Grondslagen en problemen der nieuwe kultuur in Sowjet-Rusland
(1932)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 16]
| |
II. Socialistische elementen in de wordende kultuur.Er is geen enkele grond om te betwijfelen, of de leidende geesten in Rusland streven werkelijk een socialistischen levensvorm na. Hun streven is er op gericht om, in het nimmer-eindigende drama van het historisch gebeuren, allen tot mede-spelers, tot handelende personen te maken. Een eerste voorwaarde hiertoe is, dat allen toegang hebben tot den grond en de arbeidsmiddelen, zoodat hun stoffelijk bestaan verzekerd is; een tweede, dat zij toegang hebben tot de bronnen van alle kennis en wetenschap, waarover de gemeenschap beschikt. Wanneer deze beide voorwaarden vervuld zijn, kan de sociale gelijkheid ontstaan, die den maatschappelijken ondergrond eener socialistische kultuur vormt. Het spreekt van zelf, dat een dergelijke kultuur pas gaandeweg, in den loop van eenige generaties, verwerkelijkt zal kunnen worden. Elke waarachtige ontwikkeling, elke ontvouwing en rijping van innerlijke krachten vereischt tijd. Men kan kultuurprocessen niet kondenseeren, op de wijze zooals men rijst of boonen met moderne toestellen door overmatige verhitting in een minimum van tijd gaar kookt. Op zijn best kan men sommige ontwikkelingsstadia afkorten. Maar men kan geen socialistische gemeenschap vestigen met massa's die nooit iets anders waren geweest dan het lijdend voorwerp der geschiedenis, nooit over zichzelven hadden beschikt, nooit gelegenheid gehad, besef van verantwoordelijkheid voor een geheel, waar zij deel van uitmaakten, te verwerven. Men kan dit alles niet, wanneer men onder socialistische gemeenschap niet enkel een maatschappij verstaat, waarin bepaalde eigendomsverhoudingen heerschen en een daarbij aansluitend produktiestelsel bestaat, maar ook een geest van broederlijke kameraadschap het leven doordringt. | |
[pagina 17]
| |
Zeker is ook datgene, wat men gewoonlijk de achterlijkheid der russische massa's noemt: het analfabetisme, het gebrek aan kennis van de eenvoudigste wetten van de natuur, den mensch, en de maatschappelijke ontwikkeling, een faktor die den groei eener socialistische gemeenschap in dezen zin, zeer belemmert. Toch moeten wij, naar ik meen, aan dien faktor niet te veel gewicht toekennen. De massa's smeedden in de raden het instrument, met behulp waarvan de opbouw der gemeenschap van onderen-op, door de verbinding van kleine, autonome, op territorialen- en bedrijfsgrondslag samenwerkende gemeenschappen, ter hand genomen kon worden. Maar zij wisten dat instrument niet te hanteeren, doordat het hun aan gemeenschapsgevoel ontbrak. De brute ikkigheid, de persoonlijke zelfzucht der boeren, het groeps-egoïsme van vele arbeiders, - dat waren de hoofdoorzaken, waardoor de raden faalden in de uitoefening van hun taak. De kommunistische diktatuur kon hun bevoegdheden slechts verminderen en hun arbeidsveld inkrimpen, toen hun falen openbaar werd. Dat falen vormt, zoo niet de rechtvaardiging, dan toch de verontschuldiging der diktatuur. Het door de massa's op den troon der macht geheven bolschewisme kon den opbouw der socialistische produktie- en maatschappijvormen op geen andere wijze doorzetten, dan door zijn eigen koncepties en zijn wil in de massa's te doen doordringen. Dat dit ‘doen doordringen’ in vele gevallen, voor wat de boeren betreft in de groote meerderheid der gevallen, ‘opdringen’ werd, - dat de kommunistische diktatuur oneindig meer geweld en dwang gebruikt heeft en nog gebruikt, dan noodig is, om de eenvoudige reden, dat zij tegen hun gebruik geen enkel ideëel (ethisch of religieus) bezwaar heeft en geheel en al staat op den grondslag der (pseudo) realistische politiek, die alle middelen gelijkwaardig acht, - dat alles doet niets af aan het feit, dat het falen der massa's, bij den bouw van socialis- | |
[pagina 18]
| |
tische levensvormen, de deuren geopend heeft voor het ter hand nemen van dien bouw in Rusland, door stelselmatige uitoefening van een gecentraliseerd gezag, dat is als staats-socialisme. En het is aan het ingrijpen van dat gezag te danken, dat de cerste voorwaarde tot den bouw eener socialistische kultuur, namelijk het scheppen van sociale gelijkheid, in Rusland tot op zekere hoogte verwezenlijkt werdGa naar voetnoot1). De klasse-verschillen zijn in Rusland sterk verminderd. De tegenstelling, die overal elders bestaat, tusschen een bevoorrechte minderheid, die zich het leven niet vermag voor te stellen zonder verfijnde weelde, en een sociaal gedegradeerde, in haar minderwaardigheidsgevoel opgesloten massa, is in de Sowjetfederatie opgeheven. Dit feit is het eerste wat allen treft, die uit de kapitalistische wereld naar Rusland komen. Het levensbeeld draagt, op enkele onbelangrijke uitzonderingen na, een proletarisch karakter. Overdaad, weelde in woning, kleeding, enz. komen zoo goed als niet voor. Onnadenkende leuteraars, en kwaadaardige tegenstanders van het socialisme, plegen te zeggen, dat de bolschewiki de sociale gelijkheid hebben verwerkelijkt, door allen arm te maken. Maar dit oordeel gaat langs de kern van de zaak heen, namelijk langs het feit, dat de kapitalistische uitbuiting is opgeheven, die onvermijdelijk aan den eenen pool overdaad en verfijnde weelde, aan den anderen degradatie en ellende op massale schaal voortbrengt. De opheffing der uitbuiting is de eerste voorwaarde tot een socialistische samenleving. Daarom beteekent die opheffing op zich zelf, dat de waterscheiding tusschen kapitalisme en socialisme overschreden is. Zij beteekent, dat in Rusland één der sleutelstellingen werd ingenomen, | |
[pagina 19]
| |
een der bolwerken waarin de vijand zich verschanst had. in de worsteling, door de eeuwen heen gevoerd, om de verwezenlijking der gerechtigheid. Zeker bestaan er nog aanmerkelijke verschillen in levensstandaard. Tusschen mannen en vrouwen, geschoolden en ongeschoolden, hand- en hoofdarbeiders, inheemschen en vreemdelingen bestaan ze. Heel Rusland is er vol van. Het gevaar, dat zij nog zullen toenemen, is niet denkbeeldig. Maar er bestaat geen inkomen meer, dat niet door arbeid werd verworven, verdiend. Er bestaan geen renteniers meer. Het centrum van het maatschappelijk bewustzijn is van het bezit naar den arbeid verplaatst. De kleine sociale ongelijkheden in Rusland wekken nog veel onsociale gevoelens op, veel kleine nijd, veel kleine vijandigheid. Gebrek aan woningruimte leidt tot talrijke onaangenaamheden tusschen de op elkaar geperste, overprikkelde menschen. Men misgunt zijn mede-arbeider, die tot de stootbrigade behoort, den bon voor het paar laarzen, dat men zelf zoo noodig heeft. Bij Panait Istrati kan men dit alles lezen. Het is niet verheffend en niet verkwikkelijk. Maar het draagt het karakter van een twistonder-buren; het kan verholpen worden, naarmate het tekort aan verbruiksgoederen wordt opgeheven en het gemeenschapsgevoel in de eenlingen tot hooger ontwikkeling komt. Dit laatste kan men redelijkerwijze verwachten, omdat, door de opheffing der uitbuiting, een gemeenschap, gegrondvest in gemeenschappelijke belangen, in wording is. Er is geen klasse-wrok, geen klasse-haat bij de arbeiders, omdat er geen uitbuiting isGa naar voetnoot1). Het minderwaardigheidsgevoel, dat de arbeiders in de kapitalistische landen kwelt, bestaat zóó niet meer. Zij voelen zich aan allen gelijk- | |
[pagina 20]
| |
waardige, - in politiek opzicht meerwaardige - menschen. Wat de ‘intellektueelen’ aangaat, zeker zullen er onder de oudere generatie, en ook onder de jongere bureaukraten velen zijn, die zich nog boven de arbeiders verheven voelen, maar dat zij dit als geheel nog doen, is uiterst onwaarschijnlijk. Zij vormen niet langer een bevoorrechte groep in de samenleving, zij oefenen een funktie uit, die niet hooger in aanzien staat dan andere funkties. Op den grondslag van een maatschappij zonder uitbuiting, en van betrekkelijke sociale gelijkheid, kan in Rusland nu, ondanks duizend belemmeringen, het gemeenschapsgevoel tot ontwikkeling komen. Er zijn nog kloven, en gaten, en scheuren in den maatschappelijken bodem. Er is nog, verdrongen uit het bewuste denken, het besef van de overblijfselen der vroegere bourgeoisie, der ‘menschen van voorheen’, die, verbitterd of berustend, langzaam te gronde gaan. Maar dit vreemde lichaam in het nieuwe levens-organisme wordt kleiner en kleiner. Men vergeet het; men voèlt de wordende gemeenschap; men voèlt, allen te samen, in één gemeenschappelijk juk te zijn ingespannen, allen geroepen tot het volbrengen van één grootsche taak. Zeker is het gebrek aan voedingsmiddelen, schoenen, kleeren, en duizend andere dingen, voor de massa zwaar te dragen. Maar het tergende schouwspel van de weelde der ‘anderen’ ontbreekt. En dan: er is het vertrouwen, dat al dit leed maar tijdelijk is. Er is het geloof, dat de offers zin hebben, - een grooten, heerlijken zin. Men bouwt te samen datgene, waar geslachten naar hebben uitgezien. Men zet den ouden, schoonen droom der menschheid te samen om in daad. Echter, niet dit besef alleen maakt het leed lichter, dooradert het met trots, vreugde. en hoop. Er is nog een andere faktor, die troost over het slechte leven van vandaag | |
[pagina 21]
| |
en de angel wegneemt uit het besef-der-verschillen in de grootte van het loon en in allerlei andere dingen: de woning, den aard van het werk, de mogelijkheden tot verpoozing. Elke knaap en elk meisje in de Sowjet-Unie weet te kunnen opstijgen uit de benauwde atmosfeer van armoede en onwetendheid, van sociale ellende. leder die leeren wil, kàn leeren, kan àlles leeren wat hij wil; kan alles bereiken, waartoe hij in staat is. Alle instellingen voor onderwijs staan voor kinderen van arbeiders en boeren open, en allen zijn kosteloos. Aan ieder jong arbeider is de weg gebaand om de vakkennis te verwerven, waardoor hij plaats neemt in de rijen der geschoolden. Aan ieder is de weg gebaand om, natuurlijk bij voldoende begaafdheid, een middelbare school, een technikum of een hoogeschool te bezoeken. Armoede is voor niemand een beletsel: de staat geeft een stipendium, of de staats-onderneming, in dienst waarvan men zich verbindt te treden, na de voleindiging zijner studie. De weg is gebaand, (een steile, steenige weg, maar geen enkel pad is gemakkelijk in het nieuwe Rusland) en steeds grootere scharen betreden hem. Het aantal studenten uit arbeiderskringen steeg tusschen 1926/27 en 1930/31 van 28.7 tot 68.4 van het geheel. Het aantal ‘rabfaki’ bedroeg in dat laatste jaar meer dan een derde millioenGa naar voetnoot1). Wat beteekenen deze cijfers? Zij beteekenen, dat de hoogeschool proletarisch wordt, dat de mannen en vrouwen, die straks de leidende funkties zullen innemen in de industrie, de wetenschap, in de instellingen van onderwijs en het staatsbestuur, voor een groot, en een steeds toenemend percentage, uit de volksmassa's komen. Die cijfers beteekenen, dat de sociale gelijkheid op weg naar verwezenlijking is. De deelneming aan het kultuurleven in zijn | |
[pagina 22]
| |
vollen omvang staat voor allen open. Allen krijgen gelijke kansen, om van hun leven iets te maken, om de vreugde van organiseerenden, kombineerenden en kreatieven arbeid te leeren kennen, om zich meer dan anderen verantwoordelijk te gaan voelen in dien arbeid voor het geheel. Dit is ongetwijfeld socialisme. Maar bestaat niet het gevaar van nieuwe sociale ongelijkheid? Er is immers toenemende ongelijkheid der loonen? Er is immers toenemende spanning tusschen de belooning van den ongeschoolden en den geschoolden arbeider, den arbeider en den ingenieur? Is dit niet met het socialisme in strijd, vragen vele extremistisch-gezinde arbeiders buiten Rusland. Kan men een land socialistisch noemen, vragen zij schamper, waar de loonen op eenzelfde onderneming voor de slechtst betaalde kategorie 60, voor de best-betaalde 325 roebel per maand bedragen en ook in de mogelijkheden, zich levensmiddelen te verschaffen, de schromelijkste ongelijkheid en onrechtvaardigheid heerschtGa naar voetnoot1). Natuurlijk is de differentiatie der loonen niet ‘socialistisch’ of ‘kommunistisch’. Zij is dit evenmin, als het behoud van de markt en de geldhuishouding, van politie, justitie en leger, van dwangmaatregelen tegen onsociale elementen en politieke tegenstanders dit zijn. Maar daarom zijn al deze verschijnselen, die men, gelijk van zelf spreekt, niet met één maat meten moet, nog niet kapita- | |
[pagina 23]
| |
listisch. De differentiatie der loonen is dit zeker niet. De ondragelijke onrechtvaardigheid, die aan het kapitalistisch stelsel inhaerent is, bestaat niet zoozeer in deze differentiatie dan wel hierin, dat het de grootte der belooning, dus ook de mogelijkheid van welstand, kultuurgenot enz., losmaakt van de arbeidsprestatie en vastkoppelt aan het bezit. Een hoogere belooning dan de doorsnee voor arbeidsprestaties of diensten, die door de gemeenschap, om welke reden dan ook, bijzonder gewaardeerd worden, kwetst ons gevoel van gerechtigheid niet, mits, ten eerste, het onderscheid van die belooning met de doorsnee niet al te groot zij, èn mits, ten tweede, ook het laagste loon nog voldoende zij tot een menschwaardig bestaan. Of men in Rusland in de laatste jaren niet veel te ver is gegaan in het differentieeren der loonen, of men in de loonpolitiek niet allerlei kapitalistische elementen heeft ingevoerd, alles om de productie op te jagen, dat is een andere vraag, waarop het antwoord in een der verdere hoofdstukken gegeven zal worden. Afgezien daarvan echter, is het niet te voorkomen, dat in de eerste stadia van ontwikkeling naar het kommunisme, zoowel aangeboren begaafdheid als karaktereigenschappen, vlijt, energie, doorzetting, zorgvuldigheid, enz., invloed hebben op de grootte der belooning. Het kunstmatig in stand houden van absolute gelijkheid op dit punt zou vele ‘beteren’ ontmoedigen. Niet de ‘besten’ wel is waar, niet hen, die leven en handelen van een sterk Wij-gevoel uit; deze zijn echter waarschijnlijk nog maar een zeer kleine minderheid. Ook in Rusland is het leven nog een wedloop. De deelnemers daaraan zien verschillende prijzen lokken, als daar zijn: beter betaalde, meer voldoening schenkende arbeid, arbeid die meer afwisseling biedt of meer prestige waarborgt, of om welke andere reden ook, begeerlijk lijkt. Het | |
[pagina 24]
| |
verschil met de kapitalistische landen is, ten eerste dat de materieele faktor, het loon, nog slechts van ondergeschikt belang is in verhouding tot de andere lokprijzen, en ten tweede, dat alle deelnemers van hetzelfde punt uit beginnen en maatschappelijk op dezelfde wijze zijn toegerust. Gevaarlijk zou de differentiatie der loonen pas worden, zoo zij tot het opkomen van een nieuwe kapitalistische klasse kon voeren. Dat gevaar lijkt niet groot. Zeker zijn er ook in Rusland wel arbeiders en intellektueelen, die niet alles wat zij verdienen, uitgeven, maar waar de loonstandaard niet hoog en het leven heel duur is, zullen die spaarpenningen toch maar bescheiden zijn. In den regel zullen zij opgeslokt worden door de ‘vrijwillige’ leeningen, waarop alle arbeiders gedwongen zijn in te teekenen; een vorm van konfiskatie van, op zijn minst, het twaalfde deel van het inkomen door den staat. Werkelijk sparen, zich nòg meer ontzeggen dan noodig is, om misschien eens een miniatuur-kapitalistje te kunnen worden; de gedachte hieraan moet iederen hand- of hersenarbeider hoogst belachelijk voorkomen in een samenleving, waarin men leert den kapitalist, den uitzuiger, diep te verachten, waarin ieder, die vreemden arbeid gebruikt, in sociaal en politiek opzicht een soort paria is, en waarin, tenslotte, de ‘kapitalistische sektor’ in de samenleving tot minimale afmetingen is verschrompeld. Maar de sociale gelijkheid die, hoe onvolkomen dan ook, in de Sowjet-Unie bestaat, zou voor het socialistisch bewustzijn nog weinig waarde hebben, zoo zij enkel een geestelijke élite in staat stelde, haar aspiraties te bevredigen. De kern van het socialisme is, dat allen geroepen worden tot menschwording, al is het dan in verschillende mate; tot ontwikkeling van hun persoonlijke gaven, tot bewuste deelneming aan den dienst der gemeenschap en tot de vreugde, die deze dienst verschaft. Is hiervan in Rusland sprake, kàn er sprake van zijn onder een in alle | |
[pagina 25]
| |
opzichten zóó straf gecentraliseerd stelsel? Naar ik meen, zeer zeker. Zoo ook in beperkte mate en op andere wijze, dan Lenin zich voorstelde. Hij droomde van een gemeenschap, waarin allen deel zouden hebben aan het beheer der algemeene zaak. Wat men heden voornamelijk nastreeft is: deelneming van allen, als technischbevoegden, aan het produktieproces. Er is centralisatie, diktatuur van het hoogere apparaat der kommunistische partij, ringelooring door de bureaukratie, dwang en onvrijheid. Maar er is óók zelfwerkzaamheid der massa's; toenemend besef van verantwoordelijkheid, groei van objekt tot subjekt bij steeds meerderen. ‘Datgene waarvoor wij in Duitschland een strijd voeren, die velen hopeloos toeschijnt,’ - schrijft de uitnemende kenner der russische toestanden op kultuurgebied, Dr. K. Mehnert, in zijn laatste werkGa naar voetnoot1); ‘namelijk om in elken eenling het bewustzijn te wekken, dat hij een verantwoordelijk deel van het geheel, een strijder in het groote leger des volks is, dat heeft de russische omwenteling tot gemeen goed van millioenen gemaakt.’ Elders in zijn boek vestigt Dr. Mehnert de aandacht op het enorme aantal onbezoldigde betrekkingen (wat de Duitschers noemen ‘Ehren-ämter’) waarin, behalve kommunisten, ook talrijke partijloozen werkzaam zijn. Natuurlijk wordt hun werkzaamheid altijd door een of andere kommunistische cel geleid en gekontroleerd: de uitstralende kracht der partij-organisatie is tot in de fijnste en verste vertakkingen van het openbare leven (en alle kultuurleven behoort in Rusland tot het openbare leven) aanwezig. Zoo worden steeds breedere lagen, vooral van de jeugd, tot den dienst der gemeenschap opgevoed en leeren daarin bevrediging vinden. Zij worden allengs zooals men het in Rusland uitdrukt met een woord, dat zoowel het politieke als het zedelijke en verstandelijke | |
[pagina 26]
| |
gebied bestrijkt ‘soznateijnui’, dat wil zeggen bewust. Of, wil men hetzelfde begrip uitdrukken in een psychologische terminologie, die ook in ons land gangbaar werd. dan kan men zeggen, dat in hun karakterhouding de ikdienstigheid af-en de Wij-dienstigheid toeneemt. Beide termen geven aan, dat er in Rusland inderdaad in een groeiend aantal menschen een proces van verschuiving der motieven aan den gang is in de goede richting. Als de voornaamste oorzaak, waardoor dit proces kon beginnen, en waardoor het zich ook nu nog voortzetten kan, zien wij de verandering in de eigendoms-verhoudingen en de daarmee samenhangende verminderde waardeering van het bezit. Op dit punt zijn Rusland en Amerika, die in zooveel opzichten elkaar raken, elkanders tegenpolen. Wanneer men in de Vereenigde Staten, over iemand sprekend, vraagt, hoeveel hij waard is, dan weten zoowel de vrager als hij, die gevraagd wordt, dat zij over 's mans finantieel bezit spreken. Stelt men de vraag in de Sowjet-Unie, dan is het voorbeiden even vanzelfsprekend, dat men de waarde van een bepaald persoon, in verband met zijn of haar geestelijke en zedelijke eigenschappen voor de gemeenschap bedoelt. Men spreekt over moed, geduld, toewijding, ijver, kracht van het gemeenschapsgevoel. Naar deze eigenschappen wordt een mensch gewaardeerd. Natuurlijk moet hier allerlei voorbehoud gemaakt worden. De diktatuur, met haar tendenties tot onderdrukking van de persoonlijkheid, en het utilitarisme, dat in den mensch enkel het ekonomisch rendement waardeert, heffen de werkingen van het socialistisch beginsel, dat in de eigendoms-verhoudingen een feit werd, ten deele weer op. Het is er verre van, als beslist in Rusland enkel iemands persoonlijke verdienste, of hij zal stijgen op den maatschappelijken ladder en belast worden met verantwoordelijk werk. In vele gevallen beslist helaas de eigen- | |
[pagina 27]
| |
schap van vermogen-tot-aanpassing in het slechte aan supérieuren, beslissen kruiperigheid, geschiktheid tot intrigeeren en manoeuvreeren. Vond echter in Rusland de maatschappelijke selektie in hoofdzaak plaats naar het negatieve beginsel, dat vleiers en karakterloozen omhoog heft, dan zou de opbouw eener nieuwe samenleving er onmogelijk zijn. In het algemeen zijn het positieve eigenschappen, die den doorslag geven, eigenschappen, alle zonder onderscheid uitstralend van deze kern: een sterk gemeenschapsgevoel. In de russische samenleving is ruimte gekomen voor den groei van een nieuw zedelijk beginsel, een nieuwe karakterhouding van den mensch, doordat die mensch gereinigd wordt van een der sterkste, en tevens een der afschuwelijkste, trekken van den kapitalistischen mensch, van de belustheid op persoonlijk bezit en de begeerte, rijkdom te verwerven ten koste zijner medemenschen. Op de louterings-ommegangen van revolutie, burgeroorlog en opbouw, wordt den russischen mensch de drift uitgebrand, die den mensch der kapitalistische periode tot een monster van zelfzucht heeft gemaakt, die zijn wezen bedorven en zijn kultuur verontreinigd heeft, - de drift, waarvan alle burgerlijk-denkende sociologen en moralisten overtuigd waren, dat zij onuitroeibaar was in het menschelijk hart. De zengende vlam dooft uit, die eeuwenlang de kiemen der sociale gevoelens in millioenen harten verschroeide. De valsche lichtschijn, waarmee rijkdom in de kapitalistische maatschappij ook den minderwaardigen mensch omgeeft, verdwijnt. Het is of een onzichtbare hand plotseling de verhoudingen omkeert op de schaal der waarden. Rijkdom wordt verdacht en verachtelijk. Rijker te zijn dan anderen, verzekert Arthur Feiler ons, geldt nu in Rusland voor onhehoorlijk en unfairGa naar voetnoot1). Mau- | |
[pagina 28]
| |
rice Hindus gaat nog verder: mogen wij hem gelooven, dan wordt rijkdom nu in de Sowjet-Unie beschouwd als een ziekte en een vloek, de walgelijkste die een mensch kan treffen. ‘Een geheele generatie’, schrijft hij, ‘wordt zoodanig opgevoed, dat zij geen rijkdom meer verlangt.’ Ook Klaus Mehnert verzekert ons, dat de drift naar bezit is verdwenen. ‘Wat men heeft, wordt uitgegeven aan voedsel of reizen.’ De socialisten van alle richting hebben altijd bestreden, dat de drang naar het verwerven en vermeerderen van bezit, de eenige prikkel was, die den mensch zijn aangeboren luiheid kon doen overwinnen en hem brengen tot de gestadige lichamelijk-geestelijke inspanning die noodig is om het kultuurpeil steeds hooger op te voeren. Zij wisten, dat er andere middelen waren, om den arbeidslust te prikkelen. Zulk een rijkbesnaard instrument als de mensch, kan op velerlei wijs aan het trillen gebracht worden; het is onnoodig, altijd enkel dien éénen snaar van begeerte naar materieel bezit aan te raken. Zelfs in het kapitalisme gebeurt dit niet; er wordt immers zeer veel hoogere arbeid verricht onder den drang van motieven, die niets met winstbejag en persoonlijk voordeel te maken hebben. De socialisten hebben gelijk gekregen. De opbouw van het ekonomisch- en het kultuurleven in Rusland bewijst, dat men menschen tot ontzaggelijke arbeidsprestaties brengen kan, zonder den lust-tot-materieel-bezit in het spel te brengen. En niet slechts uitzonderings-, maar ook doorsneemenschen. Men heeft dit wonder volbracht door een beroep te doen op de verschillende kanten der menschelijke natuur. Men werkt met tal van motieven, waaronder zeer minderwaardige, zooals vrees en angst. Maar het bij uitstek gevaarlijke motief van belustheid-op-bezit heeft men buiten spel gelaten, omdat het weder-opleven van dit motief in een groot aantal menschen niet deze of gene | |
[pagina 29]
| |
vrucht slechts, maar de totale uitkomst der revolutie in gevaar moest brengen en haar den weg tot verdere ontplooiïng afsnijden. De Sowjetregeering vergist zich met te meenen, dat ook minderwaardige motieven als angst en vrees kunnen dienen bij den opbouw eener socialistische samenleving. Door die motieven in het spel te brengen, heeft zij geen krachten wakker geroepen, maar krachten verlamd. Zij heeft de innerlijke omzetting tegengehouden, die op zijn minst op één hoogte moet blijven met den uiterlijken opbouw, wil alles niet in gevaar komen. Arbeiders, die door direkten of indirekten dwang, zooals vrees voor ontslag, voor intrekking van levensmiddelenkaarten enz. aan het werk gehouden worden, zijn evengoed slaven als arbeiders in kapitalistische bedrijven. Het feit, dat de vrucht van hun arbeid niet aan een partikulieren ondernemer maar aan den staat ten goede komt, brengt daar geen verandering in, al is die staat volgens het schema, ‘hun eigen staat’. Dat de Sowjetregeering in de laatste jaren genoodzaakt is, in stijgende mate een beroep te doen op de zelfzuchtige motieven van de arbeiders en van allen die bij het produktieproces betrokken zijn, ten einde de produktie op te drijven, is algemeen bekend. Zestig percent van de loonen worden als stukwerk betaald. Er zijn aanmerkelijke verschillen in loonhoogte tusschen mannen en vrouwen, geschoolden en ongeschoolden, russen en vreemdelingen. De indeeling in verschillende loonklassen is zeker niet minder geraffineerd dan die in de kapitalistische landen. Extra belooningen voor bijzondere prestaties zijn algemeen gebruikelijk. Er worden premies uitgeloofd voor ekonomisch gebruik van materiaal, zooals het besparen van brandstof door machinisten op lokomotieven of op staats-auto's. Maurice Hindus deelt ons mede, dat één vierde van de winst in de russische industrie op het oogen- | |
[pagina 30]
| |
blik aan dergelijke premies wordt besteedGa naar voetnoot1). Nu is het een feit, dat dergelijke premies niet, als in de kapitalistische landen, uitsluitend den vorm aannemen van geldelijke voordeelen. Vaak is een reis of een verblijf in een badplaats of een sanatorium het lokaas, dat voor een bijzondere arbeidsprestatie in uitzicht wordt gesteld. Hier is een begin van sublimatie te zien in de richting naar niet-materieele waarden, naar geestelijke en emotioneele bevrediging. Behalve de verschillen in loonhoogte en het premiestelsel, zijn er, om de arbeiders tot verhoogde prestatie te prikkelen, nog de bevoordeelingen in verband met het zich verschaffen van levensmiddelen. Voor vreemde ingenieurs en arbeiders zijn afzonderlijke winkels ingericht. Leden van stootbrigaden genietenaanmerkelijke voordeelen, evenals hoogeren in rang, zooals bedrijfsleiders. Wij komen op de steeds stijgende ongelijkheid van levensvoorwaarden, die in Rusland parallel is gegaan met de industrialiseering, en op haar verderfelijke gevolgen voor den gemeenschapszin nog terug. Hier was het er ons enkel om te doen, vast te stellen dat bij den opbouw in ontelbare gevallen de socialistische eisch van sociale gelijkheid wordt doorbroken en motieven in 't spel worden gebracht, die niet op het gemeenschapsgevoel berusten. Het is duidelijk dat evenmin door middel van deze motieven, als door de minderwaardige van angst en vrees, een socialistische samenleving opgebouwd kan worden. Socialisme is niet enkel een kwestie van vormen, maar ook van den geest, die de vormen bezielt. Slechts in de mate, waarin de Wij-geest in de nieuwe kultuur doordringt en als het haar inspireerend beginsel werkt, is die kultuur socialistisch. Wie een indruk wil krijgen van de kracht, waarmee de ik-geest in Rusland nog tegen den Wij-geest strijdt, wie den eerste ondanks de | |
[pagina 31]
| |
nieuwe vormen, geheel op de oude wijze aan het werk wil zien, met list, intimidatie en terrorisatie van zwakkeren, die behoeft slechts een der vele boeken van ‘teleurgestelde kommunisten’ - dat van Panait Istrati is het meest bekend geworden - te lezen. Wanneer men bij den opbouw van de nieuwe kultuur, wat de werkelijke menschelijke verhoudingen aangaat, slechts zeer langzaam vordert, dan is een der hoofdoorzaken daarvan het feit, dat door de richting, waarin men het maatschappelijke leven drijft, die van industrialisatie, rationalisatie en mechanisatie, het egocentrisme en de ik-dienst in tallooze menschen opnieuw aangewakkerd worden. Maar er is dan toch een kern, wier handelen op een ander motief is afgestemd, op dat van een sterk, bijna onbegrensd groot, gemeenschapsgevoel. Voor deze kern werd tot het voornaamste motief-van-handelen haar geloof in een komend rijk van broederlijke gerechtigheid, in geluk voor alle menschen, in harmonie en vrede. Dat geloof is voor hen ‘een werkelijkheid en een macht, die alles te boven gaat in hun leven, alles wat de menschheid hun te geven heeft’Ga naar voetnoot1). Het doet er weinig toe, dat de belijders van dit geloof het bij een anderen naam noemen, - de naam ‘wetenschap’. Het voorwerp van hun geloof is de wordende gemeenschap. Zij spreken dien naam uit met iets van den zelfden eerbied, als anders-geloovigen dien van God. Het geloof aan de gemeenschap wekt in hun harten overeenkomstige gevoelens van moed, aktiviteit en warme levens-bevestiging, als het geloof aan het Godsrijk bij den waren Christen. Wil, de gemeenschap te dienen, doet hen het offeren van tijd, rust, kracht, energie, gezondheid, het altijd weer opnieuw offeren van zichzelf, voelen als hoogere vreugde. En de dienst der gemeenschap is nu in Rusland onafscheidelijk verbonden aan den dienst van den opbouw, | |
[pagina 32]
| |
van het dagelijksch werk in de fabriek of op het kantoor, in den kolchoz en in den koöperatieven winkel, of waar dan ook. Dienst der gemeenschap, dienst van het socialisme, zij bestaan niet anders dan als dienen van den opbouw, in welke funktie ook. In dienen van uit het besef, dat bij den opbouw der kollektieve produktiewijze óók de kollektivisatie van den mensch behoort, van zijn gedachtenen-en gevoelslevenGa naar voetnoot1). Er wordt nu in Rusland systematisch gestreefd den dienst der gemeenschap tot het gewone, het algemeenste motief van ieders handelen te maken, het motief dat de meeste belangstelling wekt en de meeste bevrediging geeft. Aan de schoolkinderen wordt dit motief ingeprent, niet zoozeer door voorschriften en preekjes, dan wel door hun schooltaken te verbinden met de algemeene opgaven, die de opbouw van het socialisme aan de russische volksgemeenschap stelt. Men leert hun, zichzelf te zien als kleine maar onontbeerlijke raderen in de totale machinerie der volkshuishouding. Men leert hun, hun kracht in en buiten schooltijd ter beschikking te stellen aan die volkshuishouding, zooveel mogelijk deel te nemen aan de bepaalde opgave, die op een gegeven oogenblik ten uitvoer gebracht moet worden, zooals b.v. de reiniging van het zaaikoren. Men poogt reeds in de schoolkinderen het gevoel van sociale verantwoordelijkheid te wekken, niet als een boven hun begrip uitgaande abstraktie, maar als een levende werkelijkheid van iederen dag. In den omgang met hun ouders en verdere familieleden, met de arbeiders van de fabriek of het landbouwbedrijf waar hun school mee verbonden is, - aan ‘vastgehecht’ zeggen de Russen, -moeten zij, als kleine kruisridders van den ‘opbouw’, den strijd aanbinden tegen de luiheid, de drankzucht, de godsdienstige vooroordeelen der ouderenGa naar voetnoot2). | |
[pagina 33]
| |
De gemeenschap te dienen, mee te helpen het socialisme te verwezenlijken door te werken aan den ophouw, dat is nu het groote ‘Wij-motief’, dat honderdduizenden in Rusland tot den arbeid drijft, en in hem bevrediging doet vinden. De sociale beteekenis van dien arbeid is in hun dagelijksche plichten, de methode en het doel, de beweegreden en de werkelijkheid, de praktijk en de inspiratieGa naar voetnoot2). Terwille der gemeenschap verplichten jongens en meisjes zich, - soms kontraktueel in ruil voor een tegenverplichting der ouderen, - de school niet te verzuimen en vlijtig te leeren. Ter wille der gemeenschap verplichten de studenten van sommige landbouw-technikums zich, de leerstof van vier jaar, in drie jaar te verwerken. Ter wille der gemeenschap nemen sommige leden van stootbrigaden op zich, om overal waar bijzondere moeilijkheden zich voordoen de spits af te bijten, laten zij zich overal heensturen waar bijzondere weerstanden op te heffen of fouten te herstellen zijn. Ter wille der gemeenschap pogen de arbeiders van een of andere fabriek, boven de hun door het plan toegewezen taak uit te gaan. Gemeenschapszin in vele graden en vormen maakt heden ongetwijfeld in Rusland veel arbeid, ook harde, zware arbeid en arbeid, die in uiterst moeilijke omstandigheden verricht wordt, tot een bron van voldoening. Natuurlijk is gemeenschapsgevoel slechts in een kleine minderheid van gevallen het eenige motief, dat tot den arbeid drijft. Het verbindt zich in den regel met andere motieven van mecr ik-dienstigen aard, met genotzucht en eerzucht, met verlangen te schitteren en geprezen te worden, met begeerte naar het prestige, de verantwoordelijk- | |
[pagina 34]
| |
heid en de macht, die door het opklimmen op den maatschappelijken ladder nu in Rusland bereikt kunnen worden. Het verbindt zich met den geest van wedijver, die nu in Rusland van hoogerhand wordt aangemoedigd, door de bedrijven tegen elkaar op te jagen in den strijd om de hoogste arbeids-opbrengst. Wie echter wedijver zegt, zegt vechtdrift. Ook zij speelt een rol onder de talrijke psychische prikkels, die in de laatste jaren in de Sowjet-Unie steeds systematischer in werking worden gesteld. Maar de sterkste dier prikkels zal toch zeker de eerzucht zijn. Immers, daar, waar de gemeenschapszin krachtig is, is ook de begeerte sterk, eer te winnen in haar, door de makkers bewonderd en geprezen te worden. Aan die begeerte komt men in Rusland rijkelijk tegemoet. De namen van allen, die door bijzondere arbeidsprestaties uitmunten, worden op iedere fabriek, in iedere onderneming bekend gemaakt. Wie zich door zeer bijzondere verdiensten onderscheidt, wordt beloond met de ‘Orde van de roode Arbeidsvlag’, een bepaalde onderscheiding, die materieele voorrechten meebrengt. Of wel, hij krijgt den titel van, ‘Held van den Arbeid’, zijn naam wordt vermeld in de pers; vol trots wijst men hem aan de vreemdelingen, die de fabriek bezoeken. In de kapitalistische landen heeft men vaak gespot over het feit, dat ook in Rusland titels en orden elementen zijn in het komplex van sociaal-ethische prikkels, waardoor de leiders pogen, aldoor nieuwe energiebronnen in het volk aan te boren. Zij die voor de ordeteekenen en onderscheidingen, die het Sowjetgezag invoerde, niets over hebben dan een spottend lachje, een meewarig schouderophalen, en misschien nog de diepzinnige opmerking, ‘dat de mensch in alle vormen van samenleving altijd hetzelfde kind blijft’, begrijpen niet, dat onder alle oppervlakkige gelijkheid in de gevoelens, waarmee heden inGa naar voetnoot1) | |
[pagina 35]
| |
Rusland en de kapitalistische landen orden of titels begeerd en aanvaard worden, wezenlijke verschillen aanwezig zijn, - verschillen, die samenhangen met de kracht der gemeenschapsbinding. Daar waar deze zwak is, zooals in de kapitalistische wereld, is het voornamelijk ijdelheid, die de onderscheiding begeeren doet en haar geniet. Daar waar die binding sterk is, is het voornamelijk eerzucht. Eerzucht kan men omschrijven als één der twee psychische knooppunten, waarin individualisme en gemeenschapsgevoel zich verstrengelen. Het tweede dier knooppunten noemen wij verantwoordelijkheidsbesef. Dáárin overheerscht reeds de karakterhouding van Wijdienstigheid, terwijl in de eerzucht nog veel ik-dienstigheid steekt. Eer te winnen in de gemeenschap is nu de droom van elken flinken knaap en elk wakker meisje in de Sowjet-Unie, - zijn of haar naam opgenomen te zien onder de namen der ‘helden van den arbeid’, de namen van hen, wier hijzondere prestaties op het ‘arbeidsfront’ niet slechts door materieele voordeelen beloond worden, maar ook het onderwerp bij uitnemendheid zijn, dat de dichters en kunstenaars in de nieuwe kultuur inspireert. En in het voorwerp dier eerzucht, openbaart zich een nieuwe gewichtige verschuiving in de schaal-der-waarden. In vroegere maatschappij-vormen werd de eerzucht der energiekste, aktiefste en moedigste karakters, in den regel geleid in de banen eener militaire loopbaan. Dit was althans voor de meerderheid van dergelijke karakters het geval. Hun eerzucht ging uit naar de lauweren van den krijgsman, en, in het tijdperk der demokratie, ook naar dien van den politikus. In het oog van de groote massa echter heeft de roem van den militair vele eeuwen lang elken anderen overstraald. Voor haar bewustzijn gold de oorlogsheld als de held bij uitnemendheid. Wel is waar bracht het tijdperk waarin wij leven daarin een zekere | |
[pagina 36]
| |
verandering, door de geniale uitvinders en technici te vieren als de groote weldoeners der menschheid, den vliegenier te maken tot den held, die de verbeelding in gloed zet, maar die verandering was toch meer schijnbaar dan werkelijk. Immers, het huidige tijdperk is óók dat van nationalisme en imperialisme, dat van vergiftigde aggressiviteit, van veroverings- en expansiezucht, van de aanbidding van het geweld, van het dienstbaar maken der primitieve kudde-instinkten, maar ook van de edele gemeenschapsgevoelens der door eeuwenlange lotsgemeenschap verbonden volksgenooten, aan de matelooze hebzucht en machtswellust van groepen groot-kapitalisten. De kapitalistisch-imperialistische geestesgesteldheid heeft haar merkteeken gedrukt op alle levenssferen - op de techniek, de kunst, de sport. De held is nog altijd de veroveraar, de vechter die zijn mededingers overwint, hetzij op de slagvelden, of in de lucht, of in den strijd om nieuwe markten, of op het voethalveld en in het stadion, - niet degene, die door zijn arbeid het stoffelijk en geestelijk heil der menschheid het beste dient. Deze verkeerde waardeering van de menschelijke agressiviteit is natuurlijk in Rusland nog bij lange na niet overwonnen. Er is opkomend nationalisme in socialistischen vorm; er is een socialistisch militarisme, een rood leger, een roode vloot, een roode luchtvloot, er is een nationale vereeniging ter voorbereiding en populariseering van den gas-oorlog. Er is de vermilitariseering van de jeugd en die der vrouwen. Er is de opvoeding tot den verderfelijken waan, dat een nieuwe imperialistische oorlog, die tevens een aanval van alle kapitalistische staten op Rusland zou beteekenen, ‘onvermijdelijk’ is en dat alle revolutionairen moeten meehelpen, dien oorlog in een internationalen burgeroorlog om te zetten. Er zijn wapenschouwingen op de groote feestdagen der revolutie, die de technische en militaire voortreffelijkheid van het roode leger demon- | |
[pagina 37]
| |
streeren, en er zijn, bij diezelfde gelegenheden, haast eindelooze défilé's van gewapende arbeiders, gewapende vrouwen, gewapende jeugd. Hoe zou het anders kunnen zijn? Voor de wereld- en levenskonceptie, die in Rusland geestdriftig en energiek op de nieuwe vormgeving van het gemeenschappelijk en psychische leven wordt toegepast, is het wapengeweld een onmisbare faktor bij de baring der socialistische wereld. Deze schijnbaar-realistische, in waarheid dogniatische wijze-van-denken, is de ééne wortel van den kultus-van-het-geweld, zooals die heden in Rusland bestaatGa naar voetnoot1). De andere is de angst-hypnose ten opzichte van wat de ‘anderen’ zullen doen. Wij weten aan het voorbeeld van Frankrijk, hoe moeilijk die hypnose te overwinnen is. Voor wat Rusland betreft, wordt die moeilijkheid nog verergerd door het geestelijke isolement waarin het russische volk verkeert. Wie daaraan het meeste schuld heeft: zijn eigen leiders of de Europeesche reaktie, dat zullen wij hier niet probeeren uit te maken. Maar ondanks al deze ongunstige strekkingen, is niet het aanjagen van de menschelijke vechtdrift heden in Rusland het centrale feit bij de vormgeving van het leven, maar haar sublimeering, dat is haar omzetting tot arbeidsdrift. Dit werk, het groote kultuurwerk van alle eeuwen, voor zoover de kultuur op het maatschappclijk zijn van den mensch betrekking heeft, voltrekt zich heden in Rusland op een schaal en in een tempo als wellicht nooit te voren in de geschiedenis der menschheid. Arbeids-eerzucht en niet militaire eerzucht is het, die het hart van de jeugd in gloed zet en haar bloed sneller doet stroomen. Arbeids- | |
[pagina 38]
| |
doeleinden, niet militaire doeleinden zijn het, waarop haar daadkracht zich in hoofdzaak richt. In dienst van den arbeid, van den opbouw van het maatschappelijk leven, worden nu in Rusland al de hoogere motieven gesteld, die al te veelvuldig, in den loop der geschiedenis, in dienst stonden van de vernietiging van kultuurgoederen en van den massalen moord. De wil, zichzelf, zijn kracht, zijn leven, aan iets meer-dan-persoonlijks te wijden, de volledige overgave, de voorbehoudlooze toewijding, de warme kameraadschap, en niet minder de frissche waaglust, de moed tot de gevaarlijke proefneming, het riskante avontuur, - al de menschelijke krachten die, wil men de verheerlijkers van den oorlog gelooven, enkel in en door hem gelegenheid vonden, hun verheffende en reinigende werking volop te ontplooien, zij worden nu in Rusland voor een groot deel aan de destruktie onttrokken, en in de bedding van produktie-konstruktie geleid. Een bekend Europeesch pacifist heeft eens gezegd: ‘wilt ge energie toevoeren aan de vredesbeweging, geef dan aan den vrede een grooten, pakkenden inhoud. Zònder dien inhoud is hij saai.’ Europa heeft tot dusver niet vermocht. naar dien raad te handelen. Rusland wel. In Rusland heeft de vrede een inhoud gekregen vol rijke spanningen. Die inhoud is: de arbeid in dienst der gemeenschap. Ook de burgerlijke maatschappij kent de verheerlijking van den arbeid. Maar in het koor dier verheerlijking trof ten eerste altijd een onzuivere klank. Hoe kon die klank zuiver zijn, echt en hartgrondig, zoolang de voortbrenging op de uithuiting der arbeidersklasse berustte? En, ten tweede, was het doel van den arbeid winst, niet voorziening in de behoeften der gemeenschap. Het doel van den arbeid ging in tegen zijn wezen: dat doel was egoïstisch, onsociaal. Het moest dat blijven, zoolang de arbeidsmiddelen niet in handen der gemeenschap waren overgegaan. Dàt was de eerste voorwaarde tot de vestiging, dit woord | |
[pagina 39]
| |
verstaan in den zin van een langdurig proces, van een wij dienstige produktiewijze. In Rusland is nu die voorwaarde vervuld. Daarom kàn de arbeid er de eerste plaats innemen in de gemeenschap; hij is dienst der gemeenschap en daarom eervol. De bovende-maat-uitgaande wil tot den arbeid wordt als heldendeugd geëerd. De ‘helden van den arbeid’ worden uit de dompe verborgenheid te voorschijn gehaald, waarin zij dag aan dag in zwijgende toewijding hun daden verrichten. Het relaas dier daden, door de verbeelding gegrepen en met gloeiende kleuren getooid, wordt de Bijbel van het opgroeiend geslacht. Zoo voltrekt zich in Rusland een verschuiving in de schaal der waarden, waarmee in beteekenis misschien enkel te vergelijken is die, welke zich in Europa bij den overgang van de feodaal-agrarische naar de burgerlijk-kapitalistische kultuur voltrok. Het bezit moet zijn plaats aan den top van die schaal afstaan aan den arbeid. Ziehier een feit, of beter een gebeuren, dat ongetwijfeld, op zich zelf beschouwd, den overgang der menschheid van een lagere naar een hoogere fase van samenleving beteekent. En nu kan, althans in beginsel, de arbeidsvreugde die door de degradatie van den arbeid in het kapitalisme sterven moest, herleven. De voldoening kan herleven om de prestatie, om het goed-volbrachte werk, èn om het besef, door dat werk de gemeenschap te dienen. De drang, zijn arbeid zoo goed mogelijk te verrichten, vereenigt zich met die, de gemeenschap te dienen tot één drang, één wil, één warmte; de vreugde-van-den-arbeid ontsteekt haar vlam aan de vreugde-van-den-gemeenschapsdienst. De arbeid wordt nu in Rusland, althans in beginsel, niet langer als de vloek ondergaan, waardoor de menschheid ten eeuwigen dage de zondige daad van het eerste menschenpaar boet, als de wrange vrucht der menschelijke ongehoorzaamheid aan het goddelijk gezag. Opgevat wordt | |
[pagina 40]
| |
hij als het heroïsch avontuur, het boven elk ander belangwekkende en roemrijke, dat aan het leven zijn hoogsten zin, zijn meest waardevollen inhoud geeft. Reeds wordt het nieuwe beginsel ten deele gerealiseerd. Reeds volbrengen de besten, dat is zij in wien de gemeenschapsgeest het krachtigst leeft, hun taak niet in hoofdzaak om de materieele belooning, of om de met hem verbonden voorrechten, of om eer en erkenning, maar om de waarden zélf, die in die volbrenging worden beleefd, in belanglooze overgave, in besef van overvloeiende kracht, als vereeniging in één knooppunt van alle waarden, die in strijd, sport en spel een afzonderlijk bestaan voerden, als verlossende worsteling van lijf-en-geest met de weerbarstige stof, als uiting van den drang, zich vol vertrouwen te werpen aan de borst van het oneindige worden, die den mensch-van-voorheen dreef tot het gebed. Reeds worden zij talrijk in Rusland, die zóó hun arbeid verrichten. Reeds wordt een innerlijke houding bij, en een verhouding tot den arbeid, die lang het voorrecht was der weinigen, het voorrecht van enkele denkers, dichters, kunstenaars, geleerden, het gemeengoed van een groeiende schare. De opgaande lijn der menschelijke ontwikkeling verloopt voor een belangrijk deel als zelfopvoeding, onder den druk van den nood, die harde tuchtmeester, tot de koncentratie en volhardende inspanning, die de arbeid bij de kultuurvolken, in tegenstelling tot wat bij de natuur volken regel is, vereischt. Echte vooruitgang op kultuurgebied is enkel mogelijk, ten eerste door het sublimeeren van de menschelijke vechtdrift, ten tweede door het overwinnen van de menschelijke luiheid, de onmacht tot koncentratie en volgehouden inspanning. De kultuurmensch heeft dit alles geleerd; om het te leeren moest hij afstand doen van veel spontane levensvreugde. Arbeid en spel, die bij den natuurmensch nog ongedifferentieerd | |
[pagina 41]
| |
waren, evenals geloof en wetenschap, werden in de kultuurwereld gedifferentieerd tot twee uiteenloopende verrichtingen: de eene, mocizaam en zwaar, geschiedde in hoofdzaak ter wille van het nuttige doel: de andere, al was zij fysiek vaak niet minder zwaar, bevatte toch elementen die haar tot een vreugde maakten: zij droeg haar doel in zich zelf en bracht haar eigen belooning mee. Voor de arbeidersmassa's gingen in het kapitalisme haast de laatste restanten van de arbeidsvreugde verloren, zonder dat zij, behalve in den laatsten tijd en dan nog slechts zeer gedeeltelijk, voor dat verlies eenige vergoeding vonden in het spel. In Rusland heeft nu de omkeer ingezet; vreugde in arbeid, voldoening door hem, is voor velen het centrale feit van hun bestaan geworden. Maar of de fundamenten, waarop die vreugde verrijst, haar lang zullen kunnen schragen, dat is een andere zaak. Zij zullen daartoe in elk geval naar één kant, die van het produktieproces zelf, in belangrijke mate moeten worden versterkt. Het gemeenschapsgevoel zal misschien een voldoende grondslag voor de vreugde-in-den-arbeid blijven, zoolang de groote spanningen voortduren, die den russischen mensch thans aandrijven en aanjagen. Maar wanneer zij zich vereffend zullen hebben - en ééns zullen zij dat - is het zeer de vraag, of de gerationaliseerde, gemechaniseerde en gespecialiseerde fabrieksarbeid nog zin en inhoud zal kunnen blijven geven aan het leven der massa's. Wij voor ons meenen die vraag ontkennend te moeten beantwoorden. Op de problemen, die hiermee in verband staan, zullen wij in een volgend hoofdstuk ingaan. Het bestaan dier problemen doet echter niets af aan de ontzaggelijke beteekenis voor de geheele menschheid, van wat nu in Rusland geschiedt. Wij zien daar een jong volk, een volk pas bezig zich te vormen uit vele volken en een eigen nationaal bewustzijn tot ontwikkeling brengen, dat op nieuwe wijze, | |
[pagina 42]
| |
met nieuwe middelen, streeft naar de oplossing der eeuwige spanningen tusschen natuur en kultuur. Het streeft heden naar die dappere, geduldige, door veel lijden trapsgewijze bereikte, verwezenlijking der werkelijkheidGa naar voetnoot1), waar juist de russische mensch eeuwenlang zoo vreemd, zoo niet-begrijpend en droomverloren tegenover stond. Bouwend aan zijn vijfjaarsplannen, bouwt de Sowjet-Unie tevens aan de algemeene menschelijke kultuur. Zij bouwt daaraan niet zoozeer door de werken die, als wel door den geest waarin zij deze voortbrengt. Reuzen fabrieken, ontzaggelijke stuwdammen, extensieve landbouwbedrijven, elektrische centrales en tuinsteden, zij komen allen tot stand ook in de landen van het kapitalisme. Maar dat men in Rusland gelooft, hiermee een rijpend Wij te dienen, dat men dat Wij weerspiegeld ziet in het blanke metaal der machines, die men wel niet dáárom alléén, maar toch voornamelijk daarom, liefheeft, - dat men ter wille van dit Wij sjouwt en zwoegt, duizendmaal bezwijkt onder den overzwaren last en duizend malen weer opveert, - dat men ter wille van dat Wij, bereidwillig wonden na wonden ontvangt op het eenige slagveld, waarop de vijand niet wordt gewond of gedeerd, - dat is nieuw, en grootsch, en heerlijk. Er bestaat een gedicht van Johannes R. Becher, de begaafdste onder de duitsche kommunistische dichters, getiteld ‘Het groote plan’. Verreweg het schoonste deel van Bechers half episch, half dramatisch gedicht is dat, waarin hij den bouw van Traktorostroj, de ‘stad der traktoren’ bezingt. Dit deel geeft een aangrijpend beeld van de ontzettende moeilijkheden van den opbouw der stad, maar óók een treffende uitbeelding van den heroïschen geest, die de voorhoede der arbeiders en de technische leiders bezielt. Ik laat het hier, eenigszins verkort, volgen. | |
[pagina 43]
| |
‘Van Turksib hebt ge gehoord
en van Dnjeprostroj -
Traktorostroj
heeft het woord.
‘Wij, de stad Traktorostroj,
zullen u
in eenvoudige woorden verhalen
hoe het ons gegaan is sedert den tijd dat
Lenin droomde:
‘Wanneer wij morgen honderdduizend eerste klasse trak-
toren konden leveren, - wanneer wij ze konden voor-
zien van benzine en machinisten, - gij weet zeer goed,
dat dit voorloopig nog een fantasie is, - dan zou de mid-
denboer zeggen: ‘ik ben voor de Kommune’....
| |
1.Een vlot met hout
drijft stroom-afwaarts de Wolga;
houdt op den oever aan.
Waarheen met het hout?
Waarvoor
de werktuigen?
| |
2.Wij zijn van de partij.
De arbeidersklasse
heeft ons gezonden.
Wij willen
een stad bouwen.
| |
3.Bouwt een stad
hier in de steppe
| |
[pagina 44]
| |
mijnentwege.
Maar leert eerst
u op de been houden
wanneer de wind waait.
| |
4.Vijfhonderddertig hektaren
hebben wij afgestoken.
De wind knakt
de palen.
Het zal zoo gauw niet gaan.
Geeft het bevel
dat zij opbreken,
tot de marsch in de steppe.
Roept hen hier!
| |
5.Vlotten drijven
stroom-afwaarts de Wolga.
Een geheele vloot.
Dag en nacht
door de steppe
trekken de kolonnes
naar de oevers der Wolga.
Een schreeuw gaat over den stroom.
Zij komen.
Een wolk loopt over de steppe.
Zij komen.
Gravers,
betonwerkers,
buisleggers,
slotenmakers,....
Wie leidt ze?
| |
[pagina 45]
| |
Wat zoeken ze
op deze winderige plek?
Zij komen.
| |
6.Schaart u dicht bijeen.
De wand drukt op ons;
eng is het
in de barakken.
En de storm heeft ons
deze nacht
een plankenkeet
uit elkaar gesmeten.
Wasschen moet gij
u in de Wolga.
| |
7.Komt, de modder in!
Zijt ge verkleumd?
Schudt de wind u
de kleeren van 't lijf?
De partij heeft ons gezonden;
de arbeidersklasse.
Wij moeten het werk
verrichten.
| |
8.Ge stapt opzij, kameraad?
Ge moet achterblijven?
Ge houdt het tempo
niet uit?
Eet iets.
Warm je,
dan kom je weer bij.
| |
[pagina 46]
| |
13.Ik kan geen rust nemen.
Ik ben zwak geworden.
En de partij heeft mij gezonden,
en de arbeidersklasse,
en ik ben een zwakkeling.
De rook vreet ons op
bij de teerketels;
de ziedende teer
heeft mijn gezicht verbrand.
De wind voer om zich heen:
wij moesten ons vastbinden.
| |
14.De vorst heeft je zwak gemaakt,
en de stinkende gloed
bij de teerketels.
Zoo iets kan voorkomen.
Tweehonderd man
beklimmen den steiger
en snijden het glas,
en jij bent een van hen; -
met bloedende vingers
zet je het glas
in de vensterkozijnen.
| |
15.Vermeldt de daden der negentien;
Vermeldt de daden der tweehonderd jonge kommunisten!
Vermeldt die van vijfentwintig meisjes,
aangevoerd door Sosoelja!
Vermeldt den arbeid van de partijcel.
| |
[pagina 47]
| |
Maar wanneer je alles hebt vermeld,
zijn weer nieuwe daden te melden.
Noem de namen der ingenieurs,
Goerski, Gerassimow, Toerschanow.
Maar weet
dat honderd namen wachten
te worden genoemd.
Ga aan het werk!
Nog vroeg genoeg
zult ge de namen ervaren,
wanneer de bouw der stad
ten einde is.
Noem geen enkele naam;
alle namen zullen wij noemen
in éénen naam:
Traktorostroj.
|
|