| |
III
De lijn van dit leven bewoog zich niet anders dan in overeenstemming met dit levensgevoel. Hoe zou het ook anders kunnen? Lichaam en geest lijden van dezelfde oorzaken; Rossetti's lichamelijk leven, zoowel als zijn gedachten, zien wij bepaald worden door de samenwerking van innerlijken aanleg en maatschappelijken drang. Hartstochtelijkheid van gemoed ging samen bij hem met slechts door weinige dingen getroffen worden. Zijn geest en zijn lichaam hadden met weinige geesten en lichamen iets gemeen; zoo was hij aangewezen om te leven nauw verbonden aan eenige verwante naturen, hen steun gevend en van hen steun ontvangend. Maar bij de superieurheid van zijn aanleg en de zelfbewustheid van zijn kracht, moest hij voor die weinigen ook zijn: een leider Zonder strijd, als door een onbetwistbaar recht van eerstgeborene, gold hij voor den eerste van zijn kring. Hij werd het middenpunt van hen, die zich in literatuur en kunst eene geestelijke aristokratie gevoelden. Lang voor hij iets gepubliceerd had, toen zijne werken nog slechts als handschrift rondgingen in dien kring van ingewijden, gold hij als een groot dichter, door de besten met eerbiedige bewondering herdacht.
Zulk een positie heeft iets kunstmatigs. Haar kracht blijft ongetoetst aan den frisschen wind der algemeene opinie, die tij- | |
| |
delijk af kan doen wijken, maar op den duur zelve het evenwicht herstelt. Er zijn gevaren aan haar verbonden: het is bedenkelijk slechts te midden van bewonderende sympathie te leven, afwerend wat zou kunnen kwetsen. Maar de grootheid van het maatschappelijk milieu maakt in Engeland zulk een bestaan van wijdscher verhoudingen dan wij het ons kunnen voorstellen. In een klein land als het onze wordt elk gefluister tot in de verste hoeken verstaan, alle groepen raken elkander door de beperktheid der ruimte, en het willen leven, afgezonderd van de wereld, door een kring van bewonderende vrienden omringd, zou terug vallen tot de afmetingen van het verkeer eener kliek. In een groot land als Engeland, waar vele milieu's zijn, door diepe afstanden van elkander gescheiden, en ware onbekendheid en ware teruggetrokkenheid bestaanbaar, is zulk een leven, waarbij het individu slechts de meest subtiele geuren der samenleving tot zich toelaat, als 't bestaan van een zeer kostelijke bloem, die in eenzaamheid bloeiend, niets vermoedt van al de stoffelijke werkingen, noodig geweest om haar voort te brengen.
De tijd van Rossetti's jeugdige expansie, van zijn wereldverwinnende plannen in verbond met zijn pre-rafaëlitische broeders, duurde kort. Van de meeste hunner vervreemdde hij, van exposeeren zag hij af voor goed, zijn verzen hield hij terug, zijn zeer uitmuntende vertaling van oud-Italiaansche poëzie, reeds vóór 1854 voltooid, bleef tot 1861 handschrift. Het leven werd hem vreemd en onreëel; de kunst werd zijn leven. Zij was hem niet maar middel tot uitdrukking van de volheid zijner aandoeningen over het leven; zij werd hem - als zoovele moderne kunstenaars - eene vervanging daarvan; zijn eenige veilige, hem toebehoorende vreugd. Toch is de legende onwaar, dat Rossetti van nature was een melancholikus, en van af den dood zijner vrouw, tot menschenhaat en absolute eenzelvigheid verviel. Niet als ware hij een tweede Petrarca, is zijn leven in hoofdzaak door zijn verhouding tot één ander menschelijk wezen beheerscht geweest. ‘Zwaarmoedigheid en excentriciteit, schreef zijne zuster Christina, waren in geen
| |
| |
geval, gelijk beweerd is, de eenige karakteristieke eigenschappen van Dante Rossetti. Verwanten en vrienden pleegden samen te komen in Tudor House (waar hij na den dood zijner vrouw met vrienden samenwoonde) met nimmer falende hartelijkheid verwelkomd. Wanneer hij wilde, werd hij de zonneschijn van zijn kring, en hij wilde vaak. Zijn geest en vernuft vermaakten ons, zijn goedheid en beminnelijkheid maakten hem ons lief.’
Het schijnt vreemd, bij een man als Rossetti, zoo ver verwijderd van maatschappelijke ambitie, zoo weinig acht gevend op wat omging in de maatschappij, een groote gevoeligheid te vinden voor kritiek. In zijn jeugd ten minste, zegt zijn broeder van hem, was hij geheel vrij, zooal niet van trots, dan toch van ijdelheid. En zeker kende hij zijn waarde als dichter te goed, dan dat ijdelheid hem heeft gedreven tot de zwakke handelwijze, hem zoo vaak en bitter verweten, toen hij zijn verzen uitgevend in 1870, zich vooruit verzekerde van den steun der pers en zooveel mogelijk alle recensies bij afspraak schrijven liet door vriendschappelijk gezinden of bewonderaars. De oorzaak van deze onbegrijpelijke zwakheid lag dieper dan ijdelheid: hier wreekte zich de overgevoeligheid, in jaren van geestelijke en lichamelijke afzondering ontstaan. Door haar te vergeten en weg te denken, had Rossetti naar zijn aard de maatschappij verdragen, die hij achter zich voelde als een bedreiging van onrust. Nu behoefde hij haar - gelijk ieder artiest haar behoeft - maar hij was te zwak geworden om te dragen wat zij hem verborg, en zijn vreemd-schijnende zorg voor de goede ontvangst zijner verzen was niet anders dan een onbewuste bekentenis: ik sta wankel, raak mij niet ruw aan.
Maar de maatschappij bekommert zich niet om de brosheid der enkelen, al is die brosheid haar werk. Een ruwe stem, een wreed, onwaardig gebaar drong naar binnen, verstorend den droom, dien Rossetti gezocht had in het vergeten der realiteit. Alles wat in die realiteit hard, vijandig, kwetsends aanwezig was, viel hem aan in den vorm van een lasterlijk artikel over de innerlijke waarde, het zedelijk gehalte zijner poëzie. Nu toonden zich de gevolgen van het verbroken evenwicht
| |
| |
tusschen zijn leven en de werkelijkheid, de zwakheid van zijn toestand. Het ging hem als een van nature zwak man, die zich lang verweekelijkt heeft uit angst voor ziekte: wanneer de ziekte komt, verdraagt hij haar te minder door zijn verweekelijking. Als een ziekte kwam deze aanval over Rossetti en vergiftigde hem. ‘In het leven van mijn broeder, zegt William, was deze zaak bovendrijvend op betreurenswaardige wijze, ofschoon zij op zich zelve van niet meer gewicht was dan een slechte adem die, over een spiegel heenstrijkend, hem even bezoedelt. Het is een feit dat van af het oogenblik, dat het pamflet begonnen was tot het innerlijk weefsel zijner gevoelens door te dringen, Dante Rossetti een ander man was, en dit bleef tot aan het einde van zijn leven.’
Het einde - want van nu af aan ging het bergaf. Slapeloosheid, reeds vroeger begonnen, en voor een man als hij, van immer werkzame verbeelding en gespannen zenuwen een ware marteling, had hem gedreven tot gebruik van chloral. Nu verergerde dit lijden door zijn prikkelbaarheid en gedruktheid. Erger slapeloosheid had ten gevolge meer chloral; meer chloral beteekende achteruitgang van zijn fysieken en geestelijken toestand. Ongemotiveerde argwaan tegen oude vrienden, soms vervolgingswaanzin gelijkend, wrevel, rusteloosheid en diepe zwaarmoedigheid kwelden hem; zijn zenuwen verslapten, zijn lichaam werd ziek. Intellekt en verbeelding bleven 't langst gespaard; de troost, in poëzie althans, goed werk te kunnen doen, bleef hem bijna tot 't einde. Met zijn ballade van The King's Tragedy voelde hij zijn leven weg-ebben.
Den laatsten tijd bracht hij door, rusteloos trekkend heen en weer, terug zoekend verloren gezondheid; tot zijn geluk kwam het einde vóór den intellektueelen achteruitgang, die als gevolg van beginnende hersen-verweeking kon worden verwacht.
Zoo ooit een kunstenaar onderging aan de zwaarte van vereenzaming, door hem zelven gezocht omdat de vorm der samenleving hem dwong daarin zijn kracht te zoeken, is het Dante Gabriël Rossetti geweest.
| |
| |
Van zijn begrafenis te Birchington, het stille zeeplaatsje waar de dood hem bereikte, hebben wij het volgende bericht; een brief van een zekeren rechter Lushington, behulpzaam en gedienstig in de laatste dagen, aan een van Rossetti's vrienden. Het geeft goed weer de soort rustigheid en verlichting die over ons komt, wanneer het pijnlijkste achter ons ligt.
‘Ik denk dat ge gaarne zult hooren hoe uw goede vriend Gabriël Rossetti begraven werd, daarom wil ik het u schrijven, want dank zij uw vriendelijk telegram, was ik er bij. Ik had gehoopt u te zien en het speet mij te hooren, dat gij door ziekte waart verhinderd.
De kerk te Birchington staat zoo wat drie kwart mijl af van de zee, op golvenden grond die over open land en zee uitzicht geeft. Zij is van den grijzen steen van 't land gebouwd in de twaalfde of dertiende eeuw en eenige jaren geleden gerestaureerd; eenvoudig naar mij voorkwam. Zij wordt goed onderhouden en was vol lente-bloemen vandaag. Er is een oude grijze toren met grijze dakpannen torenspits, rijzend, zooals ik oplette onder de plechtigheid, in een heldere blauwe lucht. Het kerkhof wordt ook goed onderhouden, het was kleurig met bloeiende irissen en muurbloemen en dicht bij het graf van Gabriël staan een laurestinus en een seringenstruik. Het graf is aan de zuidzij, dicht bij de kerkdeur. Het was zoo zuiver gehouwen dat het in kalksteen gesneden scheen. Ik vond het een open vriendelijk-aandoend plekje.
Bij het graf, een vreemd ding om te zien, was de oude moeder; gesteund door William aan den eenen kant, door Christine aan den anderen - een pathetisch gezicht. Zij was heel kalm, buitengewoon kalm; maar of het kwam door zelf-bedwang of door de lijdelijkheid van den ouderdom, dat weet ik niet - waarschijnlijk door beide - maar zij volgde al wat voorviel met groote oplettendheid. Daaromheen waren een stuk of twintig menschen, vele onder hen van uwe vrienden en eenige die ik niet kende. De hulpprediker las den dienst met nadruk. Toen beschouwden wij allen de rustplaats van onzen vriend, en dachten en voelden ons laatste vaarwel. Vele bloemen, azalia's en pri- | |
| |
mula's, werden in het graf geworpen. Ik zag William zijn lelietjes van dalen brengen. Dit is al wat ik u te vertellen heb. Het was treurig, maar eenvoudig en vol gevoel, en wij voelden den frisschen mooien dag door al het andere heen. Ik drukte William de hand, en ging weg met Mrs. Graham. Ik zal Gabriel niet vergeten.’
Zoo waren zijn dood en begrafenis niet anders dan ze pasten bij zijn leven: weg van de menigte, ontdaan van allen valschen schijn, nog troostend in weemoed door een zachte schoonheid.
Over zijn aard en wezen volgen hier nog eenige uitspraken van zijn broeder William.
‘Mijn broeder was in zijn wezen een man van het artistieke, niet het zedelijke type. Dag aan dag en jaar aan jaar was zijn geest meer bezig met gedachten van kunst - in 't bijzonder hoe goede schilderijen te schilderen en goede verzen te schrijven, want in dit dubbel pogen was hij even streng wat de uitvoering aanging als vrij en energiek in de konceptie - dan met steile of overkonscientieuze overwegingen van moraal of gedragingen. Maar toch was zijn moreel gevoel, zoo ook een weinig rekbaar, zuiver. Hij stelde oprechtheid op prijs; haatte en schuwde kleinzieligheid; en begreep, en in 't algemeen volgde hij, de schoone opwellingen van eergevoel. Hij stelde de deugden der edelmoedigheid veel hooger dan die het leven regelen. In waarheid mag getuigd worden dat hij vol edelmoedigheid was, geestelijk, in zijn gevoelens en in zijn daden. De kern van zijn karakter was eigenzinnigheid, licht overslaand tot halsstarrigheid. Daar zijn eigenzinnigheid gedragen werd door hooge eigenschappen van intellekt en daadkracht was hij niet slechts een leider maar ook een heerscher zijn leven lang. Op dezen voet was hij gemakkelijk en beminnelijk, iedere andere voet ware voor hem zelven lastig geweest, en door anderen niet lang te verdragen. Hij kon zeggen en doen vreemde dingen, onverstandige dingen en verkeerde dingen. Dit was in zijn natuur en, tot hij tot onderwerping was gebracht (geen gemakkelijke taak noch door den eersten den besten volbracht) placht hij hierin te volharden.
| |
| |
In zijn gedachten, daden, wijze van doen en spreken had hij niets aan zich van den femelaar, niets stipt-nauwkeurigs. Bij tijden zou het beter geweest zijn wanneer hij er wat meer van had gehad. Overgroote nauwgezetheid lag niet in hem, noch starre vasthoudendheid van beginselen, maar warmte en breedheid van gevoel en begrip. Hij was onstuimig en ongeduldig, maar in 't geheel niet moeilijk om mee om te gaan wanneer men hem wist te naderen van den goeden kant. Hij was niet onhandelbaar, maar drijven liet hij zich niet. Geen zijner hoedanigheden is in mijn oogen duidelijker dan zijn volkomen vrijheid van pretensie, aanstellerij, een houding aannemen en groote woorden. Hij maakte zeker den indruk van een geniaal man, maar in 't minst niet van een die zijn genialiteit tot zijn stokpaardje maakte. Menschen van allerlei soort mochten hem lijden en hielden van hem als zij hem goed leerden kennen. En ik zou niemand weten die werkelijk een hekel aan hem had, ofschoon hij verschillende menschen geprikkeld en wrevelig gemaakt heeft, en eenige van deze hem zelfs bij gelegenheid bejegend hebben met zekeren wrok.’
Over den indruk dien zijn persoonlijkheid maakte, zegt o.a. Watson Dixon, een engelsch geestelijke en door Rossetti hooggesteld dichter:
‘Ik zag Rossetti voor den eersten keer in zijn woning tegenover Blackfriars Bridge. Het was onmogelijk niet onder den indruk te komen van de makkelijkheid en beminnelijkheid van zijn optreden, zoowel als van zijn uiterlijke verschijning. Zijn open groet, trotsche maar zachte blik - geheel zijn persoonlijkheid deed een gevoel van vertrouwen en geluk ontstaan. Zijn stem had groote aantrekkelijkheid, zoowel het timbre als de eigenaardige tongval die er toe behoorde.’
En verder nog: ‘Hij sprak met wonderbaarlijk gemak, met juistheid en gelukkige keuze van uitdrukking. Hij uitte zijn gedachten met een vastberaden welgekozenheid die onbeschrijfelijk was, ofschoon het altijd bleef eenvoudig gesprek, en nooit declamatie of verhandeling. Hij was van nature een leider omdat hij van nature anderen meedeelde wat hij wist.’
| |
| |
‘De vlugheid van zijn begrip, zegt Th. Watts, een zijner trouwste vrienden, was verbazend. Eer de ander goed en wel begonnen was met zijn zin, had Rossetti begrepen wat hij ging zeggen, en was gereed met zijn antwoord; een antwoord altijd zoo passend en volkomen uitgedrukt dat geen latere herziening het kon hebben verbeterd.’
Zoo leefde hij in de heugenis zijner vrienden als een man van zeldzame grootheid en rijkheid van geest, vrij-uit gegroeid in individueele eigendommelijkheid. En voor de buitenstaanden werd hij het type van den modernen dichter: teruggetrokken, voornaam, zelfgenoegzaam, afkeerig van al wat het openbare leven raakte, en lijdend door een zwaarmoedigheid waarvan zij den grond niet wisten en die zij daarom aan de poëzie zelve dachten verbonden te zijn.
Wanneer wij den invloed zoowel van zijne poëzie als van zijn levenstraditie (want beiden hebben gelijkelijk ingewerkt op een jonger geslacht) toetsen aan onze aspiraties, de aspiraties van hen die, den kring verbrekend welke hun geestelijk leven gevangen hield, zich van nieuws wenden tot de maatschappij, geloovend uit haar kennis de gevoelens te ontvangen die de poëzie zullen vernieuwen en krachtig maken, dan komen wij tot de volgende eindbeschouwing.
Rossetti heeft in de moderne lyriek de kiem geplant der ziekte waaraan zij bezwijkt. Hij heeft haar gewild zoo individueel mogelijk en tegelijk dit individueele gevoel tot een zelf-reflekteerend gemaakt, een, dat zich zelf bezag. Zoo kan de poëzie nog maar leven, zich zelve verterend als een vlam, die geen brandstof meer wordt toegevoerd. Maar bij Rossetti was dit alles nog in het begin. Hij staat op het hoogtepunt, wij aan den aanvang van de mystieke schoonheids-lyriek van onze dagen, want hierin was geen ontwikkeling mogelijk, maar slechts verval. Het gevoel waaruit deze poëzie ontstond was zoo licht verwelkbaar, dat zij als de windebloem niet langer kon duren dan een dag. Want eenmaal het individueele gevoel aangenomen als de maat aller dingen, duurde 't niet lang of voor de persoonlijke emotie, die lichaam en geest beide omvat,
| |
| |
kwam 't lichamelijk gevoel alleen: de sensatie. Met 't gedachte-element verdween de laatste verbinding tusschen zanger en hoorder. De poëzie, zich slechts bekommerend om het aller-vluchtigste, aller-persoonlijkste: de aandoening, die een bepaald lichaam een oogenblik lang ondergaat, werd van den maker, vóór den maker alleen; zij vond de wereld dicht en keerde weer naar haar uitgangspunt. Hier volgde kentering of de dood.
Geen overgang is abrupt: Rossetti, gelijk alle dichters, sloot zich voor een deel bij zijne voorgangers aan. De traditie der groote engelsche burgerlijke poëten steunde hem nog, hij ontleende haar elementen van kracht; daardoor heeft hij nog een zekere viriliteit, een zeker evenwicht, dat bij wie na hem komen is verstoord. Hij zelf, nog geen dekadent, was de vader der dekadenten. Zijn naarn wordt thans aangeroepen en de richting van zijne poëzie verheerlijkt, door wie, hem alleen gelijk in zwakheid en onwetendheid van wereld en maatschappij en niets bezittend van zijn diepe moedige zelfkennis, hun onmacht willen verschuilen achter dat hatelijkste aller verval-symptomen: dandysme in kunst. Alsof de wereld zich niet beweegt; alsof in haar geen nieuwe krachten opkomend waren, dekt de reaktionaire kunst-moraal - die van het feit, dat poëzie in onzen tijd geworden is bezit en voorrecht van weinigen, durft afleiden dat dit ligt in haar wezen - zich met den naam van Rossetti.
De oprechtheid van zijn gevoel, en de daarmee samenhangende direktheid van uitdrukking, zullen niet verloren gaan in poëzie. Die oprechtheid en dat streven naar waarheid is de roem der woord-kunstenaars van onze dagen: na zoo lange holheid en retorika, leerden zij ons wat wij zien, en wat wij voelen in waarheid weer te geven. Schoon en bewonderenswaardig is de arbeid der realisten geweest die streefden naar nauwlettende waarheid over de uiterlijke wereld, maar schooner en hoeveel moeilijker was 't werk van hen die zich keerden naar hun eigen hart om dat te leeren kennen. Zij wezen ons den weg der bevrijding uit drukkende onwetendheid, want slechts verbonden met de kennis van 't eigen hart kunnen wij geraken tot de diepere kennis der maatschappij. Want in ons
| |
| |
zelven en onze aandoeningen vinden wij als 't ware de beaming van wat wij daar buiten leeren. En de poëzie die uit deze dubbele kennis ontspringt, zal als een waardvol erfdeel overnemend de oprechtheid en zelfkennis van Rossetti, deze eerst recht tot bloei brengen in het wijder en gelukkiger leven dat haar wacht.
|
|