijke menschelijke behoeften door de opheffing der uitbuiting en de opvoering van de produktiviteit van den arbeid hóóg boven het in het kapitalisme bereikte peil, niet het einddoel der geschiedenis is. Misschien zullen zij zich onbevredigd voelen door de volledige kollektivisatie van den mensch op zuiver materialistisch-mechanistische grondslagen. Misschien zullen zij pogen zich te bevrijden van den afgodendienst van machine en techniek, van het bijgeloof, dat hygiëne en komfort de hoogste goederen des levens zijn. Misschien zullen zij het innerlijk rijk weer ontdekken, misschien zal heimwee hen overvallen naar een geestelijke verbondenheid, die geen strijdmakkerschap en geen arbeidskameraadschap vermag te geven, misschien zullen zij op een dag, voor hen zelven onverwacht, weer honger voelen naar God. |
|