De daden der Bolschewiki
(1919)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–
[pagina 24]
| |
IV. Ekonomische hervormingenA. Agrarische Hervormingen.Het eerste dekreet door de revolutionaire regeering na den November-opstand uitgevaardigd, bevatte, naast de aankondiging van den wapenstilstand met de Centrale mogendheden, het besluit tot onteigening van het grootgrondbezit en tot landnationalisatie. Deze algemeene beginselen op agrarisch gebied werden nader uitgewerkt op het Tweede Alrussische Kongres der Raden van arbeiders, boeren en soldaten, dat juist in de dagen van de machtsverheffing der Bolschewiki te Petrograd bijeenkwam. De voornaamste bepalingen vna de daar aangenomen besluiten zijn: 1. Onmiddellijke opheffing van het privaateigendom van den grond zonder schadevergoeding der grootgrondbezitters. Het privaatbezit van den grond wordt voor eeuwig opgeheven en alle grond tot eigendom der gemeenschap verklaard. De grond kan gekocht noch verkocht, in pacht gegeven of op welke wijze ook in beslag worden genomen. 2. Verdeeling der groote landgoederen (daaronder begrepen de klooster- en kerkgoederen) en hun beschikbaarstelling met doode en levende inventaris aan de distrildskomités en de boerenraden (uitgezonderd van de verdeeling zijn de goederen met intensieve kultuur, als modelboerderijen, boomgaarden, kweekerijen, enz., die al naar hun grootte en beteekenis in staats- of gemeentelijk beheer worden genomen.) 3. Toekenning van het vruchtgebruik van den grond aan alle russische burgers, die bereid zijn den bodem hetzij alleen, hetzij met hun gezin of koöperatief te bewerken. De onteigende grootgrondbezitters mogen een deel van hun vroeger bezit behouden om dit zelven te bewerken. Het doen arbeiden in loonarbeid is verboden. Het dekreet over de landnationalisatie in zijn oorspronkelijken vorm is het werk niet der Bolschewiki, maar van den linkervleugel der sociaal-revolutionaire partij, die in de eerste maanden na de November-revolutie de regeermacht met de Bolschewiki deelden en de regeling dea agrarische hervorming voor haar rekening genomen | |
[pagina 25]
| |
had. Sommige bepalingen (o.a. het absolnte verbod van loonarbeid met inbegrip van die, in opdracht van den staat verricht en het overgaan der groote farms van de naamlooze vennootschappen aan de plaatselijke dorpsraden), werden later door de Bolschewiki veranderd. Immers, het ten uitvoerbrengen van beide bepalingen zou beteekend hebben, dat de staat onmogelijk modelbedrijven kon stichten en dat de reeds bestaande moderne bedrijven met hun rijken inventaris verdeeld geworden waren onder de kleine boeren, wier bedrijf op de meest achterlijke manier was ingericht. Zoo had de landbouw noodlottig een groote stap achteruit gedaan en dat wilden de Bolschewiki voorkomen. Zij, die volgens de burgerlijke pers niets anders hebben gedaan dan het bedrijfsleven vernietigen, zijn het in werkelijkheid geweest, die de vernietiging van het ontwikkelde landbouwbedrijf door de sociaalrevolutionairen hebben verhoed. Wat aan de agrarische hervorming, die de omwenteling in Rusland tot stand bracht, haar eigenlijke waarde verleent, is het feit, dat deze hervorming niet door besluiten van boven-af, maar door de revolutionaire zelfwerkzaamheid der massaas haar beslag heeft gekregen. Agrarische hervormingen, zegt Kropotkin in zijn leerzaam werk over de groote Fransche omwenteling, brengen alleen dan werkelijk verbetering in den toestand der plattelandsbevolking, wanneer zij op revolutionaire wijze tot stand komen. In het andere geval loopen zij, wàt hun schijn ook zij, in waarheid altijd uit op nieuwe bevoordeeling der heerschende klasse ten koste der werkers (b.v. door de boeren voor het verwerven van persoonlijke vrijheid of van grond een zware schadeloosstelling te laten betalen). Langs niet-revolutionairen weg kwam in Rusland in 1862 de opheffing der lijfeigenschap tot stand, daarom werden de boeren toen schandelijk te kort gedaan, de grondbezitters schaamteloos bevoordeeld. Maar ditmaal ging het anders, de tweede groote maatregel die op de opheffing der lijfeigenschap noodzakelijk moest volgen om de boeren tot waarlijk-vrije menschen te maken: hun verzorging met den noodigen grond, geschiedde langs revolutionairen weg. Natuurlijk verstaan wij onder dien revolutionairen weg niet enkel het regeeringsdekreet, dat het private eigendom van den grond ophief en het land tot eigendom der natie verklaarde. Zonder revolutionaire aktie der boeren zelf zou dit besluit immers doode letter gebleven zijn. Deze aktie was ingezet lang voor den Oktoberopstand aan het Kerensky-regiem een einde maakte: in vele distrikten waren de boerenkomités in den loop van den zomer reeds begonnen, de landgoederen der grootgrondbezitters in bezit te nemen en onderling te verdeelen. De koalitie-regeering echter duldde dit niet; zij trad op | |
[pagina 26]
| |
als beschermster van den feodalen en burgerlijken eigendom. De boeren moesten geduld oefenen tot de Nationale Vergadering bijeenkwam: tot zoo lang moest alles blijven gelijk het was. En toen de boeren dit niet verkozen en voortgingen met de goederen van den gevluchten adel in bezit te nemen om die te bebouwen inplaats van de velden woest en ledig te laten, - toen stuurde de volksman Kerensky kozakken-expedities uit om hen mores te leeren, even als vóór hem de tzaren dat hadden gedaan, en als van ouds vonden in de dorpen bloedige tafereelen plaats van wanhopigen strijd en gewelddadige onderdrukking. Door haar dekreten over onteigening en landnationalisatie erkende en stimuleerde de Sowjetregeering de beginnende revolutioneering der agrarische verhoudingen, zij sanktioneerde de revolutionaire zelfwerkzaamheid der boeren, veralgemeende haar resultaten en verbond de groote massa der arme plattelandsbevolking onafscheidelijk aan de volledige en duurzame zegepraal der omwenteling. De onteigening van het grootgrondbezit langs revolutionairen weg wordt op het russische platteland tot uitgangspunt voor iedere verdere ekonomisch-sociale ontwikkeling in socialistische richting. Het Sowjetbewind streeft er naar deze ontwikkeling te bevorderen en te verhaasten door: a. maatregelen tot vermindering en opheffing van de groote achterlijkheid der landbouwende bevolking in geestelijk en sociaal opzicht (onderwijs, hygiëne, bedrijfswijze enz.). b. maatregelen tot bevordering en aanmoediging van koöperatief en kommunistisch landbouwbedrijf. Onverpoosd werkt het Sowjetbewind om de landbouwende bevolking uit haar algemeene kultureele achterlijkheid op te heffen. Het voornaamste middel daartoe is natuurlijk de verbetering van het volks- en die van het landbouwonderwijs: in het laatste hoofdstuk van dit geschrift, dat over de hervormingen op geestelijk gebied handelt, zullen wij hierover nadere bijzonderheden geven. Verder zijn van belang het organiseeren van tentoonstellingen van landbouw- en veeteeltprodukten; het oprichten van landbouwproefstations enz. Verschillende boerenkomité's, o.a. die te Rybinck en te Saratow, namen in dit opzicht reeds het initiatief. Het volkskommissariaat voor landbouw beschouwt, naast de organisatie van arbeidsgemeenschappen en de oprichting van boerenkomité's, als een belangrijk onderdeel van zijn taak de verspreiding van geschriften onder de plattelandsbevolking. De oplaag van het propagandablad ‘De stem van den arbeidenden boer’ steeg in één maand tijds van 30.000 tot 75.000 exemplaren. Een brochure over den boschbouw verscheen in 135.000, | |
[pagina 27]
| |
een biografie van Lenin in 200.000, de ‘Instruktie over de Arbeidsgemeenschappen’ in 400.000 exemplaren. Verder geeft het volkskommissariaat nog een tijdschrift op landbouwgebied uit, waarvoor het de medewerking der beste specialisten verkreeg en waaraan een bibliotheek verbonden is. Behalve door het verspreiden van kennis, wordt de verbetering van het landbouwbedrijf ook nagestreefd door den aankoop van landbouwmachines en zaden in het buitenland, het besteden van meer zorg aan de landmeetkunde, enz. Evenwijdig met de pogingen tot intensifikatie gaan die tot socialisatie van het bedrijf. Domheid en haat doen de vijanden van het Sowjetbewind in en buiten Rusland den spot drijven met het feit, dat het aan dit bewind niet is gelukt om in enkele maanden tijds den landbouw algemeen te socialiseeren. ‘Ziet de boeren’ - aldus klinkt het smalend - ‘nu zij den grond in handen en hem verdeeld hebben, kunnen de kommunistische idealen der Bolschewiki hun niets meer schelen’. Inderdaad: het kleinburgerlijke landbouwbedrijf, zooals dit thans in Rusland ontstaan is, kan niet plotseling gesocialiseerd worden; ook de Bolschewiki vermogen dit wonder niet te volbrengen. Het kan dit pas langzamerhand, als gevolg van zijne afhankelijkheid van de gekoncentreerde en daardoor voor socialisatie reeds rijpe industriebedrijven en van de stad. Zelfs een kommunistische regeering kan niet meer doen dan de socialisatie van den landbouw aanmoedigen en bespoedigen, o.a. door aan de boeren de voordeelen van het gemeenschappelijke bedrijf boven het individueele kleinbedrijf door voorbeelden voor oogen te stellen. In dezen geest werken de honderden ‘kommunen’ of Arbeidsgemeenschappen die sedert de November-revolutie in Sowjet-Rusland met steun der regeering zijn opgerichtGa naar voetnoot1). Deze gemeenschappen zijn wat wij zouden noemen landbouwkolonies op kommunistischen grondslag. Het groote verschilpunt tusschen deze kolonies en de oude dorpsgemeenten is, dat in deze laatsten enkel het landbezit gemeenschappelijk was, terwijl in de nieuwe arbeidskommunen ook het bedrijf gemeenschappelijk is, Voornamelijk arme boeren en oorlogsinvaliden zijn het die zich in deze kummunen vereenigen tot gemeenschappelijke voortbrenging en kommunistisch ver- | |
[pagina 28]
| |
bruik der vruchten van hun arbeid, in zoover zij niet verplicht zijn deze aan den levensmiddelenkontroleur der Sowjet-republiek af te leveren. Ook zijn er verscheidene gesticht met medewerking van kunstenaars en onderwijzers, die dan tevens de ‘ideeën-propaganda’ ten doel hebben; in enkele gevallen besloten oud-bannelingen uit Siberië bij elkaar te blijven en een kolonie te vormen. De algemeene gewoonte der Russische arbeiders in zgn. artels te werken, en de algemeene beïnvloeding der zeden en der gezindheid van de volksmassaas door het leven in de eeuwenoude dorpsgemeenschappen zijn, naar wij vermoeden, niet te onderschatten factoren van de snelle vermeerdering en het aanvankelijke welslagen dezer Arbeidsgemeenschappen, die door voorbeeld en propaganda de massa der boeren naar de socialistische bedrijfswijze oriënteeren. In dezelfde richting werken de komités van arme boeren en de bonden van bezitlooze boeren, die vroegere particuliere landgoederen koöperatief bewerken. Ook zijn komités tot gemeenschappelijken arbeid in den boschbouw opgerichtGa naar voetnoot1).
Om de lezers van deze artikelen den gedachtengang binnen te leiden, die het Sowjetbewind bij het oprichten van arbeidsgemeenschappen bezielt, kan ik niet beter doen dan hier de korte inhoud van een oproeping mee te deelen, door het ‘Bureau voor de organisatie van Arbeidskommunen’ te Rjazan uitgevaardigd. Dit bureau ontleent zijne bevoegdheden aan het landbouw-kommissariaat, den Raad van Arbeiders en Boeren van het goevernement Rjazan toegevoegd. De oproep begint met te wijzen op de moeilijkheden, waarin de oorlog de arme boeren heeft gebracht, die gedwongen werden hun bedrijf in den steek te laten. Bij de demobilisatie kwamen zeer vele van hen tot het besef, dat het hun geheel en al aan middelen ontbrak, om het bedrijf weer in gang te brengen. Zij bezaten noch vee, noch landbouwwerktuigen, noch wat ook. Hun ellendige toestand heeft vele tot nadenken gebracht over de vraag, wat zij zouden kunnen doen, om tot een menschwaardig bestaan te komen, een bestaan waarin zij verzekerd waren van voldoende voeding en kleeding, zich niet behoefden af te beulen, maar tijd en gelegenheid vonden voor geestelijke ontwikkeling en waarin de arbeid geen kwelling was maar een lust. | |
[pagina 29]
| |
Op vele plaatsen in Rusland, gaat de oproep dan voort, hebben menschen in deze omstandigheden verkeerend erkend, dat zij dit alles niet kunnen bereiken door op zichzelf en voor zichzelf te werken. Deze menschen vereenigen zich nu tot zgn. arbeidsgemeenschappen. Zij richten gezamenlijk een groot gebouw in waarin een gemeenschappelijke eetzaal, keuken, badgelegenheid enz. wordt gevonden, ook gemeenschappelijke zolders en schuren, waarin de vruchten van den oogst worden bewaard. Het akkerland vormt één samenhangend geheel rondom de hoeve en dit maakt het mogelijk om het oude primitieve drieslag-stelsel door den modernen veelbouw te vervangen. De leden der arbeidskommune verdeelen den arbeid onder elkaar al naar kundigheden en voorkeur; zij kunnen aan den landbouw ook groentenkweekerij, ooftbouw, bijenteelt enz. verbinden. Ook moeten zij werkplaatsen inrichten voor de smeden, schrijnwerkers onder hen, in 't kort voor alle ambachtslieden, die tot de groep behooren. ‘In het algemeen moeten zij trachten het geheele jaar door te werken om daardoor de welvaart der kommune en die van al haar leden te vermeerderen’. In den landarbeid moeten zij zich zooveel mogelijk van machines bedienen, ten einde arbeidskracht en tijd uit te sparen. Aan de opvoeding der kinderen moeten zij alle zorg besteden en hen beschouwen als de toekomstige sterke, zelfstandige en strijdvaardige burgers van de gemeenschap. Alle kinderen moeten een goede opvoeding genieten, elke kommune moet beschikken over schoollokalen, speelterreinen enz. Het onderwijs moet volgens het beginsel der arbeidsschool ingericht worden en men moet zorg dragen dat alle kinderen lichte, voor hen passende bezigheden in den tuinbouw enz. leeren verrichten. Zóó geleid, zullen zij geen uitgepieterde, hulpelooze wezens worden, zooals de tegenwoordige opvoeding ze voortbrengt, die de kinderen feitelijk buiten het leven plaatst. Ook voor de ontwikkeling van haar volwassen leden zal de kommune door de oprichting van bibliotheken, door voordrachten en feesten zorgdragen. Aan de kommune, als aan een kweekplaats van beschaving, staan al de beste krachten der wetenschap als landbouwkunde en techniek ten dienste. Voor geld is in de kommune geen plaats; zij bevredigt in natura de behoeften van elk harer leden aan kleeding, schoeisel enz. Evenmin is in haar plaats voor parasieten of uitbuiters; daarom is het haar leden verboden, loonarbeid zoowel te verrichten als aan te wenden. De kommune munt uit door behoorlijken zorg voor al hare leden; in haar worden de zieken naar den eisch verpleegd, de zwakken van arbeid vrijgesteld. | |
[pagina 30]
| |
De ver doorgedreven arbeidsverdeeling, die in de kommune bestaat, is een der middelen, die het haar mogelijk maken, de beschaving van haar leden tot een hooger peil omhoog te voeren. Ieder verricht den arbeid, waarin hij uitmunt en door deze specialisatie wordt het werk goed en snel gedaan. Zie daarentegen naar den kleinen boer, die op zichzelf staat: hij moet zelf zijn schoenen maken, zijn eigen smid zijn, ploegen, zaaien. In alles is hij een stumper, zijn leven is armzalig, zijn vrouw en dochters beginnen hun dagtaak in den morgenschemer en zwoegen tot diep in de nacht. De grondregel der kommune is de opheffing in haar midden van het privaatbezit en daarmee van een altijd opnieuw opwellende bron van twist en strijd. ‘Een voor allen, allen voor een’, dat is het beginsel, waarnaar de leden hun leven inrichten. De oproeping eindigt met alle leden der arbeidende klasse, die zich tot arbeidsgemeenschappen willen samenvoegen, allen die een nieuw leven op nieuwe grondslagen willen beginnen, aan te raden zich tot het bureau te wenden om hulp en steun: de Socialistische Federatieve Sowjet-Republiek is bereid hun die hulp en steun, finantieel zoowel als moreel, ruimschoots te verschaffen. Op dezen oproep volgt de instruktie, door het Volkskommissariaat van Landbouw den 3 Augustus 1913 voor het oprichten van arbeidsgemeenschappen opgesteld. Zij bevat een hoofdstukje over: ‘Doel en eerste opgaven der kommune’, een ander getiteld ‘Algemeene stellingen’, en verdere over de organisatie, de bezittingen, en de inrichting van het bestuur. Het einddoel der kommune wordt omschreven als ‘de vernieuwing van den landbouw op socialistische grondslagen’. De middelen, waardoor de kommune naar dit einddoel moet streven, zijn o.a. de ontwikkeling der landbouwproductie door betere methoden en gereedschappen, het totstandbrengen van een rechtvaardigen ruil tusschen de produkten van stad en platteland, de verspreiding van algemeen politiek inzicht en van kennis van den landbouw. Verder worden in deze paragraaf ook de verplichtingen van de leden der kommune vastgesteld, waarvan die om ten haren behoeve afstand te doen van hun roerend en onroerend goed en die om in haar den arbeid te verrichten waartoe zij in staat zijn en daaraan al hun krachten te wijden, wel de voornaamste zijn. De eerste der ‘Algemeene Stellingen’ omschrijft het wezen der kommune en luidt: ‘de kommune is een vrijwillig verbond van arbeidende menschen tot een gemeenschappelijk leven op de grondslagen van gelijkheid en van kollektief bedrijf op groote schaal’. Hierop volgt de uitspraak dat ‘de kommune een krachtig middel | |
[pagina 31]
| |
is om tot de afschaffing van elke uitbuiting te geraken en tot de organisatie van het socialistische landbouwbedrijf met toepassing van alle verbeteringen, door techniek en wetenschap mogelijk gemaakt.’ Ten slotte is het nog van belang te vernemen, wie van het lidmaatschap eener kommune uitgesloten zijn. Het zijn: alle kapitalisten, grootgrondbezitters en dorpswoekeraars; handeldrijvenden en geestelijken, vroegere gendarmen en leden der geheime Tzarenpolitie, en zij die door de volksrechtbanken veroordeeld zijn wegens spekulatie, dronkenschap, het (verboden) distilleeren van brandewijn, hasardspel en dergelijke misdrijven, ‘die niet geduld kunnen worden in het gemeenschappelijke leven’. Door deze bepalingen is er zooveel mogelijk voor gewaakt, dat de leden der kommunen een zedelijke selektie vormen, zoodat zij ook werkelijk in staat zijn hun taak als pioniers van de socialistische bedrijfswijze en de met haar samengaande hoogere beschaving te vervullen. Naast de arbeidsgemeenschappen is nog een tweede type van agrarisch grootbedrijf ontstaan, n.l. de modelboerderijen die voor den staat zelf geëxploiteerd worden. Een aantal der vroegere latifundieën van de voormalige grootgrondbezitters zijn in het bezit van den staat overgegaan; nog meer dan in de kommunistische kolonies kan hier met de meest moderne machines en methoden gewerkt worden; de kleine boer ziet zoodoende voor zijn oogen al de voordeelen, die het grootbedrijf ook in den landbouw boven het kleinbedrijf bezit.
* * *
De roode draad, die door de agrarische politiek der Bolschewiki loopt, is het aanwakkeren van den klassenstrijd tusschen de rijke en de halfproletarische boeren en het streven, deze laatste met de arbeiders te vereenigen in den strijd voor het socialisme. Hier ligt een der grootste praktische verschilpunten tusschen de Bolschewiki en den linkervleugel der sociaalrevolutionairen, die alle boeren, rijke en arme, in de oude dorpsgemeente bijeen willen houden en deze nog altijd gelooven een uitgangspunt der ontwikkeling naar het socialisme te wezen. De Bolschewiki daarentegen zijn overtuigd, dat enkel de technisch ontwikkelde en op hooge trap staande landbouw de socialisatie ook van dit bedrijf mogelijk maakt. Zij wijzen er op, hoe zoowel in het zuiden als in het westen van Rusland reeds voor de revolutie een intensief agrarisch grootbedrijf bestond in de latifundieën der grootgrondbezitters en der groote farms, die door maatschappij en op aandeelen geëxploiteerd werden. Tevens was in noorden Centraal-Rusland een klasse ontstaan van halfproletarische boeren, die 's winters op de fabrieken werkte, terwijl omgekeerd de industrie- | |
[pagina 32]
| |
centra bij Moscou en aan de Boven Wolga te midden van agrarisch gebied liggen, zoodat een fabrieksproletariaat bestaat, dat nooit het kontakt met het platteland heeft verloren. Dit alles maakt de arme boeren in een groot deel van Rusland bijzonder geschikt om als klassebewuste arbeiders mede te werken aan de verwezenlijking eener socialistische gemeenschap. In het eerste stadium der revolutie, toen het enkel ging om de verdeeling der groote landgoederen, waren alle boeren, rijke en arme, zonder onderscheid revolutionair. Toen echter dit eerste doel bereikt was, moest de revolutie voor haar verdere ontwikkeling op het platteland in hoofdzaak steunen op de ‘bjednota’, de halfproletarische boeren, inzonderheid op hen, die tot aan de demobilisatie in de oorlogsindustrieën hadden gewerkt en toen zij in de dorpen terugkwamen hun bedrijf geruïneerd of sterk achteruitgegaan vonden. De dorps-sowjets, zooals zij in het begin der revolutie waren opgericht, waren spoedig tot instellingen geworden, waarin de rijke boeren het overwicht hadden en de kleine het loodje legden. Daarom stichtten de Bolschewiki in den zomer van '18 zgn. ‘komitees van arme boeren’, en deze komitees, die weldra in hevige oppositie tegen de oude dorpsgemeente geraakten, werden tot de organen, die de idee van den klassenstrijd en van het kommunisme over het platteland verbreidden. Terwijl de linker sociaalrevolutionairen steeds meer werden tot de partij der welgestelde plattelandsbevolking, die er voor bedankte, haar graan en andere produkten aan de hongerende steden af te staan, zegevierden in de komitees der arme boeren de opvattingen en gedachtegangen van het stedelijk proletariaat. Na de politieke breuk tusschen Bolschewiki en linker sociaalrevolutionairen vlamde de klassenstrijd op het platteland nog feller op. Gesteund door de Roode Garden namen de komitees der arme boeren de macht in handen, zij zetten de inbeslagneming van levensmiddelen ten bate van den staat door, regelden den ruil van deze tegen industrieprodukten en namen de oprichting van arbeidsgemeenschappen ter hand. | |
B. Socialisatie der banken.Den dag na de verovering der politieke macht, zegt het Kommunistisch Manifest, staat het zegevierende proletariaat voor de taak een begin te maken met de onteigening van het kapitaal. ‘Stuk voor stuk moet het alle produktiemiddelen aan de bourgeoisie ontrukken en in handen van het als heerschende klasse georganiseerde proletariaat centraliseeren.’ ‘Dit kan’ - luidt het dan verder - | |
[pagina 33]
| |
‘natuurlijk in den aanvang alleen geschieden door middel van despotische inbreuken op het eigendomsrecht en op de burgerlijke produktieverhoudingen, door maatregelen dus die ekonomisch onvoldoende en onhoudbaar schijnen, die evenwel in den loop der ontwikkeling boven zich zelven uitdrijven en als middelen tot omwenteling der geheele produktiewijze onvermijdelijk zijn.’ De eerste maatregel, noodig om de ekonomische oppermacht van het kapitaal te breken, is de socialisatie der banken. Het geldkapitaal omspant het geheele produktieproces van een land met zijn duizend grijparmen; het zuigt voortdurend de beste sappen weg uit het lichaam van den arbeid; met deze sappen voedt het zich, van hen zwelt zijn eigen vampyrlijf tot monsterachtige afmetingen aan. Zoolang een volk dit monster niet vernietigd heeft, maar het duldt in het hart van zijn maatschappelijk organisme, zoolang werkt het niet voor zich zelven maar voor den vreemden heerscher in zijn midden en verteert hem ten bate zijn kracht. De socialisatie der banken, deze noodzakelijke maatregel van elke revolutionaire arbeidersregeering, werd in Rusland verhaast door het feit dat de banken een der sterkste centra van den ekonomischen weerstand der bourgeoisie tegen het Sowjetbewind bleken. Evenals de ambtenaren der meeste ministeries, weigerden de beambten der Rijksbank onmiddellijk na de Oktoberrevolutie om onder het Sowjetbewind te werken. De geldsommen waarover de banken beschikten, werden door de bourgeoisle gebruikt om de onwillige ambtenaren te ondersteunen. Zoo vond de ekonomische révolte van het kapitaal in de banken haar sterkste steunpunten. ‘De Bolschewiki-regeering’ - aldus J. Wanin in zijn studie over ‘De geschiedenis en de techniek eener proletarische revolutie’ in ‘Demain’, - ‘de Bolschewiki-regeering was na haar machtsverheffing niet van plan onmiddellijk den geheelen bureaukratischen toestel te vernietigen. De organisatie door het Sowjetbewind van den overgang van alle sociale funkties aan de lokale raden werd als een langdurig proces beschouwd. Om te beheeren was het noodig te leeren; en te leeren eischt tijd.’Ga naar voetnoot1) Maar de organisatie der kontra-revolutionaire sabotage maakte spoorslags radikaal optreden noodzakelijk. De nationalisatie der banken werd doorgezet als een onderdeel van de grootsche poging om den geheelen bureaukratischen, ekonomischen en politieken machtstoestel der bourgeoisie met één slag te vernietigen en dien te vervangen door nieuwe instellingen, in overeenkomst met den aard van het Sowjetbewind. | |
[pagina 34]
| |
De banken werden door een regeeringsbesluit als partikuliere instellingen opgeheven en met de Rijksbank, die al hun aktiva en passiva overnam, vereenigd; het bankwezen werd tot staatsmonopolie verklaard. Spoedig hierop volgde een tweede dekreet, dat de inbeslagneming van het geheele aandeelenkapitaal der vroegere partikuliere banken gelastte. Hierdoor ging het beschikkingsrecht over alle geldmiddelen, aandeelen en goederen, die zich in de handen der finantieele oligarchie bevonden hadden, aan de nieuwe centrale bank of Volksbank over. De inbeslagneming der banken was betrekkelijk gemakkelijk geweest; ze werkelijk in den dienst der nieuwe orde van zaken te gebruiken bleek daarentegen uiterst moeilijk. Eer dit kon geschieden moest de openlijke of verkapte tegenstand van het onwillige personeel overwonnen worden, welks hoogere rangen mee plachten te profiteeren van de schaamtelooze spekulaties in de onmisbare levensbenoodigdheden der massaas en van het misdadige gedobbel in de dalende roebelkoersen, - een gedobbel, waaruit den geldkoningen millioenen en millioenen toevloeide. Met behulp van deze handlangers, - wier praktijken één voorbeeld uit vele leveren van de slaafsche aanhankelijkheid der hersen-arbeiders aan het groote kapitaal - slaagden de finantiers er in, het regelmatige funktioneeren der banken gedurende langen tijd te beletten en enorme geldsommen af te leiden naar de partikuliere ondernemingen en de kassen der kontra-revolutie. Al de taaie volhard[i]ng, de nimmer verslappende waakzaamheid en de ijzeren gestrengheid der Sowjet-regeering waren noodig om den tegenstand van het geldkapitaal en zijn knechten te breken. Maar zij zette door en in het najaar van 1918, nog geen vol jaar na de machtsverheffing van het proletariaat in Rusland, kon de uitnemende kenner van het bankwezen Sokolnikoff in zijn brochure ‘Over het vraagstuk der nationalisatie van de banken’ getuigen van de goede resultaten, die de nationalisatie voor de volksmassaas gedragen had. Aan zijn brochure ontnemen wij de volgende passage over de aanvankelijke werkingen der nationalisatie. ‘Tot nog toe was elke fabriek, elke industrieele onderneming genoodzaakt een krediet bij een bank te openen en werd daardoor financieel geheel van deze afhankelijk. Deze afhankelijkheid der ondernemingen van, het bankkapitaal trachtten de kapitalisten te gebruiken; zij meenden daarin een krachtdadig middel gevonden te hebben ter bestrijding van die fabrieken, waar sedert de Oktober-revolutie de kontrole der arbeiders was ingevoerd. De partikuliere banken konden naar eigen goeddunken aan deze fabrieken kredieten weigeren. Zij stelden zoodoende de arbeiders voor het alternatief: | |
[pagina 35]
| |
òf de kontrole afschaffen, òf de fabriek sluiten. Toen evenwel de arbeiders- en boerenregeering de banken nationaliseerde, werd het mogelijk de door de arbeiders overgenomen fabrieken zonder den steun van industrieelen en bankiers finantieel bij te staan. De Sowjet nam de regeling van het krediet zelf in handen. Ook bij een latere maatregel van den Sowjet, bij den overgang namelijk van arbeiderskontrole naar nationalisatie der indus[t]rie, bleek opnieuw de groote beteekenis van de onteigening der banken. Het is algemeen bekend dat de banken door hun aandeelenbezit kontrole uitoefenen over de voornaamste naamlooze vennootschappen en geheel eigenmachtig in deze ondernemingen optreden. Op den overgang van deze kontrole in handen van de Volksbank, waarmee alle vroegere partikuliere banken waren vereenigd, volgde dus vanzelf indirekt de nationalisatie van de industrie. Van groot belang bleek verder voor de regeering het bezit van de kontrole bij de overname van ondernemingen, die met buitenlandsch kapitaal werken. De Sowjet kan namelijk op deze thans een beslissenden invloed uitoefenen zonder tot nationalisatie te behoeven over te gaan. Ten slotte kwam de Sowjet-regeering door de nationalisatie der banken ook in bezit van groote goederenvoorraden, die de banken als onderpand voor verleende kredieten hadden ontvangen. Hoewel de oude russische wet aan de handelsbanken zelfstandige handelsoperaties verbood, wisten deze de wet te ontduiken door aan ondernemingen en ook aan partikulieren tegen onderpand van goederen of cognossementen krediet te verleenen. Deze krediet-handelsoperaties waren slechts een dekmantel voor zelfstandige kredietoperaties. Daar immers de banken op deze wijze in onbeperkt bezit kwamen van de verpande goederenvoorraden, konden zij hun spekulatie-politiek in het groot voeren. Door een kunstmatig tekort aan goederen op de markt stegen de prijzen van de artikelen voor dagelijksch gebruik tot ware hongerprijzen. Met de overname der banken verkreeg de Sowjet tevens het beschikkingsrecht over de verpande goederen, die na de hervatting van den arbeid als volgt werden verdeeld. De levensmiddelen werden tegen vaste prijzen aan requireeringskommissies en organisaties voor voedselvoorziening afgestaan. De grondstoffen konden door de oorspronkelijke bezitters wederom worden ingelost, doch waar zulks mogelijk bleek werden zij aan de bedrijfsorganisaties ter beschikking gesteld. Dit zijn de meest direkte resultaten, die de Sowjetregeering met de nationalisatie der banken heeft bereikt. Maar haar doeleinden waren vele. Zij wilde ook de spekulatie uitroeien, die in hoofdzaak haar zetel had in de vroegere partikuliere banken en daarmede de | |
[pagina 36]
| |
bevrijding van het arbeidende volk van de uitbuiting van het finantieele kapitaal bespoedigen.’ | |
C. Socialisatie van mijnen en industriebedrijven.De hevige afkeer, die de russische kleinburgerlijke socialisten (menschewiki en sociaalrevolutionairen van rechts) aanvankelijk tegen de Bolschewiki koesterden, werd ten eerste veroorzaakt door de standvastige weigering der kommunisten om eenig kompromis aan te gaan met de bourgeoisie; ten tweede door het radikale karakter hunner politieke en ekonomische maatregelen. ‘Rusland is niet rijp voor de socialiseering’; ‘socialiseering der industrie in Rusland is de grootste dwaasheid’, brulden zij in koor; het ‘krankzinnige dogmatisme’ der Bolschewiki zou land en volk te gronde richten, enz. Al dit gejammer berust op niets dan op het gebonden zijn der menschewiki en der sociaalrevolutionairen van rechts aan de kleinburgerlijke massaas. Integendeel is het een feit, dat de voornaamste bedrijfstakken in Rusland in de jaren vóór den wereldoorlog niet alleen een hooge graad van koncentratie bereikt hadden, maar ook reeds ten deele onder den invloed van het buitenlandsche kapitaal in syndikaten vereenigd waren. Vooral was dit het geval met de steenkoolmijnen, de nafta- en petroleumbronnen, de ijzer- en staalwerken, de leer- en de papierfabrikage. Al deze takken van bedrijf waren volkomen rijp om aan de gemeenschap over te gaan; hun socialiseering vormde, te samen met die der banken, de onmisbare voorwaarde tot de bevrijding der arbeidersmassaas van uitbuiting en loonslavernij. Het groote verschilpunt tusschen de onteigening van het industrieële kapitaal met die van het finantieële is, dat de eerste in tegenstelling tot de tweede in hoofdzaak door het revolutionaire volk zelf ten uitvoer gebracht moest worden. Het aanvankelijke gebrek aan planmatigheid en aan centrale leiding bij de onteigening der bedrijven is een onvermijdelijke schaduwzijde van de min of meer versnipperde ekonomische zelfwerkzaamheid der massaas. Deze zelfwerkzaamheid - zich uitend in de stakingen voor lotsverbetering, de steeds herhaalde ekonomische opstanden tegen de uitbuiting, die de gewichtigste faktor, de eigenlijk-òmwentelende kracht der sociale revolutie vormen - leidde na de Oktober-revolutie tot het invoeren op tal van ondernemingen, groote en kleine, van de ‘kontrole’ door de arbeiders-bedrijfsraden. Daar waar de ondernemers zich tegen die kontrole verzetten of om aan haar te ontkomen het bedrijf saboteerden, werd dit veelvuldig door de plaatselijke sowjets onteigend. | |
[pagina 37]
| |
In dergelijke gevallen droeg de socialisatie eigenlijk het karakter van een strafmaatregel tegen bepaalde ondernemers en kwam zij min of meer toevallig tot stand. Dit was het geval met 70 pCt. der bedrijven die tot op 1 Juni 1918 werden onteigend. Een dekreet, onmiddellijk na de machtsverheffing der Bolschewiki uitgevaardigd, dat alle erts-, kolen- en petroleummijen, de scheepswerven, de Poetilowfabrieken, enz. tot eigendom der natie verklaarde, bleef in dit stadium der proletarische heerschappij nog doode letter. Dit bewijzen de volgende cijfers: van de 513 industrie-ondernemingen, tot aan bovengenoemden datum onteigend, werden slechts 20 % door den Oppersten Raad voor Volkshuishouding en den Raad van Volkskommissarissen gesocialiseerd; bij alle andere geschiedde de onteigening, door het ingrijpen der plaatselijke raden, dat is van onderen op. De groote nadeelen van deze methode bleken intusschen spoedig in de praktijk. De fabrieksraden die langs den tusschenschakel der arbeiderskontrole, dat is door de onteigening der ondernemingen tot kollektieve bezitters en beheerders van bedrijven geworden waren (het oude ideaal der syndikalisten) stelden in talrijke gevallen de belangen van hun eigen groep boven de algemeene der arbeidersklasseGa naar voetnoot1). Steeds nieuwe wrijvingen en botsingen waren hiervan het gevolg en deze duurden zoolang voort tot de Opperste Raad voor Volkshuishouding de onteigening der bedrijven door de plaatselijke fabrieksraden verbood en het beheer van alle gesocialiseerde ondernemingen in handen van de afgevaardigden der algemeene Sowjets stelde. De afgevaardigden der arbeiders van een fabriek mogen thans op zijn hoogst één derde der plaatsen in de leiding daarvan bezetten. Met Juni 1918 begint tevens een gewichtige verandering in de methode der socialiseering: in plaats van de onteigening van enkele bedrijven treedt die van geheele industrieën. Het toeval wordt uitgeschakeld, de onteigening mag nog enkel geschieden op bevel van den Oppersten Raad voor Volkshuishouding of den Raad van Volkskommissarissen, behalve voor wat de kleine bedrijven aangaat: ten opzichte van deze behouden de lokale organisaties het recht tot naasting. Vóór het einde van het vorige jaar was de socialiseering volledig doorgezet in de gummi-, de suiker- en de elektrische industrie; die der vet- en zeepindustrie was in voorbereiding; 234 metaalfabrieken en 750 kolenmijnen waren aan de gemeenschap overgegaan. | |
[pagina 38]
| |
D. Socialisatie van den handel.‘Om de produktie goed te beheerschen’ - aldus Bucharin in zijn kommentaar op het program der Bolschewiki - ‘is het noodig dat men ook de verdeeling der produktie beheerscht’. Daarom moest het Sowjetbewind niet slechts de arbeidsmiddelen, maar ook den handel socialiseeren: het heeft speciale organisaties in het leven geroepen, wier bijzondere taak een zoodanige verdeeling der produkten is, als met de belangen der volksmassaas overeenkomt. Het Sowjetbewind houdt in zijn handelspolitiek in de eerste plaats rekening met een nieuw verschijnsel, door den oorlog teweeggebracht, dat nl. van den warenhonger, die een gevolg van de algemeene uitputting der produktiekrachten is. Deze uitputting maakt voor de eerstvolgende jaren ‘niet de jacht naar nieuwe afzetgebieden, maar de verzorging van de eigen volkshuishouding met de meest noodige verbruiksartikelen van buitenlandsche herkomst tot de voornaamste taak der buitenlandsche handelspolitiek van alle landen’Ga naar voetnoot1). Het partikuliere handelskapitaal wordt bij zijn transakties met het buitenland niet door de behoeften der volksmassaas maar enkel en alleen door spekulatieve oogmerken geleid. De socialistische staat daarentegen neemt tot uitgangspunt het algemeen welzijn, dat is het belang der volkshuishouding in haar geheel. Daarom worden, waar de handel genationaliseerd is, enkel diè waren uit het buitenland ingevoerd, die dienen om werkelijke volksbehoeften te bevredigen; de invoer van weelde-artikelen wordt daarentegen tot het uiterste beperkt. De ekonomische organen die de volksbehoeften nagaan, regelen ook de prijzen en zorgen er voor, dat de winsten van het handelskapitaal tot op een minimum worden ingekrompen. Op grond van deze beginselen heeft het Sowjetbewind alle handelsovereenkomsten van partikulieren met het buitenland verboden en den geheelen buitenlandsche handel in handen van het Volkskommissariaat voor handel en industrie gemonopoliseerd. Aan dit kommissariaat is een Raad voor den buitenlandschen handel toegevoegd, wiens taak de regeling van den geheelen in- en uitvoer is. Tot zijn taak behoort o.a.: het vaststellen van den omvang van vraag en aanbod der in- en uit te voeren produkten; de inkoop der benoodigde voorraden en de vaststelling der prijzen. Het Volkskommissariaat voor handel en industrie begon zijn werkzaamheid in het najaar van 1918 met het organiseeren van den ruilhandel in goederen. Met Duitschland werd steenkool en cokes | |
[pagina 39]
| |
geruild tegen levering van oud en nieuw gummi, asbest en nikkel; met Zweden en Denemarken hennep en vlas tegen graan voor Petrograd en levensmiddelen ten behoeve der krijgsgevangenen. Voor den aankoop van zaden, machinedeelen en technisch materiaal in Skandinavië stelde het kommissariaat 12 millioen roebel beschikbaar, voor die van medecijnen 80 millioenGa naar voetnoot1). De algemeene ontreddering der produktie en de in Rusland heerschende nood maakten, dat in enkele gevallen koncessies aan het buitenland moesten worden gedaan; evenwel alleen daar, waar het den aankoop of het verkrijgen door ruil van goederen betrof, die voor Rusland absoluut onmisbaar waren. Wat den binnenlandschen handel aangaat, de volledige nationalisatie daarvan bevond zich in Okt. '18 - berichten van lateren datum staan niet te onzer beschikking - nog in voorbereiding. Wèl echter was toen de verdeeling van verschillende produkten reeds onder het beheer der gemeenschap gebracht: zoo was o.a. een organisatie opgericht tot centralisatie van de verzorging der geheele bevolking met stookmateriaal, die over een krediet van 260 millioen roebel beschikte. Ook de geheele vischhandel en alle daarmee verband houdende industrieën waren in handen van het Sowjetbewind overgegaan. Om het ruilverkeer tusschen stad en land te vergemakkelijken waren verschillende stapelplaatsen van metalen, manufakturen, enz., aangelegd. Door de uitgave op geregelde tijden van bulletins over de in de opslagplaatsen en de gesocialiseerde fabrieken aanwezige voorraden trachtte men de moeilijkheden aan den warenruil verbonden tot - oplossing te brengen. In deze uitgave ligt de kiem van een algemeene statistiek, dat is van voortdurende berekeningen van de hoeveelheid voortgebrachte goederen en van de behoeften der gemeenschap, - berekeningen die in een socialistische gemeenschap de basis der bedrijfsregeling zullen vormen. Natuurlijk werd de binnenlandsche handel niet enkel van bovenaf gesocialiseerd, maar eveneens van onderen op, dat wil zeggen door de maatregelen der plaatselijke raden. Zoo vinden wij b.v. vermeld dat te Bielosirsk de geheele partikuliere handel aan de stad is overgegaan. | |
E. Finantieele hervormingen.Met de nationalisatie der banken gingen andere vèrstrekkende maatregelen der Sowjetregeering op finantieel gebied gepaard, die wij | |
[pagina 40]
| |
hier maar kort opsommen, daar het materiaal ons ontbreekt om bijzonderheden te kunnen vermelden. De voornaamsten van deze maatregelen zijn de nietigverklaring van alle binnen- en buitenlandsche staatsleeningen, de opheffing van het erfrecht en de grondige hervorming van het belastingstelsel. De annuleering der staatsschulden had tot doel, het russische volk te bevrijden van de enorme schatting, die het jaarlijks moet afdragen aan het russische en het buitenlandsche kapitaal, - een schatting, door den oorlog nog ontzaggelijk toegenomen. Dat het uitgeputte russische volk zijn nieuwe levenstijdperk zou beginnen belast met een ontzettende schuldenlast; - dat het den arbeid op nieuwe grondslagen zou organiseeren ten behoeve der geldkoningen van alle naties was eenvoudig ondenkbaar. Het had en heeft alle hulpbronnen, door de nietigverklaring der leeningen vrijgekomen, ten zeerste noodig voor uitgaven ten behoeve van de volkswelvaart en de volksbeschavingGa naar voetnoot1). Voor de kleine bezitters werd de maatregel verzacht door de bepaling, dat zij levenslang de rente van het gestorte kapilaal zouden blijven ontvangen; een verdere uitzondering werd gemaakt voor spaarbanken, koöperaties en andere instellingen van algemeen nut. In Mei 1918 werd het erfrecht opgeheven: van nu af aan vervielen alle erfenissen aan den staat, die zoodoende de beschikking kreeg over groote, steeds opnieuw vloeiende hulpbronnen. Kleine vermogens mochten ook verder aan de natuurlijke erfgenamen overgaan; de Sowjetrepubliek wil op den kortsten weg schrijden naar het kommunisme, door het groote kapitaal, door uitbuiting gewonnen, te onteigenen, - niet door de uit arbeid bijeengegaarde spaarpenningen van den kleinen man in beslag te nemen. Bijzondere bepalingen stellen verder de sommen vast, die voor de opvoeding van achtergelaten kinderen gereserveerd mogen worden. De opheffing van het erfrecht heeft, evenals de invoering van eem geheel nieuw belastingstelsel, dat de meeste indirekte belastingen opheft maar vermogen, inkomen en winst zeer zwaar treft, tot algemeen doel het kapitaal bij den wortel af te zagen. Waar algeheele, onmiddellijke onteigening in Rusland nog niet mogelijk is, (en dit misschien nergens zal wezen) kan langs dezen weg de kapitalistische winst tot enge grenzen beperkt en het kapitaalbezit in betrekkelijk korten tijd - laat ons zeggen in een menschenleeftijd - opgeheven worden. | |
[pagina 41]
| |
In dezelfde richting van onteigening der bourgeoisie werkt de heffing-in-eens van 10 milliard roebel die voor het tweede halfjaar van 1918 door het C.U.K. van den alrussischen Sowjet gedekreteerd werd. Deze belasting moest door de bourgeoisie vóór 15 Dec. l.l., dat is binnen zes maanden na de uitvaardiging van het dekreet, worden opgebracht. Vrijgesteld van medebetaling in de heffing-in eens werden allen, die een inkomen hadden van minder dan 1500 roebel per maand. Van andere direkte belastingen, waartoe het Sowjet-bewind besloot, vermelden wij nog: een sterkverhoogde belasting op alle weelde-artikelen; een van 4 op 20 pCt. verhoogde belasting op veilingen, en de heffing van een belasting van 5 pCt. op alle ondernemingen die direkt leveren aan konsumenten (koöperaties enz.). Van de boeren werd, in verband met de levensmiddelenkrisis, een belasting in natura geheven. Ondanks de konfiskatie van een deel van het vermogen der bourgeoisie en het invoeren van een staatsmonopolie op suiker en thee, is de volkskommissaris voor finantiën er niet in geslaagd, de inkomsten voor het tweede halfjaar van 1918 met de uitgaven in overeenstemming te brengen. De voornaamste oorzaak hiervan ligt in de sterk verminderde opbrengst van de zegel- en registratierechten, de belasting op het dividend, enz. De bourgeoisie blijft zooveel mogelijk alle belastingen ontduiken, zij verbergt haar vermogen in zooverre dit uit waardevolle papieren bestaat; haar rijkdommen in natura, edelgesteenten, meubilair, huizen, land enz. echter is reeds voor het grootste deel gekonfiskeerd geworden. Ten einde het op 26 milliard geschatte deficiet (over het tweede halfjaar) te stoppen, moest de: kommissaris van finantiën wederom zijn toevlucht nemen tot de uitgifte van nieuw kredietpapier, een bewijs, dat het aan het Sowjetbewind tot dusver niet is gelukt de russische republiek op een finantieel-gezonde basis te stellen.Ga naar voetnoot1) Ten slotte willen wij nog herinneren aan de eerste fiscale maatregel van het Sowjet-bewind, n.l. het besluit tot monopoliseering van alle annonces in de pers, onmiddellijk na de Oktober-revolutie genomen. Deze maatregel, die niet enkel bedoelde de groote geldsommen, door de reklame in al haar vormen opgebracht in de schatkist te doen vloeien, maar óók genomen werd om deze reklame doeltreffend te kunnen kontroleeren, wekte onder de burgerlijke pers geweldige verontwaardiging en voerde tot haar openlijke rebellie tegen de diktatuur der arbeidersklasse. | |
[pagina 42]
| |
F. Maatregelen tot bevordering van productie, handel en verkeerDe bijzondere sektie voor staatsbedrijven, aan den oppersten Raad voor Volkshuishouding toegevoegd, nam onmiddellijk na de nationalisatie der banken het vraagstuk in studie, welke groote werken het eerst moesten worden uitgevoerd om de produktie te vermeerderen. Na een nauwkeurig onderzoek, in samenwerking met de beste wetenschappelijke krachten gevoerd, werd besloten tot het volgende program: 1. De ontginning van het mijnbekken van Kourznetsky in Oost-Siberië, wat de mogelijkheid zou openen om binnen korten tijd aan de industrieën in den Oeral 5 millioen ton steenkool te verschaffen en zoodoende de metaalnijverheid zeer uit te breidenGa naar voetnoot1). 2. De irrigatie van Turkestan, ten einde daar katoen te kweeken in voldoende kwantiteit om de industrie van het textielgebied rondom Moskou van grondstoffen te kunnen voorzienGa naar voetnoot2). 3. De elektrifikatie der geheele industrie van Petrograd met behulp van de levende wateren in de omgeving der stad. 4. De zoo hoog mogelijke opvoering der exploitatie van het kolenbekken van de DonetzGa naar voetnoot3). 5. De aanleg van een kanaal ter verbinding van Don en Wolga, dat voor de ontwikkeling der produktieve krachten van Rusland van onschatbaar voordeel zou zijn. De uitvoering van deze verschillende werken werd geraamd op een à vijf jaar. Van minder vèrstrekkende maatregelen, door den Oppersten Raad voor Volkshuishouding of de lokale Sowjets tot het herstel van het ekonomische leven besloten en ten deele uitgevoerd, noemen wij nog: de bouw van verschillende fabrieken o.a. van landbouwwerktuigenGa naar voetnoot4), | |
[pagina 43]
| |
de organisatie van ‘trekkende’ smederijen op het platteland om landbouwmachines te herstellen of te monteeren; de stichting van verschillende hydro-elektrische stations, het afgraven van enorme veenderijen in de buurt van Jaroslawl, de oprichting van kunstmestfabrieken. Van belang zijn ook de stichting van een instituut voor ekonomisch onderzoek, de proeven genomen aan de technische hoogeschool te Moscou ter vervanging van katoen door vlas en de opening van een geografisch instituut te Petrograd. De uitvoering der rekonstruktie van het indnstrieële leven werd en wordt natuurlijk in hooge mate belemmerd - men moet hier telkens aan herinneren - door den tegenstand der bourgeoisie, die alle vormen aanneemt, van de sabotage af tot den gewapenden opstand toe. Verdere belemmeringen zijn het nog steeds voortdurend gebrek aan transportmateriaal, het gemis aan technische en organisatorische krachten en het gebrek aan zelftucht, samenhoorigheid en gemeenschapsbesef onder de massaas. De Sowjetrepubliek behoeft voor haar sociale rekonstruktie, waarvan de indnstrieële rekonstruktie een onderdeel is, vóór alles tijd. Zij behoeft dien - nog afgezien van den burgeroorlog en de ekonomisch benarde positie van RuslandGa naar voetnoot1) - ook hierom, omdat de arbeidermassaas voor hun taak: het produceeren voor een vrije gemeenschap van gelijkberechtigden - uitsluitend kunnen worden opgevoed in die gemeenschap zelve. Enkel uit het beginnend kommunisme kunnen de eigenschappen omhooggroeien, die het kommunisme noodig heeft om te gedijen. Enkel in het proces der produktie voor de behoeften der gemeenschap kan het proletariaat, - dat elke dag méér ophoudt proletariaat te zijn, oude ondeugden afwerpt en nieuwe deugden aankweekt, - levend alreeds in veranderde, gunstige sociale omstandigheden, ademend alreeds niet langer de verpeste lucht der dienstbaarheid maar de zuivere atmosfeer der vrijheid, langzaam en oneindig moeizaam de nieuwe levensvoorwaarden opbouwen en bevestigen, de nieuwe levensorde scheppen, van onderen op. |
|